Abraham Asscher werd op 19 september 1880 in Amsterdam geboren. Zijn vader en diens broer werkten in de diamanthandel en hadden in 1891 een eigen bedrijf opgericht, de Diamantmaatschappij. Later werd Abraham Asscher de directeur en enige aandeelhouder van het bedrijf. Onder zijn leiding verwierf de firma wereldwijde bekendheid. Het absolute hoogtepunt in de geschiedenis van Asschers diamantfabriek was ongetwijfeld het slijpen van de Cullinan, de grootste diamant die ooit ter wereld werd gevonden.
Politiewerk voor de bezetter Abraham Kipp, geboren op 2 juni 1917 te Den Haag, was politieagent in Ede, Velsen en Leiden. Hij werd in 1935 op achttienjarige leeftijd lid van de NSB. In 1940 trad hij in dienst van de Waffen-SS en werkte hij ook voor de Sicherheitsdienst. Kipp stond erom bekend zijn arrestanten eerst te mishandelen alvorens deze aan de Duitsers over te dragen. Tijdens zijn proces van 1949 blijkt hij verantwoordelijk te worden gehouden voor tal van arrestaties en mishandelingen. Voordat Kipp in juli 1944 naar Velsen verhuisde, was hij in Ede alleen al verantwoordelijk voor 59 arrestaties, van voornamelijk Joden. In Velsen, Beverwijk en Haarlem zette hij zijn praktijken onverminderd voort.
Door de Enschedese verzetsman Johannes ter Horst (gefusilleerd 23 september 1944 bij Usselo) raakt Andries Gerrits Gort (geb. 24-1-1914 te Enschede) betrokken bij het werk van de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, opgericht door Helena Kuipers-Rietberg en Frits Slomp) en vanaf het begin van 1943 ook bij het illegale blad Trouw. Zijn tekentalent maakt hem tot de cartoonist van de krant en hij ontwerpt ook de eerste kop ervan en later nog de kopjes voor de rubrieken "Binnenlandse Kroniek", "De Oorlog" en "U moet weten". In totaal verschijnen slechts twee cartoons in de eerste jaargang van Trouw. De eerste in nummer 8 van 20 juli 1943 en de tweede in nummer 13, midden november van dat jaar.
Anne Frank hield haar dagboek bij van 12 juni 1942 tot en met 1 augustus 1944. Vanaf 6 juli 1942 zat zij met haar familie ondergedoken in een achterkamer van haar vaders kantoor aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam. Ze moesten onderduiken voor de Duitse bezetter van Nederland, die vanaf de zomer van 1942 Joodse inwoners van Nederland deporteerde naar de vernietigingskampen in Polen.
Annick van Hardeveld was koerierster bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) in Amsterdam. In de nacht van 4 op 5 mei 1945 was ze op de fiets onderweg in de binnenstad, om een boodschap over te brengen. Op het Hekelveld werd zij uit het niets doodgeschoten door een patrouille van de Grüne Polizei. Annick werd slechts 21 jaar oud.
De jonge Mussert Anton Adriaan Mussert werd op 11 mei 1894 geboren te Werkendam uit het huwelijk van de hoofdonderwijzer Joannes Leonardus Mussert en diens vrouw Frederika Witlam. Anton was het vierde kind in het gezin Mussert. Uiteindelijk zouden vijf kinderen in huize Mussert opgroeien: zonen Jo, Max en Anton en dochters Leni en Coby. Als hoofdonderwijzer behoorde vader Mussert met zijn gezin tot de dorpselite. Johannes Mussert was een man met aanzien die twee gezichten kende. Naar buiten toe toonde hij zich als een innemende man die zich nooit te goed vond om kinderen die moeite hadden met leren extra op weg te helpen. Binnen het gezin toonde vader Mussert echter een heel ander gezicht, waarbij hij lijfstraffen niet schuwde om zijn gezag te laten gelden.
Anton van der Waals was een van Nederlands meest beruchte collaborateurs. Als V-Mann (Vertrauensmann) van de SD (Sicherheitsdienst) infiltreerde hij vanaf 1941 in verschillende Nederlandse verzetsgroepen. Zijdelings speelde hij een rol in het Englandspiel, een grootscheepse misleidingsoperatie van de Duitse contraspionagedienst (Abwehr). Hoewel er in verzetskringen al in 1941 ernstige twijfel ontstond over zijn betrouwbaarheid, kon Van der Waals tot 1943 doorgaan met het trekken van een verwoestend spoor door het verzet. Zich uitgevend voor een Britse agent wist hij het vertrouwen te winnen van talloze argeloze verzetsmensen en zelfs van enkele vooraanstaande bewindspersonen.
