Tijdens de Tweede Wereldoorlog bestond het U.S. Army uit drie autonome componenten, De U.S. Army Ground Forces, de U.S. Army Air Forces en de U.S. Army Service Forces. Deze Army Service Forces werd een verzameling eenheden die niet onder de noemer van de Army Ground Forces of de Army Air Forces konden worden geschaard. Zo viel onder de Army Service Forces alle logistieke ondersteuning, transport en medische ondersteuning van de U.S. Army. De U.S. Army Service Forces zou deze taken blijven uitvoeren tot het op 11 juni 1946 werd opgeheven. Haar taken werden voornamelijk overgenomen door het War Department General Staff.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kende de Duitse Reichsheer een aantal Kampfgeschwader (der Obersten Heeresleitung), oftewel Kagohl. Deze eenheden bestonden van 1915 tot ze in 1917 werden omgevormd tot Bombengeschwader der Obersten Heeresleitung (Bogohl). Na de Tweede Wereldoorlog was het Duitsland niet toegestaan militaire luchteenheden te hebben. He zou tot 1936 duren voordat Duitsland, bij de instelling van de Luftwaffe, bommenwerpereenheden zou invoeren onder de aanduiding Kampfgeschwader. Een Luftwaffe Kampfgeschwader is het beste te vergelijken met een Britse Bomber Group of een Amerikaanse Bomber Wing.
Tijdens de Japanse invasie van Malakka (Maleisië), werd het Nederlandse Malakka Detachement ingezet ter ondersteuning van de Britse verdedigers. Dit detachement bestond uit vier brigades van het KNIL Korps Marechaussee te voet met in totaal 80 manschappen, een vernielingsploeg en veertig inheemse dragers. De vier brigades streden in de jungle van Malakka tegen de Japanse aanvallers en wisten met hun guerrillatactieken de Japanse opmars bij tijd en wijle te vertragen
De Eerste Wereldoorlog werd op 28 juni 1919 afgesloten met het Verdrag van Versailles. Voor het instabiele Duitsland waar toen net –¬ na een korte revolutionaire periode – de Weimarrepubliek tot stand kwam, had dit verdrag zware maatregelen tot gevolg.
Op 10 januari 1942 verklaarde Japan formeel de oorlog aan het Koninkrijk der Nederlanden. Op 11 januari vielen Japanse troepen het Nederlands-Indische olie-eiland Tarakan, aan de noordoost kust van Borneo, binnen, als onderdeel van Operatie DE. Na een korte maar hevige strijd, werd het eiland op 12 januari door de Japanse troepen ingenomen. Het op diezelfde dag tot zinken brengen van twee Japanse mijnenvegers door Nederlands kustgeschut, leidde op 19 januari 1942 tot de moord op 215 krijgsgevangenen door de Japanners.
In het vorige artikel hebben we gekeken naar de verovering van het bruggenhoofd bij Beringen en de daaropvolgende Duitse tegenaanvallen op 6 en 7 september. Het artikel eindigde met het veroveren van de mijnen en steenbergen door de Irish Guards op 8 september. In dit artikel kijken we naar de daarop volgende aanval, het veroveren van het dorp Beverlo.
De hoogste operationele structuur binnen diverse Geallieerde strijdkrachten stond en staat veelal bekend onder de term Command. Dit was en is ook het geval bij het British Armed Forces. In dit overzicht staan de diverse Britse Commands opgesomd zoals die bestonden en bestaan binnen de British Army, Royal Navy en Royal Air Force.
De Japanse indeling in legers was over het algemeen anders dan zoals dat bij ander landen gebruikelijk was. DE term Gun zoals deze aan een leger werd gegeven kon gelden voor een militaire formatie vergelijkbaar met een Westerse legergroep, leger en/of legerkorps. Globaal konden Japanse legers ingedeeld worden in So-gun (総軍 - Algemene Legers), Homen-gun (方面軍 - Territoriale Legers) en Gun (軍 - Legerkorpsen), waarbij de laatste nog het dichtste bij de Westerse legers kwamen.
De Japanse Speciale Marine Landingseenheden waren een aantal speciale eenheden van marinepersoneel die naast hun marine taken ook een opleiding tot infanterist hadden ontvangen. Aanvankelijk werden deze eenheden als landingseenheden gevormd aan boord van Japanse oorlogsschepen. Dit werd gevolgd door eenheden van Japanse marinebases die hiervoor speciaal werden opgeleid.
De Nederlandse Zeestrijdkrachten in Nederlands-Indië vormden een belangrijk onderdeel van de Nederlandse militaire aanwezigheid in de Indische archipel. Waar aanvankelijk de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en later ondersteund door de Staatse Vloot de dienst op het water in de archipel uitmaakten, werd dit later een samenraapsel van de Koninklijke Marine, Koloniale Marine, Indische Militaire Marine en Gouvernementsmarine. In diverse perioden bestonden verschillende van deze marines naast elkaar, wat samenwerking en coördinatie vaak niet ten goede kwam. Uiteindelijk werden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog alle onderdelen gemilitariseerd en operationeel ondergebracht bij de Koninklijke Marine.
Na de bezetting van Nederland in mei 1940 door de Duitsers en later Nederlands-Indië door Japan, wisten vele Nederlanders Groot-Brittannië en Australië te bereiken. Met een aantal van deze mensen werd onder de hoede van de RAF en de RAAF een aantal Nederlandse vliegtuig eskaders opgericht die de strijd tegen de bezetter voortzetten.
Waar tijdens de Eerste Wereldoorlog de Kavallerie bij de diverse Duitse legers nog een aanzienlijke rol speelde, werd deze gedurende het interbellum steeds verder teruggedrongen. Kende de Reichsheer tussen de twee Wereldoorlogen nog drie Kavallerie-Divisionen, bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog telde de Wehrmacht er nog maar twee. Tegenwoordig kent Duitsland geen Kavallerie eenheden meer.
In 1940 werd besloten om een aantal goed gecamoufleerde, geheime vliegvelden aan te leggen op onder andere Sumatra en Borneo. Het geheime vliegveld op Borneo werd Samarinda II, genoemd naar het al bestaande vliegveld Samarinda. Het vliegveld zou door de Japanners pas ten tijde van de inval in januari 1942 worden ontdekt.
Met de oprichting van de Proefvliegafdeeling KNIL (PVA-KNIL) in 1914, werd een aanvang gemaakt met het ontstaan van de Luchtvaartafdeeling-KNIL (LA-KNIL) en de vorming van de uiteindelijke Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (ML-KNIL). Dit zelfstandige wapen zou de militaire luchtvaart in Nederlands-Indië vormen tot haar opheffing in 1950.
Vanaf de formatie in 1814 van het Koninkrijk der Nederlanden heeft het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) in Nederlands-Indië voor de militaire aanwezigheid van het koninkrijk gezorgd. Tot aan haar opheffing in 1950 probeerde dit leger de Nederlandse heerschappij over het gebied wat later Indonesië werd, indien nodig met geweld en onderdrukking, te handhaven. Uiteindelijk werd met de overdracht van de soevereiniteit van Nederlands-Indië aan Indonesië het KNIL overbodig en in 1950 opgeheven.