De naam Franz Koenigs is onlosmakelijk verbonden met de beroemde Koenigs-collectie, één van de grootste kunstverzamelingen, die Nederland gekend heeft. Ze was met veel liefde door de bankier Koenigs bijeen gebracht mede dankzij het geld dat hij verdiend had met zijn handelsmaatschappij en met hele (heel) riskante speculaties. Onder raadselachtige omstandigheden vond hij in 1941 de dood. Hij viel van het perron en werd door een trein overreden. Tot op heden is het nog steeds omstreden of hij gevallen is dan wel opzettelijk geduwd. Na zijn dood kwam er een donkere schaduw over Franz Koenigs te hangen. Door zijn handelsbetrekkingen met de nazi’s werd hij gezien als collaborateur. Maar wie was deze man eigenlijk en wat waren zijn motieven? Ging het hem echt alleen om de kunst, waarvoor hij ware passie had of was er meer aan de hand?
Franz Koenigs werd geboren in Kierberg-Duitsland in 1881 als zoon van Ernst Friedrich Wilhelm Koenigs en Johanna Bunge. Een familie, die bestond uit textielfabrikanten en bankiers en Franz kreeg een Spartaanse opvoeding. Na het gymnasium ging hij rechten studeren in München, een studie die hij echter niet voltooide. Daarop ging hij werken bij een spinnerij en later bij de wolfirma Bunge. Maar uiteindelijk kwam ook hij in het bankwezen terecht, onder meer bij de Malcolm Brothers in Londen, daar leerde hij de facetten kennen van de linnenhandel met India.
In 1907-Franz was 26 jaar oud- kreeg hij de supervisie over de verkoop van de Frans-Duitse olieonderneming aan de Roemeense oliemaatschappij Astra Românâ, waarvan drie kwart in Nederlandse handen was. Hij moest hiervoor naar Roemenië, waar Koenigs in contact kwam met mensen, die later van grote betekenis zouden zijn voor hem. In 1913 keerde hij terug naar Berlijn. Daar wachtte hem een post bij de directie van de bank Delbrück, Schickler & Cie. Een jaar later trouwde hij met Anna Pauline Luise Eva Elisabeth Gräfin von Kalckreuth. Het paar zou drie zonen en twee dochters krijgen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest ook Koenigs in dienst. Hij diende bij een bevoorradingsbataljon ver van de frontlinie. Na de oorlog keerde hij weer terug bij de bank Delbrück, Schickler & Cie. Maar vele Duitsers, die in het bankwezen zaten, ondervonden moeilijkheden. Zo waren er door de Vrede van Versailles in 1919 allerlei beperkingen ontstaan voor Duitse bedrijven die handel wilden drijven met Frankrijk en Groot-Brittannië. Deze beperkingen hadden geen betrekking op handel met of via Nederland, omdat ons land tijdens de Eerste Wereldoorlog de neutraliteit bewaard had. Een aantal bankiers kwam dan ook naar Nederland, waaronder Siegfried Kramarsky en Franz Koenigs. Beiden vestigden zich in Amsterdam. Koenigs had inmiddels een zakelijke oplossing bedacht om die handelsbeperkingen te ontlopen: samen met zijn Belgische neven Alfred en Felix Rhodius richtte hij de Rhodius-Koenigs Handelmaatschappij op. Ze gingen kredieten verstrekken aan de Duitse industrie. Koenigs werd directeur van deze maatschappij. De zaken gingen voorspoedig en met zijn gezin betrok hij ongeveer een jaar later in Haarlem een gigantisch huis aan het Florapark. Daar kon Franz naar hartelust zijn kunstcollectie, waarmee hij jaren eerder begonnen was, uitbreiden, want al op 17-jarige leeftijd had Franz een enorme belangstelling voor kunst. Regelmatig bezocht hij veilingen, kunsthandelaren, tentoonstellingen en musea. In de jaren 1903-1904 leerde Koenigs de Franse Impressionisten kennen. Hij koesterde grote bewondering voor de Franse meesters als Cézanne, Degas en Toulouse-Lautrec. Daarnaast had hij veel belangstelling voor de oude meesters als Rembrandt, Rubens, Tintoretto, Tiepolo en Watteau. Vooral tekeningen hadden zijn aandacht en velen werden door hem gekocht uit openbare verkopen en privécollecties in heel Europa. De jaren twintig waren bij uitstek een periode, die geschikt was voor het doen van aankopen. Veel mensen deden kunststukken van de hand, omdat ze het geld nodig hadden.