Auke Bert Pattist, ook wel de Schrik van Drenthe, de Beul van Drenthe of Baptist genoemd, was een voormalige SS-er die in 1979 door Simon Wiesenthal werd gelokaliseerd - de amateur-historicus Albert Metselaar heeft Pattist als eerste gevonden - in Oviedo, Spanje. Pattist werd door de Bijzondere strafkamer in Assen op 30 september 1948 bij verstek veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens hulpverlening aan de vijand, het treden in vreemde krijgsdienst en mishandeling. Later werd zijn straf omgezet in levenslange gevangenisstraf. Toen de Nederlandse justitie in 1979 aan Spanje om zijn uitlevering vroeg, kon hieraan niet worden voldaan, aangezien el señor Hauke Bert Pattist Joustra in 1968 Spaans staatsburger was geworden door zijn huwelijk met een Spaanse.
Bram (Bob) van der Stok is een Nederlandse oorlogsheld die in het buitenland alom werd geëerd, maar in eigen land nooit de aandacht en het respect kreeg dat hij verdiende. Zijn leven, zeker tijdens oorlogstijd, is als een jongensboek dat je in één keer wilt uitlezen. Dit is het heroïsche verhaal van één van de meest gedecoreerde jachtvliegers.
Caspar / Casper Sporck (1922-1945) was een onderofficier in de Waffen-SS gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wegens zijn heldhaftige daden kreeg hij het Duitse ridderkruis. Dat is opmerkelijk omdat slechts drie andere Nederlanders die onderscheiding kregen. Ook heeft Sporck andere onderscheidingen ontvangen, waaronder een medaille voor opgelopen verwondingen. Ongeveer 22.000 tot 25.000 Nederlanders meldden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig aan bij de Waffen-SS.
Na de capitulatie van Nederland moesten de Nederlandse officieren een erewoordverklaring tekenen. Met die verklaring gaven zij aan dat zij niets tegen de bezetter zouden ondernemen. De meeste officieren tekenden deze verklaring, vaak met de gedachte dat zij hun woord aan de bezetter toch niet hoefden te houden. Enkele tientallen officieren tekenden de verklaring niet, zij verbleven de rest van de oorlog in krijgsgevangenkampen. Slechts enkelen van hen wisten te ontsnappen en bevrijd gebied te bereiken. Charles Louis Jean Francois Douw van der Krap was een van hen.
Op 11 mei 1940 zou Curt, samen met zijn ouders en zijn oudere broer Heinz, in Rotterdam aan boord gaan van het schip de SS Veendam om een nieuw leven te beginnen in Amerika. Het lot besliste echter anders. Op 10 mei vielen de Duitsers ons land binnen en onmiddellijk ging de Nederlandse politie over tot arrestatie van de Duitse Joden die naar Nederland gevlucht waren. Onder hen bevond zich de familie Löwenstein. Een leven in vrijheid leek voor hen voorgoed een illusie te blijven…
David Cohen werd op 31 december 1882 te Deventer geboren als oudste zoon van koopman, makelaar en taxateur Hartog (Herman) Cohen en Rebecca van Essen. Later zouden nog drie broers en één zus volgen. Hij doorliep in zijn geboortestad de lagere school, de Joodse godsdienstschool en het gymnasium; daarna studeerde hij klassieke talen in Leipzig, Göttingen en Leiden. Zijn grote belangstelling ging uit naar egyptologie, papyrologie en de Joodse geschiedenis. Vanaf 1910 combineerde hij zijn studie met een baan als leraar aan het Nederlands Lyceum in Den Haag. In 1912 promoveerde hij in Leiden cum laude op een proefschrift over de Joodse geschiedenis in de Hellenistische tijd. In 1922 werd hij privaatdocent aan de Rijksuniversiteit Leiden en twee jaar later aan deze universiteit bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de Hellenistische tijd. In 1926 werd hij gewoon hoogleraar in de Oude Geschiedenis en de Griekse en Romeinse Antiquiteiten aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam (de huidige Universiteit van Amsterdam), een functie die hij tot 1953 zou vervullen.
