In de tweede helft van de negentiende eeuw en tijdens het eerste decennium van de twintigste eeuw waren er twee periodes waarin voor de Nederlandse marine relatief veel schepen gebouwd werden. De Vestingwet van 1874, waarin de Nederlandse verdediging tegen buitenlandse invallen werd vastgelegd, bepaalde niet alleen de bouw van forten, maar ook van drijvende forten. Hiervoor werden tussen 1868 en 1878 vier ramtorenschepen, dertien monitors en negenentwintig kanonneerboten gebouwd. Vanaf diezelfde periode werden voor het Auxiliair Eskader in Nederlands Oost-Indië (de Indische vloot) zes kruisers van de Atjeh-klasse en een ramtorenschip gebouwd.
De pantserschepen van de Eidsvold-klasse, de Norge en de Eidsvold werden in 1899 in Engeland gebouwd en door de Noorse marine ingezet als kustverdediging schepen. Zowel tijdens de Eerste als Tweede Wereldoorlog waren de twee schepen de grootste in dienst van de Noorse marine. Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog werd het luchtafweer van de schepen nog uitgebreid. Op 9 april 1940 werden beide schepen, door acties van de Duitse Kriegsmarine, tot zinken gebracht.
De Tordenskjold-klasse waren pantserschepen, ontworpen voor de kustverdediging van de Noorse fjorden. De twee schepen uit de klasse werden rond 1897 in Groot-Brittannië gebouwd. In de jaren 1930 werden beide schepen uit actieve dienst gefaseerd en in gebruik gehouden als depotschip. Nadat in april 1940 Noorwegen door Duitsland werd bezet, werden beide schepen door de Kriegsmarine omgebouwd tot Flakschiff. Na de Tweede Wereldoorlog keerden beide schepen terug naar de Noorse Marine waar ze beide nog korte tijd als verblijfsschip/depotschip gebruikt voor ze werden gesloopt.