TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

Al in de zomer van 1943 kwam voor de soldaten van het Rode Leger een ding vast te staan: zij zouden koste wat kost de oorlog eindigen in Berlijn. De verovering van de Duitse hoofdstad werd beschouwd als een welverdiende prijs, als de passende slotfase van een ongekend wrede en bloedige oorlog.

In dit laatste stadium van de oorlog beschikte het Rode Leger over een enorme numerieke en technologische overmacht, maar aan zowel Duitse als Sovjetzijde werden buitengewoon grote verliezen geleden. De Duitsers vochten met de moed der wanhoop om de onvermijdelijke eindnederlaag zo lang mogelijk uit te stellen, terwijl de Sovjetcommandanten – onderling strijdend om de eer de Sovjetvlag te kunnen hijsen op de Reichstag – alles op alles zetten om zo snel mogelijk het stadscentrum te bereiken. Ofschoon er maar één uitslag denkbaar was, werd er door beide partijen uiterst fel en wreed gevochten. Ontzettingspogingen door op papier imposante strijdkrachten, bedacht in de fantasiewereld van de Führerbunker, mondden in niets uit. De slag om Berlijn was een van de laatste grote gevechten in de oorlog tegen Duitsland; zes dagen nadat de wapenen in Berlijn zwegen, capituleerden de Duitse strijdkrachten op alle fronten en was de Tweede Wereldoorlog in Europa voorbij.

Definitielijst

Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

Yevgeny Khaldei's wereldberoemde foto van het rode vaandel op de Reichstag, gemaakt op 2 mei 1945. De vlag was al op 30 april gehesen, maar dat moment was niet op beeld vastgelegd Bron: publiek domein.

Het Sovjetplan en de voorbereidingen

Hoewel er tijdens de oorlog al afspraken waren gemaakt tussen de Amerikanen, Britten en Sovjets over de naoorlogse opdeling van Duitsland, was de veróvering van Duitsland niet onderling gecoördineerd. Tijdens de Conferentie van Jalta (4-11 februari 1945) was besloten dat Berlijn na de oorlog in vier bezettingszones zou worden opgedeeld, maar wie de eer zou hebben de hoofdstad van het Derde Rijk in te nemen, was lange tijd onzeker. Na de landingen in Normandië waren de Anglo-Amerikaanse legers maar 160 kilometer verder van Berlijn verwijderd dan de speerpunten van het Rode Leger bij Vitebsk, die daar weldra operatie Bagration zouden lanceren. Aangezien de Sovjet-Unie van alle geallieerde landen met afstand over het grootste leger beschikte, al sinds juni 1941 ononderbroken strijd leverde met de asmogendheden en tijdens de oorlog veruit de zwaarste verliezen had geleden, vond Joseph V. Stalin dat het Rode Leger het had verdiend Berlijn in te nemen.

Stalin achtte de kans aanwezig dat de Duitsers de strijd in het westen zouden opgeven en de volledige Wehrmacht in zouden zetten in de oorlog tegen het communisme. De Duitsers hadden inderdaad propagandablaadjes afgeworpen boven de geallieerde legers in het westen, waarin zij werden opgeroepen om samen met het Duitse leger de strijd met de communisten aan te gaan. Stalin stond zeer wantrouwend tegenover met name Winston Churchill en achtte hem in staat om – tegen de in Jalta gemaakte afspraken in – een dergelijke overeenkomst te sluiten met de Duitsers. Dit was een inschattingsfout van Stalin, maar omdat de opmars van de westelijke geallieerden in de eerste maanden van 1945 flink op stoom was gekomen, wilde Stalin haast zetten achter het offensief richting Berlijn.

