Let op: het schrijven van een nieuwe versie van dit artikel staat op de planning van een van onze vrijwilligers.
In de avond van 1 december 2004 overleed Bernhard, Prins der Nederlanden, Prins von Lippe-Biesterfeld op 93-jarige leeftijd. Prins Bernhard trouwde op 7 januari 1937 met prinses Juliana. De prins heeft zich gedurende de Tweede Wereldoorlog zeer verdienstelijk gemaakt voor de Nederlandse zaak. Nadat hij op 12 mei 1940 naar Engeland uitgeweken was, begon hij met het organiseren van de aldaar naartoe gevluchte Nederlanders. Hij zorgde ervoor dat er in 1942 een Nederlandse RAF-eenheid werd opgericht en stond bovendien aan de wieg van het "Regiment Stoottroepen". Ook was hij nauw betrokken bij de "Prinses Irene Brigade" en was hij als opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten aanwezig bij de capitulatie-onderhandelingen met de Duitsers.
Prins Bernhard is gedurende en na de oorlog vele malen onderscheiden voor zijn verdiensten. Op 11 november 2004 werd door de RVD bekend gemaakt dat Bernhard ongeneeslijk ziek was. Op 29 november 2004 werd hier aan toegevoegd dat de prins inmiddels uitzaaiingen had naar zijn darmen. De prins werd op 1 december 's avonds naar het ziekenhuis vervoerd, omdat zijn klachten niet meer op het paleis te behandelen waren. Hij overleed die avond in het Universitair Medisch Centrum in Utrecht.
Prins Bernhard werd op 29 juni 1911 te Jena (Duitsland) geboren als oudste zoon van prins Bernhard zur Lippe en barones Armgard von Sierstorpff-Cramm. Hij werd met een groot aantal voornamen bedeeld, die bij het invullen van formulieren toch van tijd tot tijd tot problemen moesten gaan leiden. Zijn doopnamen zijn namelijk: Bernhard Leopold Friedrich Eberhard Julius Kurt Karl Gottfried Peter. In 1916 vaardigde oom Leopold, die het toen in Lippe voor het zeggen had, een decreet uit, waarin hij bepaalde dat zijn schoonzuster met haar kinderen vanaf dat moment prins of prinses Zur Lippe-Biesterfeld zouden worden. Prins Bernhard is dus pas vanaf zijn vierde jaar een prins.
De prins bracht zijn vroege jeugd door op het ouderlijke landgoed Reckenwalde in Brandenburg (tegenwoordig Woynowo, Polen), vlakbij de stad Züllichau (tegenwoordig Sulechow). Zijn eerste onderwijs kreeg prins Bernhard thuis. Al in zijn jeugd was hij gefascineerd door het vliegen. Op 23-jarige leeftijd nam hij een paar uur vliegles op een Klemm 25, een sportvliegtuigje uit de jaren 30. Tijdens een laagvliegtrip dook zijn vliegtuig echter in een vijver. Prins Bernhard hield aan dit avontuur een nat pak en een zware verkoudheid over. Zijn ouders verboden hem daarom voortaan te vliegen. Een verbod dat de prins overduidelijk in de wind heeft geslagen... In 1923 vertrok hij op 12-jarige leeftijd naar het internaat van het gymnasium in Züllichau. Enkele jaren later ging de prins naar de kostschool van een Berlijns gymnasium, waar hij in 1929 zijn diploma behaalde. Aan de universiteiten van Lausanne, München en Berlijn studeerde Bernhard rechten. In 1935 legde hij aan de laatste universiteit van Berlijn zijn doctoraalexamen af in de rechtsgeleerdheid en verkreeg hij de titel van Referendar Juris. Bij tijd en wijle werden tijdens zijn studietijd de bloemetjes behoorlijk buitengezet. Volgens getuigen deden de fuiven die Bernhard regelmatig gaf het oude huis, waar hij een privé-woning met drie kamers had gehuurd, op zijn grondvesten trillen.
