Annick van Hardeveld was koerierster bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) in Amsterdam. In de nacht van 4 op 5 mei 1945 was ze op de fiets onderweg in de binnenstad, om een boodschap over te brengen. Op het Hekelveld werd zij uit het niets doodgeschoten door een patrouille van de Grüne Polizei. Annick werd slechts 21 jaar oud.
Annick werd op 9 november 1923 geboren in Amsterdam. Voluit kreeg zij de naam Annick Germaine Mathilde van Hardeveld. De doopnaam Germaine kwam van haar moeder; de Française Germaine Bertin. De naam Mathilde kreeg ze van haar tante. Enkele jaren later werd ook haar broer Yann Emile geboren. Met zijn geboorte op 17 september 1927 was het gezin van Hardeveld compleet.
De vader van Annick en Yann was Jan van Hardeveld, een architect met een succesvol architectenbureau. Annick en Yann werden tweetalig opgevoed en brachten van kleins af aan vele zomers door in het Franse kustplaatsje Dinard, samen met familie van hun moeder. In 1930 ging Annick voor het eerst naar school. Van 1934 tot het einde van de lagere school in 1936 ging ze naar het pensionaat Mariënburg in Bussum.
Na de lagere school woonde Annick weer thuis en ging ze naar de mulo. Vakanties bracht het gezin – vanwege zijn werk regelmatig zonder vader Jan – nog steeds in Frankrijk door, ook vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Op 3 september 1939, twee dagen na de Duitse inval van Polen, reisden Annick, haar moeder en broer voor de laatste keer per trein vanuit Frankrijk terug naar Nederland.
Op 20 juli 1942 behaalde Annick op 18-jarige leeftijd haar Mulo-A diploma. In november 1943 haalde ze een EHBO-diploma. Waarschijnlijk sloot Annick zich in de loop van hetzelfde jaar aan bij het verzet. De groep waar zij lid van werd stond onder leiding van Tom Lingers, het pseudoniem van Ton Schilling. Later werd de verzetsgroep M III, DZ-G10/NBS-SG genoemd, wat staat voor groep Max of Michiel III, in Gewest 10 (Amsterdam), district Zuid, afdeling Strijdend Gedeelte van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Omdat Annick een EHBO-diploma had gehaald, kon zij een vrijgeleide krijgen. Daarmee kon ze als zijnde verpleegkundige van het Rode Kruis ook tijdens spertijd over straat gaan, wat het koerierswerk voor haar en de andere vrouwen in haar groep mogelijk maakte. Dagelijks ging Annick naar het Wilhelmina Gasthuis voor haar opleiding of werk. Mogelijk volgde ze een opleiding tot verpleegkundige of medisch analiste, dit is tot op heden nog niet duidelijk.
Als koerierster in de verzetsgroep C.-Max III (later C.-Michiel III), die bestond uit zo’n dertig mannen en tien jonge vrouwen, bracht Annick vele boodschappen over. Dit deed ze te voet of op de fiets, gekleed in een Rode Kruis-uniform en met haar vrijgeleide op zak. Ze riep mensen bijeen, verspreidde waarschuwingen en instructies door de hoofdstad. Ook werden bonkaarten, brieven, levensmiddelen, wapens en munitie rondgebracht door de jonge vrouwen, waardoor de mannen in de groep zo min mogelijk risico liepen.
In een bovenhuis op het Valeriusplein 40 bevond zich de verbindingsdienst, waar de opdrachten via de telefoon binnenkwamen. Tijdens diensten zaten twee of drie koeriersters op wacht, klaar om de binnenkomende opdrachten uit te voeren. Iedere koerierster had naast deze opdrachten ook nog zo’n vijf jongens onder zich waarvoor zij boodschappen overbracht. De ouders van de meiden waren in de meeste gevallen niet op de hoogte van hun verzetswerk. De broer van Annick was ook niet op de hoogte van het werk van zijn zus. Later dacht hij, dat zijn vader het destijds al wel wist.