De opmars naar de Oder
Al in de zomer van 1944 had het Rode Leger de Weichsel bereikt in Oost-Polen en na een lange bevoorradingsperiode ging op 12 januari 1945 eindelijk het Weichsel-Oderoffensief van start. De aanval kwam als een verrassing voor de Duitsers en de numeriek superieure Sovjetlegers wisten snel op te rukken. Hier speelde ook de enorme overmacht van de Sovjettroepen een rol: de vier afgematte legers die de Duitsers inzetten (het 2., 9. en 17. Armee en het 4. Panzerarmee) werden snel onder de voet gelopen. Het 1e Oekraïense Front van maarschalk Ivan S. Konev beet het spits van de campagne af op 12 januari en bevond zich twee weken later diep in Silezië. Het 1e Wit-Russische Front van maarschalk Georgy K. Zhukov, direct ten noorden van Konev, viel op 14 januari aan bij Warschau en stond op 29 januari aan de oevers van de Oder, nog maar 80 kilometer verwijderd van Berlijn.

Stalin stond nu voor een dilemma. Berlijn lag binnen bereik, maar de snelle opmars had ertoe geleid dat er begin februari nog een Duitse troepenmacht aanwezig was rond Königsberg, Heeresgruppe Weichsel nog standhield in Pommeren en dat de vestingsteden Breslau, Posen en Küstrin nog niet veroverd waren. Kolonel-generaal Vasily I. Chuikov, commandant van het 8e Gardeleger, drong er bij Zhukov op aan om door te stoten naar Berlijn en de verzetshaarden in de achterhoede later op te ruimen. Het is nog maar de vraag of de verdedigers van Berlijn een aanval in februari hadden kunnen tegenhouden. Stalin koos er evenwel voor om de verscheidene Duitse bedreigingen eerst uit de weg te ruimen alvorens zich op Berlijn te richten. Konev omsingelde derhalve Breslau en vond aansluiting bij Zhukovs front aan de Oder, Zhukovs 1e en 2e Gardetankleger bogen af naar het noordwesten om samen met maarschalk Konstantin K. Rokossovsky's 2e Wit-Russische Front Heeresgruppe Weichsel terug te dringen en Chuikovs 8e Gardeleger veroverde de vestingsteden Posen en Küstrin. Rokossovsky's 2e Wit-Russische Front stond nu ook aan de Oder, waarmee drie Sovjetfronten met in totaal 34 legers gereed waren voor de aanval op Berlijn.

Van de Oder naar Berlijn: Zhukov vs. Konev
In november 1944 had de Generale Staf al in grote lijnen een plan voor de aanval op Berlijn opgesteld, maar begin maart 1945 kwam Zhukov naar Moskou om samen met de chef van de Generale Staf, legergeneraal Aleksei I. Antonov, de details van het plan uit te werken. Op 8 maart werd het plan goedgekeurd door Stalin, waarna de laatste logistieke voorbereidingen voor het offensief werden afgerond. Op 1 april werden Zhukov en Konev naar Moskou ontboden, waar het operatieplan uitgelegd werd en de startdatum vastgesteld werd op 16 april.

Het plan was relatief eenvoudig: Zhukov diende vanaf de bruggenhoofden aan de Oder via de Seelower Hoogten een frontale aanval te ondernemen richting Berlijn. Aan Zhukovs noordelijke flank diende Rokossovsky om Berlijn heen te trekken en een aanval vanuit het westen te starten. Ten zuiden van Zhukov zou Konev in de richting van Dresden en Leipzig oprukken en daarna afzwenken richting Potsdam, waarmee de omsingeling zou zijn voltooid. Zhukov beschouwde het als zijn voorrecht om als eerste in het centrum van Berlijn te staan en de Sovjetvlag te hijsen op het Reichstaggebouw, maar daar maakte Konev bezwaar tegen.