Hoewel Koenigs later ook schilderijen ging verzamelen, bleef zijn passie vooral bij de tekeningen liggen en in het bijzonder die tekeningen, die nog niet in de bestaande Nederlandse museumcollecties te zien waren. Uiteindelijk zou de kunstcollectie 2600 tekeningen van de beroemdste Duitse, Franse, Hollandse en Italiaanse meesters uit de periode van 1500 tot 1900 omvatten, alsmede ook enkele schilderijen, prenten en sculpturen.
Hoewel Koenigs een uitstekende zakenman was, die dankzij zijn scherpe inzicht grote sommen geld wist te verdienen, was dit geld niet toereikend genoeg om zijn verzamelwoede te bekostigen. Toch wilde hij zijn passie niet opgeven. Daartoe speculeerde hij dikwijls op heel riskante terreinen. Zelfs wanneer hij op reis was, vonden er besprekingen plaats met kunsthandelaren met als resultaat nieuwe aankopen.
Begin jaren ’30 brak de tijd aan van wat de geschiedenis in zou gaan als de Grote Depressie. In 1929 vond de beurskrach plaats, de aandelenmarkt stortte in en er werd enorm veel geld verloren door de beleggers. Ook de Rhodius-Koenigs Handelsmaatschappij kwam in grote financiële problemen en in 1933 moest Koenigs zelf geld gaan lenen. Hij deed dit bij de bank Lisser & Rosenkranz, die op dat moment geleid werd door de uit Hamburg afkomstige Joodse bankier Siegfried Kramarsky. De lening werd afgesloten voor 5 jaar en de gehele kunstcollectie werd in onderpand gegeven, op voorwaarde van Koenigs dat zij in bruikleen werd gegeven aan Museum Boijmans. Koenigs mocht namelijk het onderpand niet in eigen beheer houden, want dat zou in strijd zijn met het burgerrecht.
Daarnaast had Franz Koenigs nog een ander ernstig probleem. Franz was fel anti-Hitler en zowel de Koenigs als de Kalckreuths waren het middelpunt van anti-nazi en anti-Hitler activiteiten. Er werd dan ook gevreesd voor de wraak van de nazi’s. Koenigs stuurde zijn oudste zoon Ernst, die in Duitsland studeerde, voor diens veiligheid naar Engeland, want Ernst had communistische sympathieën en werkte mee aan acties van een linkse verzetsgroep. Zelf waren Franz en zijn vrouw Anna betrokken bij diverse ondernemingen om Joden en andere Duitsers te helpen vluchten. Ook boden ze de vluchtelingen een schuilplaats in Nederland. Tevens reisde Koenigs diverse keren naar Duitsland om te helpen bij de vluchtpogingen. Vanwege de nazidreigingen nam Koenigs in 1937 het besluit om het Nederlandse staatsburgerschap aan te vragen. Geen onlogische keuze, aangezien zijn moeder van Nederlandse afkomst was. Dat lukte en op 9 februari 1939 werd Koenigs met zijn gezin geneutraliseerd. Dit impliceerde wel dat hij niet meer bij het familiegeld in Duitsland kon komen en ook kon hij geen aanspraak meer maken op de stukken land, die eigendom waren van zijn familie. Intussen deed hij meer dan alleen Joodse vluchtelingen hulp bieden.
