De Shingo Maru-klasse was een groep van 19 schepen gebouwd in Uraga bij de Uraga droogdokmaatschappij en de Sumitomo Shipbuilding & Machinery Co. Ltd. De schepen werden gebouwd tussen 1917 en 1920. Een aantal schepen kwam in dienst of werden gebouwd voor niet-Japanse rederijen. De schepen uit de klasse die bij uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog in dienst waren werden ingezet voor de Keizerlijke Japanse Marine of het Keizerlijke Japanse Leger.
s.s. Shingo Maru (1917) s.s. Singo Maru (1939) |
?: kiellegging ?: tewaterlating 1917: aflevering 1939: s.s. Singo Maru 16 december 1942: getorepedeerd (USS Halibut (SS-232)) |
s.s. Shinsei Maru (1917) s.s. Sinsei Maru (1938) |
5 oktober 1916: kiellegging 10 maart 1917: tewaterlating 30 april 1917: aflevering 1938: s.s. Sinsei Maru mei 1942: troepentransportschip Keizerlijke Marine april 1943: bevoorradingsschip 7 januari 1945: gezonken (luchtbombardement) |
s.s. Kofuku Maru (1917) s.s. Shyogen Maru (1930) s.s. Syogen Maru (1938) |
?: kiellegging 1917: tewaterlating 1917: aflevering 1930: s.s. Shyogen Maru 1938: s.s. Syogen Maru (naamgeving soms s.s. Shogen Maru) 4 augustus 1944: gezonken (luchtbombardement) |
s.s. Koyei Maru (1918) s.s. Shyojin Maru (1930) s.s. Syozin Maru (1938) |
?: kiellegging 1918: tewaterlating 1918: aflevering 1930: s.s. Shyojin Maru 1938: s.s. Syozin Maru 20 juni 1943: getorpedeerd (USS Seawolf (SS-197) |
s.s. Shinpo Maru (1918) s.s. Shinyo Maru (1925) |
6 december 1917:
kiellegging 12 februari 1918: tewaterlating 26 maart 1918: aflevering 1925: s.s. Shinyo Maru 1941: troepentransportschip Keizerlijk Leger mei 1942: troepentransportschip Keizerlijke Marine 15 juni 1942: bevoorradingsschip 24 september 1944: gezonken (luchtbombardement) |
s.s. Kirishima Maru No. 6
(1917) s.s. Eastern Cross (1918) s.s. Orochen (1930) (soms s.s. Orotchon) |
?: kiellegging 1917: tewaterlating oktober 1917: aflevering 1918: s.s. Eastern Cross 1930: s.s. Orochen 1957: verbouwd tot visfabriek 1970: gesloopt |
s.s. Tsurushima Maru (1919) |
?: kiellegging 1919: tewaterlating 1919: aflevering 30 juni 1944: getorpedeerd (USS Jack (SS-259)) |
s.s. Koei Maru (1918) |
geen data bekend naam onzeker mogelijk spelfout, niet in Lloyd's terug te vinden werd mogelijk afgebouwd als nieuwe s.s. Yoshida Maru No. 3 (1918) |
s.s. Morioka Maru (1920) |
6 april 1920: kiellegging 21 juli 1920: tewaterlating 22 september 1920: aflevering 3 juli 1941: Keizerlijk Japanse Leger (No. 286) 4 maart 1942: gezonken (mijn) |
s.s. Hiyeizan Maru (1919) s.s. Shinyu Maru (1933) s.s. Sinyu Maru (1938) |
1919: aflevering 1933: s.s. Shiyu Maru 1938: s.s. Sinyu Maru 15 april 1944: getorpedeerd (USS Redfin (SS-272)) |
Direct voor
buitenland geproduceerd: |
|
s.s. War Syren (1917) s.s. Syria (1920) s.s. Calafatis (1927) |
1917: aflevering 1917: s.s. War Syren 1920: s.s. Syria 1927: s.s. Calafatis 4 februari 1941: gezonken (luchtbombardement) |
s.s. Eastern Breeze (1919) s.s. Niagara (1929) s.s. Luise Leonhardt (1931) |
1919: aflevering 1929: s.s. Niagara 1931: s.s. Luise Leonhardt 3 januari 1938: aan de grond gelopen |
s.s. Eastern Gale (1919) s.s. Perry L. Smithers (1925) s.s. North Haven (1934) s.s. Georgiana (1950) |
1919: aflevering 1925: s.s. Perry L. Smithers 1934: s.s. North Haven 1950: s.s. Georgiana 12 mei 1953: aan de grond gelopen |
s.s. Eastern Tempest (1920) s.s. Berkshire (1926) |
1920: aflevering 1926: s.s. Berkshire |
Yoshida Maru No.
