De Venezolaanse rebel Rafael Simon Urbina overviel met een bende van 45 man het Waterfort in Willemstad, Curaçao, op 8 juni 1929. Hij was een tegenstander van President Gomez en wilde diens regering omver werpen. Hiervoor had hij wapens en geld nodig. Zijn begerige blik viel op het slecht verdedigde Nederlandse fort. De Nederlandse regering was in die tijd gevangen in een sfeer van pacifisme en bezuinigingen op defensie. Op Curaçao was slechts een garnizoen militaire politie aanwezig en de Nederlandse Antillen werden niet aangedaan door marineschepen.
Urbina`s overval slaagde en hij en zijn bende maakten 200 geweren, 4 mitrailleurs, munitie en de gouvernementskas buit. Door een gekaapt schip, de Maracaibo, werden de rebellen afgezet op de Venezolaanse kust waarbij een aantal gijzelaars werden meegenomen onder wie de gouverneur van de Nederlandse Antillen, Fruytier. De gijzelaars werden vrijgelaten en de gouverneur liet de regering in Caracas telegrafisch op de hoogte brengen van het gebeurde. De aanslag op de Venezolaanse regering mislukte maar Urbina en een groot aantal van zijn bendeleden ontkwamen.
Voor de Nederlandse regering betekende de geslaagde overval een enorm gezichtsverlies. Om dit in de toekomst te voorkomen werd de torpedobootjager Hr. Ms. Kortenaer met een detachement mariniers naar Curaçao gestuurd. Binnen 24 uur was het schip op weg. Later werd het gevolgd door het pantserdekschip Hr. Ms. Hertog Hendrik met de zware uitrusting, zoals mitrailleurs en munitie, en nog een detachement mariniers. De mariniers vormden de kern van de te vormen garnizoenen op Curaçao en Aruba.
Verder werd besloten om een vast stationschip te bouwen voor Nederlands West-Indië. Op basis van het ontwerp van de kanonneerboten van de Floresklasse werd Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau op 17 juli 1931 op stapel gezet bij de Koninklijke Mij. De Schelde (KMS) te Vlissingen. Het schip werd geen zusterschip van Hr. Ms. Flores (1925) en Hr. Ms. Soemba (1925) maar een sterk verbeterde versie van deze kanonneerboten. Totdat de Johan Maurits van Nassau het vaste stationschip in de West werd, vanaf augustus 1933, werd deze taak waargenomen door torpedobootjagers van de Admiralen-klasse en Hr. Ms. Arend, een schip van de Gouvernements Marine. De Arend was eigenlijk gebouwd als opiumjager voor Nederlands Oost-Indië, maar fungeerde vanaf januari 1930 tot augustus 1931 als stationschip in Nederlands West-Indië.
Bouwwerf: | Koninklijke Mij. De Schelde, Vlissingen |
Bouwnummer: | 195 |
Op stapel gezet: | 17 juli 1931 |
Te water gelaten: | 20 augustus 1932 |
In dienst gesteld: | 5 april 1933 |
Grootste lengte over alles: | 78,65 meter | Grootste breedte over alles: | 11,60 meter |
Diepgang: | 3,75 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 1537 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 1795 ton |
Machine installatie: | 2 Triple Expansie machines, 4 Yarrow ketels |
Machine vermogen: | 2100 pk |
Bunkercapaciteit: | 273 ton stookolie |
Schroeven: | 2 |
Snelheid: | 15 knopen |
Bemanning: | 124 koppen |
Bewapening: | 3 kanonnen van 15cm, 2 40mm, 4 12,7 en 4 7,7 mitrailleurs |
Op 29 juni 1933 vertrok Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau uit Den Helder onder bevel van luitenant-ter-zee (LTZ) 1 W. van den Donker. De reis ging van Ponta Delgada, op de Azoren, via Trinidad en Paramaribo, in Suriname, naar Curaçao waar het schip op 8 augustus aankwam. Willemstad, op het grootste Antilliaanse eiland Curaçao, werd de vaste basis voor het nieuwe stationschip.
De belangrijkste taak voor het stationschip in de West was het tonen van haar aanwezigheid. Hiervoor werden vele reizen ondernomen naar de Nederlandse gebieden in de Caraïben zoals de overige benedenwindse eilanden Aruba en Bonaire, de bovenwindse eilanden St. Maarten, St. Eustatius en Saba en op het vaste land van Zuid-Amerika, Suriname. Verder werden vaak bezoeken gebracht aan overzeese gebieden van bevriende landen zoals het Britse Trinidad en Bermuda en het Amerikaanse Puerto Rico. Ook werden beleefdheidsbezoeken gebracht aan landen waar Nederland minder goede betrekkingen mee had zoals Venezuela.