Tijdens zijn Berlijnse studietijd, begin jaren dertig, werd Bernhard lid van de SA, de Sturmabteilung van Hitlers NSDAP. Na zijn studie kwam de prins in dienst van het Duitse chemieconcern Interesse Gemeinschaft (I.G.) Farben. Na een korte inwerkperiode werd hij in 1935 directiesecretaris bij de Parijse vestiging van dit bedrijf. Tijdens deze periode in Parijs woonde Bernhard in bij graaf en gravin Von Kotzebue, een oom en tante van hem. Deze functie vervulde hij tot hij zich op 8 september 1936 verloofde met prinses Juliana, de Nederlandse troonopvolgster die hij had leren kennen tijden de Olympische Winterspelen in Garmisch Partenkirchen. De Nederlandse gezant in Parijs had er bij Bernhard namelijk op aangedrongen een bezoek te brengen aan koningin Wilhelmina en haar dochter. Bernhard volgde zijn raad op en bracht een deel van zijn wintersportvakantie door in het gezelschap van prinses Juliana. De jonge Juliana omschreef hij destijds als "ontzettend lief, erg verlegen, bijzonder intelligent en in hoge mate onder de invloed van haar moeder". Tijdens hun verloving en huwelijksreis zou die invloed snel kleiner worden.
Prins Bernhard liet de jonge Juliana kennismaken met het moderne leven, inclusief reisjes, feestjes en moderne, chique kleding. Koningin Wilhelmina leek aanvankelijk niet gediend van Bernhards losbandige levenswijze, maar ontdooide langzaam en raakte vervolgens zeer gecharmeerd van haar aanstaande schoonzoon. Hoewel de stemming in Nederland anno 1936 nog niet uitgesproken anti-Duits was, stelden velen toch vragen bij Bernhards lidmaatschap van de SA, maar de prins liet al vrij snel weten dat hij niets van de nationaalsocialisten moest hebben. Ter gelegenheid van de verloving hadden verscheidene in Nederland wonende Duitsers de hakenkruisvlag uitgestoken. In Den Haag werd zo’n vlag door Nederlanders neergehaald. De Duitse pers gaf Bernhard daarvan de schuld en begon een campagne tegen hem.
Op 27 november 1936 verkreeg prins Bernhard bij wet het Nederlanderschap en kort voor zijn huwelijk met prinses Juliana op 7 januari 1937, werd de prins in een aantal militaire rangen beëdigd. Zo werd hij benoemd tot luitenant-ter-zee eerste klasse van de Koninklijke Marine, kapitein bij de Koninklijke Landmacht en kapitein-ritmeester titulair van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (K.N.I.L.) Bij zijn huwelijk werd zijn achternaam ‘Zur Lippe-Biesterfeld’ gewijzigd in ‘Van Lippe-Biesterfeld’ en kreeg hij het predikaat ‘Zijne Koninklijke Hoogheid’. Prins Bernhard en prinses Juliana zouden vier dochters krijgen. Op 31 januari 1938 werd prinses Beatrix geboren en op 5 augustus 1939 volgde de geboorte van prinses Irene. De overige twee dochters, prinses Margriet en prinses Marijke (die later haar naam wijzigde in Christina) werden respectievelijk op 19 januari 1943 en 18 februari 1947 geboren.In 1939 werd prins Bernhard adjudant in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina, een functie die hij zou behouden tot 4 september 1948, maar de aanzet voor de militaire loopbaan van de prins werd echter vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog gegeven. Na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 week het gezin in dezelfde maand nog uit naar Engeland. Eigenlijk voelde Bernhard er niets voor om Nederland te ontvluchten, want hij vond dat hij als officier in actieve dienst in Nederland moest blijven. Wat moesten de Nederlandse troepen er wel niet van denken als hij, in het heetst van de strijd, met zijn gezin naar Engeland zou vluchten? Pas nadat koningin Wilhelmina de vice-president van de Raad van State erbij had gehaald, ging Bernhard overstag en in de avond van 12 mei vertrok het prinselijk gezin in een geblindeerde auto van ‘De Nederlandsche Bank’. Prins Bernhard vertelde over deze tocht later: “De tocht verliep normaal tot IJmuiden, tot de pont, en toen wij op de pont waren, kwam een Duits vliegtuig over. Hoewel het Duitse vliegtuig in eerste instantie niets deed, begonnen de mariniers vanaf de pont op het vliegtuig te vuren en ik herinner me dat dit de enige keer in deze oorlog is geweest dat ik zei ‘niet vuren’, want als men daar op die pont een bom had gegooid, was de auto met mijn vrouw en de kinderen erin onherroepelijk vergaan en dat was bepaald iets wat we niet moesten hebben”.
