De Tappenbecks behoorden tot een van oudsher Duitse familie, die eind 19e eeuw naar Noordwijk trok en daar het hotel Huis ter Duin tot grote bloei bracht. Rudolf was aan het begin van de oorlog directeur, samen met zijn broer Wolfgang, en hielp het verzet. Hij werd in 1944 verraden, opgepakt en kwam om in een concentratiekamp. In 1948 werd een monument voor hem opgericht aan de boulevard. Wolfgang zette het hotelbedrijf voort, moest samenwerken met de Wehrmacht maar werd na de oorlog vrijgesproken van ‘hulp aan de vijand’.
De Noordwijkse journaliste Ruth Nederveen publiceerde in 2013 een artikel over beide broers onder de sprekende titel ‘Goed én fout’. Minder bekend is dat ze drie neven hadden, Dieter, Bruno en hun broer Gert, ook alle drie geboren in Noordwijk aan Zee. Ik kwam hen op het spoor bij de research voor mijn boek 'Spion tegen Churchill', over de in Noordwijk wonende nazi-spion Engelbertus Fukken alias Jan Willem ter Braak. Een van de elementen daarin was dat deze spion in juli 1940 geworven werd door ene Rittmeister Mirow van de Abwehr via diens vriend Dieter Tappenbeck, die ook voor de Duitse regering werkte.
Hoe verging het deze Dieter en zijn broers?
De familiebanden Heinrich TAPPENBECK (1834 Frisoythe/D-1904 Wiesbaden/D) X (1893) Margaretha Elisabeth Leonhardt (1870 Leipzig D – 1941 Noordwijk aan Zee) | Rudolf (1897 Noordwijk aan Zee-1944 Hamburg-Neuengamme/D) Wolfgang (1901 Noordwijk aan Zee-1979 Portugal) (2) Heinrich Christian Tappenbeck (1880 Wijk aan Zee-1950 Zwitserland) |
Alle drie bezochten ze in Noordwijk de ‘School met den Bijbel’. Voor hun middelbare school gingen ze alle drie naar het 'Nederlandsch Lyceum' in Den Haag, waar ze inwoonden bij een leraar Duits.
Bruno ging nadien werken in Hamburg, waar hij aanhanger van Adolf Hitler werd. Hij was intelligent, sportief en een echte vrouwenman. Rond 1935 woonde hij ongeveer een jaar in Assoean in Egypte. Waarom is niet duidelijk maar misschien was het, omdat hij een kind had verwekt bij een ongetrouwde vrouw in Noordwijk (deze mej. Hoogendoorn stelde in de oorlog nog een vaderschapsactie jegens hem in, ongetwijfeld vergeefs). Nadien keerde hij definitief terug naar Noordwijk en verdiende volgens het bevolkingsregister de kost als deurwaarder en koopman. Een Zwitserse jonge vrouw, genaamd Marianne Giger, die met haar ouders in Huis ter Duin logeerde, raakte zwanger van hem, waarna hij met haar trouwde. Maar al voor de oorlog gingen ze uit elkaar, waarna zij met hun kind terugging naar Bern. Dieter en Gert vertrokken halverwege hun middelbare schooltijd naar een kostschool bij Zürich, terwijl hun ouders regelmatig waren te vinden in hun chalet in Saint Légier-sur-Vevey bij het Meer van Geneve.
Dieter keerde nadien terug om in Amsterdam geologie te gaan studeren, waarbij hij als een van de eerste studenten zich al gauw openlijk bekeerde tot het nationaal-socialisme. Hij studeerde ook een tijd in Berlijn en promoveerde in 1939. Zijn passie was echter de journalistiek en hij ging dan ook aansluitend werken voor het ANP.
Gert ging na zijn kostschool eerst een jaar naar de hotelschool in Lausanne maar besloot toen te gaan studeren aan een technische hogeschool in Berlijn. In 1939 keerde hij terug naar Nederland om als werktuigbouwkundige te gaan werken voor de machinefabriek Grasso in Den Bosch. Dat jaar verhuisden zijn ouders definitief naar hun Zwitserse chalet, omdat ze grote zorgen hadden over de agressieve Duitse politiek.
Hieronder volgt een beschrijving van de verdere levensloop in en na de oorlog van de drie gebroeders, die van hen allen opmerkelijk is te noemen.
