De Renault R-35 was de meest gebruikte Franse Lichte-infanterietank bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog. Het werd ontwikkeld in 1934 op basis van specificaties van het Franse Leger voor een lichte infanterietank ter vervanging van de verouderde Renault FT-17. De serieproductie vond plaats tussen 1935 en 1940. Totaal werden 1070 exemplaren gebouwd voor het Franse leger en 560 stuks voor de export.
In 1926 werden plannen gemaakt voor de vervanging van de verouderde Renault FT tank. Gezocht werd naar een tank die ingezet kon worden als ondersteuningstank voor infanterie. In 1930 werd dit plan aangepasten werden nadere specificaties opgesteld. Een eerste ontwerp dat voldeed aan de eisen was de Char D1. Deze bleek echter te duur te zijn. In 1933 werd door Hotchkiss het ontwerp ingediend van de Hotchkiss H35 waarna om politieke redenen besloten werd op basis van dat ontwerp een openbare inschrijving te doen. Volgens de specificaties uit 1933, diende het ontwerp 2 bemanningsleden te krijgen en te worden bewapend met één of twee 7,5mm machinegeweren of een 37 mm kanon. Van zestien fabrikanten werd een inschrijving ontvangen. Maar liefst vijf bedrijven, Hotchkiss, de Compagnie Général de Construction des Locomotives, APX, FCM en Renault kwamen met ontwerpen.
Het eerste prototype van Renault werd eind 1934 gepresenteerd en op 7 en 8 november 1934 getest. Het ontwerp was gebaseerd op de Automitrailleuse de Reconnaissance 1935 Type ZT. Het prototype kreeg de benaming Renault ZM. Op 20 december 1934 kon het prototype worden overgedragen aan de Commission de Vincennes voor beproevingen. Tussen 8 en 10 januari 1935 werd het model aan eerste testen onderworpen. De week daar op volgend werd 860 kg extra gewicht aangebracht ter simulatie van bepantsering van 40 mm. Rijtesten tussen 12 en 19 januari 1935 gaven uitsluitsel dat het chassis dit extra gewicht goed aankon. Nadat de romp in de fabriek was aangepast en voorzien van de bepantsering, kon vanaf 17 april opnieuw met testen worden gestart. In april 1935 werd al een order voor 300 stuks werd geplaatst. De nieuwe benaming werd formeel Char Léger Modéle 1935-R (R 35).
Bij deze eerste productieserie werd de pantserbeplating nog vastgezet met behulp van klinknagels en bouten. Later werd de romp opgebouwd uit drie gegoten delen waarbij de bepantsering werd meegegoten. Om eenvoudiger over loopgraven heen te kunnen rijden, werd de tank verlengd door het aanbrengen van een "staart" uit metalen balken. De tank had een afmeting van 4,02 meter bij 1,78 meter bij 2,13 meter (lxbxh) en was voorzien van een Renault V-4 motor. De productiekoepel was uitgerust met een 37 mm SA 18 kanon en een 7,5 mm mitrailleur. Bediening van de koepel diende met de hand te gebeuren. Alleen de tanks die werden geleverd aan het 507e Régiment de Chars de Combat van Charles de Gaulle hadden een radio ingebouwd gekregen.
Het eerste productie exemplaar, de 50.001, werd op 4 juni 1936 afgeleverd en bleek bij tests een snelheid van 19,47 km/u te kunnen bereiken. Hetzelfde jaar werden totaal 360 exemplaren op stapel gezet. Op 1 januari 1937 waren nog maar 37 complete voertuigen afgeleverd. Leveringsproblemen met onder andere de mitrailleurs, zorgde voor de nodige vertraging. Besloten werd in overleg met het ministerie dat per jaar maximaal 200 exemplaren zouden worden afgeleverd waarbij in eerste instantie de koepel werd aangepast om de wel leverbare Châtellerault MAC31 "Reibel" mitrailleur te kunnen toepassen.
Toen in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, waren totaal 1070 exemplaren van de R 35 geproduceerd met een totale bestelling van 1800. Er zouden 975 voertuigen voor de Franse defensie bestempeld worden en de rest was voor export bedoeld. In mei 1940 waren 1601 voertuigen afgeleverd. Qua productienummer is het laatst bekende nummer de 51.670, wat zou betekenen dat er uiteindelijk 1670 voertuigen gebouwd waren. Er werden uiteindelijk 245 exemplaren geëxporteerd. Polen ontving in juli 1939 50 stuks, Roemenië in augustus en september 1940 een totaal van 41 stuks, Turkije ontving er 100 en Joegoslavië 54.