In september 1939 had Franz Koenigs een ontmoeting met een woordvoerder van de Engelse regering. Koenigs deed verslag van de situatie in Duitsland op dat moment en gaf volledige informatie over de ontwikkelingen daar. Door zijn zakelijke belangen met de Duitsers had hij goed inzicht in het machtspel, dat plaats vond aan de nazitop. Bovendien bezat Koenigs commissariaten bij de bedrijven Krupp en Bayer. Het rapport werd gestuurd naar het Engelse ministerie van Buitenlandse Zaken met een bijgevoegd commentaar dat " meer van dit soort rapporten afkomstig uit deze bron zeer welkom zouden zijn, aangezien Koenigs hevig antinazi was".
Toen vond de invasie in Polen plaats, de oorlog stond op punt van uitbreken. Ook de Joodse bankier Kramarsky probeerde nu de Nederlandse nationaliteit te krijgen, zelfs tot 3 keer toe, maar steeds werd hem dit geweigerd. Gedreven door de angst voor de nazi’s besloot hij toen om naar de Verenigde Staten van Amerika te gaan. Daartoe moest de bank Lisser & Rosenkranz geliquideerd worden. Dit besluit had ook gevolgen voor eerdere leningen, die afgesloten waren, zoals in het geval van Franz Koenigs. Koenigs beschikte echter niet over de nodige financiële middelen om zijn lening af te lossen en de volledige Koenigs-kunstcollectie moest overgedragen worden aan de bank. Dit zou echter automatisch inhouden dat Kramarsky, als directeur zijnde, de collectie mee kon nemen naar Amerika. Maar ook bestond het grote risico dat de nazi’s de hele collectie in beslag zouden nemen, aangezien het een lening betrof van een Duitse Joodse Bank, waarvoor de collectie van Koenigs als onderpand diende. Koenigs benaderde daarom de rijke kunsthandelaar Goudstikker om kopers te vinden voor de collectie. Goudstikker wilde deze transactie graag op zich nemen. De collectie was immers veel geld waard en Goudstikker kon de winst, die de verkoop zou opbrengen goed gebruiken, want ook hij wilde Nederland verlaten en het liefst nog vóór de invasie plaats zou vinden. Er kwam echter niet veel schot in de zaak en Koenigs stond onder grote druk van de bank. De directeur van Boijmans –Dirk Hannema- zag nu zijn kans schoon en vroeg Willem van der Vorm en Daniël George van Beuningen om de collectie aan te kopen en aan het museum te schenken, omdat ook Hannema niet voldoende geld had om zelf de collectie aan te kopen. Van Beuningen kocht de collectie voor 1 miljoen gulden, hoewel het zeker 4,5 miljoen waard was. De aankoop omvatte meer dan 2600 tekeningen, 4 schilderijen van Jeroen Bosch en 8 werken van Rubens. De prijs kon ondermaats blijven, omdat de transactie onderhands geregeld was en er geen openbare verkoop plaats vond, wat eigenlijk had gemoeten bij een liquidatie. Op 2 april 1940 werd de bank geliquideerd.
Al vrij snel na de Duitse inval in Nederland werd Franz Koenigs opgepakt en voor verhoor enkele dagen vast gehouden. Onder druk van de Nederlandse Bank trok hij zich terug uit de directie van de Rhodius-Koenigshandelsmaatschappij. Hij mocht wel lid blijven van de raad van commissarissen. Ook bleef hij doorgaan met het onderhouden van zijn zakelijke contacten en behield hij zijn commissariaten bij Krupp en Bayer, ondanks zijn afkeer van het nationaalsocialisme.
Op 6 mei 1941 overleed Franz Wilhelm Koenigs, nadat hij op het station van Keulen van het perron afviel en onder een rijdende trein terecht kwam. Zijn heup raakte verbrijzeld en hij stierf tijdens het afvoeren. Zijn aktetas, die zijn eeuwige metgezel was, werd nooit meer terug gevonden. Over zowel het tijdstip van overlijden als over de doodsoorzaak deden al snel allerlei geruchten de ronde. Sommige getuigen vertelden dat Koenigs in de trein wilde stappen en vervolgens viel en eronder terecht kwam; anderen verhaalden dat het ongeval gebeurde op het moment dat Koenigs juist wilde uitstappen. Maar ook het verhaal dat er opzet in het spel was, kwam spoedig in omloop. Zo zou Koenigs zelfmoord willen plegen vanwege de hoge schulden, maar ook ging het verhaal dat hij slachtoffer was geworden van de Gestapo. Ze hadden er in ieder geval voldoende aanleidingen voor gehad. Tot op heden is nooit bewezen of dit zelfmoord was dan wel moord.