2-klasse: |
|
s.s. Yoshida Maru No. 2
(1917) s.s. Mayumbe (1920) s.s. Tunisie (1928) |
1917: aflevering 1920: s.s. Mayumbe 1935-1936: sloop |
s.s. Yoshida Maru No. 3
(1918) s.s. Eastern Chief (1918) |
1917: tewaterlating 26 september 1918: aflevering 27 september 1918: USS Eastern Chief 1919/1920: s.s. Eastern Chief 1936: gesloopt |
s.s. Yoshida Maru No. 3
(1918) s.s. Yosida Maru No. 3 (1938) |
1918: tewaterlating
(mogelijk als s.s. Koei Maru (1918)) 1918: aflevering 1938: s.s. Yosida Maru No. 3 24 augustus 1944: getorpedeerd (USS Ronquil (SS-396)) |
s.s. Tamatsu Maru (1919) s.s. Tamatu Maru (1938) |
1919: aflevering 1938: s.s. Tamatu Maru lot onbekend |
s.s. Suez Maru (1919) |
1 mei 1919: kielleging 25 juni 1919: tewaterlating 17 augustus 1919: aflevering 29 november 1943: getorpedeerd (USS Bonefish (SS-223)) |
s.s. Yehime Maru (1920) s.s. Ehime Maru (1938) |
?: kiellegging 1920: tewaterlating 1920: aflevering 2 november 1943: getorpedeerd (USS Halibut (SS-232)) |
De Uraga droogdokmaatschappij en de Sumitomo Shipbuilding & Machinery Co. Ltd. bouwden in de jaren vanaf 1917 tot en met 1922 een 19 tal schepen van eenzelfde ontwerp, hier geclassificeerd als Shingo Maru-klasse. De schepen hadden een gemiddelde tonnage tussen de 4.621 ton en 4.740 ton bij een lengte van 109,70 meter, een breedte van 15,50 meter en een diepgang van 8,70 meter. Ze werden voortgedreven door een 3 cilinder stoommachine met een vermogen van 378 nhp. Deze stoommachine dreef 1 schacht aan waarmee een topsnelheid van 12 knopen (22,22 km/u) kon worden bereikt.[1]
De s.s. War Syren (1917), s.s. Eastern Breeze (1919), s.s. Eastern Gale (1919) en s.s. Eastern Tempest werden tijdens de bouw verkocht aan buitenlandse rederijen of werden gebouwd in opdracht van buitenlandse rederijen. De s.s. s.s. Kirishima Maru No. 6 (1918), Yoshida Maru No. 2 en s.s. Yoshida Maru No. 3 (1918), werden na korte tijd dienst te hebben gedaan bij een Japanse rederij verkocht aan een buitenlandse rederij. De s.s. Shingo Maru (1917), s.s. Shinsei Maru (1917), s.s. Kofuku Maru (1917), s.s. Koyei Maru (1918), s.s. Shinpo Maru (1918), s.s. Tsurushima Maru (1919), s.s. Tamatsu Maru, s.s. Suez Maru (1919), s.s. Hiyeizan Maru (1919), s.s. Morioka Maru (1920), s.s. Yehime Maru (1920) en mogelijk een nieuwe Yoshida Maru No. 3, kwamen onder Japanse vlag in dienst en bleven dit. Sommige van deze schepen veranderden wel van rederij en soms ook van naam. De Yoshida Maru No. 2, Yoshida Maru No. 3, Tamatsu Maru, Suez Maru en Ehime Maru werden ook wel geclassificeerd als een aparte klasse.
