Door de Enschedese verzetsman Johannes ter Horst (gefusilleerd 23 september 1944 bij Usselo) raakt Andries Gerrits Gort (geb. 24-1-1914 te Enschede) betrokken bij het werk van de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, opgericht door Helena Kuipers-Rietberg en Frits Slomp) en vanaf het begin van 1943 ook bij het illegale blad Trouw. Zijn tekentalent maakt hem tot de cartoonist van de krant en hij ontwerpt ook de eerste kop ervan en later nog de kopjes voor de rubrieken "Binnenlandse Kroniek", "De Oorlog" en "U moet weten". In totaal verschijnen slechts twee cartoons in de eerste jaargang van Trouw. De eerste in nummer 8 van 20 juli 1943 en de tweede in nummer 13, midden november van dat jaar.
Andries Gort is de middelste van drie broers, zonen van Stoffer Gort en Pietje Gort-Oost. Vader Gort is conciërge van de prestigieuze ambachtsschool aan de Boddenkampsingel in Enschede en de familie woont in de dienstwoning aan de Boddenkampstraat op nummer 35. Andries is geen erg grote man (1.68 m) en wordt door een neef beschreven als "fragiel". Hij is mogelijk wat minder ambitieus dan zijn broers Jan en Henk, lijkt tevreden met zijn bestaan en is iemand met een zeer gelijkmatig humeur. Wel is hij degene in de familie die heel principieel kiest voor verzet tegen de bezetter. Zijn geloofsovertuiging vanuit de Gereformeerde denkwereld speelt hierbij een grote rol. Hij woont in Deventer en werkt er als dessin ontwerper bij de textielfabriek Ankersmit. In 1943 is hij al twee jaar getrouwd met Magdalena (Leen) Boomker en ze wonen met hun dochtertje Marijt(je) in de Everhard van Reijdtstraat op nummer 14 (thans 23).
Trouw is een afsplitsing van Vrij Nederland en verschijnt vanaf 23 januari 1943 als typische AR krant. Als de bezetter verneemt dat Trouw gewapend verzet niet afkeurt, wordt de Kriminalsekretär Erich Gottschalk van de Sicherheitsdienst, SD aangewezen om te proberen de organisatie, vooral de groep verspreiders, op te rollen. Eind augustus/begin september pakt de SD bijna de gehele Zeeuwse LO top op, waaronder enkele Trouw verspreiders. Eén van hen slaat door en noemt namen. (Aldus Peter Bak in: "Een ‘meneer’ van een krant".) Ook de naam van Andries Gort?
Want, op zaterdag 4 september 1943 staan verzetsmensen op de stoep om Andries te waarschuwen. Door het hoofd van de Enschedese recherche, inspecteur Wim Sanders, is een Trouw-medewerker getipt dat de SD Andries op het spoor is. Deze medewerker licht Gerard Niezink uit Wierden (over hem verderop meer) in en via hem wordt het bericht aan Andries doorgespeeld.
Andries’ moeder en broer Henk zijn die dag via Deventer op weg naar Driebergen, waar de oudste broer Jan woont. Aangekomen op de Van Reijdtstraat 14 treffen ze dan ook verzetsmensen aan die Andries zijn komen waarschuwen. Moeder Gort gaat naar binnen, maar Henk gaat de confrontatie liever niet aan en verlegt zijn koers.
Het lijkt een wat slordige, makkelijk onderschepte actie van de kant van de SD, maar blijkbaar willen ze erg graag de maker van de in juli gepubliceerde cartoon in handen hebben. De familie weet vanaf nu dat de SD in Andries geïnteresseerd is.
Andries neemt direct maatregelen en meldt hij zich bij Dhr. Ankersmit, omdat hij besluit onder te duiken en dus maandag niet op zijn werk zal verschijnen. Ankersmit brengt hem dan in zijn auto naar Dedemsvaart, waar Andries onderduikt bij een oom. Dat is oom Willem van der Aart, die getrouwd is met Gooitske Oost, een zus van Andries’ moeder.
Kort daarop, op donderdag 9 september, valt de SD dan werkelijk ’s avonds laat het huis aan de Van Reijdtstraat binnen. Men doet een grondige huiszoeking en arresteert Andries’ vrouw, waarna ze haar meenemen naar de gevangenis in Arnhem. Terwijl ze het huis verzegelen, ligt het ruim 20 maanden oude dochtertje in haar bedje en blijft alleen in het huis achter. Buren bellen de gemeentelijke politie, die het zegel verbreekt. Daarna halen de buren het meisje uit het huis. De zeven weken die haar moeder in de gevangenis verblijft, wordt zij eerst door hen en al gauw door de grootouders in Enschede verzorgd. Andries’ vrouw hoort pas na twee weken van een bewaakster dat er goed voor haar dochter gezorgd wordt. Noch Andries noch zijn vrouw geeft toe aan de druk die op zo’n kwalijke manier op hen wordt uitgeoefend.