De Tappenbecks behoorden tot een van oudsher Duitse familie, die eind 19e eeuw naar Noordwijk trok en daar het hotel Huis ter Duin tot grote bloei bracht. Rudolf was aan het begin van de oorlog directeur, samen met zijn broer Wolfgang, en hielp het verzet. Hij werd in 1944 verraden, opgepakt en kwam om in een concentratiekamp. In 1948 werd een monument voor hem opgericht aan de boulevard. Wolfgang zette het hotelbedrijf voort, moest samenwerken met de Wehrmacht maar werd na de oorlog vrijgesproken van ‘hulp aan de vijand’.
De naam Franz Koenigs is onlosmakelijk verbonden met de beroemde Koenigs-collectie, één van de grootste kunstverzamelingen, die Nederland gekend heeft. Ze was met veel liefde door de bankier Koenigs bijeen gebracht mede dankzij het geld dat hij verdiend had met zijn handelsmaatschappij en met hele (heel) riskante speculaties. Onder raadselachtige omstandigheden vond hij in 1941 de dood. Hij viel van het perron en werd door een trein overreden. Tot op heden is het nog steeds omstreden of hij gevallen is dan wel opzettelijk geduwd. Na zijn dood kwam er een donkere schaduw over Franz Koenigs te hangen. Door zijn handelsbetrekkingen met de nazi’s werd hij gezien als collaborateur. Maar wie was deze man eigenlijk en wat waren zijn motieven? Ging het hem echt alleen om de kunst, waarvoor hij ware passie had of was er meer aan de hand?
Frits Herbert Iordens (ook wel geschreven als Jordens) werd geboren op 12 juni 1919 in Arnhem. Hij was de zoon van een Arnhemse bankdirecteur. In 1938 begon hij zijn rechtenstudie aan de Universiteit Utrecht en werd hij ook lid van het Utrechts Studenten Corps (USC).
Frits Herbert Iordens (ook wel geschreven als Jordens) werd geboren op 12 juni 1919 in Arnhem. Hij was de zoon van een Arnhemse bankdirecteur. In 1938 begon hij zijn rechtenstudie aan de Universiteit Utrecht en werd hij ook lid van het Utrechts Studenten Corps (USC).
George Maduro was een Nederlandse student die zich tijdens de meidagen van 1940, als reserveofficier bij de huzaren, onderscheidde door de herovering van villa Dorrepaal in Leidschendam, waardoor de Duitse parachutisten vanuit die kant Den Haag niet konden innemen. Na de Nederlandse overgave ging hij bij het verzet. Bij een vluchtpoging naar Groot-Brittannië via Spanje werd hij verraden en kwam uiteindelijk in het concentratiekamp Dachau terecht, waar hij op 8 februari 1945, als gevolg van vlektyfus, overleed. Postuum werd hem de Militaire Willems-Orde 4e klasse toegekend voor zijn bijzondere prestatie tijdens de meidagen van 1940.
Gerrit Jan van der Veen werd op 26 november 1902 in Amsterdam geboren als het derde kind van de slager Gerrit Jan van der Veen en zijn vrouw Dorothea Lorenz. Hij had twee oudere broers en een jongere zus. Hun slagerij was gevestigd in de Jordaan. Hij kwam uit een gereformeerd milieu.
Jannetje Johanna Schaft werd op 16 september 1920 in Haarlem geboren. Zij was de tweede dochter van Pieter Schaft en Aafje Talea Vrijer. Haar vijf jaar oudere zusje Annie, die in 1915 was geboren, overleed in 1927 aan difterie. Jo, zoals haar roepnaam was, groeide normaal op in het kleine socialistische gezin. Haar vader was leraar op de Rijks Kweekschool en zat in het landelijk hoofdbestuur van de socialistisch getinte Bond van Nederlandse Onderwijzers.
Harmen Maas werd op 13 september 1943 benoemd tot NSB-burgemeester van Helmond. Krap een jaar later, op 5 augustus 1944 werd hij door de NSB ontslagen. Wat betekende deze man voor Helmond?
