Met het in dienst nemen van HMS Argus (I49) in 1918, luidde de Britse Royal Navy het gebruik in van het (vloot) vliegdekschip. De in gebruik name van dit schip luidde de bouw in van diverse individuele en klassen vliegdekschepen voor gebruik in relatie met militaire vlooteenheden, welke tot op de dag van vandaag voortduurt. Hoewel, met name tijdens de Tweede Wereldoorlog ook andere typen vliegdekschepen, zoals escorte vliegdekschepen, in gebruik werden genomen, bleef het 'vloot' vliegdekschip één van de voornaamste vlooteenheden bij de Royal Navy.
Op 14 november 1910, was het een Amerikaans vliegtuig dat voor het eerst op steeg van een vliegdek dat was gefabriceerd op de Amerikaanse kruiser USS Birmingham (CL-2). Bij dit opstijgen lag het schip nog stil. Op 18 januari 1911 was het dezelfde Amerikaan, Eugene Burton Ely, die een eerste landing op een schip uitvoerde, dit keer de USS Pennsylvania (CA-4). Ook in dit geval lag het schip stil. Het was echter op 9 mei 1912 de Britse Commander Charles Samson die met een Short S.27 van de Royal Naval Air Service (RNAS) voor het eerst opsteeg vanaf een varend schip, de HMS Hibernia (1905). Al deze schepen waren echter schepen die voor dat doel tijdelijk waren voorzien van een vliegdek. Bij de Royal Navy zou het nog tot 1917 duren voordat het eerste vliegdekschip in gebruik zou worden genomen en in juli 1918 werd door de Royal Navy de eerste luchtaanval uitgevoerd met vliegtuigen die waren opgestegen van een vliegdekschip, in dit geval de HMS Furious (47). Op 2 augustus 1917 was het de Britse Edwin Harris Dunning die met zijn Sopwith Pub de eerste vliegtuiglanding op een varend vliegdekschip uitvoerde, wederom HMS Furious (47).
Aanvankelijk liet de Royal Navy voornamelijk schepen tot vliegdekschip verbouwen die gebouwd of in aanbouw waren als schip volgens een ander type zoals vrachtschepen, kruisers, slagkruisers en slagschepen. Dit was tijdens de Eerste Wereldoorlog een algemeen gebruik bij nagenoeg alle marines ter wereld. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog liet de Royal Navy echter HMS Hermes (95) bouwen dat het eerste schip ter wereld zou worden dat ontworpen en gebouwd werd als vliegdekschip. Deze ontwikkeling zou leiden tot de bouw van grote vliegdekschepen die bij de meeste grote marines in gebruik zouden worden genomen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zouden deze schepen bekend komen te staan als Fleet Carriers, vlootvliegdekschepen.
Het vliegdekschip zou, ondanks de ontwikkeling van helikopters en vliegtuigen die kortere landingsbanen konden gebruiken, tot op de dag van vandaag een rol blijven spelen bij de Royal Navy met de bouw van de moderne Queen Elizabeth-klasse (2014) als voorlopig hoogtepunt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de Britse Admiralty behoefte aan een vliegdekschip waarvan vliegtuigen konden opstijgen en landen die waren voorzien van wielen in plaats van de bij de Royal Navy gebruikelijke drijvers. Schepen die tot dan toe in staat waren vliegtuigen mee te voeren zouden ook van wielen voorziene schepen kunnen later opstijgen met hun katapulten, maar waren niet in staat deze weer op te vangen. De scheepsbouwer William Beardmore and Company had al in 1912 geopperd een vliegdekschip te ontwerpen dat zou zijn voorzien van een volledig vliegdek over de gehele bovenzijde van het schip. Dit idee werd nu uit de kast gehaald en er werden twee rompen van in aanbouw zijnde Italiaanse passagiersschepen hiervoor geschikt bevonden. Vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was de afbouw van deze schepen stilgelegd. Bij de scheepswerf van Beardmore werd uiteindelijk de romp van de in aanbouw zijnde s.s. Conte Rosso op 20 september 1916 door de Admiralty voor dit doel aangekocht. Dit zou nu het eerste vliegdekschip van de Royal Navy worden, de HMS Argus.[1]