In het najaar (waarschijnlijk eind november) ontmoet Andries zijn vrouw en dochtertje bij zijn broer Jan in Driebergen. Andries zet zijn werk voor de LO en Trouw voort, maar keert nooit terug in zijn woning in Deventer.
Het centrum voor de verspreiding van Trouw in Twente is gelegen in Wierden. Daar woont Gerard Niezink, die er samen met zijn vader en naamgenoot een kruideniersbedrijf voert. Niezink jr. doet in het verzet méér dan kranten verspreiden en trekt de aandacht van de SD. Na de eerste arrestaties van Trouw medewerkers in september 1943, waaronder Herman Mooij met wie Gerard nauw samenwerkte, mijdt hij voortaan het ouderlijk huis.
Van bakker Henk Morsink in Wierden (De Grote Muis of Henk de Bakker) heeft Gerard (De Kleine Muis) een deel van de verspreiding van Vrij Nederland in zijn omgeving overgenomen. Later komt daarbij de verspreiding van Trouw. Morsink is sinds 22 november 1942 voor de SD op de vlucht en duikt later op in Drenthe. Daar krijgt hij contact met lokale verzetsmensen, waaronder medewerkers van het sinds januari ’43 verschijnende blad Trouw. Henk zal – naast het deelnemen aan veel ander verzetswerk – als hoofdverspreider van Trouw in Drenthe actief blijven tot in april 1945 en is dan eigenlijk alleen bekend onder de naam Henk de Bakker.
Op zaterdag 22 januari 1944 reist Andries’ broer Henk af naar Harderwijk Hij weet blijkbaar dat zijn broer daar is. Henk is erg bang om gegijzeld te worden en zal daarom misschien niet graag verblijven op één van de twee adressen van Trouwverspreiders in Harderwijk, Theo Mooij (Toon) en Piet Fleurke. Toch logeren beide broers op hetzelfde adres en wel dat van de familie Fleurke. Zijn reisje zal o.a. wel te maken hebben met de verjaardag van Andries - op 24 januari - en alleen in verband met dit bezoek noemt hij zijn broer later een keer bij zijn schuilnaam, Victor. Andries maakt bij die ontmoeting duidelijk dat hij verwacht elk moment te kunnen worden gearresteerd. Henk keert op dinsdag 25 januari terug in Enschede. Het is de laatste keer dat de broers - die zeer op elkaar gesteld waren - elkaar zullen zien.
Op 26 januari 1944 krijgt de winkel van de Niezinks overdag bezoek van een Nederlandse SD-er en ’s avonds laat nog een keer door een andere SD-er. Op donderdag 27 januari belt Gerard ’s ochtends een oom in Wierden en krijgt dan de waarschuwing niet thuis te komen, omdat de SD hem daar opwacht. Op diezelfde donderdag gaan Pieter Fleurke en Andries Gort vanuit Harderwijk samen op weg naar Wierden. Eigenlijk had Andries die dag weer ergens een ontmoeting met vrouw en kind zullen hebben. Welke dringende zaak doet hem anders beslissen? Signalen dat een bezoek aan Wierden riskant is en willen ze uitzoeken waarom?
In een brief van 19 dec. 1945 aan Elbert van Ruller (lid hoofdredactie Trouw en later voorzitter Vereniging Trouw) beweert vader Gort, dat Andries een treinkaartje tot Borne heeft en Piet tot Enschede. Liggen hun reisdoelen echt hier of is het de bedoeling de SD te misleiden, omdat ze er rekening mee houden dat ze geschaduwd worden?
In een brief aan dezelfde Van Ruller van 14 feb. 1946 voegt vader Gort daar aan toe dat ze hun reis onderbreken (?) in Wierden hoewel ze (volgens mensen van Trouw) weten dat dit riskant is. Piet heeft zijn fiets bij zich en rijdt meteen naar het huis van de Niezinks (Nijverdalsestraat 21), hoewel het zijn gewoonte is om in Wierden altijd eerst bij bakkerij Morsink langs te gaan. Vertrouwen ze het adres van Morsink niet?
In het huis van de Niezinks zijn ondertussen al weer twee (Nederlandse) SD-ers gearriveerd. Aangenomen mag worden dat ze op zoek zijn naar Gerard, die ondertussen dus elders verblijft. Pieter Fleurke komt als eerste aan, net na 11.00 uur. Als hij de SD-ers ziet vlucht hij, wordt beschoten, ingehaald en gearresteerd. In het huis van Niezink wordt hij aan handen en voeten gebonden.
Eén van de SD-ers telefoneert bij overburen (Fa. Mensink) en meldt, dat ze wel een mannetje hebben gevangen, maar niet degene op wie ze uit waren. Kort daarop verschijnt de SD-er van het late avondlijke bezoek de dag ervoor weer. Tegen twaalf uur komt Andries bij de winkel. Vader Niezink heeft de deur op slot gedaan (als waarschuwing?) en Andries kijkt door de winkelruit naar binnen, waarop de derde SD-er de deur opent en hem arresteert.
