Het lichte vliegkampschip Ryujo werd begin jaren 1930 gebouwd en in gebruik genomen. Het schip was speciaal ontworpen en gebouwd als vliegdekschip binnen de criteria die door het vlootverdrag van Washington in 1922 waren opgesteld. Het schip werd ingezet tijden de Tweede Chinees-Japanse Oorlog en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Ryujo nam deel aan de strijd om Maleisië, de Filippijnen, Nederlands-Indië en de operatie in de Indische Oceaan. Vervolgens nam het schip deel aan de strijd rond de Aleoeten. Tijdens de slag om de Oostelijke Solomon Eilanden in augustus 1942 werd het schip door vliegtuigen van Amerikaanse vliegdekschepen tot zinken gebracht.
Op 26 september 1910 werd de marineofficier Captain Washington Irving Chambers aangewezen als contactpersoon voor alle partijen die betrokken waren bij het operationele gebruik van vliegtuigen bij de Amerikaanse marine. De aanstelling van Chambers door de Secretary of the Navy George von Lengerke Meyer, kan gezien worden als de geboorte van de Amerikaanse marineluchtvaart. Chambers was zelf geen voorstander van een aangepast schip met een vliegdek, maar zag meer in vliegtuigen die vanaf oorlogsschepen gelanceerd konden worden door middel van een katapult. De samenwerking van de US Navy met vliegtuigbouwer Glenn Hammond Curtiss, van de Curtiss Aeroplane Company, zorgde er echter voor dat burgerpiloot Eugene Ely op 14 november 1910 met een Curtiss vliegtoestel opsteeg van een houten platform dat was gebouwd over de boeg van de lichte kruiser USS Birmingham (CL-2). Deze historische gebeurtenis vond plaats in Hampton Roads, de toegang tot Chesapeake Bay, Virginia. Ely zette de Curtiss korte tijd later veilig aan de grond op het schiereiland Willoughby Spit bij Norfolk, Virginia.
De Amerikaanse vliegdekschepen van de Lexington-klasse, USS Lexington (CV-2) en USS Saratoga (CV-3), waren de eerste echte vliegdekschepen van de Amerikaanse marine. Zij werden alleen voorgegaan door USS Langley (CV-1), maar dit was nog een experimenteel schip. De beide schepen van de Lexington-klasse waren tijdens de wapenwedloop, kort na de Eerste Wereldoorlog in 1920 en 1921, op stapel gezet als slagkruisers. De Lexington-klasse slagkruisers zou oorspronkelijk bestaan uit de zes schepen: Lexington, Constellation, Saratoga, Ranger, Constitution en United States. De zes schepen van de klasse zouden de eerste Amerikaanse slagkruisers worden die op stapel gezet werden. Als gevolg van het Marineverdrag van Washington (Washington Naval Treaty; 1922) werd de bouw echter gestopt en werden de casco`s, die het verst gevorderd waren, gespaard om omgebouwd te worden tot vliegdekschepen. De overige vier op stapel staande schepen werden in 1923 gesloopt. Het materiaal van de Ranger werd later gebruikt bij de bouw van het kleinere vliegdekschip USS Ranger (CV-4). De enige slagkruisers die ooit voor de US Navy afgebouwd zouden worden waren USS Alaska en USS Guam van de Alaska-klasse. Deze klasse zou eveneens uit zes schepen bestaan, maar de laatste vier werden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog geannuleerd.
De Amerikaanse vliegdekschepen van de Yorktown-klasse, USS Yorktown (CV-5), USS Enterprise (CV-6) en USS Hornet (CV-8), waren de opvolgers van zowel de vliegdekschepen van de Lexington-klasse als van USS Ranger (CV-4). De US Navy had heel belangrijke ervaringen opgedaan met de grote vliegdekschepen van de Lexington-klasse, USS Lexington (CV-2) en USS Saratoga. De grote vliegdekschepen hadden als voordeel dat zij veel minder kwetsbaar waren voor zowel luchtaanvallen als torpedoaanvallen. Dit kwam door de uitgebreidere en zwaardere bewapening en de betere onderwaterbescherming door bepantsering, in vergelijking met kleinere vliegdekschepen. Bovendien konden zij een groter scherm vliegtuigen ter eigen verdediging in de lucht brengen. Het ontwerp van de Ranger, het eerste Amerikaanse vliegdekschip dat als zodanig ontworpen was, hielp de Amerikaanse marine echter wel op weg naar de grotere en verbeterde omschreven plannen van de nieuwe Yorktown-klasse.
De vliegdekschepen van de Essex-klasse waren de opvolgers van zowel de Yorktown-klasse, die bestond uit USS Yorktown (CV-5), USS Enterprise en USS Hornet (CV-8) als het lichte vliegdekschip USS Wasp (CV-7). Deze vliegdekschepen waren door het Bureau of Ships (BuShips), de afdeling binnen de US Navy die verantwoordelijk was voor het ontwerpen en de ontwikkeling van oorlogsschepen, ontworpen onder het regime van de Verdragen van Washington van 1922 en Londen van 1930, dat in 1936 geprolongeerd werd. In deze verdragen werd door de grootste zeemachten ter wereld, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Japan, Frankrijk en Italië overeengekomen dat elk deelnemend land slechts over een bepaald aantal slag- en vliegdekschepen mocht beschikken met een maximaal tonnage. Voor de Verenigde Staten betekende dit onder andere dat de US Navy vliegdekschepen in de vaart mocht brengen met een gezamenlijk tonnage van 135.000 ton. In 1937 kondigden Japan en Italië aan dat zij de vlootverdragen niet meer zouden nakomen. Zodoende vervielen de limieten, die genoemd werden in de overeenkomsten, ook voor de andere deelnemende landen.
