Voor de bevoorrading van buitengaats varende schepen van de Kriegsmarine, maakte Duitsland gebruik van diverse bevoorradingsschepen, zogenaamde "Troßschiffe". Vanaf de jaren 1930 werden bemanningen van koopvaardijschepen voor dit doel opgeleid. Hoewel formeel gebouwd als koopvaardijschepen, werd de Dithmarschen-klasse speciaal gebouwd met als doelstelling de bevoorrading van schepen van de Kriegsmarine.
De Nederlandse marine beschikte vanaf de mobilisatie in augustus 1939 over een groep hulpschepen, die wel door de marine gevorderd werd, maar niet gemilitariseerd werd. De schepen werden gehuurd, gecharterd of gewoon geconfisqueerd, maar de eigenaren van de schepen hadden door de officieel afgekondigde mobilisatie niet de vrije keuze om dit te weigeren. Het betrof schepen die op enigerlei wijze dienst deden voor de Koninklijke Marine, maar die niet als oorlogsschepen in dienst werden gesteld. Deze schepen kregen dan ook geen Hr. Ms. voor hun naam en de bemanningsleden gingen geen contract aan als marine-reservist of oorlogsvrijwilliger, maar bleven in dienst van de rederij waar het schip toebehoorde. Een derde onderscheidende factor was het feit dat deze schepen, op een enkele uitzondering na, niet bewapend werden.