Waarom komt Andries zoveel later? Volgens dochter Annemarie Morsink zou Piet rond het middaguur aankomen en dan al op het station gewaarschuwd worden voor de aanwezigheid van SD-ers bij Niezink. Waarom ruikt Andries geen onraad in de buurt van Niezinks huis en is zijn komst niet aangekondigd in huize Morsink? Terecht beweert vader Gort later in een brief aan Elbert van Ruller dat deze reis met mysteries omgeven is. Als Gerard Niezink ‘s middags naar bakkerij Morsink belt, hoort hij van de arrestaties en weet natuurlijk dat men op hem uit was. Gerard laat zich voorlopig niet meer in Twente zien.
De twee mannen worden afgevoerd naar de SD-Dienststelle in Enschede en Andries wordt daar hardhandig verhoord. Dezelfde dag verplaatst men de arrestanten ’s avonds laat naar het politiebureau in Hengelo. Op 31 januari gaan ze met de trein naar de Polizei- und Untersuchungsgefängnis te Haaren (Noord-Brabant), gevestigd in een voormalig seminarie.
Direct na de arrestatie gaat gerucht, waarin beweerd wordt dat Andries onder druk is gaan praten ("door de mand valt"). Het moet de verklaring zijn voor de 6 arrestaties die de dag erop in Zwolle, Deventer en Zutphen plaats vinden. Waarschijnlijker is dat die arrestaties allemaal al in het verschiet lagen, alleen zijn bespoedigd door de onverwachte arrestatie van Piet en Andries.
In Haaren zitten ten slotte 40 Trouw-medewerkers; 25 man wordt door de S.D. aangemerkt als hoofd- of onderverspreider van Trouw. De rest(15) bestaat vooral uit drukkers. Er is 1 vrouw onder hen: Johanna Maria Koetsier uit Deventer. Eén drukker was bij zijn arrestatie neergeschoten en enkele dagen later gefusilleerd, hoewel de verwondingen dodelijk waren. Ze zullen daar ongetwijfeld nog door Gottschalk, die bekend stond om zijn hardhandigheid, zijn verhoord. Hier ziet Andries nog één keer zijn vrouw en dochtertje als ze hem komen opzoeken. Rond 28 juli 1944 gaat de groep naar het Polizeiliches Durchgangslager Herzogenbusch in het KL Herzogenbusch, ook wel kamp Vught. Met zijn allen komen ze in één Block.
Op 6 juli 1944 maakt Hitler een eind aan alle vormen van berechting van verzetsmensen. De strijd tegen de geallieerden heeft voorrang. Omdat Hanns Rauter en Arthur Seyss-Inquart Trouw beschouwen als een organisatie die gericht is op gewapend verzet (het "Hetzschrift Trouw"), vragen ze speciale toestemming aan Reichsführer Heinrich Himmler om alsnog de Trouwgroep door een Polizeistandgericht te laten veroordelen. Die toestemming wordt gegeven.
Op 5 augustus worden ze dan in het PDL door het Polizeistandgericht Herzogenbusch verhoord en de 24 verspreiders ter dood veroordeeld. Vooral de kwetsende cartoons worden in het oordeel genoemd. Ze worden in groepen van 6 opgesloten in het cellencomplex daar, beter bekend onder de naam Bunker. De groep drukkers wordt zonder verdere vorm van berechting – ze zijn op 5 augustus alleen verhoord – naar kampen gestuurd. Slechts twee van hen overleven. Op 9 en 10 augustus worden 23 leden van de Trouw groep gefusilleerd. Eén is al eerder vrijgelaten, Eik Speelman (Freek)) om met Trouw te onderhandelen over het beëindigen van het verschijnen ervan en één blijft achter.
Op 8 augustus namelijk wordt Andries – ook tot zijn eigen verbazing - begenadigd tot 15 jaar tuchthuis. "In Würdigung der von Ihnen vorgebrachten Gründe", heet het in de brief van de chef van de Polizeistandgerichte te Velp van 10 augustus 1944. Dat zullen niet alleen de bedankbriefjes van een voormalig Duits dienstmeisje zijn geweest, maar wat wel de doorslag geeft, blijft onduidelijk. Mr. A.v.d. Flier uit Arnhem moet nog een overtuigend argument hebben overgelegd. Wijst hij er misschien op dat Andries niet zozeer tot de verspreiders behoorde, maar een dienst verleende aan Trouw en daarom – net als de drukkers van de krant – anders beoordeeld moet worden? Ook is moeilijk vol te houden dat cartoons – hoe grievend men ze ook zegt te vinden - aanzetten tot geweld. Of is die Begnadigung, in het licht van de verdere geschiedenis, een buitengewoon cynische en bedrieglijke beslissing? Het besluit om gratie te verlenen is op 8 augustus genomen door Reichskommissar Dr. Arthur Seyss Inquardt.