Eind 1940 kreeg de Amerikaanse president, Franklin Delano Roosevelt, van de Minister van Marine, William Franklin Knox, de mededeling dat er geen nieuwe vliegdekschepen in dienst zouden komen voor 1944. De Amerikaanse marine beschikte toen over het oude lichte vliegdekschip USS Langley (CV-1), de twee vliegdekschepen van de Lexington-klasse USS Lexington (CV-2) en USS Saratoga, USS Ranger, de beide vliegdekschepen van de Yorktown-klasse, USS Yorktown (CV-5) en USS Enterprise en het lichte vliegdekschip USS Wasp (CV-7). Verder was een derde Yorktown-klasse vliegdekschip in aanbouw. President Roosevelt wist maar al te goed dat dit aantal niet voldoende zou zijn als de Verenigde Staten in de Tweede Wereldoorlog betrokken zou worden. Daarom stelde hij voor om enkele van de vele op stapel staande kruisers te laten ombouwen tot lichte vliegdekschepen.
Met het in dienst nemen van HMS Argus (I49) in 1918, luidde de Britse Royal Navy het gebruik in van het (vloot) vliegdekschip. De in gebruik name van dit schip luidde de bouw in van diverse individuele en klassen vliegdekschepen voor gebruik in relatie met militaire vlooteenheden, welke tot op de dag van vandaag voortduurt. Hoewel, met name tijdens de Tweede Wereldoorlog ook andere typen vliegdekschepen, zoals escorte vliegdekschepen, in gebruik werden genomen, bleef het 'vloot' vliegdekschip één van de voornaamste vlooteenheden bij de Royal Navy.
De HMS Hermes was Groot-Brittannië's eerste, speciaal voor dat doel, gebouwde vliegdekschip. Het ontwerp werd gebaseerd op een kruiserontwerp van rond 1917. Het schip was hierdoor een relatief klein vliegdekschip en aanvankelijk ontworpen om land- en watervliegtuigen mee te voeren. Hoewel op stapel gezet tijdens de Eerste Wereldoorlog, kwam het pas in 1924 in dienst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het schip ingezet in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Indische Oceaan, waarbij het op 9 april 1942 verloren ging.
Met de bouw van HMS Ark Royal (91) begaf de Britse marine zich in een nieuw tijdperk. Het belang van grote vliegdekschepen werd hierbij gecombineerd met snelheid en betere bepantsering. De Illustrious-klasse werd echter besteld op een moment dat nog geen enkele gevechtservaring was opgedaan met het nieuwe concept. Aangezien men de bepantsering van het hangargedeelte zeer belangrijk achtte werd de capaciteit aan vliegtuigen, ondanks de bijna gelijke grootte als HMS Ark Royal, aanzienlijk kleiner. Tegen de tijd echter dat het laatste schip, HMS Indomitable, haar afbouw naderde werd bij dit schip de bepantsering weer verkleind en een hangar toegevoegd. Hierdoor kon HMS Indomitable aanzienlijk meer toestellen meevoeren dan haar zusterschepen.
Om in relatief korte tijd de Royal Navy te kunnen voorzien van kleinere vliegdekschepen als tussenvorm tussen de lichte escorte vliegdekschepen en de grotere, duurdere vloot vliegdekschepen, werd rond 1942 een ontwerp gelanceerd, het 1942 Design Light Fleet Carrier, ook wel de British Light Fleet Carrier. Van dit ontwerp werden aanvankelijk 16 schepen besteld, maar slechts acht werden afgebouwd volgens het oorspronkelijke ontwerp. De meeste schepen kwamen te laat om enige rol tijdens de Tweede Wereldoorlog te spelen, maar name deel aan de Korea Oorlog en de Suez Crisis. Vier schepen uit deze klasse kwamen uiteindelijk bij ander marines terecht, waaronder Nederland (Hr. Ms. Karel Doorman).
Na 1933 nam de Reichsmarine de eerste voorzichtige stappen om een vliegdekschip te bouwen. Het ontbreken van een vliegdekschip was een duidelijke tekortkoming. De restricties opgelegd door het Verdrag van Versailles betekenden dat een ontwerp van de grond af aan moest worden opgezet. De basis werd gelegd door ingenieur Wilhelm Hadeler, een lid van de Kriegsmarine-Constructie-Afdeling. Zijn taak werd bemoeilijkt door de snelle technische ontwikkelingen in de militaire luchtvaart in de jaren 30 en de hoogoplopende discussies omtrent de ontwerpen van vliegdekschepen in het algemeen. Het ontbreken van ervaren piloten veroorzaakte ook de nodige problemen.
De Shokaku-klasse vliegdekschepen bestond uit twee schepen, de Shokaku en de Zuikaku, die tussen 1937 en 1941 werden gebouwd. Bij het in dienst nemen waren dit de meest geavanceerde en moderne vliegdekschepen ter wereld en hadden gemiddeld zo'n 70-85 vliegtuigen aan boord. De twee schepen namen, behalve aan de slag bij Midway, aan nagenoeg alle grote zeeslagen en operaties deel waaronder Pearl Harbor, de slag in de Koraalzee, de strijd rond Guadalcanal en de slag in de Filipijnse Zee. De Shokaku ging in juni 1944 verloren en de Zuikaku in oktober 1944.