Op 7 mei 1937 vertrok de Johan Maurits van Nassau naar Spaanse wateren, met een tussenstop op de Azoren, om konvooidiensten te verrichten. Koopvaardijschepen moesten beschermd worden tijdens de Spaanse Burgeroorlog tegen Nationalistische Spaanse schepen, bijgestaan door de Italiaanse en Duitse marines, die in opdracht van Generaal Franco opgebracht werden. De koopvaardijschepen werden hierbij in konvooien door de Straat van Gibraltar begeleid. Hiervoor was een internationale Combined Fleet opgericht bestaande uit vooral Britse oorlogsschepen maar Nederland wilde de eigen koopvaarders liever laten beschermen door Nederlandse oorlogsbodems.
Op 21 januari 1938 keerde de kanonneerboot terug in Den Helder voor onderhoud en modernisering. Hierbij werd een platform aangebracht bij de grote mast. Hierop werd een kleine luchtafweer batterij aangebracht die bestond uit vier 12,7mm mitrailleurs in Solothurn dubbelopstelling. Bovendien werd de brug gemoderniseerd en dicht gemaakt. Vervolgens vertrok het schip op 27 mei 1938 weer naar de Straat van Gibraltar waar tot 28 september wederom konvooidiensten werden verricht.
Op 6 oktober 1938 keerde de Johan Maurits in Den Helder terug waarop het schip gereed gemaakt werd voor een nieuwe periode in Nederlands West-Indië. Hier kwam het schip begin 1939 aan. Deze periode werd onderbroken door de mobilisatie in Nederland, vanaf september 1939, in verband met het dreigende Duitse gevaar. Het Nieuwe artillerie instructie schip Hr. Ms. Van Kinsbergen zou de taak van stationschip van de Johan Maurits overnemen. De Nederlandse wateren werden te gevaarlijk geacht voor artillerie opleidingen zodat deze voortgezet zouden worden in de West.
Op 31 oktober 1939 arriveerde de Van Kinsbergen in Willemstad en keerde de Johan Maurits terug naar Nederland. Na een onderhoudsperiode in Den Helder werd Vlissingen haar nieuwe basis van waaruit zij bewakingsdiensten verrichtte samen met de kanonneerboot Hr. Ms. Flores (1925).
Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau bevond zich op 9 mei 1940, onder bevel van LTZ 1 Kronenberg, op de rede van Vlissingen. Haar taak was het handhaven van de Nederlandse neutraliteit. Hiervoor werden buitenlandse schepen die de Schelde opvoeren aangehouden en zonodig doorzocht. Tijdens de nacht kwamen de eerste berichten via de radio door dat de Duitsers Nederland binnen zouden vallen.
Bij de dageraad van 10 mei kwamen vreemde vliegtuigen over en het schip werd in alarmtoestand gebracht. De vliegtuigen bleken van Duitse afkomst te zijn die magnetische mijnen in de Scheldemond dropten en doelen in Vlissingen bombardeerden. De kanonneerboot opende het vuur op de mijnen droppende Heinkel 115B vliegtuigen, van de Küstenfliegergruppe 196, met de 40mm mitrailleurs en schoot er één neer.
Kort daarop werd het schip naar Hoek van Holland gestuurd waar een loods aan boord genomen zou worden om vervolgens de Waterweg op te stomen en het vliegveld Waalhaven onder vuur te nemen. Duitse paratroepen hadden het Rotterdamse vliegveld bezet en zouden op deze manier nog meer manschappen per vliegtuig kunnen aanvoeren.
Bij de Hoek aangekomen kwamen er allerlei verwarrende radioberichten binnen waarvan er één luidde terug te keren naar Vlissingen. Commandant Kronenberg besloot hierop duidelijkheid te verkrijgen op de wal en ging de Waterweg op en meerde even later af in Hoek van Holland. Later bleek dat de monding van de Waterweg vol lag met magnetische mijnen maar de kanonneerboot had ongelofelijk veel geluk gehad. Er werd telefonisch contact opgenomen met schout-bij-nacht Heeris, van de Marinestaf in Den Helder, die bevestigde dat teruggekeerd moest worden naar Vlissingen. Deze deelde verder mede dat de torpedobootjager Hr. Ms. Van Galen dezelfde opdracht had gehad als de kanonneerboot zou krijgen en door Duitse bommen tot zinken was gebracht.
