Caspar / Casper Sporck (1922-1945) was een onderofficier in de Waffen-SS gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wegens zijn heldhaftige daden kreeg hij het Duitse ridderkruis. Dat is opmerkelijk omdat slechts drie andere Nederlanders die onderscheiding kregen. Ook heeft Sporck andere onderscheidingen ontvangen, waaronder een medaille voor opgelopen verwondingen. Ongeveer 22.000 tot 25.000 Nederlanders meldden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig aan bij de Waffen-SS.
De vader van Caspar Sporck, Hubertus (Hubert) Wilhelm Sporck werd op 4 juli 1892 te Wittem geboren. Op 11 mei 1918 trad hij in Meerssen in het huwelijk met Johanna Margaretha Gerardina Ubachs, geboren te Meersen op 10 juni 1893. Het echtpaar woonde te Wittem. De eerste zoon, Mathias Hubertus, werd op 23 maart 1919 geboren. De tweede zoon, Gerardus Hubertus, werd op 2 april 1921 geboren. Op 18 juli 1921 ging het gezin Sporck naar Heerlen. Op 10 augustus 1922 werd Caspar Antoine te Heerlen geboren. Op 16 oktober 1923 werd de eerste dochter van het gezin, Maria Alphonsine Gerardina, geboren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte ze als verpleegster te Hohenmölsen. Op 12 december 1925 werd dochter Antoinette Josephine geboren. Op 17 september 1927 Louis Gerardus. Op 5 oktober 1927 overleed moeder Sporck op 34-jarige leeftijd te Heerlen door complicaties tijdens de bevalling. Louis Gerardus stierf enkele dagen later. Caspar Sporck was toen vijf jaar oud.
Op negentienjarige leeftijd meldde Caspar Sporck zich als vrijwilliger aan bij de Waffen-SS. Hij woonde toentertijd in Maastricht. In Maastricht konden mensen zich in de Saroleastraat 25 aanmelden voor de Waffen-SS. Onduidelijk is of Sporck NSB'er was. In het begin van de oorlog hanteerde de Waffen-SS strenge selectiecriteria: zo moest men aantonen 'Arische' wortels te hebben. Ondanks de strenge selectiecriteria werd Sporck goedgekeurd. Hij volgde een opleiding in Sennheim in de Elzas (Frankrijk). Sporck werd bemanningslid van een pantservoertuig, een 'Sonderkraftfahrzeug' (afkorting Sd.Kfz.) 251/9. Een halfrupsvoertuig (Halbkettenfahrzeug) met een kort 75mm KwK 37 L/24 kanon. Sporck werd SS-Schütze (soldaat) bij Standarte Nordwest, een regiment van de Waffen-SS bestaande uit Nederlandse en Vlaamse vrijwilligers. Op 24 november 1941 werd dat legeronderdeel omgedoopt in Freiwilligen Legion Niederlande (Vrijwilligerslegioen Nederland). Sporck vocht in 1941 in de Sovjet-Unie tijdens Operatie Barbarossa. Tijdens die slag kreeg hij een Oostfront medaille. Op 5 april raakte hij gewond en werd hij in een ziekenhuis opgenomen. Sporck ontving toen een Verwundetenabzeichen (medaille voor opgelopen verwondingen, verschillende modellen werden in de oorlog uitgereikt). Op 13 juli werd hij vanuit Lyck, Oost-Pruisen overgeplaatst naar Bussum om te herstellen en op 1 september werd hij tot SS-Sturmmann bevorderd. Toentertijd werd hij ingedeeld bij de SS-Freiwilligen-Panzer-Grenadier-Division Nordland (5de Schwere Kompanie, 11de SS Panzer-Aufklärungs Abteilung, 11de SS Freiwilligen Panzergrenadier Division Nordland). Een divisie bestaande uit Noorse, Deense, Zweedse en Nederlandse vrijwilligers. In december 1943 werd Sporck bevorderd tot SS-Rottenführer. Opnieuw vocht Sporck aan het Oostfront tegen Sovjettroepen.
In 1944 werd Sporck onderscheiden met het Duitse ridderkruis voor ‘heldhaftige acties' nabij Gubanizy. Sovjettanks vielen Duitse linies aan en Sporck schakelde elf Sovjettanks uit met zijn Sonderkraftfahrzeug. Op 31 januari 1944 tijdens het Kingisepp-Gdov offensief in de Slag om Narva bleef Sporck achter met zijn voertuig. Hij zorgde voor rugdekking en bij schemering was Sporck een van de laatste soldaten die de Duitse linies wist te bereiken. Hij werd door Sturmbannführer Rudolf Saalbach op 3 september 1944 voorgedragen voor het ridderkruis. Sporck vocht niet alleen in de Sovjet-Unie, maar ook in Estland. Daar behaalde hij successen in en rondom Dorpat.
