In 1942 werden een aantal oude Lapwing-klasse mijnenvegers geherclassificeerd als Vlootsleepboot (Ocean-going Tug of Auxiliary Tug - AT). De schepen werden in 1944 nogmaals geherclassificeerd als Vlootsleepboot Oud (AT(O)).
De Nederlandse marine beschikte vanaf de mobilisatie in augustus 1939 over een groep hulpschepen, die wel door de marine gevorderd werd, maar niet gemilitariseerd werd. De schepen werden gehuurd, gecharterd of gewoon geconfisqueerd, maar de eigenaren van de schepen hadden door de officieel afgekondigde mobilisatie niet de vrije keuze om dit te weigeren. Het betrof schepen die op enigerlei wijze dienst deden voor de Koninklijke Marine, maar die niet als oorlogsschepen in dienst werden gesteld. Deze schepen kregen dan ook geen Hr. Ms. voor hun naam en de bemanningsleden gingen geen contract aan als marine-reservist of oorlogsvrijwilliger, maar bleven in dienst van de rederij waar het schip toebehoorde. Een derde onderscheidende factor was het feit dat deze schepen, op een enkele uitzondering na, niet bewapend werden.