Op 13 mei 1940 arriveerden prinses Juliana en prins Bernhard, samen met de prinsesjes Beatrix en Irene, in Londen. Een maand later vertrok Juliana uit veiligheidsoverwegingen met de kinderen naar de Canadese hoofdstad Ottawa. Prins Bernhard bezocht zijn gezin hier tijdens de oorlog enkele malen; de meeste tijd verbleef hij echter in Londen, waar koningin Wilhelmina met de ministerraad in ballingschap verbleef. De prins had in de Londense jaren nauw contact met zijn schoonmoeder. Zolang regeringszaken in voorbereiding waren, gaf zij hem nooit inlichtingen, maar, zo vertelde hij L. de Jong in 1957, “Geleidelijk aan werden mij later wel eens dingen verteld, nádat ze gebeurd waren. Van mijn kant vertelde ik de koningin alles wat ik vernam”. Uiteraard waren de zaken waarvan Bernhard op de hoogte moest zijn, voor het geval koningin Wilhelmina zou komen te overlijden, van vertrouwelijke aard.
Prins Bernhard werd aanvankelijk in Londen door MI-5 (de Britse geheime dienst) gewantrouwd. Hij was tenslotte van Duitse afkomst en dit zou een reden kunnen zijn geweest dat de prins niet altijd van tevoren over alle staatszaken op de hoogte werd gebracht. Bernhards militaire inspanningen aan geallieerde zijde tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten hem in de ogen van velen een held. Na de capitulatie in mei 1940 waren velen Nederland ontvlucht en naar Engeland uitgeweken om zich daar in te zetten voor de strijd tegen de Duitse bezetter. Al vrij snel ontstond het idee om een eigen Nederlandse luchtmachteenheid binnen de Britse RAF te formeren, en één van de grote initiatiefnemers van dit gehele plan was prins Bernhard. Mede door zijn persoonlijke inspanning werd in juli 1942 een Nederlandse ‘Flight’ geformeerd binnen het in april van datzelfde jaar opgerichte No.167 Squadron. Alhoewel het desbetreffende squadron nooit volledig uit Nederlanders heeft bestaan, werd het No.167 Squadron op 12 juni 1943 opgeheven en werd het No. 322 (Dutch) Squadron officieel opgericht.
Ook was prins Bernhard tijdens de oorlog direct betrokken bij de oprichting van het Nederlandse Regiment Stoottroepen. Hij gaf persoonlijk opdracht aan de verzetsstrijder Peter Borghouts om uit de leden van de landelijke knokploegen militaire eenheden samen te stellen. Dat werden de Stoottroepen. Immers, in 1944 stonden deze verzetsstrijders in het toen al bevrijde zuiden van Nederland te popelen om het noorden van Nederland mee te helpen bevrijden. Bernhard, in zijn rol van commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, gaf op 21 september 1944 de opdracht uit deze groep bevrijde verzetsmensen, militaire eenheden te formeren. Ook bepaalde hij, toen al, dat de naam Stoottroepen zou worden gevoerd. Dat prins Bernhard nog steeds nauw betrokken is bij het Regiment Stoottroepen bleek op 28 juni 2002, toen hij een cravatte (een soort wimpel) overhandigde ten behoeve van het vaandel van de Stoottroepen. Op de lange strook van de cravatte staat vermeld ‘Regiment Stoottroepen Prins Bernhard’, en op de korte strook ‘29-6-2002’. Deze officiële uitreiking vond plaats op het bordes van Paleis Soestdijk.
Tijdens zijn verblijf in Londen behaalde de prins zijn militaire vliegbrevet. Daarna volgde in september van dat jaar zijn benoeming tot hoofd van de Nederlandse Militaire Missie, een soort tussenpersoon tussen de minister van Oorlog en het Britse War Office. Ook had de prins veelvuldig contact met Nederlandse militairen en schrok hij er niet voor terug om mee te vliegen tijdens luchtbombardementen boven vijandelijk gebied. Hij was zeer begerig om aan operaties boven Europa deel te nemen. Hoewel de koningin hem dat strikt verboden had, deed hij dat in 1944 toch: driemaal als bemanningslid van een Amerikaanse bommenwerper (bij operaties boven Frankrijk en Italië), en enkele malen als piloot van een Amerikaanse één-persoons jager. Bij al die vluchten was, met het oog op het gevaar dat hij als krijgsgevangene in Duitse handen zou vallen, zijn ware identiteit gecamoufleerd. Hij was zogenaamd een officier van de Britse luchtmacht met de naam Wing Commander Gibbs. In 1941 kreeg hij de rang van Honorary Air Commodore bij de Britse Royal Air Force (RAF), een rang die overigens in 1964 werd omgezet naar die van Honorary Air Marshall. In 1943 benoemde koningin Wilhelmina hem uiteindelijk tot Luitenant-generaal en Vice-admiraal.