De Johan Maurits keerde `s avonds terug, maar om het mijnenveld te ontwijken, werd koers gezet tussen de betonning en de Zuiderpier door. Hierbij werd de ketting van een lichtboei gegrepen door de bakboordsschroef. Het schip werd verduisterd en de lichtboei gedoofd maar de kanonneerboot bleef in deze situatie zeer kwetsbaar voor luchtaanvallen. De hele nacht werd gewerkt om de schroef vrij te maken. Pas toen men tegen de morgen de boei liet zinken, door er een gat in te maken met een blokje prikine zuur, kon het schip zich bevrijden van de ketting en de boei. Met behulp van enkele sleepboten kon de Johan Maurits nu naar Hoek van Holland gesleept worden waar het schip afmeerde aan de steiger van de Harwich lijn waar de opgelopen schade zoveel mogelijk hersteld werd.
Tijdens het aanleggen van de Afsluitdijk besefte men dat zo een gemakkelijke toegang werd gecreëerd naar Noord Holland voor een eventuele agressor die oprukte vanuit het oosten. Een vijand kon op deze wijze eenvoudig de Hollandse Waterlinie tussen het IJsselmeer en de Biesbosch omzeilen. Daarom werden aan de Friese zijde van de dijk 17 kazematten gebouwd die samen de stelling Kornwerderzand vormden. Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 werd de stelling Kornwerderzand verdedigd door 227 soldaten onder bevel van kapitein C.F.J. Boers. De verdedigers beschikten over vier 5cm kanonnen en 21 M`08 Schwarzlose mitrailleurs.
Kapitein Boers had bovendien versterking gevraagd aan de Commandant Marine Willemsoord in Den Helder, Schout bij Nacht Jolles. Deze had drie 20mm luchtafweerkanonnen en vier luchtdoelmitrailleurs naar de stelling op de Afsluitdijk gezonden die om één uur in de nacht van 12 op 13 mei arriveerden. Met behulp van deze uitrusting konden de verdedigers van Kornwerderzand de luchtaanvallen op de stelling, die in de loop van 13 mei plaats vonden, met succes afslaan. Hierbij werden minstens vier vijandelijke toestellen neergehaald.
Bovendien had schout-bij-nacht Jolles Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau met spoed over laten komen uit Hoek van Holland om de stelling Kornwerderzand mee te helpen verdedigen. Het schip werd onderweg aangevallen door een Heinkel bommenwerper maar de bom miste en de luchtafweer van de kanonneerboot slaagde erin het Duitse toestel neer te halen. Nadat het schip aangekomen was op de rede van Den Helder, in de vroege ochtend van 13 mei, werd het naar de Waddenzee gedirigeerd. Om luchtdekking te geven had de Commandant Marine Willemsoord hulp gevraagd aan de Britse torpedobootjager HMS Valorous die over veel luchtafweergeschut beschikte. Toen de Nederlandse kanonneerboot samen met de Britse luchtveger de Texelstroom opvoer durfde deze echter niet verder te gaan, bang om aan de grond te lopen. Na enige tijd seinde de torpedobootjager: "please don`t take me any further" om vervolgens naar Den Helder terug te keren.
De Johan Maurits ging alleen verder en bij het passeren van de zandplaat Riepel, aan de noordrand van de Texelstroom, werden de twee motorsloepen vol geladen met levens- en verbandmiddelen en voor dreg gelegd om als eventueel toevluchtsoord te dienen. De kanonneerboot zelf ging door tot binnen de Doove Balg, het vaarwater in het oostelijke verlengde van de Texelstroom. Verder durfde commandant Kronenberg niet te gaan in verband met de geringe diepte van het water.
Aan het einde van de middag van 13 mei werd de stelling op de Afsluitdijk onder vuur genomen door, het bij de 1. Kavallerie-Division behorende, geschut van 88 en 75mm. De beschieting van deze artillerie had weinig succes daar de betonnen bunkers van de stelling te degelijk waren.
Onder dekking van de artillerie werd de stelling Kornwerderzand in het begin van de avond aangevallen door Duitse stoottroepen. Kapitein Boers liet de 600 soldaten van de Wehrmacht tot op 800 meter naderen en liet ze toen succesvol onder vuur nemen vanuit een aantal van de kazematten. De Duitsers trokken zich chaotisch terug. Er waren drie doden en vele gewonden gevallen onder de Duitse troepen.
In de nacht van 13 op 14 mei liet schout-bij-nacht Jolles de Johan Maurits van Nassau drie salvo`s van twee schoten afvuren op de oostelijke kop van de Afsluitdijk om te kijken of de afstand van 18.000 meter te overbruggen was. Deze afstand bleek haalbaar en de kanonneerboot kreeg de opdracht "stand by" te blijven.