Tijdens de oorlog waren er niet veel Nederlanders die kozen voor het actieve verzet tegen de Duitse overheersing. De meeste mensen probeerden door te gaan met het leven dat zij leidden voor de oorlog en zij hoopten er maar het beste van. Er waren echter ook mensen die wel in verzet kwamen tegen de Duitse bezetting. Zij riskeerden hun leven om dat van anderen te redden. Een van Nederlands grootste verzetslieden is Helena Kuipers-Rietberg. Deze zeer godsdienstige huisvrouw uit Winterswijk was een van de drijvende krachten achter de oprichting van de LO, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Onder de schuilnaam tante Riek nam zij de zorg op zich voor de vele duizenden onderduikers die ons land herbergde. Het leverde haar de bijnaam "Moeder van alle Nederlandse onderduikers" op.
Uit het Leidsch Dagblad van 13 september 2003: "Ze was beeldschoon, slim en sportief. Ze kon schieten, saboteren en spioneren. Als een Leidse Hannie Schaft stortte ze zich in het verzet, werd gepakt en ter dood veroordeeld. Maar dan neemt haar leven een bizarre wending. Ze stelt haar kwaliteiten ter beschikking aan de Sicherheitsdienst."
Hendrik Seyffardt leek een sleutelfiguur gedurende de bezettingsjaren. Voor de Duitse bezetter echter, was hij simpelweg een figuur die kon worden ingezet voor propagandadoeleinden. Seyffardt werd immers, nadat hij met pensioen gegaan was na een voorbeeldige militaire loopbaan, door de Duitse bezetter ingezet als bevelhebber van het Nederlandse Legioen. Dit was een militaire eenheid die aan het Oostfront vocht binnen het kader van de Waffen-SS. De eenheid zou in Seyffardts visie volledig uit Nederlanders moeten bestaan, maar in de werkelijkheid bleek een andere. De liquidatie van Seyffardt door de communistische verzetsgroep CS-6 betekende niet alleen dat het verzet zijn aanvankelijke houding tegenover liquidaties herzag, maar had ook tot gevolg dat de bezetter, in samenwerking met collaborerende Nederlanders, overging tot brute vergeldingsacties.
Henri Winkelman werd geboren op 17 augustus 1876 in Maastricht. Hij was een zoon van Julius Hendrik Winkelman, inspecteur der registratie en domeinen, en Charlotte Henriëtte Braams. Na zijn HBS-opleiding ging hij naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Zijn doel was om als officier in Nederlands-Indië ingezet te worden. Tijdens zijn opleiding op de K.M.A. stelde hij zijn doelstelling bij en werd hij als cadet-korporaal geplaatst bij de Infanterie. Tijdens zijn studietijd aan de KMA was hij lid van verschillende cadettenverenigingen, waaronder een schiet- en muziekvereniging. In 1896 werd hij benoemd tot luitenant. Ondertussen was hij in 1902 getrouwd met Arendin Jacomina Coert. Uit dit huwelijk werden later twee zoons en twee dochters geboren. Na een succesvolle studie, die later werd voortgezet aan de Hogere Krijgsschool in Den Haag, doorliep hij zonder problemen de officiersrangen bij de verschillende krijgsmachtonderdelen.
Jacobus Groenwoud werd op 8 november 1916 geboren in Amsterdam. Groenewoud was slechtziend, maar werd in 1935 toch opgeroepen voor de dienstplicht. Na een medische keuring werd hij alsnog afgekeurd en twee jaar later kreeg hij officiëel bericht dat hij ongeschikt was voor militaire dienst. Nadat hij, nét voor de invasie van Nederland in mei 1940, emigreerde naar Zuid-Afrika, vond hij het moreel verplicht om zich met 27 andere Nederlanders te melden voor het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Hij stuurde een telegram naar de Nederlandse delegatie in Pretoria, waarin hij zijn plannen uiteenzette, maar kreeg geen antwoord terug. Na een tweede telegram werd hij uiteindelijk uitgenodigd voor een gesprek met de consul, maar dit bleek niet het gewenste resultaat te hebben. Ondertussen was hij haastig op zoek naar een baan en in december 1940 werd hem werk als accountant aangeboden bij een bedrijf, met de wetenschap dat hij was afgekeurd voor militaire dienst, waardoor de werkgever verzekerd was van een goede werknemer voor langere tijd.