Verscheidene keren heeft de prins reizen buiten Engeland gemaakt. In 1942 was hij driemaal in Ottawa om daar zijn gezin te bezoeken en aan het derde bezoek dat eind september begon, knoopte hij een reis vast naar New York, Washington, de Antillen en Suriname, waarna hij, alvorens uit Washington terug te vliegen, nog een aantal andere plaatsen in de Verenigde Staten bezocht. In januari 1943 was Bernhard in verband met de geboorte van prinses Margriet opnieuw in Ottawa. Daarvandaan vloog hij naar Caïro en vanuit Caïro naar de hoofdkwartieren van generaal Bernard Montgomery in Libië, en van generaal Dwight Eisenhower in Algiers. Dat zijn vluchten niet altijd zonder gevaar waren, bleek wel toen hij eind 1943 zijn vijfde bezoek aan Ottawa bracht. Tijdens de terugtocht naar Engeland viel één van de vier motoren uit van de bommenwerper, waarin Bernhard als piloot fungeerde, waardoor de staart van het toestel begon te trillen en te zwaaien. Toch wist hij het toestel nog vier uur in de lucht te houden en uiteindelijk veilig aan de grond te zetten in Noord-Ierland. Eenmaal veilig aan de grond merkte hij pas goed hoezeer hij eigenlijk in angst had gezeten en de ware reactie kwam eigenlijk pas enkele dagen later toen hij tegen Van Lidth, de Minister van Oorlog, zei : “Voorlopig heb ik genoeg van het vliegen”.
Na de oorlog ging er een gerucht dat prins Bernhard in 1942 een brief zou hebben geschreven aan Hitler en Himmler. In dit schrijven, dat later bekend is geworden als de 'Stadhoudersbrief’, zou hij zijn diensten hebben aangeboden en hen een vredesaanbod hebben gedaan waarbij hij als Hitlers stadhouder in Nederland zou willen optreden. Echter, de prins heeft altijd in alle toonaarden het bestaan van deze brief ontkend en de frustratie over dit verhaal zit diep. De frustratie over deze brief bij de prins is begrijpelijk, want de desbetreffende brief is onvindbaar en de vraag is dan ook of die überhaupt bestaat. Hij loofde er dan ook vol vertrouwen een miljoen gulden voor uit.
In die tijd maakte koningin Wilhelmina zich er sterk voor dat Bernhard zou worden aangesteld tot opperbevelhebber van de land- en zeemacht. Dat deze functie hem als lid van het Koninklijk Huis mogelijk in een kwetsbare positie zou brengen, achtte zij overkomelijk. Het Nederlandse kabinet was het daar echter niet mee eens, en vond bovendien dat Bernhard de hiervoor benodigde opleiding ontbeerde. Ondanks dat koningin Wilhelmina sterke druk bleef uitoefenen, gingen de ministers niet overstag. In het voorjaar van 1944 las de Nederlandse vorstin echter een artikel over generaal Koenig, die tot commandant van de Forces Françaises de l’Interieur was benoemd. Ze zag onmiddellijk in dat er voor de Nederlandse tegenhanger, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, iets dergelijks zou moeten gebeuren en beval daarom haar schoonzoon hiervoor aan. Eer het echter zover zou zijn, zou hier nog de nodige tijd overheen gaan, maar op 3 september 1944 was het dan eindelijk zover en trad prins Bernhard in zijn nieuwe functie als bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten aan.
