Jan Olij woonde tot zijn dood in Argentinië, in de buurt van Buenos Aires. Hij werd in juli 1949 bij verstek door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf wegens het in brand steken van een boerderij in Barneveld, het arresteren en overdragen van Rotterdammers aan de nazi´s en het lidmaatschap van de Waffen-SS, waarbij hij zich in 1940 had aangesloten.
Jan Olij werd geboren te Landsmeer op 10 augustus1920, zoon van Simon Paulus Olij (beroep loswerkman) en Willempje Hottentot. Zijn vader was werkzaam bij Amsterdamse politie. In het gezin werd gebokst. Zowel zijn vader als zijn broer waren verdienstelijke boksers. ‘De reus van Landsmeer’, zoals Jan ook wel genoemd werd, werd in 1940 Nederlands kampioen zwaargewicht. De familie Olij had al vroeg sympathieën voor het nationaalsocialisme: ze waren in de jaren dertig lid van de NSB geworden. Een logisch gevolg hiervan was dat zijn vader, Sam Olij, die sinds 1928 bij de Amsterdamse politie zat, in 1940 in dienst trad bij de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. Zijn beide zonen, Kees (Cornelis) en Jan, meldden zich aan bij de Waffen-SS.
" 22 juni 1941 zondag. Oorlogsverklaring aan Rusland. Eerst via Z.O.- Polen richting de Russische grens. 24-30 juni. Wij trekken op, door Polen en Rusland. Verschrikkelijke tonelen, in Lemberg. Duizenden lijken, van vermoorde vrouwen, mannen en Volksdeutschen. Overal knalt het, en worden de joden neergeschoten. 1 juli 1941. Ik ben 1 jaar bij de SS. Mijn eerste gevechtsdag. Dan komen wij in het bezit van 30 lijkplunderaars, Joden. Allen worden vijf na vijf neergeschoten, na hun eigen graven gemaakt te hebben. Ik ben doodsmisselijk van deze knallerij. Het is geen alledaags werk, mensen neerschieten. 3-4 juli 1941, honderden Joden worden doodgeschoten. Met hun handen graven zij hun vermoorde slachtoffers op, daarna worden meteen in dezelfde graven neergeknald. ..."
Jans carrière nam een vaart nadat hij, door een beenwond die hij had opgelopen aan het Oostfront, terugkwam in Nederland om te revalideren. Zijn herstel verliep dusdanig snel dat hij zijn bokscarrière oppakte en kampioen van Ostmark werd. Op 3 juni 1942 bokste hij tegen voormalig Olympisch kampioen uit Wüpperthal Heisn Runge. Op 24 september 1942 werd hij als vrijwilliger in de rang van SS-Rottenführer ontslagen uit de Waffen-SS, Standarte Westland. Hij trad vervolgens toe tot de Arbeitskontrolledienst in 1943, met de taak onderduikers op te sporen. In 1945 werd hij overgeplaatst naar de Grüne Polizei, waar hij nog bekender werd door bekentenissen uit arrestanten te slaan.
In juli 1945 werd Jan Olij door de Nederlandse autoriteiten aangehouden en opgesloten in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. In afwachting van zijn proces werd hij in 1947 naar het interneringskamp te Hoensbroek gestuurd, waar hij werd tewerkgesteld in de Limburgse mijnen. Daar wist hij aan zijn bewakers te ontsnappen en hij is sindsdien voortvluchtig. Zoals hij al tijdens een interview met het blad Nieuwe Revu in februari 1989 zei: "Het is duidelijk dat ik Holland uit moest, ik ben onmiddellijk gevlucht naar Spanje." Hij kwam daar terecht in het concentratiekamp Nan Clares de la Oca bij Bilbao. Zijn verblijf duurde echter niet lang. Hij nam de benen en ging boksen voor de kost onder het pseudoniem Jack Olij.
Het was in deze omgeving dat hij Dries Riphagen ontmoette, die net als hij voortvluchtig was. Riphagen beschikte over wat geld dat hij had 'opgespaard' in de oorlog, waarmee hij bokswedstrijden organiseerde in Spaans Baskenland. Van de opbrengsten uit deze wedstrijden kon Olij een scheepspassage kopen naar Argentinië. In 1949 stak hij aan boord van het schip Rio Tessana de Atlantische Oceaan over en kwam via Brazilië in Argentinië terecht. Bij aankomst registreerde hij zich onder de naam Hans Olij. Hij bleef contact houden met Riphagen, die zich nu eens voor een Deen, dan weer voor een Nederlander uitgaf. Riphagen had zijn spaarcenten in een transportbedrijfje geïnvesteerd en financierde daarmee ook de bokswedstrijden van Olij. Jan Olij wordt ook wel door de Argentijnse pers Jan Olij Hottentot genoemd - Hottentot is de meisjesnaam van zijn moeder.