Sporck overleefde de oorlog niet. Hij overleed door zware verwondingen (granaatscherven) in een veldhospitaal (Reservelazaret II) op 8 april 1945 te Bayreuth. Sporck werd begraven op 14 april 1945 op het Ehrenfriedhof St.Georgen in Bayreuth. Hij werd slechts 22 jaar oud.
Waarschijnlijk is Sporck door NSB of nazipropaganda toegetreden tot de Waffen-SS. Het avontuur, de kameraadschap, het leger als ‘tweede familie’ en de trots die de elite organisatie in het begin van de oorlog had was aantrekkelijk voor jongeren. De idee om Nederland te beschermen tegen de vijand (bolsjewieken) kan ook een grote rol gespeeld hebben. Sommige Nederlanders waren overtuigd dat Europa aangevallen kon worden door ‘bolsjewistische horden’. Om de Europese cultuur te beschermen moest worden gevochten, zo dachten velen. Een combinatie van genoemde factoren is niet uitgesloten.
In juni 1941 zette de Sovjet-Unie de T-34 middelzware tank voor het eerst in tegen Duitse eenheden. De Duitsers waren geschokt en verbaasd toen zij zagen hoe hun pantsergranaten tegen het T-34 pantser afketsten. De T-34 was in 1941 één van de sterkste tanks ter wereld. De Duitsers hadden geen enkele tank die T-34 kon evenaren wat betreft bewapening en bepantsering.
Sporck maakte tijdens een Sovjetaanval op 26 januari 1944 te Gubanizy gebruik van een gepantserd rupsvoertuig met een kort ('Stummel': stomp) 75mm KwK 37 L/24 kanon. Zoals eerder vermeld vernietigde Sporck met zijn voertuig elf Sovjettanks. Ook T-34 tanks werden vernietigd. Onduidelijk is om welk T-34 type het gaat: T-34-76 of T-34-85. In 1944 hadden Sovjettroepen een verbeterde T-34 in dienst, de T-34-85 met een lang 85mm kanon (T-34-76 had een 76.2mm kanon). De T-34-85 had tevens een sterker pantser dan zijn voorganger (T-34-76).
Eigenlijk was het Duitse 75mm L/24 kanon niet geschikt om tanks te vernietigen: het was een kleine houwitser die effectief brisantgranaten afvuren kon. Het korte 75mm KwK 37 L/24 wapen had een slecht penetratievermogen: ongeveer 54 of 56mm staal tot op een afstand van tien meter en 41mm staal bij een hoek van dertig graden tot op een afstand van tien meter. Het T-34-85 pantser was maximaal 90mm dik (voorkant koepel, mantel). Waarschijnlijk heeft Sporck met het korte 75mm kanon T-34 tanks vanaf de zij- of achterkant beschoten. Welke munitie hij daarbij gebruikte is onbekend: waarschijnlijk pantsergranaten (‘AP’) of holle lading (‘HEAT’). Die holle lading granaten hadden een penetratievermogen van 70 tot 100mm staal. Omdat de pantsergranaat van het 75mm KwK 37 L/24 slechts 54 tot 56mm staal tot tien meter penetreert, is het onwaarschijnlijk dat Sporck T-34 tanks vanaf de voorkant uitgeschakeld heeft. De voorkant van T-34-85 was namelijk gepantserd met 45mm staal in een hoek, ongeveer gelijk aan 70 tot 80mm verticaal staal, en 90mm staal aan de voorkant van de koepel. De verouderde T-34-76 had 40 tot 45mm staal aan de voorkant in een hoek (ongeveer 60mm verticaal staal) en 45 tot 60 mm staal aan de voorkant van de koepel. Mogelijk is dat Sporck holle lading gebruikte om tanks te vernietigen. Toch is het opmerkelijk dat de grote aantallen Sovjettanks, waaronder T-34, Sporcks licht gepantserde voertuig niet hebben vernietigd. Opgemerkt dient te worden dat het zicht in Sovjettanks niet erg goed was. Soms zaten bubbels in het plexiglas. Ook ontbraken radio's vaak in Sovjettanks waardoor snelle communicatie belemmerd werd.
In verschillende pro-Duitse kranten in bezet Nederland werd Sporck geroemd voor zijn acties. Een citaat uit een van de kranten: ‘Als derde Nederlandsche vrijwilliger kreeg op 23 oktober 1944 SS-Unterscharführer Caspar Sporck, geboren op 10 augustus 1922, van den Führer het Ridderkruis van het IJzeren Kruis wegens bijzondere dapperheid, betoond als stukcommandant bij een SS pantserverkenningsafdeling’.