Op 15 augustus is Andries in het KL Herzogenbusch< in Block 21 en krijgt daar het nummer H. Sch. 10852. H. staat voor Holländer en Sch. voor Schutzhaft. Wat gaat er door iemand heen die ter dood is veroordeeld, dan begenadigd, 23 kameraden verliest, welhaast zeker hoort dat ze gefusilleerd worden en dan alleen met het harde leven van een KL wordt geconfronteerd? Een gevoel van verlatenheid zal zeer hevig zijn geweest. Dat Andries op 18 augustus in de ziekenbarak wordt opgenomen is dan ook niet verwonderlijk, al meldt de patiëntenkaart alleen de aanwezigheid van spataders (Varicen). Op 24 augustus gaat hij weer naar Block 21. Waar Andries in het kamp te werk wordt gesteld kon niet worden achterhaald, wel dat hij op een lijst voorkomt van mensen die niet buiten het kamp mogen werken.
Ondertussen rukken de geallieerden op richting Parijs, dat op 25 augustus wordt veroverd. Een gevoelige klap voor de Duitsers. Begin september staan de geallieerden aan de Nederlandse grens: dolle dinsdag op 5 september. In paniek ontruimen de Duitsers kamp Vught, middels twee transporten op 5 en 6 september naar Sachsenhausen. Andries gaat op transport op 5 september en is drie dagen onderweg. De reis wordt afgelegd in goederenwagons en de verzorging onderweg is miserabel. Onder de Nederlanders die een dag later aankomen in Sachsenhausen is ook een zekere Folkert Kunst, geboren 2 juni 1905 in Nijkerk.
In Sachsenhausen wordt van de gevangenen hun Häftlings-Personal-Akte ingevuld, ze worden volledig onthaard en gedesinfecteerd. Andries wordt geregistreerd als nummer 98450, Folkert Kunst als nummer 101405. Beide worden aangemerkt als Politischer Häftling. Mogelijk wordt er ook kleding ingenomen en Andries moet er zijn geld afgeven ten bedrage van 225,59 Reichsmarken (RM). Een dag later gaat het 8 km te voet naar een grote vliegtuighal van Heinkel waar ze ’s nachts vaak dekking moeten zoeken in loopgraven vanwege bombardementen op Berlijn. Hieruit valt te concluderen dat ze zijn ondergebracht bij de Heinkelfabrieken in het plaatsje Germendorf, waar Sachsenhausen een Aussenkommando had ingericht. De dagen worden gevuld met eindeloos appel staan. In dit kamp vindt een "medische keuring" plaats en na enkele weken gaat een transport van 500 gevangenen op vrijdag 13 oktober vanuit Sachsenhausen naar Langenstein . Onder deze internationale groep gevangenen ook een groep van 85 Nederlanders, precies één wagonlading. Hun namen alfabetisch van A t/m M, precies het halve alfabet. Enkele namen op de transportlijst zijn onderstreept, ook die van Andries. Betekent dit iets? Van dit transport zullen slechts 10 mannen in Nederland terugkeren.
De trein rijdt om via Buchenwald. Vanaf het vertrek uit Sachsenhausen vallen de gevangenen onder het regiem van dit kamp. Daar voegt men aan het transport nog 63 gevangenen toe, bestemd voor het KL Dora bij Nordhausen. Op zaterdag 14 oktober komt Andries aan in Langenstein en van daar loopt het hele transport de 5 km naar het kamp Langenstein-Zwieberge. De kampleiding van Buchenwald kenmerkt hele transport als politieke gevangenen en Andries krijgt nummer 93299. Een Politischer Häftling droeg een rode driehoek op zijn kampkleding met daaronder zijn nummer. In de driehoek een letter, die het land van herkomst aangeeft. In het geval van Andries dus een N.
Langenstein is een dorp, gelegen bij de noordoostelijke uitlopers van het Harzgebergte en het kamp Zwieberge ligt iets verder naar het zuiden, in een dal en aan het zicht onttrokken door een tweekoppige heuvel, de Zwieberge. Het is een zogenaamd Aussenkommando van Buchenwald. Buchenwald had uiteindelijk 136 van zulke Aussenkommandos waar gevangenen werkten voor de Duitse oorlogsindustrie. Gevangenen in Buchenwald zijn doodsbang om op een transportlijst voor een Aussenkommando te worden gezet, omdat bekend is dat de behandeling van gevangenen er beroerder is dan in Buchenwald zelf.
In Buchenwald staat Zwieberge bekend als het Todeskommando. Van een overlevende hoort vader Gort na de oorlog de term "Hemelvaartkamp" en een andere overlevende vindt, dat voor iets dat erger is dan de hel, voortaan maar het woord Zwieberge ingevoerd moet worden. Zwieberge is haastig opgebouwd in april/mei 1944 door een groep gevangenen uit Buchenwald en vanaf ongeveer midden juni komen de gevangenen in de niet afgewerkte barakken. Het kamp zal nooit behoorlijk worden afgebouwd.