Jacobus Hendriks diende vanaf 1922 bij de Koninklijke Marechaussee. In 1940 diende hij bij de Brigade in Tilburg en werd na de Duitse inval in Nederland teruggetrokken op Zeeland. Vanuit Zeeland ging de reis naar Frankrijk en door naar het Verenigd Koninkrijk. Daar verbleef hij vier jaar bij de Prinses Irene Brigade om uiteindelijk met het Militair Gezag terug te keren naar Nederland. Na de oorlog werd hij overgeplaatst naar de Rijkspolitie en diende hij als groepscommandant in Mierlo.
Jan Medendorp (1908-1989), winkelier in manufacturen in het Groningse Usquert, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gaandeweg actief in het verzet. Hij was in 1942 getuige geweest van de wegvoering van zijn buurtgenoot, de Joodse veehandelaar Sam van der Hal. Dat was misschien niet de directe aanleiding, maar toch min of meer waardoor Jan in het verzet was gerold. Hij werd kort voor de bevrijding opgepakt door de Duitsers maar ontliep de doodstraf, mede wellicht dankzij een NSB-burgemeester.
Jan Olij woonde tot zijn dood in Argentinië, in de buurt van Buenos Aires. Hij werd in juli 1949 bij verstek door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf wegens het in brand steken van een boerderij in Barneveld, het arresteren en overdragen van Rotterdammers aan de nazi´s en het lidmaatschap van de Waffen-SS, waarbij hij zich in 1940 had aangesloten.
Johan Bulder werd geboren op 20 juni 1914 in Amsterdam. Hij huwde in het jaar van de Olympische Spelen in nazi-Duitsland in 1936 de 26-jarige Agnes Hubertine Behet. In het Amsterdams stadsarchief wordt Bulder omschreven als SS man en inkoper van diversen. Hij had een kolenzaak, een rijwielhandel en zat op zee. Wat betreft zijn persoonlijkheid was hij een bon vivant em een vrouwenversierder. Hij had altijd schulden. Toen de oorlog begon, woonde hij met zijn gezin aan de Dusartstraat 29 II in Amsterdam.
Johannes Post werd geboren op 4 oktober 1906 in het buurtschap Nieuw-Moscou te Hollandscheveld, vlakbij Hoogeveen. Hij was het elfde en laatste kind van Jan Wolters Post en Trijntje Tempen. Over de jeugd van Johannes weten we niet veel. Eén van de meest informatieve bronnen over zijn jeugd is "De levensroman van Johannes Post" door Anne de Vries, tevens het meest bekende boek over zijn leven. Ook is bekend dat Johannes in zijn jeugd al bevriend was met Henk Dienske, die later ook een groot verzetsman werd. Verder weten we dat hij in zijn jeugd geen sterk lichaam had; zijn gezondheidstoestand baarde geregeld zorgen. Waarschijnlijk is dit één van de redenen geweest dat hij mocht doorleren. Johannes had de lagere school goed doorlopen en ging naar de MULO. Daar heeft hij slechts één jaar gezeten, om vervolgens alsnog bij zijn vader op de boerderij te gaan werken. Dit was een grote teleurstelling voor zijn ouders: een studerende zoon was voor hen een teken van welstand.
Door het verzet opgevangen, boven Nederland neergeschoten geallieerde piloten, Nederlandse verzetsmensen die niet meer in ons land konden blijven en geallieerde militairen die uit Duitse kampen ontsnapten, werden via zogenoemde ontsnappingslijnen over de grens met België gebracht. Dit was uiterst riskant verzetswerk, want op het helpen van geallieerde militairen stond de doodstraf. Toch waren er Nederlandse mannen en vrouwen die zich voor deze zaak inzetten.
Karel Willem Frederik Marie Doorman werd op 23 april 1889 geboren in Utrecht en was een zoon van de legerofficier Carel Willem Frederik Doorman en Anna Catharina Theresia Maria Kleintjens. Op 4 september 1906 kwam hij als adelborst der derde klasse bij de Koninklijke Marine. Op 1 september 1908 werd hij gepromoveerd tot adelborst der tweede klasse en op 24 augustus 1910 was hij opgeklommen tot de rang van adelborst der eerste klasse. Hij diende vervolgens enige jaren in Nederlands Oost-Indië, waar hij ondertussen gepromoveerd was tot luitenant-ter-zee der tweede klasse.
