Van Genechten rondde zijn studie succesvol af in Utrecht en promoveerde in 1927 cum laude op het proefschrift "De ontwikkeling der waardeleer sinds 1870", waarna hij een jaar later een aanstelling kreeg aan de universiteit als privaatdocent. Hij was toen al een aantal jaren werkzaam als advocaat en procureur in associatie met mr. A.J. van Vessem. In 1930 werd Van Genechten genaturaliseerd. Ondertussen bleef hij zich evenwel inzetten voor de Vlaamse autonomie.
In 1941 verscheen bij De Amsterdamsche Keurkamer Van den vos Reynaerde. Gepresenteerd als het 'nieuwe geestige vervolg van het middeleeuwsche dierenepos' was het niets minder dan antisemitisch pleidooi voor raszuiverheid. Van Genechten publiceerde het verhaal al eerder als vervolg in Nieuw Nederland in 1937, maar destijds werd het nauwelijks opgemerkt. De eerste oplage van 2000 exemplaren raakte in 1941 al snel uitverkocht en een tweede druk van 8000 exemplaren volgde. De Haagse filmmaatschappij Nederland Film maakte een animatiefilm van het boek onder regie van Egbert van Putten. De film was technisch van bijzondere kwaliteit, maar om onduidelijke reden kwam de film niet verder dan een voorvertoning. Van Genechten was daarbij zelf aanwezig en was lovend over het resultaat. Ook de SS-uitgeverij Nordland Verlag toonde belangstelling voor het boek, maar voor zover bekend is het nooit tot een Duitse uitgave gekomen.
Ondanks zijn groeiend antisemitisme kwam Van Genechten steeds vaker in botsing met de Duitse bezetters. Hij protesteerde tegen het Duitse optreden jegens de studenten en tegen het doden van gijzelaars als repressaille voor aanslagen op NSB'ers. Bovendien weigerde hij aanwezig te zijn bij het afleggen van de eed op Hitler door de Nederlandsche SS. Uiteindelijk zou Van Genechten begin 1943 worden ontheven uit zijn functie als procureur-generaal en worden aangesteld als commissaris van de provincie Zuid-Holland. Deze functie zou hij echter nooit uitoefenen. Hij stortte in en werd opgenomen in een kliniek. Enkele maanden later zou hij in depressieve toestand tot twee maal toe een zelfmoordpoging doen. Onder druk van de Duitse bezetter werd Van Genechten uit al zijn functies ontheven en werd hij aangesteld als hoogleraar in het strafrecht aan de (gesloten!) Rijksuniversiteit van Leiden. Het enige wat hem restte was de publicatie van artikelen in NSB-organen als Nieuw Nederland.
Na de bevrijding werd Van Genechten in zijn woonplaats Voorburg gearresteerd. Net als veel andere NSB-kopstukken werd hij gevangengezet in het zogenaamde Oranjehotel, een complex van cellenbarakken op het terrein van de Scheveningse strafgevangenis. In de oorlog waren de cellen gebruikt door de Duitsers om politieke gevangenen op te sluiten. Na de bevrijding werd de gevangenis direct in beheer genomen door de Canadese Field Security en stond dus aanvankelijk niet onder militair gezag. In de gevangenis vonden tal van mishandelingen en wreedheden plaats. In de cellenbarakken zijn minimaal zes zelfmoorden voorgekomen. Toen de cellenbarakken op 22 juli 1945 aan het militair gezag werden overgedragen, kwam er een einde aan het gewelddadige regime dat in de gevangenis heerste.
Hangende zijn beroep pleegde Van Genechten in de gevangenis zelfmoord, opmerkelijk genoeg een dag nadat hij had gehoord dat Mussert ter dood was veroordeeld. Op 13 december werd Van Genechten om even over half acht levenloos aangetroffen in zijn cel. Hij bleek de broekband van een onderbroek te hebben afgescheurd en met behulp van stopwol tot een stevig geheel te hebben gewikkeld om zich daarmee aan een buis van de centrale verwarming op te hangen.
Van Genechten had een aantal afscheidsbrieven geschreven waarin hij verklaarde zelf het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof te willen voltrekken. Hij was zich in de cel bewust geworden van zijn schuld. "Het is alsof ik uit een droom ontwaakt ben." Zijn zelfgekozen dood omschreef hij als volgt: "Ik doe dit, omdat de gevolgen bij een langer in leven blijven voor mijn gezin nog rampzaliger zouden zijn dan reeds het geval is en omdat ik van meening ben, dat alleen werkelijke zoenoffers de heillooze verwijdering tusschen onze duizenden volgelingen en het Nederlandse volk kunnen doen verdwijnen."
Met zijn 'zoenoffer' bleef hij echter zijn eigen verantwoordelijkheden ontkennen. Als procureur-generaal was hij tenslotte verantwoordelijk geweest voor de vervolging van tientallen, zo niet honderden mensen.
Aanvankelijk werd Robert van Genechten begraven in een massagraf op de Algemene Begraafplaats van Den Haag. In hetzelfde massagraf kwam ook Mussert te liggen. Zodoende kwam Van Genechten in 1956 nog in het nieuws. In de nacht van 16 op 17 juni hadden aanhangers van Mussert het lichaam van de NSB-leider opgegraven om het spoorloos te laten verdwijnen. Aanleiding was de aanstaande ruiming van het graf, waarbij de autoriteiten geen toestemming gaven tot het herbegraven van Mussert bij zijn intussen overleden vrouw. Een week na het incident kwamen de autoriteiten met een verklaring dat niet het lichaam was Mussert was verdwenen, maar dat van Van Genechten die naast Mussert was gelegen. Mussert's resten zouden later opduiken in een kartonnen doos op het politiebureau. Er zou niets aan de hand zijn en het land lachte om de flater die de daders hadden geslagen.
De meningen lopen uiteen wat er daadwerkelijk is gebeurd en wiens graf er daadwerkelijk is leeggehaald. Door archiefonderzoek van de NOS werd aannemelijk gemaakt dat het niet de resten van Mussert of die Van Genechten zijn geweest die de bewuste nacht zijn geroofd. Het blijft echter onduidelijk of er daadwerkelijk menselijke resten zijn verdwenen uit het massagraf. En als dat het geval zou zijn, om wiens resten het zouden gaan. De officiële lezing is dat de resten van Mussert na het incident zijn begraven in een knekelgraf.
Opvallend genoeg kreeg de familie van Van Genechten wel toestemming om de voormalig procureur-generaal te herbegraven. Op 17 november 1958 viel het besluit en op 3 december werden de stoffelijke resten van Van Genechten overgebracht vanuit Den Haag naar Utrecht, waar ze werden begraven op begraafplaats Soestbergen in het graf waar zijn zoon Frits al eerder was begraven.
Dit artikel is een ingekorte versie dat in het kader van een reeks De verzwegen graven van de oorlog - 'fout' funerair erfgoed eerder is verschenen op de website Dood in Nederland.
- Begraafboeken Begraafplaats Soestbergen, gemeente Utrecht