De Vickers-Armstrong A11 lichte infanterietank was de eerste Britse tank die speciaal werd ontworpen als ondersteuningstank voor infanterie, de zogenaamde Infantry Tank. Als zodanig werd het aangeduid als Infantry Tank Mk I en later als Matilda I (in verband met de eveneens rond die tijd geproduceerd Matilda II. Als infanterietank had de Matilda I enig succes in de strijd in 1940 in Frankrijk, mede vanwege de relatief zware bepantsering. De lichte bewapening was echter niet opgewassen tegen de Duitse tegenstanders.
Tijdens de ontwikkeling van de Infantry Tank Mk I werden twee voorstellen gedaan, één voor een lichte met een machinegeweer bewapende ondersteuningstank en één voor een ondersteuningstank bewapend met een kanon. De eerste werd aan Vickers-Armstrong gegund en werd de Matilda I. Het tweede type werd uiteindelijk de Infantry Tank Mk II oftewel de Matilda II (A12). Bewapend met een stuk 40 mm geschut werd de Infantry Tank Mk II in 1938 besteld en in augustus 1943 werd de laatste geleverd van 2.987 exemplaren. Bij de Britten werd de Matilda II vanaf 1942 in de frontlinie vervangen door de Valentine tank. Australische troepen gebruikten de Matilda II echter in Nieuw Guinea tot aan het einde van de oorlog.
De Renault R-35 was de meest gebruikte Franse Lichte-infanterietank bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog. Het werd ontwikkeld in 1934 op basis van specificaties van het Franse Leger voor een lichte infanterietank ter vervanging van de verouderde Renault FT-17. De serieproductie vond plaats tussen 1935 en 1940. Totaal werden 1070 exemplaren gebouwd voor het Franse leger en 560 stuks voor de export.