De volgende morgen, 14 mei, verzocht kapitein Boers aan Den Helder om het vuur te openen vanaf de Johan Maurits op de artillerie van de Duitsers. Het schip ging terug naar Doove Balg en ging daar voor anker ondanks het gevaar door een luchtaanval getroffen te worden. Gelukkig was het een erg nevelige morgen zodat het schip vanuit de lucht slecht te zien was. Met behulp van de kaart en tabellen werden de richting en de afstand tot de kop van de Afsluitdijk berekend en werden er met het achterste 15cm kanon enkele granaten afgevuurd. Vanaf de stelling Kornwerderzand werden de inslagen, waargenomen en telefonisch via de Commandant Marine Willemsoord, die ze weer radiografisch naar de kanonneerboot zond, gecorrigeerd. Toen het vuur goed lag werden bijna honderd 15cm granaten op de Duitse artillerie afgevuurd die hierdoor uitgeschakeld werd. Bovendien trokken de Duitse tanks en pantserwagens, die zich op de Friese Dijk en omgeving hadden verzameld, zich in verwarring terug richting Bolsward.
De voorgenomen nieuwe aanval op de Nederlandse stelling werd door de Duitse commandant General Feldt afgelast. Het 21. Kavallerie-Regiment werd als dekking achter gelaten en de rest van de Duitse troepenmacht werd verplaatst naar Stavoren en Lemmer. De stelling Kornwerderzand werd niet ingenomen.
De Johan Maurits van Nassau keerde na het uitschakelen van de Duitse artillerie terug naar de rede van Den Helder. Tijdens deze terugtocht werd het schip enige malen aangevallen door Duitse duikbommenwerpers maar niet geraakt. Om ongeveer drie uur `s middags kreeg de kanonneerboot, samen met de mijnenleggers Hr. Ms. Jan van Brakel, Hr. Ms. Douwe Aukes en Hr. Ms. Nautilus, via de radio de opdracht om uit te wijken naar Engeland.
Na de nodige voorbereidingen te hebben getroffen vertrokken de schepen omstreeks half vijf, in verband varend, met een vaart van 13 knopen richting veiliger wateren. Ook de torpedoboot Hr. Ms. G 13 en de mijnenlegger Hr. Ms. Medusa sloten zich bij dit gezelschap aan. Ongeveer 10 mijl ten westen van Callantsoog werden de schepen aangevallen door Duitse bommenwerpers. De vliegtuigen, met de zon in de rug, hadden het in eerste instantie gemunt op de Johan Maurits van Nassau, het grootste van de in kiellinie varende schepen.
Om ongeveer half zeven werd de kanonneerboot getroffen door twee bommen waarvan er één op het voorschip terecht kwam en door de munitielift een aantal dekken lager, bij de munitiebergplaats van het voorste 15cm kanon, tot ontploffing kwam waardoor een hevige brand ontstond. De tweede bom raakte de stuurboord motorsloep en explodeerde, buitenboord, ter hoogte van de waterlijn. Deze tweede bom veroorzaakte een aantal gaten in de scheepswand die echter niet fataal waren. Uit voorzorg werd snel de bakboord motorsloep gestreken. De brand bij de voorste 15cm munitiebergplaats die met alle mogelijke middelen bestreden werd onder leiding van eerste officier LTZ 1 Schoo werd echter wel fataal. De brand was te fel en kon niet bedwongen worden. Na ongeveer 10 minuten kwam de munitiebergplaats tot ontploffing waardoor het lot van de Johan Maurits van Nassau snel bezegeld werd.
Het voorschip begon dadelijk te zinken waardoor het achterschip naar boven kwam en de schroeven zichtbaar werden. Zo bleef de kanonneerboot nog een kleine tien minuten drijven zodat alle overlevenden van boord konden springen. De bemanning van de motorsloep begon meteen gewonden uit het water op te pikken en ook Hr. Ms. Jan van Brakel, Nautilus en G 13 schoten te hulp. Terwijl op het zinkende schip nog steeds op de aanvallende Duitse vliegtuigen geschoten werd met één van de 40mm mitrailleurs hielden Hr. Ms. Medusa en Douwe Aukes hun westelijke koers aan en namen geen deel aan de reddingswerkzaamheden omdat zij nog een groot aantal mijnen aan boord hadden. Er waren 17 doden te betreuren bij de ondergang van Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau.