Zowel Zhukov als Konev was niet bereid de ander er met deze eer vandoor te laten gaan. Een belangrijke reden hiervoor lag in de rivaliteit tussen de twee maarschalken, die vele jaren terugging: al tijdens de gevechten tegen de Japanners bij Khalkhin-Gol in 1939 was de kiem gelegd voor de animositeit tussen de twee officieren. Allebei stonden ze bekend als uiterst zelfingenomen. Zhukov had bovendien een hekel aan het politieke korps binnen het leger, waaruit ook Konev afkomstig was. Zhukov kreeg alle eer voor het successen bij Khalkhin-Gol en werd tot Held van de Sovjet-Unie benoemd, terwijl Konev, toen nog hoger in rang, er maar bekaaid van af kwam.

Er zijn aanwijzingen dat Stalin, die een talent had voor het inschatten en uitbuiten van menselijke zwaktes, al vanaf 1941 Konevs afgunst doorhad en hem begon klaar te stomen als rivaal voor Zhukov. Stalin weigerde zijn officieren de ruimte te geven boven zichzelf uit te groeien en Konev kon hij mooi uitspelen tegen de ambitieuze Zhukov. In oktober 1941 volgde Zhukov Konev op als commandant van het Westelijke Front, dat onder Konev bijna vier legers had verloren in een grote omsingelingsslag. Zhukov hield Konev aan als zijn plaatsvervanger, maar Konev bekleedde deze functie niet langer dan een week. In 1943 en 1944 voerde Zhukov, inmiddels een maarschalk, tijdens meerdere operaties het bevel over een tweetal of drietal fronten tegelijk, waarvan er een onder commando van Konev stond. Vanwege de korter wordende frontlinie moest Zhukov vanaf november 1944 genoegen nemen met het bevel over een enkel front, het 1e Wit-Russische, waarmee hij in feite op gelijke voet kwam te staan met Konev, die nu ook de rang van maarschalk had.

De herinneringen van de beide maarschalken aan de bespreking van 1 april 1945 verschillen sterk. Zhukov stelde later dat Stalin hem Berlijn had beloofd en dat Stalin Konev opdracht had gegeven om de zuidelijke buitenwijken van Berlijn alleen binnen te trekken als Zhukovs offensief vastliep. Konev herinnerde zich hier niets van. Hij beweerde later dat Stalin en de Generale Staf op zijn aandringen de demarcatielijn tussen de twee fronten niet verder dan Lübben (ten zuidoosten van Berlijn) hadden getrokken, met de implicatie dat ook Konev zijn pijlen op Berlijn mocht richten, indien de omstandigheden dat toelieten. "Kto pervy vorvyotsya, tot pust i beryot Berlin", zou Stalin hebben gezegd – "Wie als eerste doorbreekt, die mag ook Berlijn innemen".

De Seelower Hoogten
Zhukov beschikte op de bruggenhoofden aan de Oder over een sterke troepenmacht. Alleen al zijn front had bijna 14.600 kanonnen, ruim 1500 Katyusha-raketwerpers en bijna 3100 tanks en stukken gemotoriseerd geschut. De voornaamste barrière die hij op de route naar Berlijn zou tegenkomen, waren de Seelower Hoogten, een serie steile heuvels die rond het dorpje Seelow lagen en 60 meter boven de laaggelegen Oder-oevers uitstaken. Generaloberst Gotthard Heinrici's Heeresgruppe Weichsel, in het bijzonder het 9. Armee van General der Infanterie Theodor Busse, had artillerie op de heuvels geplaatst waarmee het hele naderingsgebied bestreken kon worden. Zhukov was van plan om een nachtelijke aanval te ondernemen, waarbij 143 schijnwerpers de verdedigers zouden verblinden. Het oorspronkelijke aanvalsplan had voorzien in een aanval via de flanken door Zhukovs twee tanklegers (het 1e Gardetankleger onder generaal Mikhail Y. Katukov en het 2e Gardetankleger onder generaal Semyon I. Bogdanov), maar bezorgd over de Duitse artilleriedreiging koos Zhukov ervoor om zijn tanks rechtstreeks de heuvels te laten bestormen, in het kielzog van Chuikovs 8e Gardeleger.