Waar HMS Argus (1917) nog werd gebouwd door het gebruiken van de romp van een op stapel liggend passagierschip, werd HMS Hermes speciaal voor het doel als vliegdekschip ontworpen. Wel werd gebruik gemaakt van een romp waarvan het ontwerp bedoeld was voor kruisers. Het schip was hierdoor een relatief klein vliegdekschip en aanvankelijk ontworpen om land- en watervliegtuigen mee te voeren. Hoewel op stapel gezet tijdens de Eerste Wereldoorlog, kwam het pas in 1924 in dienst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het schip ingezet in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Indische Oceaan, waarbij het op 9 april 1942 verloren ging.[2]
Hermes-klasse (1918) |
||
HMS Hermes (95) |
Armstrong Whitworth,
Newcastle-upon-Tyne |
Het enige schip van de Eagle-klasse, HMS Eagle, was van oorsprong op stapel gezet als het door de Chileense Marine bestelde slagschip Almirante Cochrane, welke door de Britse overheid in beslag was genomen bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. In 1917 werd besloten het schip af te bouwen als vliegdekschip welke uiteindelijk in 1923 in gebruik werd genomen.[3]
Na de Eerste Wereldoorlog werden drie, tussen 1915 en 1917 gebouwde slagkruisers (in die tijd grote Lichte-kruisers genoemd), van de Courageous-klasse (1916) opgelegd. Met het vaststellen van het Vlootverdrag van Washington in 1922 werden veel landen gestimuleerd nieuwe schepen te bouwen die aan de gestelde eisen voldeden. Veel oudere schepen werden gesloopt, maar besloot de Britse Admiralty de Courageous-klasse om te bouwen tot vliegdekschepen. Alle drie de schepen deden in die hoedanigheid dienst tijdens de tweede Wereldoorlog.[4]
Het ontwerp van HMS Ark Royal week af van de tot dan toe gebruikte ontwerpen voor vliegdekschepen bij de Royal Navy. Het was het eerste Britse vliegdekschip waarbij de hangars en het vliegdek een integraal geheel vormden met de romp van het schip. Tot die tijd werden bij alle vliegdekschepen de hangars en het vliegdek los toegevoegd alsof het bovenbouw van het schip was. Het schip was geheel ontworpen volgens de criteria die waren overeengekomen bij het Vlootverdrag van Washington in 1922.[5]
Met de productie van de Illustrious-klasse stapte de Royal Navy over op een nieuw concept, gedwongen door internationale vlootverdragen. De klasse werd ontworpen met minder capaciteit aan vliegtuigen maar met een betere eigen verdediging. Waar het tot dan de gewoonte was om de bepantsering onder de hangardekken aan te brengen, werd bij deze klasse het vliegdek zelf zwaar bepantserd. Hierdoor werden de hangars en het vliegdek kleiner. Omdat er minder vliegtuigen voor de eigen bescherming konden worden meegenomen, werd dit opgevangen door een grotere hoeveelheid luchtafweergeschut. Dit concept bleek voor de moderne oorlogvoering geen succes en het laatste schip, HMS Indomitable, werd alweer lichter bepantserd en kreeg een groter vliegdek en meer hangarruimte. Twee geplande schepen werden gewijzigd gebouwd als de Implacable-klasse (1942). De schepen uit de Illustrious-klasse waren vroeg in de Tweede Wereldoorlog gereed en namen deel aan de strijd op nagenoeg alle strijdtonelen.[6][7]
Illustrious-klasse (1939) |
||
HMS Illustrious (87) HMS Illustrious (R87) |
Vickers-Armstrong,
Barrow-in-Furness |
|
HMS Formidable (67) HMS Formidable (R67) |