Wie was Franz Koenigs nu werkelijk? De feiten op een rij: In persoonlijk opzicht was Franz Koenigs een hoffelijk en beminnelijk mens met een enorme hartstocht voor de kunst. Ook was hij ruimdenkend en zeer beschaafd.
In zakelijk opzicht was hij een geslaagd mens en vermoedelijk was hij dit ook gebleven als de crisis er niet tussen was gekomen. Hij liet zich niet beïnvloeden door politiek, wanneer het erop aan kwam om geld te verdienen, hierin was hij niet anders dan andere bankiers. Wat niet betekent dat hij niet geïnteresseerd was in politiek, want dat was hij wel degelijk.
Franz Koenigs was alleen antinazi en hij was niet de enige binnen de familie Koenigs. Zowel Franz als zijn vrouw Anna von Kalckreuth hadden familieleden, die waren verbonden met de groep van de 20ste juli (zie aanslag en staatsgreep van 20 juli 1944). Nooit is Franz lid geworden van de nationaalsocialistische partij en dat maakte hem zeker niet geliefd onder de nazi’s. Daarnaast had hij zijn Duitse staatsburgerschap opgegeven om Nederlander te worden. Zijn zoon Ernst had zich ingelaten met een linkse verzetsgroep, was daarna gevlucht naar Engeland en daar had hij zich aangemeld om tegen het fascistische Spanje van Franco te vechten tijdens de Spaanse burgeroorlog. Diverse keren heeft Koenigs zelf contact gehad met de Engelsen en mogelijk ook met de Nederlandse Inlichtingendienst om hen van belangrijke informatie te voorzien.Vanuit de zakelijke kant van Koenigs bekeken, ligt het voor de hand om Koenigs te bestempelen als fout. Hij handelde immers met de nazi’s en verdiende veel geld aan hen. Maar deze gespletenheid kwam veel voor bij verzetsstrijders. Door om te gaan met nazi’s of zelfs bij hen in dienst te treden, waren ze in staat te doen wat ze eigenlijk wilden: namelijk verzet bieden tegen de nazi’s en dat het liefst zonder op te vallen, anders was hun rol snel uitgespeeld. Dit gold zeker ook voor Koenigs. Het geld wat hij verdiende met zijn handelsmaatschappij werd niet alleen gebruikt voor zijn kunstcollectie, maar werd ook geïnvesteerd in het Duitse verzet en voor de hulp aan Joden, die wilden vluchten. Zoals bij zovele verzetsstrijders is ook bij Koenigs dit facet verzwegen gebleven.
In de oorlog moest Koenigs’ zoon de geruchten rondom de dood van zijn vader met afkeer aanhoren, omdat hij wegens gevangenschap niets kon uitrichten om zijn vader te zuiveren van alle blaam. Na de oorlog kostte dat ook moeite. Overal heerste er chaos. Veel repatriërende mensen, bezetting van de geallieerden, archieven die gesloten werden, ect. In 2004 heeft hij nog bij Dr. Lou de Jong de aandacht gevraagd voor de betrokkenheid van zijn vader, Franz Koenigs, bij het Duitse verzet. Er bestonden ( en bestaan) documenten, waarin die betrokkenheid aangetoond kon worden. Desondanks is Franz Koenigs slechts bekend om zijn kunstcollectie, waarvoor hij grof geld nodig had, dat hij verdiende door zaken te doen met de nazi’s. Met dit verhaal is getracht dat eenzijdige beeld over Franz Koenigs bij te stellen. Franz Koenigs was meer dan kunst alleen, hij was ook verzetsstrijder.