De gevangenen in Zwieberge gaan onder leiding van de SS werken aan een project met de codenaam B II of Malachit AG, een samenwerkingsverband tussen de Hermann-Göring-Reichswerke en de Junkerswerke. Project B I is het beruchte kamp Dora, waar vooral aan onderdelen voor V-2 raketten wordt gewerkt. In Zwieberge is het de bedoeling om een ondergrondse fabriek uit te hakken in de nabijgelegen Thekenberg en in bedrijf te nemen voor de bouw van straalmotoren voor vliegtuigen van Junkers. Door vertragingsacties van de gevangenen en een spoedig einde van de oorlog komt de productie nooit op gang. In ruim tien maanden tijd zal er door de bouwfirma’s Grün & Bilfinger uit Mannheim en Bauwens uit Köln in opdracht van Malachit AG 13 km tunnel worden aangelegd. De SS krijgt geld voor het leveren van arbeidskrachten, bestaande uit gevangenen en dwangarbeiders. De beide bouwfirma’s leiden nog steeds een bloeiend bestaan.
Zwieberge is een vernietigingskamp, niet door gas, maar door middel van "Vernichtung durch Arbeit". Aangezien er wordt gewerkt aan een geheim project, mag op basis van een daarvoor geldende wet eigenlijk geen enkele gevangene het kamp levend verlaten. Vernietiging van mensen bereikt men door lange werkdagen (12 uur met een half uur pauze), ondervoeding, veel slaan en schoppen tijdens het werk door SS bewakers en burgerpersoneel. Na langdurige appel staan, moeten de gevangenen 2,3 km lopen naar het werk en s’avonds doodvermoeid weer die afstand terug, daarbij gewonden en doden met zich meenemend. Dysenterie (80 % lijdt eraan) en andere infecties verzwakken de gevangenen nog meer.
Kampcommandant is Oberscharführer Paul Tscheu, een sadistische man die graag gevangenen doodt om de minste redenen. "Voor iedere dode tien anderen uit Buchenwald", is het motto. Het kamp is bedoeld voor een bezetting van 2000 gevangenen, maar er bevinden zich al gauw zo’n 4000, later zelfs 5000 mensen. Zoveel mensen kan, omdat in een dag- en nachtploeg aan de tunnelbouw wordt gewerkt. Het sterftecijfer is er zeer hoog. Omdat transporten van lijken naar het crematorium in Buchenwald of Quedlinburg vanwege beschietingen door geallieerde vliegtuigen en door brandstofgebrek niet meer mogelijk zijn, is men uiteindelijk aangewezen op het gebruik van massagraven. De lucht van de in ontbinding verkerende lijken hangt over het kamp. In totaal komen 6218 mensen in het kamp Zwieberge en er zijn 4190 geregistreerde overlijdens.
In dit kamp krijgt Andries de bekende Buchenwald "welkomstceremonie" over zich heen. Dat begint (of eindigt) met het met de hand invullen van een formulier met persoonlijke gegevens door een SS-er of een gevangene uit de Häftlingschreibstube, waarna de nieuweling dit document ondertekent. Dit formulier vormt de basis voor een aantal kaarten in de cartotheek van het kamp. Deze verzameling documenten is wonderlijk compleet bewaard gebleven, naast kaarten uit de kampen Herzogenbusch en Sachsenhausen. Daarna moet men zijn kleding en andere bezittingen inleveren in de Effektenkammer, wordt de gevangene van top tot teen hardhandig onthaard en kaal geschoren. Hierna vindt desinfectie plaats in een bad met een vloeistof die ieder wondje van de vorige behandeling doet voelen en krijgt de gevangene een (koude) douche. Misschien blijft hier het ontharen en desinfecteren achterwege omdat het in Sachsenhausen gebeurd is. Tenslotte krijgt ook Andries op deze 14e oktober zijn kampkleding uitgereikt, waarna hij wordt tewerkgesteld bij de tunnelbouw als lid van Kommando 140a. Andries en Folkert Kunst (nr. 93328) worden gehuisvest in Block 10.
Op 22 november meldt Andries zich in het Krankenrevier. Hij heeft een flegmone (ontsteking van het bindweefsel) aan zijn rechteronderbeen en men legt hem in Krankenbau/Revier I, Saal Ic. Andries is de laatste patiënt die die dag binnenkomt. De onhygiënische omstandigheden, het gebrek aan medische hulpmiddelen, ondervoeding met daarbij de winterkou, zullen er toe hebben bijgedragen dat Andries steeds zwakker wordt. De patiënten liggen vaak met z’n tweeën in een brits in papieren slaapzakken, die nooit kunnen worden gewassen. Rechtop zitten is niet mogelijk omdat de brits erboven te dicht op de vorige zit. De verzorging is in handen van medegevangenen, die hun best doen, maar door het gebrek aan goede hulpmiddelen kan men weinig voor de patiënten uitrichten. Er is later sprake van een chirurgisch ingrijpen aan zijn been, maar de flegmone zal nooit genezen. Met Folkert Kunst, die van 16 januari ’45 tot 2 maart daarop in dezelfde barak ligt, raakt Andries bevriend.