Zelf verklaarde Jan Olij aan journalisten van het Parool (16 februari 1989) over de bewering dat Riphagen zijn manager was in Argentinië: "Niets van waar, die Riphagen was een opschepper die beweerde dat hij zelf zo een goed bokser was geweest." Wel was het zo dat hij in Spanje tijdens de boksgala in San Sebastian toenmalige bokskampioen Paco Bueno versloeg. In Argentinië (Luna Park) en Brazilië (Sao Paulo en Rio de Janeiro) haalde hij nog enkele successen. Zijn naoorlogse bokscarrière duurde van 01-11-1948 (Vitoria, Baskenland (Spanje) tot Mendoza (Argentinië) in 01-01-1950).
Jan Olij vestigde zich eerst aan de voet van de Andes in het dorpje San Juan, waar hij zijn diensten bij de lokale politie aanbood. Daar ontmoette hij ook zijn tweede vrouw, Rosa Castula Tonon, met wie hij trouwde en een zoon kreeg. Sindsdien werkte hij als elektricien en schilder van kitscherige schilderijtjes. Het boksen had hij intussen opgegeven, omdat hij last kreeg van artritis. Eind jaren vijftig zorgde de organisatie ODESSA ervoor dat hij zijn familie gedurende een kort verblijf in Duitsland kon opzoeken. Hij woonde toen slechts op dertig kilometer van de Nederlandse grens in Herten (Westfalen), waar hij werkzaam was als letterschilder. In Duitsland werd zijn aanwezigheid spoedig opgemerkt en hij werd opnieuw gevangengenomen. Ook dit keer wist hij te ontsnappen.
In 1962 vestigde hij zich in Isidro Casanova, en leefde daar vrijwel onopgemerkt totdat in 1989 journalisten van het Parool en Nieuwe Revu hem op het spoor kwamen en hem verscheidene interviews wisten af te nemen. Opnieuw brak er een schandaal uit en werd hij tijdelijk in het huis van bewaring (7 december 1988) gezet, maar kwam in hoger beroep weer vrij. Volgens de rechtbank in Morón heeft zoals Jan Olij het omschreef conform de vordering van het Openbaar Ministerie aldaar, de uitlevering afgewezen: zijn straf was inmiddels verjaard.
Broer Kees leefde, na een tussenperiode in Duitsland, een teruggetrokken bestaan als schilder en havenarbeider. Na de oorlog woonde hij aan de Kometensingel en in 1947 vertrok hij tijdelijk naar Landsmeer. In 1948 keerde hij terug naar Amsterdam en zou daar niet meer weg gaan. Hij kreeg vanwege zijn werk voor de KNSM (Koninklijke Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij) huisvesting in Amsterdam-Noord toegewezen. Hij huwde in mei 1959 met de ex van zijn broer Jan, Anna Hendrikse. Tot begin jaren 80 wist niemand van zijn verleden af. Hij hield zich naast het havenwerk bezig met houtsnijwerk en af en toe werd hij bezocht door de bekende Nederlandse econoom Jan Tinbergen. Hoe deze wonderbaarlijke vriendschap tot stand kwam is onbekend. Op 31 juli 1986 overleed Kees.
Tegen vader Sam Olij werd in de eerste instantie de doodstraf geëist voor het oppakken en mishandelen van Joden en andere arrestanten. Deze straf werd omgezet in levenslang, maar in hoger beroep werd de straf herzien. Na een psychiatrisch onderzoek werd Sam Olij zeer verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Zijn straf werd uiteindelijk omgezet in negen jaar. In juni 1954 kwam hij weer vrij.
Jan Olij heeft aan de Nederlandse justitie diverse keren om gratie verzocht. In een van zijn verzoeken aan de hoofdafdeling reclassering in Den Haag, schreef hij het volgende:
"Mijne heren,
Met de meeste hoogachting wend ik mij tot u vanuit Argentinië met een verzoek. Argentijn zijnde, ben ik in Nederland veroordeeld, tot een gevangenisstraf van 20 jaren na de oorlog, wegens collaboratie met het Duitse leger. Geïnterneerd, vluchtte ik in het jaar 1947 vanuit het mijnkamp Hoensbroek en kwam na vele omzwervingen door Duitsland, België en Frankrijk in Spanje aan, waar ik later het nodige geld voor de overtocht naar Zuid Amerika verdiende door te boksen, omdat ik vroeger Nederlands kampioen zwaargewicht ben geweest.
