Meneer de President, het Tribunaal, met uw welnemen: Hitler en de ineenstorting van zijn systeem hebben het Duitse volk een periode van enorm leed berokkend.
Meneer de President, geacht Tribunaal. Het is mijn vaste geloof dat toekomstige historici tot een juist en objectief oordeel zullen komen met betrekking tot de hogere militaire leiders en hun assistenten .....
Naast het herhalen van de oude beschuldigingen, hebben de aanklagers nieuwe van het ergste soort geuit; zo beweren zij dat wij allen geheime vergaderingen hebben bijgewoond om plannen te maken voor een aanvalsoorlog.
Meneer de President. Met mijn laatste woorden wil ik een bijdrage leveren, voor zover dat in mijn vermogen ligt, aan opheldering van zaken die hier behandeld zijn, door mijn persoonlijke motieven en overwegingen voor mijn daden uit te leggen.
Op 24 mei legde ik hier een verklaring af waarvoor ik voor God en mijn geweten verantwoording afleg en waar ik volledig achter sta, zelfs tegen het einde van dit proces want die verklaring is in overeenstemming met mijn oprechte, innerlijke overtuiging.
Dit Proces heeft, nu de bewijsvoering is beëindigd, voor de Duitse natie een gunstig resultaat opgeleverd; maar een onverwacht resultaat voor de Aanklagers.
De aanklager houdt mij verantwoordelijk voor de concentratiekampen, voor de vernietiging van Joodse levens, voor Einsatzgruppen en andere zaken.
Edelachtbare, geacht Tribunaal. Toen ik in 1919 naar huis terugkeerde, trof ik een volk aan dat, verscheurd door strubbelingen tussen de partijen, na de ineenstorting een nieuwe wijze van bestaan probeerde te vinden.
Heren van het Tribunaal. Ik ben tot in het diepst van mijn ziel geschokt door de wreedheden die tijdens dit Proces bekend zijn geworden.
Heren rechters: Adolf Hitler, de hoofdbeklaagde, heeft geen slotverklaring aan het Duitse volk en aan de wereld nagelaten.
Geacht Tribunaal. De hoofdaanklagers hebben in hun slotpleidooien diverse tegen mij geuite beschuldigingen herhaald, hoewel die naar mijn mening door het bewijsmateriaal werden weerlegd.
De aanklagers hebben in hun slotpleidooien de beklaagden en hun getuigenis als volkomen waardeloos behandeld.
Mijn rechtsgevoel werd ernstig aangetast door het feit dat de slotpleidooien van de aanklagers volledig voorbijgingen aan de bewijzen die uit dit Proces zijn voortgekomen.
Dit Proces moest worden gevoerd met als doel de historische waarheid te achterhalen.
Heren Rechters, aan het begin van dit Proces werd mij door de President gevraagd of ik mij in de zin van de tenlastelegging schuldig verklaarde.
KARL DONITZ: Ik zou drie dingen willen zeggen. Ten eerste: U mag de rechtmatigheid van de Duitse duikbootoorlog beoordelen zoals uw geweten u dat ingeeft. Ik beschouw deze wijze van oorlogvoeren als gerechtvaardigd en heb naar eer en geweten gehandeld.
In de vaste overtuiging dat voor dit Hoge Tribunaal waarheid en gerechtigheid zullen prevaleren boven alle haat, laster en valse voorstellingen van zaken, meen ik dat ik alleen dit ene moet toevoegen aan de woorden van mijn raadsman: mijn leven was gewijd aan waarheid en eer, aan het handhaven van vrede en de verzoening tussen naties, aan menselijkheid en gerechtigheid.
Het was mij vergund, vele jaren van mijn leven te werken onder de grootste zoon die mijn volk in zijn duizendjarige geschiedenis ooit heeft voortgebracht........Ik heb nergens spijt van.
In de dagen van grootste nood van mijn land voegde ik mij bij een politieke beweging die tot doel had, te strijden voor de vrijheid en eer van mijn vaderland en voor een werkelijk sociale gemeenschap van het volk.
Ik heb een zuiver geweten waar het de aanklacht betreft. Mijn hele leven stond in dienst van mijn volk en van mijn vaderland.
In de beklaagdenbank heb ik mijn verantwoordelijkheid aanvaard in verband met mijn officiële positie en ik heb bij de presentatie van het bewijsmateriaal en in het slotpleidooi van mijn raadsman het belang van deze positie uitgelegd.