Een bewaard gebleven patiëntenstatus vanaf 13 januari 1945 geeft aan dat er regelmatig (papieren) verband wordt gewisseld, waaraan bv. een Rivanol-oplossing van 1:1000 is toegevoegd. Dat verwisselen van het verband vindt echter maar om de 3 tot 4 dagen plaats. Rivanol, een ontsmettingsmiddel, is sinds 1912 vrij te koop in Duitsland als vloeistof of als zalf en het gebruik is niet onomstreden. Vanaf 15 maart lijdt Andries ook aan een nierontsteking (nefritis) en volgens Folkert Kunst is er in een vroeg stadium ook al sprake van dysenterie en hij gebruikt het woord "kasplantje". Vanaf 17 maart komt er als tweede complicatie longontsteking bij (bevestigd door de patiëntenstatus). Andries’ lichaamstemperatuur is steeds zo’n 36 C en zijn pols zakt van 60 naar 50. Hij is tot op het eind helder van geest en ligt de laatste twee dagen op de afdeling voor longziekten in Revier 3 (behalve dysenterie was TBC een veel voorkomende infectieziekte). De patiëntenstatus vermeldt overigens een verplaatsing naar "Revier II".
Op 18 maart overhandigt Andries enkele bezittingen, een lepeltje, een mesje en enkele tekeningen aan Folkert Kunst met het verzoek ervoor te zorgen dit alles aan zijn vrouw te overhandigen. Op het laatst zegt hij ook nog graag te zien, dat zijn boeken en schilderskist voor zijn dochtertje zullen worden bewaard. Om het risico te spreiden overhandigt Folkert Kunst een deel van An-dries’ spullen aan de "verpleger" Willy Boon uit Rotterdam. Alles komt later keurig terecht. Willy Boon schrijft kort na de oorlog onderaan een lijst van overleden Nederlanders aan het Rode Kruis in Nederland: "Bovengenoemde personen zijn overleden aan uitputting, algeheele zwakte, buikloop en zware mishandeling, daarbij nog gebrek aan medikamenten en verbandmateriaal."
Nog diezelfde dag overlijdt Andries ’s avonds om 19.30 uur (volgens Folkert Kunst, die dan bij hem is) aan uremie, als gevolg van de nierontsteking. F. Kunst: "Hij had zich geheel aan zijn Heiland overgegeven. Hij was een gelovig optimist en zeer gelijkmatig van humeur". Officieel wordt zijn dood om 21.00 uur geregistreerd, waarschijnlijk omdat dit de tijd is van de laatste inspecties door de kampleiding.
Andries is begraven in één van de vier massagraven aan de oostkant buiten het kampterrein en vindt zijn laatste rustplaats te midden van veel lotgenoten. Boven deze graven ligt tegenwoordig een waardige gedenkplaats. Andries’ overlijden wordt vastgesteld en geregistreerd door de Poolse chirurg Dr. Julian Reklinski. Deze arts zal tot de bevrijding van het kamp met hulp van de eveneens Poolse "verpleger" (Dr.) Antoni Makowski zijn doodzieke medegevangenen ter zijde staan. Zij blijven, ook als op 9 april de SS 6 groepen van 500 gevangenen op pad stuurt, voor de oprukkende geallieerden uit. Deze dodenmarsen eisen 2500 slachtoffers. In het kamp blijven 1400 gevangenen achter, de meesten zeer verzwakt of doodziek.
Het kamp wordt op 11 april 1945 ’s nachts door de Amerikanen bevrijdt. Hoewel het een Franse officier is die in de nacht roept: "Vous êtes libre".Vanaf 13 april evacueren de Amerikanen achtergebleven gevangenen. De weken daarna zullen er nog ca. 25 mannen per dag overlijden als gevolg van de vreselijke ondervoeding. Folkert Kunst en Willy Boon zullen het kamp Langenstein-Zwieberge overleven.
De familie hoort van Andries’ overlijden op 5 juni 1945, dus precies een maand na de bevrijding van Nederland. Na die periode van zweven tussen hoop en vrees is de klap enorm. En het leed is nog niet eens helemaal geleden.
Zoals al vermeld, wordt Andries ongefundeerd, direct na zijn arrestatie ervan beschuldigd dat hij "door de mand valt". De roddelstroom blijkt op gang gebracht door het echtpaar Morsink, vooral door Geertje. Als vader Gort hen op 28 augustus 1945 bezoekt, beweert Geertje dat zij Andries heeft gehaat vanaf de eerste keer dat hij bij haar over de vloer kwam. Dat er bij Henk Morsink – na tweeënhalf jaar voortvluchtig te zijn geweest – sterke gevoelens van wantrouwen en angst aanwezig zijn, ligt voor de hand. Vrouw Geertje heeft de bakkerij zo goed mogelijk draaiende gehouden en velen hulp geboden, en niet alleen in de vorm van voeding. Eén en ander komt aan het licht als vader Gort na de oorlog alles doet om de naam van Andries weer onbesmet te krijgen. Op 16 juni schrijft hij een brief naar de redactie van Trouw in Amsterdam, gevolgd door een briefkaart op 23 juni. De ontvangst ervan wordt bevestigd middels een berichtje dat op 4 juli binnenkomt.