Kort nadat de Nederlandse kanonneerboot definitief in de golven van de Noordzee verdwenen was, waren alle drenkelingen uit zee opgepikt. De reddingswerkzaamheden werden vergemakkelijkt door een kalme zee en het feit dat het nog volop licht was. De commandant van de Nautilus, de oudst aanwezige officier, kapitein-luitenant-ter-zee J.A. Gauw, gaf de G 13 de opdracht om zoveel mogelijk gewonde of in shock verkerende overlevenden terug naar Den Helder te brengen. De torpedoboot nam 45 geredden aan boord, onder wie commandant Kronenberg, terwijl de overige ruim 60 overlevenden aan boord van de mijnenleggers bleven. Intussen had commandant LTZ 1 Wessels van de G 13 via de radio vernomen van het nieuws van de capitulatie en wilde eigenlijk liever niet naar Den Helder terugvaren, omdat hij zich dan aan de Duitsers zou moeten overgeven, maar voerde de opdracht toch uit.
De Dorus Rijkers, een schip van de Noord- en Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij (NZHRM), had om zeven uur de haven van Den Helder verlaten naar aanleiding van SOS seinen afkomstig van Hr. Ms. Jan van Brakel. De Dorus Rijkers voer door het Schulpengat en ontmoette even later Hr. Ms. G 13. De 45 gewonde schipbreukelingen werden overgenomen en de Dorus Rijkers voer onmiddellijk terug naar Nieuwendiep, de haven van Den Helder. Ondanks de capitulatie werd de reddingsboot op de terugweg nog bestookt met bommen en mitrailleurvuur door Duitse vliegtuigen maar werd niet getroffen. De G 13 ging op tegen koers om weer rendez-vous te maken met de overige Engelandvaarders.
Hr. Ms. Jan van Brakel werd later, rond half tien, aangevallen door een Duits vliegtuig en door het mitrailleurvuur van het vijandelijke vliegtuig vielen nog een dode en enkele gewonden. Verder hebben de vier mijnenleggers en Hr. Ms. G 13 bij hun tocht naar Engeland geen bijzondere moeilijkheden meer ondervonden en zij kwamen in de namiddag van 15 mei behouden aan in The Downs, de wateren tussen Dover en de Goodwin Sands, de zandbank in het Nauw van Calais.
De beschieting van de Duitse artillerie bij Kornwerderzand was een groot succes geweest. Het succes werd mogelijk gemaakt door het uitstekende werk van artillerie officier LTZ 2 L.E.H. Reeser en zijn mannen en door het uitstekende manoeuvreren in de ondiepe Waddenzee door commandant Kronenberg en eerste officier LTZ 1 Schoo.
De Duitsers, die op 14 mei om negen uur, zo plotseling onder vuur van zware artillerie kwamen te liggen wisten op dat moment niet waar deze granaten vandaan kwamen. General Feldt kreeg pas tijdens de onderhandelingen over de capitulatie van de Stelling Den Helder, die in de nacht van 14 op 15 mei te Sneek plaats vonden, enige informatie over de beschietingen van zijn artillerie. Op zijn vraag kreeg hij van schout-bij-nacht Jolles te horen: “een oorlogsschip”.
De lotgevallen van Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau illustreren uitstekend hoe de Nederlandse zeestrijdkrachten, en die van de bondgenoten, een zekere mate van bewegingsvrijheid genoten ondanks het Duitse overwicht in de lucht. Deze vrijheid van bewegen kan grotendeels toegeschreven worden aan het feit dat de Duitsers Nederland binnenvielen zonder de dekking van de Kriegsmarine. Uit de uiteindelijke ondergang van de Nederlandse kanonneerboot bleek echter dat de onmacht zich goed te kunnen verdedigen tegen luchtaanvallen doorslaggevend was.
Op 25 juni 1943 werd een fregat van de River-klasse, de ex HMS Ribble, in Nederlandse dienst gesteld. Het schip was tijdens de afbouw, door de Britse werf William Simons & Co. te Renfrew, aangekocht door de Nederlandse regering in Londen. Ter ere van de, op 14 mei 1940, gezonken kanonneerboot werd dit schip Johan Maurits van Nassau gedoopt. Bij de indienststelling werd het schip geclassificeerd als onderzeebootjager en heeft de gehele Tweede Wereldoorlog dienst gedaan als konvooi begeleider. Na de oorlog heeft de Johan Maurits van Nassau 2, nu geclassificeerd als fregat, dienst gedaan in Nieuw-Guinea en Korea. Het schip is in 1959 verkocht voor sloop naar een firma in Diemen.