Dieter werd begin 1940 ontslagen of nam zelf ontslag bij het ANP, dat is niet duidelijk, en vertrok naar Berlijn om daar te gaan werken voor de cultuurpolitieke afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanaf juli 1940 verbleef hij enkele maanden in Den Haag en Amsterdam, waar hij werkte voor het 'Reichskommissariat für die besetzten Gebieten' als 'Leiter des Kulturfunks beim drahtlosen Dienst’.
Natuurlijk ging hij ook in Noordwijk oude bekenden en familie opzoeken en hij sprak een keer, wellicht in Huis ter Duin, met zijn goede bekende 'Rittmeister' Kurt Mirow van de 'Abwehr', gestationeerd in Brussel, maar in Nederland op zoek naar kandidaten voor spionage in relatie tot de geplande invasie van Engeland (Operatie Seelöwe), die er echter nooit van zou komen. Dieter noemde toen zowel zijn broer Gert als zijn jeugdvriend Engelbertus Fukken als mogelijk geschikte personen voor dat werk. De laatste ging hierop in en werd als Jan Willem ter Braak enige maanden later gedropt in Engeland.
Journalistiek was Dieters grote passie en daarom wilde hij oorlogscorrespondent worden. In februari 1941 vertrok hij voor zijn opleiding bij de Waffen-SS naar Sennheim in de Elzas. Eind juni nam hij vervolgens als 'Unterscharführer' van de 'SS-Standarte Westland' deel aan de inval in Rusland (operatie Barbarossa) en werd hij de eerste buitenlandse 'Kriegsberichter'. Zijn artikelen werden geplaatst in bladen als Storm, het weekblad van de Nederlandse SS, het NSB-blad Volk en Vaderland en de Deutsche Zeitung in den Niederlanden. Op 1 juli had hij zijn vuurdoop bij het plaatsje Olzanicka in de Oekraïne en hij schreef daarover dat de Nederlandse SS’ers ‘zich prachtig hebben geweerd en daarmede alle beweringen, dat het soldaat-zijn den Nederlandse aard niet zou liggen, hebben gelogenstraft’. Hij werd ook onderscheiden met het IJzeren Kruis IIe klasse.
Op 23 december 1941 overleed Dieter, bijna 29 jaar oud. In een van de vele overlijdensberichten in kranten stond vermeld dat hij was gevallen ‘door een noodlottig ongeval in de strijd tegen bolsjewisme’. Maar in werkelijkheid was hij al in oktober 1941 teruggekeerd van de slagvelden om weer te gaan werken voor zijn ministerie in Berlijn. Bij een bezoek in het Noord-Duitse stadje Westerstede, bij familie van zijn moeder, pleegde hij zelfmoord, waarbij hij het in een afscheidsbrief over een ‘verkeerde keuze’ zou hebben gehad. Vermoedelijk hadden de gruwelen van de oorlog in Rusland hem tot het inzicht gebracht, dat de nazi-politiek verderfelijk en onmenselijk was. Volgens een Duits verhaal, dat toen in omloop kwam, had zijn zelfmoord echter te maken met een verborgen homosexuele geaardheid. Of werd die versie opzettelijk naar buiten gebracht om hem te diskwalificeren? En tenslotte is er de lezing van een thans nog levend familielid (ontleend aan wat zij in haar jonge jaren hoorde), dat Dieter verliefd was op een meisje uit een dorp bij Westerstede en dat hij, toen die verliefdheid niet wederkerig bleek, zich in eenzaamheid bij een naburig meertje door het hoofd schoot. Dieters lot bleef in Noordwijk na de oorlog onbekend, zoals ook blijkt uit het boek van inwoner G. Slats over Noordwijk in de oorlog.
Na de inval van de Duitsers in Nederland in mei 1940 trad hij op als hoofd van de colonne, die Huis ter Duin binnenkwam. De zoon van directeur Rudolf Tappenbeck beschreef in het verhaal van Ruth Nederveen deze dramatische scene als volgt:
Ze kwamen zo naar boven rijden, de oprijlaan op, al die Duitse uniformen. In de hal van het hotel stonden mijn vader en zijn broer. "Hoe durf je", hebben ze gezegd.
