Het vrachtschip s.s. Teviotbank, werd op 2 november 1939 door de Royal Navy in dienst genomen en verbouwd tot mijnenlegger HMS Teviotbank. Het schip diende gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog in deze hoedanigheid bij de Royal Navy en werd op 29 maart 1946 aan haar oorspronkelijke eigenaar teruggegeven. Vanaf 1955 deed het schip dienst als s.s. Nella. In 1960 werd het uit de vaart genomen en in 1971 gesloopt.
De Japanse mijnenlegger-nettenlegger Itsukushima was het enige schip van een ontwerp, besteld in 1923. Het schip kwam in 1929 in dienst en was het eerste grote Japanse schip dat werd aangedreven door een diesel motor. Op 17 oktober 1944 werd het schip in de Javazee tot zinken gebracht door de Nederlandse onderzeeboot Hr. Ms. Zwaardvisch (P322).
De Japanse mijnenlegger Shirataka was het enige schip van haar klasse en werd besteld in 1923. De mijnenlegger die ook geschikt was als nettenlegger, werd vanaf april 1929 in gebruik genomen. Het schip werd ingezet tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog en de Tweede Wereldoorlog. De Shirataka werd in augustus 1944 tot zinken gebracht door de Amerikaanse onderzeeboot USS Sealion.
De Russisch-Japanse oorlog van 1904 tot 1905 was het eerste belangrijke conflict waarbij veel schepen verloren gingen door zeemijnen. Zowel door de Russen als de Japanners werd de mijn op grote schaal ingezet en aan beide kanten werden hierdoor belangrijke verliezen geleden. Naar aanleiding van deze bevindingen richtten alle belangrijke marines in de wereld een mijnendienst op. De Koninklijke Marine deed dit in 1907.
Begin jaren 1930 werden aan de scheepswerf van De Maas te Slikkerveer, twee mijnenleggers gebouwd voor dienst in Nederlands-Indië. De twee schepen, Hr. Ms. Prins van Oranje en Hr. Ms. Gouden Leeuw werden in 1932 afgeleverd en gingen beide in 1942 verloren.
De in de jaren 1930 gebouwde Noorse mijnenlegger Olav Tryggvason was bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog nog een zeer moderne mijnenlegger. Na de Duitse inval in Noorwegen werd het schip ingelijfd bij de Duitse Kriegsmarine waar het tot in 1941 onder de naam Albatros (1940) voer en daarna als Brummer (1940). Het schip zonk op 3 mei 1945 in de haven van Kiel na beschadigd te zijn bij een bomaanval.
De Noorse Glommen-klasse bestond uit twee mijnenleggers, de Laugen en de Glommen. Beide schepen dienden ten tijde van de Duitse inval tijdens Operatie Weser (Weserübung) bij de Noorse 1. Mineleggerdivisjon. Na de Duitse inval werden beide schepen ingelijfd bij de Kriegsmarine en als Hafenschutzboote ingezet. De Glommen ging hierbij verloren maar de Laugen overleefde de Tweede Wereldoorlog.