Liepke Scheepstra was een belangrijke Nederlandse verzetsman. Zijn schuilnaam in de illegaliteit was eerst Gjalt, later Jelt. Om veiligheidsredenen is dat naderhand weer veranderd in Bob. Onder deze laatste schuilnaam is Scheepstra het meest bekend gebleven.
Een opmerkelijke oorlogsloopbaan van een veelzijdig KNIL-officier, dat kan zeker gezegd worden over de carrière van kapitein Max Horstink. Opgeleid als infanterie-officier, getraind als vlieger-waarnemer, gestart bij de Topografische Dienst, begint zijn oorlogsverhaal als infanterist en aansluitend guerrilla op Timor. Met plaatsingen bij het 18e Squadron, de NEFIS en ten slotte de NICA, nam hij deel aan een veelheid aan operaties en campagnes voor de bevrijding van Nederlands-Indië. Dat moest hij echter met de dood bekopen.
Meinoud Marinus Rost van Tonningen werd geboren op 19 februari 1894 in Soerabaja, Nederlands-Indië en was de zoon van generaal Rost van Tonningen, die zich had onderscheiden in de strijd op Lombok, Atjeh en Bali. In 1909 keerde het gezin terug naar Nederland en op 15-jarige leeftijd besloot Meinoud, evenals zijn vader destijds, om een militaire carrière op te bouwen. Echter, op aandringen van zijn vader die vond dat een militair nooit de erkenning en de medewerking van een regering kreeg, besloot Meinoud deze stap nog even uit te stellen. Daarom begon hij in 1912 aan een opleiding als ingenieur, maar verder dan het behalen van zijn propedeuse kwam hij niet. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 meldde hij zich, ondanks de neutraliteit van Nederland, samen met Anton Mussert aan als vrijwilliger bij de artillerie. Hier leerde hij veel over de opbouw van het leger, maar ook over de houding van de Nederlandse regering ten opzichte van een oorlog; hij deed tijdens deze periode zijn eerste politieke ideeën op. Na de oorlog begon hij aan een studie rechten aan de Universiteit van Leiden en hier ontmoette hij zijn eerste vrouw, Mary Gordon Hasselbach, waarmee hij op 17 januari 1924 in het huwelijk zou treden.
Wie was die Pier Nobach eigenlijk? Waarom werd een boer uit Doezum een fanatieke Duitsgezinde handlanger van de bezetters? Aan welke misdrijven maakte hij zich schuldig? Wie waren zijn slachtoffers? Werd hij na de oorlog gestraft voor zijn gedrag tijdens de bezetting?
Op dinsdag 30 oktober 1945, om vijf uur 's-middags, werd een Proces-verbaal van Aanhouding van ene Pieter Schelte Heerema opgemaakt, verdacht van lidmaatschap van de NSNAP-Majoor Kruyt en van het directeurschap van de Nederlandsche Oost Compagnie (NOC).
In de avond van 1 december 2004 overleed Bernhard, Prins der Nederlanden, Prins von Lippe-Biesterfeld op 93-jarige leeftijd. Prins Bernhard trouwde op 7 januari 1937 met prinses Juliana. De prins heeft zich gedurende de Tweede Wereldoorlog zeer verdienstelijk gemaakt voor de Nederlandse zaak. Nadat hij op 12 mei 1940 naar Engeland uitgeweken was, begon hij met het organiseren van de aldaar naartoe gevluchte Nederlanders. Hij zorgde ervoor dat er in 1942 een Nederlandse RAF-eenheid werd opgericht en stond bovendien aan de wieg van het "Regiment Stoottroepen". Ook was hij nauw betrokken bij de "Prinses Irene Brigade" en was hij als opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten aanwezig bij de capitulatie-onderhandelingen met de Duitsers.
Robert van Genechten was bij leven een controversieel persoon. De tot Nederlander genaturaliseerde Belg ontvluchtte zijn vaderland en pleegde bijna twintig jaar later in een Nederlandse cel zelfmoord. Hiermee voltrok hij zelf zijn doodvonnis. Van Genechten kreeg een rustplaats in een massagraf waarin later onder andere ook Anton Mussert en Max Blokzijl werden begraven. Als een van de weinige ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers zou Van Genechten later alsnog een herkenbaar eigen graf krijgen.