Hoewel het laatst bekende productienummer 51.670 bedroeg is niet geheel duidelijk hoeveel exemplaren er precies werden geproduceerd. Vanaf 1938 werd getracht een aantal problemen met de ophanging en de lage snelheid op te lossen. Dit alles resulteerde uiteindelijk in een model dat werd aangeduid als Char Léger Modéle 1935 R modifié 1939 maar zo veel veranderingen had doorstaan dat het al snel werd aangeduid als Renault R 40. De productie van de R 40 en R 35 liepen nogal door elkaar heen, waarbij ook de productienummers en aantallen nog wel eens door elkaar werden gehaald. Daarbij werd er na de tweede Wereldoorlog nog gewag gemaakt van de productie van R 35 tanks met een 37mm SA38 geschut die werd aangeduid als Renault R 39. Hoewel er over 273 exemplaren werd gesproken is dit nooit bevestigd.
De R-35 werd door de Fransen overal ingezet. Toen in mei 1940 de gevechten aan het westfront uitbraken, had men rond de 945 exemplaren in dienst, waarvan 810 bij de tankbataljons binnen het veldleger en 135 exemplaren bij de 4ième Division Cuirassée welke in reserve werd gehouden. Ook in Noord-Afrika waren diverse eenheden uitgerust met de Renault R-35, in Syrië het bataljon 68-1 en in Tunesië en Algerije de bataljons 62-1 en 63-1. Deze laatste bataljons werden ingelijfd bij de strijdkrachten van Vichy-Frankrijk en werden ingezet bij de gevechten in Syrië en Marokko ten tijde van de geallieerde invasies.
Uiteindelijk maakte Duitsland 843 stuks van de R 35 buit. Een 40 tal hiervan werd overgedragen aan Bulgarije en 124 aan Italië. Duitsland zelf nam 131 exemplaren in dienst als Panzerkampfwagen 35R 731 (f). Zij werden nagenoeg onveranderd in gebruik genomen met dien verstande dat een commandoluik werd toegevoegd. Van 174 exemplaren werd een Panzerjäger gefabriceerd met behulp van een Tsjechisch 47 mm antitankkanon, de 4,7 cm PaK(t) auf Panzerkampfwagen 35R(f) ohne Turm. Uiteindelijk werden veel van de R 35 tanks omgebouwd tot Artillerieschlepper of Munitionsschlepper. Twaalf tanks kwamen met hun Franse bemanning in Zwitserland terecht. Deze tanks werden door de Zwitsers ingelijfd als Leichter Panzer 35
De laatst bekend staande operationele inzet van de Renault R 35 werd geregistreerd op 20 mei 1948 bij een aanval van het Syrische leger op de Israëliërs bij het meer van Tiberias in Galilea.
Renault ZM |
prototype |
1 |
Char Léger Modéle 1935-R (R35) |
produktiemodel |
975 |
Renault R35 (Polen) |
exportserie voor Polen |
50 |
Renault R35 (Turkije) |
exportseries voor Turkije |
100 |
Renault R35 (Roemenië) |
exportseries voor Roemenië |
41 (200 besteld) |
Vänatorul de care R35 (VDC R35)
(Roemenië) |
Roemeense tankjager |
ca 30 |
Renault R35 (Joegoslavië) |
exportserie voor Joegoslavië |
54 |
Leichter Panzer 35 |
Zwitserland (uitgeweken Franse
tanks) |
12 |
Panzerkampfwagen 35R 731(f) |
Wehrmacht oorlogsbuit |
131 |
Befehlspanzer 35R (f) |
Wehrmacht bevelstank met MG 34 |
|
Munitionspanzer 35R 731(f) |
Wehrmacht Munitie transporttank |
|
Bergeschlepper 35R 731(f) |
Wehrmacht bergingstank |
|
Zugkraftwagen 35R 731(f) |
Wehrmacht transporttank |
|
4,7 cm PaK(t) auf
Panzerkampfwagen 35R(f) ohne Turm |
Wehrmacht Panzerjäger |
174 |
5,0 cm PaK38 auf
Panzerkampfwagen 35R(f) ohne Turm |
Wehrmacht Panzerjäger prototype |
1 |
Flammenwerferpanzer 35R (f) |
Wehrmacht Vlammenwerper |
|
Mörserzugmittel 35R (f) |
Wehrmacht Artillerie trekker |
|
Panzerkampfwagen 35R 731(f)
Italië |
Italiaanse R35 oorlogsbuit |
124 |
Panzerkampfwagen 35R 731(f)
Bulgarije |
Bulgaarse R35 oorlogsbuit |
ca 40 |