In eerste instantie bleef de collectie in het museum Boijmans hangen, tot opluchting van Koenigs. Maar weldra gingen er geruchten dat van Beuningen de tekeningen niet uit liefde voor de kunst had aangeschaft en verscheen er een andere liefhebber ten tonele: Hans Posse. Posse was directeur van de Gemäldegalerie Dresden en als naziebeheerder verantwoordelijk voor de geroofde kunst. Bovendien was hij door Adolf Hitler aangesteld om een museum in Linz tot stand te brengen. Daarvoor werden belangrijke stukken aangekocht of simpelweg in beslag genomen. Van Beuningen wilde wel stukken van de collectie verkopen en in het najaar van 1940 werden 300 Duitse tekeningen en 226 tekeningen van Nederlandse, Vlaamse, Franse en Italiaanse meesters met forse winst aan Hans Posse verkocht. In mei 1941 kwamen de tekeningen aan in de Gemäldegalerie in Dresden. Van Beuningen hield zelf 4 schilderijen van Rubens en diverse tekeningen en voor ongeveer 39 kunstwerken bleven in eigendom van de Lisser & Rosenkranz bank. De overige stukken werden uiteindelijk door van Beuningen geschonken aan Museum Boijmans.
De Lisser & Rosenkranz bank bracht haar kunstwerken onder bij Jacques Goudstikker totdat hij Nederland verliet op 14 mei 1940. ’s Nachts, tijdens zijn vlucht op de boot naar Engeland, viel hij in het ruim door een openstaand luik en stierf. Zijn bedrijf werd, net als de Lisser & Rosenkranz bank, overgenomen door Alois Miedl, een Duitse bankier en goede vriend van Hermann Göring, de Minister van Luchtvaart. Miedl was een emigrant, die sinds 1932 noodgedwongen in Nederland woonde. Voor zijn eigen veiligheid was hij gevlucht uit Duitsland, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan een paar enorme zwendelpraktijken. Van Göring kreeg hij een speciale opdracht: het verzamelen en naar Duitsland sturen van zeldzaam antiek en waardevolle schilderijen van gedeporteerde Joden. De Koenigs-collectie was een welkome schat en ze werd dan ook niet ontzien. Verschillende kunstwerken, zo’n 19 in totaal, werden verkocht aan Göring. Van de overige schilderijen werden er 12 verkocht aan Hitler en de rest hield Miedl zelf. In de zomer van 1944 vluchtte Miedl naar Spanje met de schilderijen, daar werd hij weer bankier en overleed enkele jaren na de oorlog.
In Dresden werden in 1942 voor alle zekerheid de tekeningen vanuit de Gemäldegalerie overgebracht naar kasteel Weesenstein, net even buiten Dresden, waar ze veilig ondergebracht konden worden. Maar de kunstwerken bleken daar allerminst veilig te zijn. Hen overkwam hetzelfde lot wat veel kunstwerken ten deel viel, ze kwamen in handen van de geallieerden. Een deel ging op transport naar Amerika en toen de Russen Duitsland binnentrokken in 1945, namen zij deze stukken van de Koenigs-collectie die door Posse waren aangekocht, in beslag, ondanks de in 1943 ontstane Allied Declaration. De Declaration was een afspraak tussen de geallieerden en hield in dat alle transacties, die met de Duitsers plaats gevonden hadden tijdens de oorlog, nietig verklaard werden. De Nederlandse kunstwerken, die verkocht waren aan de Duitsers zouden hierdoor toevallen aan de Nederlandse staat. De Russische autoriteiten ontkenden echter iets af te weten van de buitgemaakte kunstwerken uit de Koenigs-collectie, noch van andere in beslag genomen kunstschatten. Diverse keren zijn er pogingen gedaan om de Koenigs-collectie terug te krijgen naar Nederland. Dat geldt trouwens ook voor de zogenaamde Goudstikker-collectie. In 1987 gaf Erich Honecker, staatsraadvoorzitter van de DDR, 33 tekeningen terug; in 2004 keerden 139 tekeningen en 3 prenten vanuit Rusland terug naar Nederland. Ongeveer 168 tekeningen bevinden zich nog steeds in Rusland.
- Met dank aan Christine Koenigs