De Shinyo Maru (s.s. Shinpo Maru (1918)) kwam in 1941 terecht bij de Japanse Keizerlijke Marine en werd in juni 1942 verbouwd tot een bevoorradingsschip. De Shinsei Maru werd voor ditzelfde doel in mei 1942 aangekocht en in april 1943 verbouwd. Alle overige nog voor Japanse rederijen varende schepen werden, voor zover nog in dienst, tijdens de Tweede Wereldoorlog ingezet als troepentransportschip, transportschip en transportschip voor krijgsgevangenen (vaak aangeduid als Hellships). Al deze schepen gingen tussen maart 1942 en januari 1945 verloren door oorlogshandelingen.
De Singo Maru (s.s. Shingo Maru (1917)), Syozin Maru (s.s. Koyei Maru (1918)), Tsurushima Maru, Sinyu Maru ( s.s. Hiyeizan Maru (1919)), Yosida Maru No. 3 (s.s. Yoshida Maru No. 3 (1918)), s.s. Suez Maru (1919) en s.s. Ehime Maru (1938) werden tot zinken gebracht door een Geallieerde onderzeeboot. De Shinsei Maru, Syogen Maru (s.s. Kofuku Maru (1917)), Shinyo Maru (s.s. Shinpo Maru (1918)) en de Calafatis (s.s. War Syren (1917)) gingen verloren bij een luchtbombardement. De Morioka Maru zonk nadat het schip op een mijn was gelopen.[2][3]
De s.s. Orochen (s.s. Kirishima Maru No. 6 (1918)) bleef in de Sovjet Unie dienst doen tot het schip in 1957 werd verbouwd tot visverwerkingsfabriek. In 1970 werd het schip gesloopt. Over de s.s. Koei Maru (1919) zijn geen nadere gegevens bekend, mogelijk dat de spelling van dit schip onjuist in historische data terecht is gekomen. De s.s. Luise Leonhardt (s.s. Eastern Breeze (1919)) liep in 1938 aan de grond en ging verloren. De in Amerikaanse dienst varende s.s. North Haven (1934) overleefde de Tweede Wereldoorlog en ging in 1953 als s.s. Georgiana (1950) verloren. Ook van de lotgevallen van de s.s. Berkshire (1926) is weinig bekend. Het schip wordt in ieder geval in 1941 nog vermeld in het Lloyd's Register. Het schip de s.s. Tunisie (1928) werd in 1935/1936 gesloopt en de s.s. Eastern Chief (1918) in 1936. Met betrekking tot de s.s. Eastern Chief en de s.s. Yoshida Maru No. 3 (1918) bestaat enige onduidelijkheid. De Eastern Chief werd in 1917 op stapel gezet als Yoshida Maru No. 3. Vanaf 1918 komen in het Lloyd's Register echter beide namen als operationeel zijnde schepen voor. Dit kan alleen indien een nieuwe Yoshida Maru No. 3 (1918) gebouwd werd. Volgens het Lloyd's Register werd de Eastern Chief in 1936 gesloopt, wat het onmogelijk maakt dat de Eastern Chief weer terug werd verkocht aan Japan en als Yoshida Maru No. 3 weer in dienst werd genomen. Aangezien met een tweede Yoshida Maru No. 3 de reeks schepen uit 20 zou bestaan en er 19 gebouwd werden is het heel goed mogelijk dat het als s.s. Koei Maru (1918) aangemerkte schip uiteindelijk is afgebouwd als Yoshida Maru No. 3 (1918). Het lot van de s.s. Tamatu Maru (1938) is onbekend maar waarschijnlijk ging dit schip tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren, mogelijk voordat een ander schip met deze naam in 1944 in dienst kwam.
Klasse: | Shingo Maru-klasse |
Aantal in klasse: |
19 |
Land: |
Japan |
Type: |
Koopvaardijschepen |
Waterverplaatsing: |
ca. 4.740 BRT (standaard) ca. 3.410 NRT (netto) |
Lengte: |
109,70 meter |
Breedte: |
15,50 meter |
Diepgang: |
8,70 meter |
Aandrijving: |
1x 3 cilinder "Triple
Expansion" stoommachine 224 nhp 1 schacht |
Snelheid: |
12 knopen (22,22 km/u) |
Bereik: |
? km bij 10 knopen
(18,52 km/h) |
Bewapening: |
divers |
Bemanning: |
? |