Op 7 september 1944 drong Bernhard er bij veldmaarschalk Bernard Montgomery op aan om Nederland nog diezelfde week binnen te vallen. Hoewel van dit gesprek tussen de Nederlandse bevelhebber en de Britse veldmaarschalk destijds geen notulen zijn gemaakt, heeft Bernhard hierover destijds wel enkele notities genoteerd in zijn agenda. De prins had namelijk vanuit het bezette Nederland enige vitale informatie ontvangen met betrekking tot operatie Market Garden, maar Montgomery maakte op een ondubbelzinnige manier korte metten met deze adviezen en waarschuwingen van de Nederlandse prins. Prins Bernhard schreef hier later het volgende over : “Hij geloofde geen enkele van de rapporten die van mijn Nederlandse agenten afkomstig waren, en die later heel nauwkeurig bleken te zijn geweest. Montgomery vond de desbetreffende rapporten, die opgemaakt waren in de eerste week van september, niet belangrijk of relevant genoeg. Als hij toen had toegeslagen, had hij alle Duitse tegenstand in het gebied dat hij wilde veroveren, in één klap uit de weg kunnen ruimen, want op dat moment was er rond Arnhem bijna geen enkele Duitse tegenstand. De Duitse versterkingen kwamen pas een week later in Arnhem aan”.
Ook had prins Bernhard destijds enkele waarschuwingen geuit met betrekking tot de ‘zwakke plekken’ in de operatie. Zo waarschuwde hij Montgomery dat het gebied tussen Grave en Arnhem niet geschikt was voor een tankslag omdat dit een landschap was met veel water en obstakels (zoals bruggen) en dat de route die de geallieerden zouden volgen veel te smal was voor zo’n enorme geallieerde colonne. Montgomery zag hier het gevaar niet van en wimpelde de goedbedoelde adviezen af als amateurisme. Hieruit blijkt dat prins Bernhard, ondanks zijn functie als Nederlandse bevelhebber, niet als volwaardig werd aangezien door de Britten. Bovendien vond Montgomery hem een ‘amateur’, iemand die zijn rang niet op het slagveld had verdiend, maar had gekregen. Deze wederzijdse hekel tussen beide heren is sindsdien altijd blijven bestaan, en toen Bernhard hem vele jaren later hierover nog eens een brief schreef, heeft hij hier nooit een antwoord van Montgomery op gekregen.
Overigens bleef de Nederlandse vorstin volharden in haar mening dat haar schoonzoon op een later tijdstip alsnog tot opperbevelhebber moest worden benoemd. Zover zou het echter niet komen en in zijn plaats kreeg tenslotte luitenant-generaal Kruls (die dáárvoor het Militair gezag had geleid) deze functie. De functie van bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten zou prins Bernhard behouden tot 13 september 1945, en in deze hoedanigheid was hij er in mei 1945 bij toen de Duitsers in het Wageningse hotel ‘De Wereld’ de capitulatie ondertekenden. Prins Bernhard zei hier later in een tv-programma van L. de Jong onder andere het volgende over : “Wij kwamen op de dertigste april daar aan en dit is de eerste keer geweest sinds 1936 dat ik de verjaardag van mijn vrouw ben vergeten, want we waren dermate vol van wat ons te doen stond dat én mijn officieren én ik die dag daar gewoon niet aan gedacht hebben.” Op 13 september 1945, nadat de bevrijding van Nederland tot opheffing van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten had geleid, werd prins Bernhard eervol uit zijn functie ontheven en daarvoor in de plaats werd hij benoemd tot Inspecteur-Generaal van de Landmacht (IGKL).
In de vijf jaren in Groot-Brittannië hadden koningin Wilhelmina en Prins Bernhard zich beiden evenveel aan de geallieerde zaak gewijd. Prins Bernhard was in Londen zijn schoonmoeder tot grote steun. Verder zorgde hij ervoor dat, hoewel sommige Britten aanvankelijk enigszins wantrouwig tegenover hem stonden vanwege zijn Duitse afkomst, de ‘screening’ van vluchtelingen uit Nederland een Nederlandse aangelegenheid werd. Dankzij zijn snel groeiende populariteit werd in Groot-Brittannië al vrij snel het Prins Bernhard Fonds opgericht, waarna de prins de aanstoot gaf tot de oprichting van het ‘Spitfire-fund’, dat gelden inzamelde voor de aankoop van jachtvliegtuigen. Zo kreeg Churchill dankzij dit fonds op zijn verjaardag in 1940, het geld voor maar liefst negen Spitfires aangeboden door Bernhard.
In augustus 1945 herenigde het prinselijk gezin zich op Nederlandse bodem. Voor zijn verdiensten gedurende de Tweede Wereldoorlog ontving de prins in 1946 de hoogste militaire onderscheiding: het Commandeurskruis der Militaire Willemsorde. Voor zijn activiteiten als oorlogsvlieger werd hem het Vliegerkruis verleend. In 1984 ontving de prins daarnaast het Verzetsherdenkingskruis. Ook van Britse, Franse, Amerikaanse, Belgische, Griekse en Tsjechoslowaakse zijde werd prins Bernhard voor zijn oorlogsinspanningen onderscheiden. In 1946 en 1953 volgden de benoemingen tot inspecteur-generaal van de Koninklijke Marine en van de Koninklijke Luchtmacht.