Ook op de redacties van Trouw in Amsterdam, Deventer en in Enschede gaat Andries over de tong: die begenadiging moet wel het gevolg van loslippigheid zijn. Op 3 augustus ’45 krijgt vader Gort bezoek van de hoofdverspreider van Trouw voor Overijssel, "Karel Overijssel" ( Henk Groot Enzerink), en Henk Morsink. Henk Morsink wordt door vader Gort "ongenadig uitgekafferd". Vader Gort voelt zich geconfronteerd met leugens, onverschilligheid en onwil. Op 1 oktober ’45 schrijft hij een lange brief aan Dr. Bruins Slot, die pas op 5 november beantwoord wordt. Bruins Slot geeft de zaak in handen van zijn "vriend en medewerker, den Heer E. van Ruller". Elbert van Ruller bevestigd e.e.a. in een brief van 7 november, die meteen wordt beantwoord met een bedankje van vader Gort de dag erna. Van Ruller heeft het druk (Trouw en de AR), zodat een uitgebreide brief van hem pas op 18 december wordt geschreven. Van Ruller probeert vader Gort wat te sussen door te zeggen dat er in zijn ogen (en in die van de mensen van Trouw) beslist geen sprake is van verraad en hem tevens verzoekt zich wat milder uit te laten over de verspreiders van Trouw.
Op de dag van ontvangst van deze brief (19 dec.) klimt vader Gort direct weer in de pen. In deze brief vertelt hij o.a. dat Henk Morsink voor het verspreiden van bepaalde roddels vooral naar zijn vouw verwijst. Verder is het een tamelijke felle brief, vol details over allerlei zaken die gespeeld hebben rond de arrestatie van Piet Fleurke en zijn zoon Andries. Twee dagen later schrijft vader Gort een brief, waarin hij zijn toon wat tempert en zelfs zegt mondeling en schriftelijk schuld te wille bekennen als hij ongelijk mocht hebben. Omdat een toegezegd bezoek van E. van Ruller uitblijft, schrijft vader Gort op 21 januari 1946 weer en geeft nog wat aanvullende informatie, die Van Ruller bij zijn onderzoek zou kunnen gebruiken. Verder spreekt hij de wens uit dat een ontmoeting spoedig plaats zal vinden. Het lijkt wel of hij nog iets kwijt wil, maar dan alleen onder vier ogen aan Van Ruller. In een volgende brief van 14 febr. ’46 bedankt vader Gort voor een brief van Van Ruller van 12 februari en voor het langverwachte bezoek van hem op 7 februari. Van Ruller heeft aansluitend ook een bezoek gebracht aan het echtpaar Morsink. Dat bezoek is blijkbaar niet geheel moeiteloos verlopen, zodat een tweede bezoek eind februari noodzakelijk wordt. Meerdere mensen worden door Van Ruller benaderd en het lijkt er veel op dat het gesprek met vader Gort hem informatie heeft opgeleverd die hem heel actief maakt.
Op 4 maart daarna sluit Van Ruller eindelijk de zaak af. Met het echtpaar Morsink kan blijkbaar iets worden afgesproken, waarover ze zelfs "zeer verheugd" zijn. Onduidelijk is wat er nu precies is geregeld. Mogelijk hebben ze toegegeven op basis van ondeugdelijke gegevens praatjes te hebben rondgestrooid. Het is jammer dat juist het echtpaar Morsink zo bij deze zaak betrokken is geraakt. Ze hebben zich – lang gescheiden van elkaar – beiden in de bezettingstijd verdienstelijk gemaakt. Oorzaken moeten gezocht worden in de rigide manier waarop Geertje vaak mensen be- en veroordeeld, de door lange scheiding en angst bij beiden opgeroepen spanning en daarbij het feit dat de bakkerij op het eind van de oorlog door een bominslag in het ongerede is geraakt.
Over "namen noemen" komen twee getuigenissen tot ons. Allereerst een brief van opperwachtmeester J.H. Schildkamp uit Hengelo d.d. 29 juni 1945. Daarin meldt hij dat Andries hem op weg naar Haaren zegt: "Zeg hun (= Andries’ ouders) dat ik niemand verklapt heb". De eerder genoemde overlevende Folkert Kunst schrijft in een brief d.d. 20 juni 1945: "Ik herinner me, dat Andries ook tegen mij eens de opmerking maakte, dat hij geen namen genoemd heeft bij zijn verhoor, omdat de S.D. volledig op de hoogte was". Had niet Eik Speelman(Freek) al op 28 september 1943 dezelfde ervaring een dag na zijn arrestatie, toen Gottschalk hem een groot vel papier toonde met daarop namen, schuilnamen en adressen van mensen die voor Trouw bezig waren? In ieder geval is Van Ruller blij dat de zaak goed kan worden afgerond en schrijft aan vader Gort: "…kunnen wij met volle vrijmoedigheid komen tot de verklaring die U hierbij ingesloten vindt…". En verder: "Het moet ook voor U voldoening geven, dat U ons zoo volledig heeft kunnen overtuigen". De brief geeft uitdrukking aan een hevig gevoel van opluchting.