Titus Brandsma was een karmelietenpater, geleerde, publicist en Nederlands verzetsstrijder. Voor de oorlog was hij al actief in een groot aantal bewegingen op het terrein van cultuur, natuur, emancipatie, onderwijs en journalistiek. In de dertiger jaren was hij een van de eersten die actief in verzet kwam tegen de opkomst van het nationaalsocialisme. Een lijn die hij na de bezetting onverkort en openlijk doorzette. Vanwege zijn verzet tegen Duitse maatregelen om de vrije meningsuiting te belemmeren en de onderwijsvrijheid in te perken, alsmede zijn protesten tegen de maatregelen jegens de Joodse bevolking, werd hij gearresteerd. Na verhoor in Scheveningen werd hij via kamp Amersfoort en de gevangenis van Kleef gedeporteerd naar het concentratiekamp Dachau, waar hij op 26 juli 1942 overleed. Nog tijdens de oorlog werd hij een lichtend voorbeeld van verzet tegen onderdrukking en symbool voor een wereld van begrip en verdraagzaamheid. In 1985 verklaarde paus Johannes Paulus II hem zalig.
Tobie Goedewaagen (Amsterdam, 15 maart 1895 - Den Haag, 4 januari 1980) was een gerespecteerd wetenschapper en filosoof, geboren in een typisch bourgeoismilieu in Amsterdam. Nadat zijn universitaire loopbaan niet verliep zoals hij had gehoopt, raakte hij steeds meer onder de invloed van het nationaalsocialistische gedachtegoed. In de eerste oorlogsdagen sloot hij zich aan bij de NSB en hij kreeg hier al direct een vooraanstaande positie in het ombouwen van de vooroorlogse kunsten in nationaalsocialistische kunst. In de periode 1940-1943 was hij secretaris-generaal van de NSB en secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK). Vanuit het DVK werden de zelfstandige afdeling de Nederlandsche Kultuurkamer (NKK) en het adviserend orgaan de Nederlandsche Kultuurraad (NKR) opgericht. Vooral binnen de Kultuurraad speelde Goedewaagen een belangrijke rol.
Walraven van Hall was een van de grootste Nederlandse verzetsstrijders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij wist door inventiviteit, spitsvondigheid en hulp van anderen een financiële constructie in het leven te roepen, waarmee hij een grote bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse illegaliteit. Het door hem opgerichte Nationaal Steunfonds (NSF) hield zich tijdens de oorlog bezig met de financiële verzorging van duizenden personen die werden getroffen door de Duitse bezetting, ook ondersteunde het fonds talrijke andere verzetsactiviteiten.
Walter Süskind was één van de medewerkers van de Joodsche Raad. Weliswaar had hij een belangrijke rol bij de organisatie van deportaties, maar tegelijkertijd redde hij het leven van honderden mensen, waaronder voornamelijk kinderen. Hij deed dit zonder toestemming of medeweten van de leiding van de Joodsche Raad en met gevaar voor eigen leven. Tijdens de oorlog beschouwden veel Joden hem als een verrader, maar achter het masker van de vermeende collaborateur schuilde in werkelijkheid een held.
Koningin Wilhelmina wilde graag de moeder des vaderlands zijn. Dat betekende immers dat ze als een gerespecteerd leider van grote invloed was op de vorming van Nederland tijdens en na de Tweede Oorlog. Ze was weliswaar een geboren leidster, maar was ze echt die ‘moeder’ tijdens de belangrijkste tijd in haar regeerperiode gedurende de oorlog? Het is waar dat ze tijdens haar volledige regeerperiode voor vele minderbedeelden opkwam. Haar paleis stelde ze in de Eerste Wereldoorlog ter beschikking aan Russische emigranten (in 1917) en na de Tweede Wereldoorlog konden oorlogsslachtoffers, repatrianten en slachtoffers van de watersnoodramp van 1953 op een veilig onderdak bij Wilhelmina rekenen.
De Nederlands - Vlaamse SS'er Willem Antonius Maria Sassen, (deknamen: W. S. Sluysse, André Desmedt) was tijdens de oorlog "de stem van de SS voor Nederland en Vlaanderen" op de radio. Zoals Vrij Nederland in een artikel uit 1981 al vermeldde: 'Hij schreef foute stukken voor Nederlandse en Belgische kranten, navenante foute hoorspelen voor Radio Hilversum en Radio Brussel en was voor 20 dagen hoofdredacteur van Courant Nieuws van de Dag.’