De prins vond zijn motivatie en voldoening bij de manschappen van de Nederlandse legeronderdelen en van de Britse RAF. Door hen, en vooral door de manschappen met lagere rangen, werd de prins op handen gedragen. Met officieren onder de rang van kolonel kon hij ook uitstekend opschieten, maar daarboven sloop er een nauwelijks merkbare terughoudendheid in zijn houding. Niet dat hij in principe iets had tegen generaals en admiraals, maar uit ervaring wist hij dat deze hoge heren hem dikwijls voor hun eigen karretje trachtten te spannen. Van nature open en goed van vertrouwen stond hij bloot aan manipulatie en in tegenstelling tot koningin Wilhelmina die nooit iemand meer dan één kans gaf, was hij geneigd te lang loyaal te blijven jegens hen die hem misbruikten. Trouw was zijn sterke, maar tegelijkertijd ook zijn zwakke punt en vriendschap was zijn hoogste goed. Zijn afkeer van bureaucratie en intriges dreef hem vanuit Londen naar de eerlijke kameraadschap van mannen die, zoals hijzelf, de voorkeur gaven aan actie en gevaar. In zijn hart was hij jaloers op de gewone soldaat die in direct contact stond met de vijand. Maar het gelukkigst voelde hij zich in de buurt van vliegtuigen en de piloten. Hij kende geen vrees en als hij mocht kiezen, had hij de rest van de oorlog in een Spitfire doorgebracht.
Een verhaal waarmee prins Bernhard altijd in verband wordt gebracht, is het aloude ‘King Kong-verhaal’. ‘King Kong’, oftewel Christiaan Lindemans, was de zogenaamde verrader van de Slag om Arnhem in september 1944. Deze Lindemans zou als dubbelagent de geallieerde aanvalsplannen om met luchtlandingstroepen Arnhem te veroveren, hebben verraden aan de Duitse Abwehr. En juist door het uitlekken van deze uiterst geheime informatie zouden er destijds geharde Waffen SS-eenheden in Arnhem zijn gelegerd om de Britse parachutistenaanval af te slaan. Dit verraad zou (met de nadruk op zóu) mogelijk zijn geweest doordat Lindemans op het hoofdkwartier van prins Bernhard vrijelijk toegang had tot de uiterst geheime informatie. Echt bewezen is dit eigenlijk nooit, maar dit verhaal zal toch altijd verbonden blijven met Bernhard. Het is in ieder geval wel een vaststaand feit dat de Nederlandse regering jarenlang heeft getracht alle correspondentie rond ‘King Kong’ en prins Bernhards vermeende betrokkenheid in de doofpot te stoppen. In februari 2004 rekende de prins met een ingezonden brief in De Volkskrant af met deze beweringen en beschuldigingen en hij riep daarbij zelfs de hulp in van Winrich Behr, die tijdens de oorlog de stafofficier was van generaal Erwin Rommel.
Een ander gerucht dat de prins altijd is blijven achtervolgen, is dat hij vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lid zou zijn geweest van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiders Partij (NSDAP). Dit gerucht, dat aan het licht kwam door een medewerker van het Nederlandse RIOD (het huidige NIOD) die deze informatie had gevonden in de National Archives in Washington, werd echter door de prins in alle toonaarden ontkend. Hij ontbood op een gegeven moment zelfs de desbetreffende medewerker van het RIOD naar Paleis Soestdijk en deelde hem uiteindelijk mede dat iemand anders hem in 1933 op de NSDAP-lijst had gezet.