Harland & Wolff,
Belfast |
|
HMS Victorious (38) HMS Victorious (R38) |
Vickers-Armstrong,
Barrow-in-Furness |
|
HMS Indomitable (92) HMS Indomitable (R92) |
Vickers-Armstrong,
Barrow-in-Furness |
HMS Unicorn werd op stapel gezet als onderhoudsschip voor onderhoud en reparatie van vliegtuigen. Vanwege andere prioriteiten duurde de bouw van het schip relatief lang en werd het uiteindelijk afgebouwd als licht vliegdekschip voor de ondersteuning van landingsoperaties.[8]
De Implacable-klasse vliegdekschepen waren ontworpen met als basis het ontwerp van de Illustrious-klasse (1939). Op basis van de eerste ervaringen waren de nieuwe schepen groter en konden meer vliegtuigen meevoeren. Aanvankelijk ingezet bij Home Fleet, deden beide schepen nog dienst in de Pacific. Na de Tweede Wereldoorlog werd overwogen beide schepen nog te moderniseren. Vanwege de hoge kosten die dit met zich meebracht werd echter besloten ze te slopen.[9]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het 1942 Design Light Fleet Carrier als ontwerp gekozen voor een licht vliegdekschip dat goedkoper kon worden gebouwd dan de grote vloot vliegdekschepen, maar beter uitgerust was dan de kleine escortevliegdekschepen. Totaal werden zestien schepen besteld volgens het ontwerp dat uiteindelijk de Colossus-klasse zou gaan heten. Uiteindelijk werden tien schepen afgebouwd, waarvan de laatste twee als onderhoudsschip voor vliegtuigen in dienst werden genomen. De zes overige schepen werden volgens een gewijzigd concept afgebouwd als Majestic-klasse (1945). Alleen het eerste schip werd nog ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vier van de tien schepen deden na de oorlog dienst bij ander marines dan de Royal Navy.[10]
Colossus-klasse (1943) |
||
HMS Colossus (15) |
Vickers-Armstrong,
Barrow-in-Furness |
|
HMS Glory (62) HMS Glory (R62) |
Harland and Wolff, Belfast |
|
HMS Ocean (68) HMS Ocean (68) |
Alexander Stephen and Sons,
Linthouse |
|
|
HMS Theseus (64) HMS Theseus (R64) |
Fairfield Shipbuilding and
Engineering Company, Govan |
|
HMS Triumph (16) HMS Triumph (R16) |
Hawthorn Leslie and Company, Tyne |
HMS Venerable (63) HMS Venerable (R63) |
Cammell Laird, Birkenhead |
|
HMS Vengeance (71) HMS Vengeance (R71) |
Swan Hunter, Tyne and Wear |
|
HMS Brave HMS Warrior (31) HMS Warrior (R31) |
Harland and Wolff, Belfast |
|
HMS Ethalion HMS Mars HMS Perseus (51) HMS Perseus (R51) |
Vickers-Armstrongs,
Newcastle-upon-Tyne |
|
HMS Edgar HMS Pioneer (76) HMS Pioneer (R76) |
Vickers-Armstrong,
Barrow-in-Furness |
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog constateerde men dat de ontwikkelingen in de vliegtuigwereld resulteerden in de noodzaak tot het inzetten van zwaardere, grotere en snellere vliegtuigen vanaf vliegdekschepen. Besloten werd om het ontwerp van de laatste zes schepen uit de Colossus-klasse (1943) af te bouwen volgens een iets anders concept. De schepen kregen een zwaarder constructie voor het vliegdek, verbeterde katapulten en nog diverse andere verbeteringen. Deze werden als dusdanig gezien dat de zes schepen werden ingedeeld in een eigen klasse. Eén schip werd niet afgebouwd en de overige vijf kwamen na de Tweede Wereldoorlog bij andere marines terecht dan de Royal Navy.[11]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de bouw van vier vliegdekschepen op stapel gezet, waarvan het ontwerp was gebaseerd op de Implacable-klasse (1942) maar welke beter waren uitgerust voor het gebruik van zwaardere en snellere vliegtuigen. De eerste twee schepen kwamen pas na de Tweede Wereldoorlog gereed en de twee laatste werden geschrapt.