De commandant beschreef Annick als een schuchtere jongedame die graag het hare wilde doen. Hij aarzelde eens om haar door de regen eropuit te sturen om een boodschap over te brengen. Annick twijfelde echter geen moment en sprong meteen op de fiets. Zij wilde het echte werk doen, door weer en wind, zei ze tegen hem.
Op 4 mei 1945 kreeg de groep van Tom Lingers de opdracht om de Kommandatur van de Duitsers uit te schakelen, als zij zich niet vooraf zouden overgeven. De mannen moesten zich de volgende ochtend verzamelen in het gebouw van het Vossius Gymnasium voor instructies en het uitdelen van de wapens. Om de mannen te waarschuwen, werden de koeriersters die nacht op pad gestuurd. Toen iedereen thuis sliep na een feestelijke avond vanwege de naderende bevrijding, vertrok Annick met de fiets om vier jongens in Amsterdam-Noord op de hoogte te stellen van de geplande actie. Ze heeft de vier adressen echter niet kunnen bereiken. Op het Hekelveld werd Annick neergeschoten door een patrouille van de Grüne Polizei. Ze werd vele malen geraakt en overleed onmiddellijk. Een bewoner van Hekelveld 3 werd wakker door de schoten en schreef in zijn dagboek over de gebeurtenis. Annick werd, zo schreef hij, omstreeks 1.21 ’s nachts doodgeschoten. Haar fiets, die tegen een trammast stond (zij was dus wellicht al afgestapt), werd door een Nederlandse agent meegenomen. Om 3.10 werd het levenloze lichaam van Annick met paard en wagen opgehaald en weggebracht.
De volgende ochtend werden de ouders en broer van Annick op de hoogte gesteld van haar overlijden. Yann ging samen met zijn ouders naar het Binnengasthuis, waar zijn zus heen was gebracht:
"Tijdens onze tocht heen en terug door de stad hebben we niets of weinig gemerkt van de velen die uiting gaven van hun vreugde over het einde van de oorlog. Hoewel er geen trams en auto’s reden, was het een gaan en komen van feestvierende mensen, het ging aan ons voorbij."Voor de familie van Annick was de langverwachte dag van de bevrijding slechts gevuld met groot verdriet. Op 11 mei werd Annick met krijgseer begraven op het kerkhof Buitenveldert.
In 1946 stuurde Ton Schilling een brief naar de ouders van Annick, waarin hij over een gesprek schreef dat hij op een voorjaarsdag tijdens haar koeriersterswacht met haar voerde:
"Ik heb toen met Annick gesproken; lang, heel lang hebben wij tweeën met elkaar gesproken en er is iets gegroeid, wat misschien boven de menselijke verhoudingen uitgroeit, want Annick heeft begrepen, wat zelfs mijn eigen verloofde, die eveneens koerierster was, niet begrepen heeft; ik bedoel, dat ondanks alle uiterlijke vechtwoede die in mij was tegen het Duitsche volk, ik deze verzetsstrijd haatte met alles wat in mij haten kon, omdat mijn fantasten- en droomersnatuur niet geschapen is voor de destructie. En ditzelfde heb ik in Annick gevonden; zij die ook slechts geboren was om gelukkig te zijn en gelukkig te maken, zij die een uiterlijke en geestelijke schoonheid had, die velen, velen van deze liefdeloze wereld tot betere gedachten en gevoelens kon brengen. Vaak heb ik mijzelf verweten, waarom ik haar geaccepteerd had als koerierster, maar ik wist, dat zoo ik haar niet in mijn verband zou opnemen, zij toch eerder of later zich zou aansluiten bij een andere ploeg, want zij moest erbij zijn." (Ton Schilling, 1 april 1946)
Op 29 december 1981 werd aan Annick postuum het Verzetsherdenkingskruis toegekend. De onderscheiding werd op 6 november 1982 uitgereikt. Op 4 mei 1985 werd – in het bijzijn van haar moeder, broer en een aantal leden van de voormalige verzetsgroep – een monument onthuld op het Hekelveld, ter herinnering aan Annick en aan allen die hun leven gaven voor de vrijheid.