Na de Tweede Wereldoorlog speelde de prins een belangrijke rol in de economische wederopbouw van Nederland. Ter bevordering van de Nederlandse handelsbetrekkingen maakte hij goodwill-reizen naar een groot aantal landen. Prins Bernhard is tevens oprichter en regent van het Prins Bernhard Fonds. Dit fonds was in 1940 te Londen gesticht. De aanvankelijke bedoeling van het Prins Bernhard Fonds was geld bijeen te brengen om de oorlogsinspanningen van de geallieerden te ondersteunen. Na de oorlog veranderde deze doelstelling in de ondersteuning van cultuur, wetenschap en natuurbehoud in Nederland. In 1999 werd de naam van het Fonds gewijzigd in het Prins Bernhard Cultuurfonds. Naast het in Amsterdam gevestigde landelijke Cultuurfonds zijn er vijftien afdelingen in de provincies gevestigd en ook de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben een eigen Cultuurfonds. De prins reikte jaarlijks namens het Fonds een aantal geldprijzen uit aan kunstenaars en wetenschappers en elke zomer overhandigde hij de Zilveren Anjer aan mensen die zich langdurig vrijwillig hebben ingezet op cultureel gebied.
Een gebeurtenis in zijn na-oorlogse leven die de prins ook altijd zal blijven achtervolgen, is de zogenaamde Greet Hofmansaffaire. De toestand van prinses Marijke (nu Christina), die een ernstige oogafwijking heeft, was een voortdurende bron van zorgen geweest voor zowel koningin Juliana als prins Bernhard. Prins Bernhard schakelde daarom in het voorjaar van 1948 de hulp van gebedsgenezeres Greet Hofmans in. Haar aanwezigheid op paleis Soestdijk zorgde in de jaren vijftig voor een diepe crisis aan het hof, waarbij het paleis in twee kampen verdeeld raakten. Prins Bernhard verloor zijn geloof in de gebedsgenezeres, maar koningin Juliana bleef Greet Hofmans vertrouwen. Na tussenkomst van een commissie van wijze mannen moest Hofmans uiteindelijk toch Soestdijk verlaten.
Prins Bernhard was regent van de Stichting Praemium Erasmianum, welke in 1958 door hem was opgericht. De Stichting onderscheidt jaarlijks personen of instellingen die zich voor Europa bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt op cultureel, sociaal of sociaal-wetenschappelijk gebied. In de loop der jaren is de Erasmusprijs onder meer uitgereikt aan Jan Tinbergen (1967), Amnesty International (1976), Vaclav Havel (1986), Simon Wiesenthal (1992), Jacques Delors (1997) en Hans van Maanen (2000). Met 150.000 euro is de Erasmusprijs de grootste culturele prijs in Nederland.
Van 1956 tot 1977 was Bernhard voorzitter van de Europese Culturele Stichting, opgericht in 1954 te Genève door ‘de vader der Europese Gemeenschappen’, Robert Schumann, en gevestigd te Amsterdam sinds 1960. De Stichting bevordert Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en kunst, milieu, maatschappelijke vraagstukken en culturele betrekkingen tussen Oost- en West-Europa.
Prins Bernhard zette zich zeer actief in voor natuurbehoud. In 1961 was hij medeoprichter van het World Wildlife Fund (WWF). Het WWF is wereldwijd actief op het terrein van natuurbescherming. Het zet zich in voor instandhouding van flora en fauna, uitbreiding van de natuur en verbetering van het milieu. Als president van het WWF bezocht de prins geregeld landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Na zijn aftreden in 1977 werd de prins benoemd tot Founder President. Hij bleef verbonden met het WWF en was tot zijn dood president van de Nederlandse afdeling van het Wereld Natuur Fonds. Voorts stelde prins Bernhard in 1971 de Orde van de Gouden Ark in om personen te onderscheiden die zich bijzonder verdienstelijk maken voor het behoud van flora en fauna.
Nadat zijn naam in 1975 in verband was gebracht met steekpenningen door de Lockheed vliegtuigfabrieken, stelde het kabinet Den Uyl op 9 februari 1976 een Commissie van Drie in die de juistheid daarvan moest onderzoeken. Prins Bernhard zou tussen 1960 en 1962 voor één miljoen dollar aan steekpenningen hebben ontvangen, en hij zou in 1974 zelfs om nog meer gevraagd hebben. De onderzoekscommissie was echter tot de conclusie gekomen dat prins Bernhard zich inderdaad had “begeven in verhoudingen en omstandigheden die niet aanvaardbaar waren”. Mede naar aanleiding van de uiteindelijke conclusies van dit rapport betuigde hij spijt van zijn optreden en legde vervolgens zijn militaire functies (waaronder ook het dragen van militaire uniformen) en zijn functies in het bedrijfsleven neer. Er werd overigens niet besloten om tot vervolging over te gaan, enerzijds omdat het om verjaarde feiten ging en anderzijds om een constitutionele crisis te voorkomen. Tijdens een interview met de NOS zei hij “een volledig schoon geweten” te hebben en dat hem niets te verwijten viel in de gehele Lockheed-affaire.
