In 1920 en 1921 bouwde de North Hilton scheepswerf van Osbourne, Graham & Co., twee schepen van eenzelfde type, de s.s. Oria en s.s. Navarra voor de Noorse rederij D/S I/S Garonne - Fearnley & Eger, Christiania uit Oslo. Beide schepen waren nog in gebruik toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De Navarra werd in 1940 door een Duitse onderzeeboot getorpedeerd en de Oria verging in Duitse dienst in 1944 tijdens een storm in de Middellandse Zee.
Eind 1914 werden door de Britse Furness, Withy & Co., twee vrachtschepen voor het vervoer van bloem besteld bij de scheepswerf van de Northumberland Shipbuilding Co Ltd.. Hoewel de beide schepen, de s.s. Northwestern Miller en de s.s. Southwestern Miller van eenzelfde ontwerp waren, verschilden de schepen qua afmetingen en waterverplaatsingen licht. Beide schepen werden in 1927 verkocht aan de Norddeutscher Lloyd in Bremen als s.s. Augsburg en s.s. Giessen. De Giessen verging in maart 1929, de Augsburg kwam uiteindelijk als s.s. Teiryu Maru in Japan terecht, waarbij het schip in juli 1944 verloren ging.
De Bullard King & Company Ltd, liet voor haar Natal Direct Line een prototype bouwen, de s.s. Umtata, voor het vervoer van goederen en passagiers van Londen naar Durban en Oost-Afrika. In de jaren daarna volgden nog eens twee schepen van hetzelfde type, de s.s. Umtali en s.s. Umgeni. Beide laatste schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog, maar de Umtata werd maar liefst twee keer getorpedeerd voordat het in 1942 zonk.
Voortbordurend op de ervaringen opgedaan in de koopvaardij tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd gedurende de Tweede Wereldoorlog een aantal standaard typen koopvaardijschepen door het Ministry of War Transport (MoWT) gehanteerd bij de bestelling van koopvaardijschepen. Eén van die typen was het stoom aangedreven Y-type, waarvan zeven subtypen te onderscheiden waren. Samen met het X-type, een Y-type met diesel motor, vormde dit één van de door Britse scheepswerven in opdracht van het Ministry of War Transport gebouwde standaard scheepstypen tijdens de Tweede Wereldoorlog
Op 8 april 1940 bracht de Poolse onderzeeboot ORP Orzel de Duitse vrachtvaarder d.s. Rio de Janeiro (1914) tot zinken. Noorse schepen redden vele opvarenden. Doordat veel van de opvarenden militairen waren, hadden de Noorse autoriteiten door dit voorval tot inzicht kunnen komen dat een invasie van Noorwegen op handen was. Dit gebeurde echter niet.
Het Japanse koopvaardijschip Kano Maru werd in 1934 afgeleverd aan de Kokusai Kisen K.K.. In 1941 werd het schip door de Japanse Keizerlijke Marine gevorderd en ingezet als algemeen transportschip. In deze hoedanigheid nam het schip deel aan de strijd rond Nederlands-Indië, de slag om Midway en diverse transportoperaties. Nadat het schip in juli 1942 door een Amerikaanse onderzeeboot werd getorpedeerd, werd het naar de baai van Kiska gesleept. Hier werd het schip onherstelbaar beschadigd door een luchtbombardement, waarna het zonk in de baai van Kiska.
De Hague Maru-klasse was een groep van vier vrachtschepen met passagiersaccommodatie, in de jaren 1920 gebouwd bij de Innoshima scheepswerf voor Osaka Shosen Kaisha (OSK) Line. Alle vier de schepen werden vlak voor de Tweede Wereldoorlog gevorderd door de Japanse Keizerlijke Marine als transportschepen en hospitaalschip. De schepen gingen allen door oorlogshandelingen verloren.
In 1937 werden bij de scheepswerven van Harima Zosensho in Aioi en Mitsubishi in Kobe, vier moderne vrachtschepen afgeleverd in de Kamitsu Maru-klasse, voor de Settsu Shosen K.K.. Alle vier de schepen kwamen vanaf 1941 in dienst bij de Keizerlijke Japanse Marine als algemeen transportschip en hulp-kanonneerboot. Drie schepen gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.
De in het begin van de jaren 1930 gebouwde schepen (zes stuks) van de Kinai Maru-klasse, waren op dat moment zeer moderne, diesel aangedreven schepen. Zij zouden de maatstaf vormen voor meer dan vijftig schepen die hierna met steun van de Japanse overheid werden gebouwd. Van de zes schepen in deze klasse, werden er in 1941 vijf gevorderd door de Japanse Keizerlijke Marine om ingezet te worden als transportschip en werd de Sanyo Maru verbouwd tot vliegtuigmoederschip voor watervliegtuigen. Alle zes de schepen gingen tijdens of vlak na de Tweede Wereldoorlog verloren.
De Rakuto Maru-klasse was een klasse van drie schepen gebouwd door de Uraga Senkyo K.K. scheepswerf en afgeleverd in 1935 aan de Osaka Shosen K.K.. Het waren vrachtschepen van het C-Type met een behoorlijke passagierscapaciteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden alle schepen uit deze klasse gevorderd. De schepen werden gebruikt als transportschepen en hulpkanonneerboot en gingen alle drie verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Van 1939 tot 1941 bouwde Japan aan de scheepswerf van Mitsubishi in Nagasaki en aan de Yokohama Droogdokmaatschappij een zevental snelle vrachtschepen met passagiersaccommodatie aangedreven door dieselmotoren. De zeven schepen, Sakito Maru, Sanuki Maru, Sado Maru, Sagami Maru, Sagara Maru, Sakura Maru en Sasago Maru, werden gedurende de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog allen gemilitariseerd. De Sado Maru deed dienst als luchtafweerschip, de Sakito Maru, Sagami Maru, Sakura Maru en Sasago Maru als transportschip en de Sanuki Maru en Sagara Maru als vliegtuigmoederschepen. Alle schepen in deze klasse gingen tijdens de oorlog verloren.