Die verklaring van Van Ruller luidt als volgt:
"Ondergetekende verklaart, namens de geheele organisatie "Trouw", dat na uitvoerig onderzoek gebleken is, dat de geruchten, die voor en na de bevrijding van Nederland rondom de arrestatie en het overlijden van Andries Gort(Victor) te Deventer, hebben geloopen, ongegrond zijn geble-ken. Indien er vóór het afleggen van deze verklaring eenige verdenking heeft bestaan van te grote los-lippigheid van "Victor" bij zijn arrestatie, of van het verkrijgen van de hem verleende gratie op laakbaare gronden, dan is deze verdenking vanaf dit moment geheel vervallen. De organisatie "Trouw" is overtuigd dat juist het tegendeel is komen vast te staan en zij betreurt de meningsverschillen die wat dat betreft zijn gerezen. Andries Gort behoort tot degenen, die in haar rijen voor zijn beginsel en daarin voor de zaak van ons vaderland gevallen zijn. Zijn heldendood wordt door haar diep betreurd". Voor de organisatie "Trouw" w.g. E. v. Ruller, voorzitter Trouwvereniging.
Vader Gort is natuurlijk zeer dankbaar in een laatste brief aan v. Ruller d.d. 13 maart 1946. In een P.S. meldt hij, dat hij ook Dr. Bruins Slot een brief heeft geschreven om te bedanken voor het doorsturen van zijn brief van 31 oktober 1945. Van Ruller brengt daarna een moeilijke zaak - aanvankelijk met enige tegenzin – op een voortreffelijke manier tot een goed en voor alle partijen zeer bevredigend einde . Het moet voor de vrouw van Andries, zijn ouders en zijn twee broers een enorme opluchting zijn geweest dat deze zaak zo goed is opgelost. Over de dood van Andries werd later in de familie nauwelijks gesproken. De pijn over het verlies was groot, de troost van het eerherstel maakte de pijn misschien wat beter te verdragen, maar er ging een stressgevoelige en zeer emotionele (penne)strijd aan vooraf. Dochter Marijtje - al overleden juli 1996 - heeft zich haar vader niet herinnerd, maar een vader wel zeer gemist in haar leven. Elbert van Ruller vult persoonlijk de "Opgave voor de erelijst der namen van hen, die voor het vaderland zijn gevallen" in en stuurt die naar het toenmalige RIOD, waardoor Andries Gerrits Gort – terecht - voorkomt op de Erelijst van het NIOD.
Na de oorlog zijn er enkele overlevenden uit het kamp Langenstein-Zwieberge die zich hulpvaardig opstellen. Folkert Kunst en Willy Boon werden al genoemd en daar kan de naam van Douwe Douma uit Amsterdam nog aan toe worden gevoegd. Zij leveren het Rode Kruis in Nederland namen van overleden en overlevende Nederlanders. Folkert Kunst heeft ook contact met familie van gestorven lotgenoten. Al op 14 juni 1945, twaalf dagen na zijn thuiskomst als hij nog zeer bedlegerig is, krijgt Andries’ vrouw een brief van hem. Later bezoekt hij haar, nog altijd vel over been. Ook Andries’ ouders krijgen een brief en wel al op 20 juni. Omdat vader Gort later een aantal, niet eerder genoemde details over het ziek zijn van Andries weet, doet dat het vermoeden rijzen dat er later nog eens contact is geweest. In 1993 schrijft hij, 88 jaar oud, nog een laatste brief aan Frau Ellen Fauser van de Mahn- und Gedenkstätte Langenstein-Zwieberge. Hij schrijft over zijn bezoek in 1972 aan West- en OostDuitsland en aan het kamp. Over zijn herinneringen aan de kamptijd schrijft hij: "Ik heb het gevoel, dat ik nu alleen maar de buitenkant van mijn verhaal heb verteld. De binnenkant is, o wonder, dat ik achteraf dankbaar ben het te hebben meegemaakt". Omdat hij voor zijn invalide vrouw moet zorgen, beëindigt hij de contacten. Folkert Kunst overlijdt in op 23 februari 1995. De familie Morsink emigreert in 1953/1954 naar Brazilië en vestigt zich in de grotendeels Nederlandse nederzetting Castrolande. Hier treft Henk veel Drentse boeren en mensen die hij kent uit de wereld van het verzet. Hij overlijdt in 1994 en op het moment van het beëindigen van dit verhaal leeft Geertje nog, 98 jaar oud. Ook de weduwe van Andries heeft dit verhaal nog kunnen lezen.