Afgelopen jaren verbleef de prins geregeld in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht voor diverse operaties. Dat de prins over een sterk gestel beschikte, bleek wel uit de vele ziektes die hij in zijn hele leven heeft weten te overwinnen en de vele operaties die hij moest ondergaan. De laatste jaren besloot prins Bernhard het toch wat rustiger aan te doen. Zo maakte hij in juni 1994 na 53 jaar vliegen en ongeveer 12.000 vlieguren zijn laatste vlucht en bij zijn afscheidsvlucht voerde hij zelfs nog een luchtsalto uit boven Schiphol. Zolang zijn gezondheidstoestand het toestond, nam prins Bernhard jaarlijks het defilé af op bevrijdingsdag in Wageningen, dit tot volle tevredenheid van de vele veteranen. Deze herdenking is voor de veteranen iets om het gehele jaar naar uit te kijken. Ook voor prins Bernhard, die tijdens het laatste defilé tot genoegen van velen zijn groene baret droeg, was dit een gebeurtenis waar hij elk jaar naar toeleefde. De prins werd gezien als hét symbool van het Nederlandse verzet.
Zijn vrouw, prinses Juliana, overleed op 20 maart 2004 aan de gevolgen van een longontsteking, gecombineerd met algemene verzwakking van het gestel. Vier dochters, veertien kleinkinderen en meerdere achterkleinkinderen vormden ondertussen zijn nakroost. Met allen had hij een zeer goede band en allen kwamen steevast langs in Italië als de prins daar de zomer doorbracht. Ondanks vele (lichamelijke) tegenslagen, schandalen en speculaties liet prins Bernhard zich nooit uit het veld slaan. Zelfs in de donkerste jaren van de Tweede Wereldoorlog wist hij in Londen, zijn levenslust te behouden. De Britse koning George VI zei hier later ooit eens het volgende over : “Van alle mensen die ik ken, is prins Bernhard de enige die van de oorlog genoten heeft”.
Op 11 november 2004 werd door de RVD bekend gemaakt dat Bernhard ongeneselijk ziek was. Op 29 november 2004 werd hier aan toegevoegd dat de prins inmiddels uitzaaiingen had naar zijn darmen. Hij werd op 1 december 's avonds naar het ziekenhuis vervoerd, omdat zijn klachten niet meer op het paleis te behandelen waren. De prins overleed die avond in het Universitair Medisch Centrum in Utrecht.
Verkregen onderscheidingen / Ridderorden
- Commandeur Militaire Willemsorde op 15 juni 1946.
- Grootkruis Orde van de Nederlandse Leeuw.
- Grootkruis Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau in 1951.
- Vliegerkruis.
- Oorlogsherinneringskruis met twee gespen.
- Verzetsherdenkingskruis in 1984.
- Onderscheidingsteken voor langdurige dienst.
- Grand Cross in the Order of the British Empire.
- Grootkruis Legioen van Eer.
- Oorlogskruis met palmtakken.
Officiersrangen
- Luitenant-ter-zee eerste klasse à la suite* Koninklijke Marine vanaf 3 december 1936.
- Kapitein Koninklijke Landmacht vanaf 3 december 1936.
- Kapitein-ritmeester titulair K.N.I.L.
- Honorary Air Commodore R.A.F. van 1941 tot 1964.
- Schout-bij-Nacht van 25 mei 1942 tot 15 december 1943.
- Generaal-majoor Koninklijke Landmacht van 25 mei 1942 tot 15 december 1943.
- Luitenant-generaal K.N.I.L. vanaf 15 december 1943.
- Luitenant-generaal Koninklijke Landmacht vanaf 15 december 1943.
- Vice-admiraal titulair vanaf 15 december 1943.
- Honorary Air Marshall R.A.F. vanaf 1964.
- Honorary Air Commodore Royal New Zealand Air Force.
- Generaal Koninklijke Landmacht tot 9 september 1976.
- Generaal-vlieger Koninklijke Luchtmacht tot 9 september 1976.
- Luitenant-admiraal Koninklijke Marine tot 9 september 1976.
* = de term à la suite betekent boven de formatiesterkte, wat inhoudt dat het hier feitelijk om een erefunctie gaat.