De Renault R35 was op 10 mei 1940 in dienst bij 21 Franse pantserbataljons en werd daarmee de voornaamste infanterie ondersteunende tank bij het Franse leger. Elk bataljon telde 45 tanks, echter werden deze ingezet samen met de iets verbeterde Renault R40. De eenheden in Frankrijk waren de 1 Bataillon de Chars (BCC), 2 BCC, 3 BCC, 5 BCC, 6 BCC, 9 BCC, 10 BCC, 12 BCC, 16 BCC, 17 BCC, 20 BCC, 21 BCC, 24 BCC, 22 BCC, 23 BCC, 32 BCC, 33 BCC, 35 BCC, 39 BCC, 43 BCC. Al deze eenheden bevonden zich binnen de bestaande infanterie legers en vielen onder het bevel van de infanterie. Op 15 mei 1940 werden de 2, 24 en nieuw gevormde 44 BCC met 135 Renault R35 tanks samengevoegd binnen de 4eme Division Cuirassée (4 DCR) en binnen de 2 DCR werden R35 tanks ingezet binnen de nieuwe 40eme en 48eme Bataillion de Chars de Combat (45 R35 tanks). Eind mei werd ook de Poolse 10 Brygada Kawalerii Pancernej (10e Poolse Gepantserde Kavallerie Brigade) in Frankrijk uitgerust met 17 R35 en 24 Renault R40 tanks. De 1 DCR werd samengesteld met de 1, 6, 25, 34 en 39 BCC. Met deze indelingen werd een voorzichtige stap gedaan naar het verzelfstandigen van tankeenheden, een wens van militairen zoals Charles de Gaulle.[1]
Na de Duitse inval vluchtte een eenheid met twaalf R35 tanks naar Zwitserland, waar de tanks werden ingelijfd bij het Zwitserse leger. Een aantal in Frankrijk achtergebleven R35 tanks werden nog na de Tweede Wereldoorlog gebruikt door de Gendarmerie. Deze werden uitgerust met een SA 38 geschut en omgedoopt tot Renault R39. Deze werden in 1951 vervangen door Sherman tanks.
Ook in de Franse koloniën werd de Renault R35 ingezet. In Syrië werden de 63 BCC en 68 BCC met de tanks uitgerust, in Marokko werd de 62 BCC met de tanks uitgerust. De tanks in Syrië werden in 1941 ingezet bij de Geallieerde invasie en gingen later over naar de Vrije Franse 1ere CCC die de in november 1942 inzette tijdens Operatie Torch. Vier R35 tanks werden in Syrië veroverd door het Australische 2/6th Cavalry Commando Regiment en ingezet bij hun Squadron A.
Na de Tweede Wereldoorlog werden voormalige Franse R35 tanks ingelijfd bij het Syrische leger. De laatste operationele inzet door het Syrische leger vond plaats op 20 mei 1948 toen deze de Joodse Kibboets Degania Alef in Galilea aanviel. De Joodse verdedigers wisten drie tanks uit te schakelen en de aanvallers te verdrijven. Eén van de vernielde tanks kan nog steeds worden bezichtigd in de kibboets.
Ook het Libanese leger nam na de Tweede Wereldoorlog een aantal R35 tanks in gebruik, uitgerust met een Britse 40 mm QF geschut. Deze werden nog ingezet tijdens de Libanon crisis in 1958.
Naam: | Char Léger 1935 R (Renault R35) |
Bouwer: |
Renault, AMX |
Type: |
Lichte-infanterie Tank |
Lengte: |
4,02 meter |
Breedte: |
1,87 meter |
Hoogte: |
2,13 meter |
Gewicht: |
10.600 kg |
Motor: |
Renault 4 cilinder 5,8 liter 85 pk |
Bereik: |
138 km (op de weg) 80 km (off road) |
Snelheid: |
20 km/u |
Bewapening: |
37 mm SA18 L/21 kanon 1 x 7.5mm Chatellerault M6 Model 31 mitrailleur Munitiecapaciteit: max. 58 granaten en 2500 kogels |
Bepantsering: |
Romp: 32 mm voor 40 mm zij en achterkant 14 mm boven en onderkant Koepel: 45 mm vookant 40 mm rest |
Bemanning: |
2 |
Aantal: |
1570 - 1630 |
De Duitse Wehrmacht maakte zoals aangegeven een groot aantal Renault R35 tank buit. De tanks werden op verschillende slagvelden ingezet. In ieder geval werden veertien van deze tanks in juni 1944 ingezet bij het 100. Panzer-Ersatz-Bataillon tijdens de Geallieerde invasie in Normandië nabij Sainte-Mere-Eglise.