Audacious-klasse (1946) |
||
HMS Audacious (1942) HMS Eagle (R05) |
Harland and Wolff, Belfast |
|
|
HMS Irresistible (1943) HMS Ark Royal (R09) |
Cammell Laird, Birkenhead |
HMS Eagle (1944) |
Vickers-Armstrongs,
Newcastle-upon-Tyne (geschrapt januari 1946) |
|
HMS Africa (1943) |
Fairfield Shipbuilding and
Engineering Company, Govan (geschrapt oktober 1945) |
Voortbouwend op het standaard ontwerp van de 1942 Design Light Fleet Carrier, oftewel de Colossus-klasse (1943), werden acht schepen besteld met de toepassing van moderner technieken en gebruik van ervaringen opgedaan tijdens de oorlog. Al tijdens de bouw werden diverse moderniseringen doorgevoerd op basis van nieuwe ontwikkelingen en technieken, waardoor de schepen onderling nogal van elkaar verschilden. Uiteindelijk werden slechts vier schepen afgebouwd. De laatste moderniseringen werden in 1947 doorgevoerd.[12]
Cantaur-klasse (1947) |
||
HMS Centaur (R06) |
Harland and Wolff, Belfast |
|
HMS Elephant (61) HMS Hermes (R12) |
Vickers-Armstrongs,
Newcastle-upon-Tyne |
|
HMS Bulwark (R08) |
Harland and Wolff, Belfast |
|
HMS Albion (R07) |
Swan Hunter, Tyne and Wear |
|
HMS Hermes |
geschrapt oktober 1945 |
|
HMS Arrogant |
geschrapt oktober 1945 |
|
HMS Monmouth |
geschrapt |
|
HMS Polyphemus |
geschrapt |
In 1942 werd bepaald in hoeverre er voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog nog nieuwe schepen, waaronder vliegdekschepen voor de Royal Navy nodig waren en dan met name grotere vloot vliegdekschepen. Eind 1943 werd een ontwerp goedgekeurd en werden vier schepen besteld als Audacious-klasse (1946) schepen. Vanwege diverse ontwikkelingen op het gebied van tactieken met vliegdekschepen, nieuwe technieken en met name ervaringen in de Pacific, werd dit ontwerp diverse malen herzien en aangepast. Uiteindelijk resulteerde dit in vier Malta-klasse vliegdekschepen die vanaf 1944 zouden moeten worden gebouwd. Door allerlei omstandigheden was in 1945 nog geen enkele kiel voor één van de schepen gelegd en eind 1945 werden ze afbesteld.[13]
Malta-klasse (1947) |
||
HMS Malta (D93) |
John Brown & Co.,
Clydebank (geschrapt 1945) |
|
HMS New Zealand (D43) |
Harland and Wolff, Belfast (geschrapt 1945) |
|
HMS Gibraltar (D68) |
Vickers-Armstrong,
Newcastle-upon-Tyne (geschrapt 1945) |
|
HMS Africa |
Fairfield Shipbuilding and
Engineering Co., Govan (geschrapt 1945) |
Pas in de jaren 1960 werd bij de Britse Admiralty weer actie ondernomen om nieuwe vliegdekschepen onder de wapenen te krijgen. Deze schepen waren bedoeld om de oudere ontwerpen, die nog uit de Tweede Wereldoorlog stamden, te vervangen. De Royal Navy was op dat moment in formaat de tweede marine, naast de U.S. Navy in gebruik van hoeveelheden vliegdekschepen. De Britse schepen konden echter veel minder vliegtuigen meevoeren dan de nieuwste Amerikaanse vliegdekschepen. Om internationaal de inzet van de Royal Navy en dan met name haar luchtcomponent, te blijven garanderen, waren nieuwe vliegdekschepen nodig. Een eerste ontwerp voor vier schepen werd gevonden in het CVA-01 ontwerp, ook wel de Queen Elizabeth-klasse genoemd. Al in 1966 werd besloten het aantal van vier naar drie te reduceren. De kosten liepen in de jaren daarna dusdanig op dat het hele project werd afgeblazen.
CVA-01-klasse (1963) (mogelijk Queen Elizabeth-klasse |
||
CVA-01 (mogelijk HMS Queen Elizabeth) |
geschrapt 1966 |
|
CVA-02 (mogelijk HMS Duke of Edinburgh) |
geschrapt 1963 |
|
CVA-03 (mogelijk HMS Prince of Wales) |
geschrapt 1963 |
|
CVA-04 (mogelijk HMS Princess Royal) |
geschrapt 1963 |
Naast de vliegdekschepen van het CVA-01 ontwerp, zouden een aantal geleide wapen kruisers met helikopter capaciteit worden gebouwd. Toen het CVA-01 project werd afgeblazen moest het kruiser ontwerp worden herzien. In de jaren 1960 en 1970 ontwikkelden de Britten ook diverse VTOL vliegtuigen zoals de Hawker Harrier en voerde hiermee met succes testen uit vanaf vliegdekschepen. Hierop werd besloten het kruiser ontwerp aan te passen tot het ontwerp van een licht vliegdekschip waar vanaf helikopters en VTOL vliegtuigen konden opereren. Dit leidde tot het ontwerp van de Invincible-klasse, waarvan drie schepen werden gebouwd.
Met het in dienst stellen van de twee schepen in de Queen Elizabeth-klasse, is de Royal Navy weer in het bezit van grote vloot vliegdekschepen. De twee schepen kenmerken zich door de dubbele brugopbouw.