Na een jaar aanwezigheid in Argentinië al kwam er een einde aan mijn boksloopbaan door een ongeluk, wat mij verder doorgaan onmogelijk maakte.
Enige jaren later viel ik door het dak van een fabriek en verbrijzelde hierbij de hakbeentjes wat mij voor de rest van mijn leven invalide maakte.
De oorlog in Rusland met zijn verwondingen, koude, honger en ontberingen, later na de oorlog de Nederlandse gevangenkampen, vlucht naar Spanje door vele landen, later Zuid Amerika en het ongeluk, de grote armoede later door invalide te worden zonder steun: zijn gebeurtenissen in mijn leven die in ieder geval veel geleerd hebben. Alles wat ik bezat in het leven in Holland heb ik verloren door mijn impulsieve jeugdstap.
...
Gepensioneerd Argentijn zijnde nu met een studerende zoon, mijn vrouw gemeenteverpleegster, maar steeds mijzelf als een vreemde voelend in dit land, voel ik de dagelijkse wens naar Nederland terug te keren, nog een maal mijn ouders te kunnen zien...
Jan Olij
Roque Perez 5571
Isidro Casanova
Provincia BA.
Nederland heeft meerdere keren aan de regering in Buenos Aires om zijn uitlevering gevraagd, maar zonder succes. In 1952 had Olij de Argentijnse nationaliteit aangenomen en op grond daarvan kan hij niet worden uitgewezen. Dit had alleen gekund wanneer hem de Argentijnse nationaliteit was afgenomen. Zelfs al zou hij staatloos zijn geworden, dan was de kans klein dat hij alsnog uitgewezen zou zijn, aldus zijn advocaat Luís Artola. Niettemin heeft Olij herhaaldelijk contact met de Nederlandse ambassade opgenomen om zijn spijt te betuigen; hij verlangde ernaar om naar Nederland terug te keren. Het adres van Olij was al sinds 1961 bij de Nederlandse justitie bekend.
Latere pogingen om Olij veroordeeld te krijgen mislukten. Volgens de uitspraak van de federale rechter Gerardo Larramberre in 1989: "Olij heeft niet de kans gehad zich in een rechtszaak te verdedigen. Een veroordeling bij verstek, zoals die in Nederland, zou in de Argentijnse wetgeving niet geldig zijn." Er bestaat wel een uitleveringsverdrag uit 1893 met Nederland, maar dat voorziet niet in uitlevering van oorlogsmisdadigers. In de Nederlandse wet staat eveneens dat ieder die tijdens de oorlogstijd in vreemde dienst gaat, het Nederlandse staatsburgerschap verliest. Wil het Nederlandse gerecht hem berechten dan moet hij eerst genaturaliseerd worden.
Justitie was op de hoogte van Jan Olij’s verblijfplaats in Argentinië. Van uitlevering zou geen of nooit sprake zijn. Tussen Nederland en Argentinië bestaat een uitleveringsverdrag (7 september 1893). Dezerzijds is altijd onderkend dat uitlevering van de oorlogsmisdadigers Abraham Kipp, Willem Sassen en Jan Olij op grote juridische bezwaren zou kunnen stuiten van de kant van Argentinië. Daarvoor 4 redenen:
1) de misdaden waarvan zij verdacht worden komen niet voor op limitatieve lijst van misdrijven waarvoor uitlevering kan plaatsvinden (art. 2 van het uitleveringsverdrag Nederland – Argentinië);
2) naar Argentijns recht is waarschijnlijk verjaring ingetreden (art. 3 van het uitleveringsverdrag bepaalt dat in dat geval geen uitlevering zal plaatsvinden);
3) betrokkenen zijn door naturalisatie Argentijn geworden (art. 3 van het verdrag luidt: de uitlevering zal geen plaats hebben indien de opgeëiste persoon door geboorte of naturalisatie onderdaan is van land waarvan de uitlevering wordt gevraagd;
4) de betreffende misdrijven zijn in ieder geval naar Nederlands recht politieke misdrijven: op grond van art 3 zal evenmin in dergelijke gevallen uitlevering plaatshebben.
Journalist Arnold Karskens meldde op 16 juni 2009 op DePers.nl dat Jan Olij al op 8 mei 1996 overleden is. Hij ligt begraven in ‘Jardín de los ceibos’ in de wijk La Matanza in Buenos Aires.