De Asheville-klasse Kanonneerboten werden tussen 1917 en 1919 gebouwd en door de US Navy ingezet tijdens diverse kleinere conflicten in Centraal Amerika, de Pacific en Azië. De kleine schepen waren gebaseerd op de USS Sacramento (PG-19). Beide schepen namen deel aan de South China Patrol. Bij het uitbreken van de oorlog met Japan in december 1941, werden de schepen ingezet als konvooi escorte. De USS Asheville ging tijdens de strijd verloren, USS Tulsa werd in 1944 nog hernoemd tot USS Tacloban.
De Venezolaanse rebel Rafael Simon Urbina overviel met een bende van 45 man het Waterfort in Willemstad, Curaçao, op 8 juni 1929. Hij was een tegenstander van President Gomez en wilde diens regering omver werpen. Hiervoor had hij wapens en geld nodig. Zijn begerige blik viel op het slecht verdedigde Nederlandse fort. De Nederlandse regering was in die tijd gevangen in een sfeer van pacifisme en bezuinigingen op defensie. Op Curaçao was slechts een garnizoen militaire politie aanwezig en de Nederlandse Antillen werden niet aangedaan door marineschepen.
Eind 1924 en begin 1925 werden in Rotterdam twee nieuwe schepen voor de Koninklijke Marine op stapel gezet. Hr. Ms. Flores en Hr. Ms. Soemba werden vernoemd naar kleinere eilanden in Nederlands Oost-Indië. De schepen waren oorspronkelijk bedoeld voor de lokale verdediging in Nederlands Indië die in groepsverband uitgevoerd zou worden. Vandaar dat de schepen bij hun indienststelling in 1926 als flottielje vaartuigen geclassificeerd werden. Vanaf augustus 1926 tot en met december 1939 hebben zij samen ook als zodanig dienst gedaan in de Oost.
De term kanonneerboot was voor de Koninklijke Marine lange tijd een onbekend begrip. De Royal Navy noemde vanaf de 16e eeuw kleinere oorlogsschepen, bewapend met relatief weinig en lichte kanonnen, "sloops of war", afgeleid van het Nederlandse woord sloep. De Nederlanders spraken bij kleinere oorlogsschepen over brikken, schutschepen en korvetten en vanaf de 20e eeuw over pantserboten en flottieljevaartuigen. De Britse en Amerikaanse marines bleven de term sloop hanteren.
In de jaren 1870 tot en met 1890 werden 16 kanonneerboten gebouwd voor de Koninklijke Marine ter verdediging van kustwateren, binnenwateren en havens. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een deel van deze schepen verbouwd om als hulpmijnenveger/-visser, dienst te doen. Deels werden de schepen later ingezet als rivierkanonneerboot en ten tijde van het begin van de Tweede Wereldoorlog waren nog negen schepen in deze klasse in dienst. Nagenoeg al deze negen schepen gingen in de meidagen verloren of werden kort daarna door de Duitsers gesloopt. Ten minste één schip werd door de Kriegsmarine gebruikt.