De vrachtschepen van de Shanghai Maru-klasse, bestond uit vijf in 1919 gebouwde vrachtschepen met passagiersaccommodatie. Eén van de schepen, de s.s. Caroline Maru, ging in 1923 verloren. De overige vier schepen deden tijdens de Tweede Wereldoorlog dienst als troepentransportschepen en gingen daarbij allen verloren.
De Shingo Maru-klasse was een groep van 19 schepen gebouwd in Uraga bij de Uraga droogdokmaatschappij en de Sumitomo Shipbuilding & Machinery Co. Ltd. De schepen werden gebouwd tussen 1917 en 1920. Een aantal schepen kwam in dienst of werden gebouwd voor niet-Japanse rederijen. De schepen uit de klasse die bij uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog in dienst waren werden ingezet voor de Keizerlijke Japanse Marine of het Keizerlijke Japanse Leger.
Eén van de grootste klassen Japanse koopvaardijschepen, waren die van de Taifuku Maru No.1-klasse , of ook wel Daifuku Maru No.1-klasse koopvaardijschepen. Formeel was de naam van deze klasse de Daiichi Daifuku Maru-klasse, waarbij Dai-ichi zoveel betekend als eerste of No. 1. Deze door Kawasaki in Kobe gebouwde klasse bestond uit maar liefst 75 schepen gebouwd in de jaren 1916 tot 1921 en in wereldwijd tussen 1916 en 1954 in gebruik geweest. Van de 75 schepen is bekend dat er 60 tijdens hun loopbaan verloren gingen, waarvan een groot aantal door oorlogshandelingen. De klasse was gebaseerd op een Brits standaard ontwerp voor een vrachtschip tijdens de Eerste Wereldoorlog en zou model staan voor vele door Japan gebouwde schepen.
De zes transportschepen van de Toyooka Maru-klasse werden tussen 1915 en 1920 gebouwd voor de rederij Nippon Yusen Kabushiki Kaisha (NYK). Sommige werden tijdens de 2e Chinees-Japanse oorlog, allen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gevorderd door de Japanse Keizerlijke Marine en ingezet als transportschepen dan wel troepentransportschepen. Ze gingen allemaal tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.
De Yoshida Maru No. 1-klasse was een klasse van 25 vrachtschepen gebouwd tussen 1918 en 1925. Formeel werd deze grote groep schepen aangeduid als Type B vrachtschepen. Van de 25 gebouwde schepen waren nog 20 schepen in dienst ten tijde van de Tweede Wereldoorlog waarbij ze intensief werden gebruikt als troepentransportschepen en/of algemene transportschepen. Slechts één schip overleefde de oorlog.
In 1927 werd bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM) een nieuw vracht-/passagierschip in gebruik genomen dat in recordtijd was gebouwd bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM). Na een decennium gebruik door de KNSM voor tochten naar met name West-Indië, liep het schip op 18 november 1939, onderweg naar Curaçao, bij de Britse kust op een mijn en zonk.
In 1930 werden aan de Werf Gusto te Schiedam en de werf van C. van der Giessen & Zonen in Krimpen aan den IJssel, totaal negen schepen van eenzelfde ontwerp gebouwd voor de Koninklijke Paketvaart Maatschappij uit Amsterdam. De negen motorschepen genaamd Tomori, Tohiti, Tobelo, Tomohon, Toba, Toboali, Togian, Tosari en Toradja werden eind 1929 en begin jaren 1930 te water gelaten. Alle schepen dezen nog steeds dienst toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Een aantal schepen ging verloren of werd door de Japanners buit gemaakt.
De Amerikaanse United States Maritime Commission (MARCOM) was verantwoordelijk voor de standaard constructie van koopvaardijschepen die in tijd van crisis ingezet konden worden ten behoeve van militaire transporten. Vanaf haar oprichting in 1936 tot haar opheffing in 1950, werden vijf standaard typen vrachtschepen, twee typen noodvrachtschepen, drie typen tankers, drie typen speciale transportvaartuigen voor de US Navy, zes typen gespecialiseerde transportschepen en een type sleepboten ontwikkeld. De meest bekend geworden ontwerpen van de MARCOM waren de Liberty-schepen en de Victory-schepen. Vanaf 1950 werd het werk van de MARCOM voortgezet door de United States Maritime Administration (MARAD) die het werk tot 1980 voortzette, waarna de taken werden ondergebracht bij het Department of Transportation.
De standaard Type C2 vrachtschepen, werden in de jaren 1937-1938 ontworpen voor de United States Maritime Commission (MARCOM). Het was het tweede standaard type vrachtschepen dat werd geconstrueerd. Van het standaard Type C2 werden 20 schepen gebouwd. Naast het standaard Type C2, werden nog een aantal typen afgeleid van dit standaard ontwerp, waarvan totaal 308 schepen werden geproduceerd. De meeste schepen werden ondergebracht bij civiele reders en werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 'gevorderd' om ten behoeve van oorlogstransporten te varen. Een aantal schepen van dit type kwam in dienst van de U.S. Navy.