Een totaal van 174 tanks werden door de firma Alkett voorzien van een 47mm kanon P.U.V. vz. 36 (Skoda A6) Anti-tank geschut als 4,7 cm PaK(t) auf Panzerkampfwagen 35R(f) ohne Turm. Hoewel er enkelen tijdens de invasie van de Sovjet Unie werden ingezet, bleek het geen groot succes. De meeste van deze tankjagers werden ingezet bij bezettingseenheden in bijvoorbeeld Frankrijk, Nederland en de Kanaaleilanden. In Normandië had de 3. Kompanie, Schnelle Abteilung 51 vijf van deze wapens in gebruik tijdens de Geallieerde invasie. De Panzerjäger-Abteilung 657 had dit type in Nederland in gebruik ten tijde van operatie Market Garden.
Andere conversies op basis van de Renault R35 waren bijvoorbeeld de Artillerieschlepper 35R(f) en de Munitionsschlepper 35R(f).[2]
Een groot deel van de tankkoepels die werden verwijderd toen de tanks voor andere doeleinden werden omgebouwd, werden ingezet als statische verdedigingswapens door ze in te bouwen in bunkers genaamd Tobruks en ingedeeld bij verdedigingslinies.[3]
Een totaal aantal van 124 buitgemaakte R35 tanks gingen nar het Italiaanse leger en werden onder andere ingezet op Sicilië binnen twee speciaal voor dit doel geformeerde bataljons, het CI Battaglione di Carri Armati 'R35' en het CII Battaglione di Carri Armati 'R35'[4].
Om en nabij de veertig tanks werden afgestaan aan Bulgarije.In 1938 kocht het Poolse leger op proef een Renault R35 tank. Ondanks dat de Polen vonden dat de tank onvoldoende bedrijfszeker was, werd in april 1939 besloten vanwege de oorlogsdreiging een bestelling van 100 tanks te plaatsen. in juli 1939 kwam de eerste levering van circa 50 voertuigen aan in Polen. Deze werden in dienst gesteld bij de 12 Batalion Pancerny (12e Gepantserde Bataljon) en werden bij de Duitse inval ingezet bij het juist opgerichte 21 Batalion Czolgow Lekkich (21e Lichte Tank Bataljon). Deze eenheid werd vooral ingezet tegenover de Sovjet invasie in het oosten en ingezet bij de Roemeense grens. De meeste tanks werden buitgemaakt door de Roemenen en Duitsers. De tweede groep van 50 voertuigen bereikten Polen nooit en werden verscheept naar de Franse troepen in Syrië. Drie Poolse tanks kwamen in Hongarije terecht.[5]
Turkijë ontving totaal 100 R35 tanks verdeeld over twee groepen van vijftig voertuigen geleverd in februari 1940 en maart 1940.
Roemenië ontving een levering van 41 exemplaren voordat Frankrijk door Duitland werd aangevallen. Roemenië had 200 tanks besteld in het kader van een herbewapeningsprogramma. Daarnaast had Roemenië een licentie gekocht voor de productie van 100 exemplaren. Doordat de Fransen zelf meer wapens nodig hadden, werd dit contract echter niet verder uitgevoerd. De Roemeense R35 werden ingezet in het 2e Gepantserde Regiment. Eind september 1939 vielen 34 Poolse R35 tanks in Roemeense handen. Dit waren de voertuigen van het 21 Batalion Czolgow Lekkich (21e Lichte Tank Bataljon). Ook deze tanks werden bij het 2e Gepantserde Regiment gevoegd waarmee het twee bataljons R35 tanks telde. De tanks werden ingezet bij de invasie van de Sovjet-Unie en na de Slag om Stalingrad besloot men dat de tank verbeterd diende te worden. Voor proef werd een 45 mm geschut van een Sovjet T-26 geplaatst in de Franse koepel. Doordat het wapen groter was moest men de mitrailleur uit de koepel verwijderen. Het wapen was succesvol en meer exemplaren werden verbouwd tot Vänatorul de care R35 tankjager. Tot in juni 1944 werden door de Leonida fabriek in Boekarest zo zeker 30 exemplaren omgebouwd met gebruik van door de Roemenen buitgemaakt geschut van Sovjet T-26 en BT-7 tanks. Op 19 juni 1944 had Roemenië nog zestig R35 tanks in haar bezit.[6]
Joegoslavië ontving een levering van 54 R35 tanks in april 1940. De Kroaten namen na de val van Joegoslavië een aantal R35 tanks uit dat land in dienst.