In april 1941 verdween Bruno uit Noordwijk naar Berlijn. Hij sloot zich aan bij de Waffen-SS, waardoor hij zijn Nederlanderschap verloor en werd ingezet bij de inval in Rusland als lid van een SS-Totenkopfstandarte. Begin 1944 had hij de leiding van een afdeling van het kantoor van de Gestapo in Athene, dat belast was met de uitzending van geheim agenten naar het Nabije Oosten. Zijn kennis van die landen en van het Arabisch, die hij had opgedaan door zijn verblijf rond 1935 in Egypte, zal hij daarbij goed hebben kunnen gebruiken. Nadien keerde hij terug naar Duitsland. Na de oorlog stond hij jarenlang vermeld in de opsporingsregisters, zonder dat hij gevonden werd. Zijn ouders vertelden na de oorlog dat hij waarschijnlijk in Rusland was omgekomen, maar dat was niet zo, ook al wisten ze dat op dat moment wellicht nog niet. Hij was namelijk aan het einde van de oorlog naar Duitsland teruggekeerd. Hij woonde o.a. in Bonn, waar hij trouwde met de Duitse vrouw die hem verzorgde. In de jaren zestig verhuisden ze naar Zwitserland, waar ze lange tijd bij zijn moeder in Saint Légier-sur-Vevey inwoonden, ook al waren zijn ouders bepaald geen nazi-aanhangers.
De nazaten van Rudolf en Wolfgang Tappenbeck bezochten jaarlijks hun oude tante. Toen ze in de jaren vijftig een keer aanbelden, deed Bruno tot hun enorme schrik en verbazing open. Ze wisten niet beter dan dat hij in de oorlog was omgekomen.
Later verhuisden Bruno en zijn vrouw naar een flat in het naastgelegen stadje Blonay, waar hij overleed toen hij 80 jaar oud was.
In de familie Tappenbeck gaat het gerucht dat Dieter of Bruno secretaris van de Groot Moefti was. Dat refereerde vermoedelijk aan de Groot Moefti van Jeruzalem, die een aanhanger van het nazisme was en op 28 november 1941 in Berlijn een ontmoeting met Hitler had. Nu kunnen zowel Dieter als Bruno heel goed op dat moment ook in Berlijn zijn geweest en Bruno had dus sinds zijn verblijf in Assoean rond 1935 sterke affiniteit met het Nabije Oosten. Maar ik heb bij een kort onderzoek op internet niet kunnen ontdekken dat een van hen inderdaad secretaris van de Groot Moefti was. Misschien iets voor een nader onderzoek?
Gert wilde na de Duitse inval in mei 1940 niet voor de bezetter werken en ging daarom terug naar Noordwijk, waar hij in Huis ter Duin woonde. Daar had hij in augustus 1940 een gesprek met Rittmeister Kurt Mirow, de hierboven al genoemde Abwehrofficier, die hem probeerde te werven om als spion in Engeland te gaan opereren. Volgens zijn verklaring na de oorlog stemde hij in met het enkele doel om naar Engeland te ontkomen. Hij zou een radio-opleiding krijgen in Lille, maar tijdens een langdurige tussenstop in Brussel werd hij eind september 1940 alsnog door Mirow afgewezen, omdat de invasie van Engeland al zou plaatsvinden, voordat zijn opleiding klaar was. Quod non, zoals zou blijken, maar toen zat Gert alweer in Noordwijk.
De eerste helft van 1941 verbleef hij bij zijn ouders in Zwitserland, waarvoor hij via Dieters Duitse relaties een visum had weten te bemachtigen. Eind 1941 was hij aanwezig bij de begrafenis van Dieter in Westerstede. In 1943 werd hij als werkloze opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Omdat hij zo min mogelijk aan de Duitse oorlogsmachine wilde bijdragen, kreeg hij via bemiddeling van zijn oom Rudolf een baan in een hotel in Berlijn, waarna hij in de loop van 1944 als hotelreceptionist in Dresden ging werken. Begin 1945 ontstond bij hem een grote angst voor het gestaag oprukkende Rode Leger en daarom trad hij toen in dienst bij de Waffen SS. Medio maart werd hij met vijftien andere soldaten naar Nederland gestuurd, met als doel om in geallieerd gebied te spioneren en te saboteren. Daar kwam allemaal niets van terecht. Gert beperkte zich tot het sleutelen aan de auto’s van het 'Kommando' en verdween uiteindelijk gewoon om op 7 mei in burgerkleren weer op te duiken in Noordwijk.
Binnen een week werd hij gearresteerd maar later weer vrijgelaten. Zijn Nederlanderschap behield hij, omdat zijn lidmaatschap van de Waffen SS niet als vrijwillig werd aangemerkt. Hij werkte nadien nog langdurig in het hotelwezen, o.a. als directeur van het Rijnhotel in Arnhem, en overleed in 2007, 93 jaar oud.