Even voor het ochtendgloren op 16 april – de westelijke geallieerden waren nu amper 130 kilometer van Berlijn verwijderd – gaf maarschalk Zhukov op Chuikovs hoofdkwartier het startsein voor de aanval. Het enorme artillerie- en luchtbombardement dat het offensief inluidde was in Berlijn voelbaar. Na een half uur werden de schijnwerpers aangezet, maar door de dichte rook was er niets te zien. De reflecties van de zoeklichten waren bovenal hinderlijk voor de oprukkende Sovjetinfanterie. De Oderbruch was deels drassig en deels zanderig en de begaanbaarheid werd nog eens extra bemoeilijkt door de talloze bomkraters, waardoor de voertuigen en kanonnen al snel vast kwamen te zitten. Bovendien was Heinrici op de hoogte van het Sovjetplan en had hij de voorste frontlinie laten ontruimen, waardoor het bombardement vooral lege bunkers en loopgraven trof.

Chuikovs voertuigen liepen vast voor de steile hellingen van de hoogten. Zhukov maakte vervolgens de opvallende fout zijn twee gardetanklegers vooruit te sturen in een poging de heuvels snel in te nemen. De toevoerwegen raakten al snel verstopt en de twee gardetanklegers, die normaliter op open terrein actief waren, hadden nu amper bewegingsvrijheid. De bemanningen van Busse's 900 stukken geschut op de heuvels waren nerveus en matig getraind, maar de amper beweeglijke Sovjettanks vormden gemakkelijke doelen voor het Duitse afweergeschut en leden zware verliezen.

Op dag twee van de operatie werden de hoogten bestormd, maar de meeste verdedigers trokken zich terug naar de derde verdedigingslinie. Op de derde dag doorbrak Chuikov deze linie, maar hij kreeg zwaar vijandelijk vuur en enkele tegenaanvallen te verduren. Op de 19e bereikte Zhukovs hoofdmacht Müncheberg en was Bogdanovs 2e Gardetankleger 20 kilometer noordelijker voorbij Wriezen. Zhukov had zijn momentum hervonden en op de 20e hadden zijn voorhoedes de buitenwijken van Berlijn bereikt.

Het resultaat van vier dagen vechten
Konev had in het zuiden veel sneller succes geboekt. Hij had voor duisternis gekozen en stak op 16 april, gedekt door dichte rookgordijnen, de Neisse over. Het 4. Panzerarmee van General der Panzertruppe Fritz-Hubert Gräser op de linkerflank van Heeresgruppe Mitte (onder Generalfeldmarschall Ferdinand Schörner) werd snel teruggedrongen. Op 17 april waren Konevs troepen de Spree over en op 18 april had zijn front al 60 kilometer afgelegd. Stalin berispte Zhukov om de verkeerde inzet van zijn tanklegers en beloonde Konev door hem toestemming te geven op te rukken naar Berlijn. Konevs twee gardetanklegers (het 3e Gardetankleger onder generaal Pavel S. Rybalko en het 4e Gardetankleger onder generaal Dmitry D. Lelyushenko) boekten in de dagen hierna aanzienlijke vooruitgang en ook zij bereikten op 21 april Berlijn.

Het Rode Leger had voor de doorbraak bij Seelow een zware tol moeten betalen: er waren naar eigen zeggen meer dan 33.000 soldaten gesneuveld (het werkelijke aantal zou weleens het dubbele kunnen zijn geweest) en 743 tanks en stukken gemotoriseerd geschut verloren gegaan, het equivalent van een volledig tankleger. Het leek Zhukov weinig te deren. Tijdens een persconferentie ter ere van de overwinning in juni 1945 zei hij nonchalant over de gevechten bij Seelow: "Het was een interessant en instructief gevecht, vooral wat betreft het tempo en de techniek van nachtelijke gevechten op een dergelijke schaal." Aan Duitse zijde waren zo'n 12.000 man van het 9. Armee omgekomen, en de rest van het leger bevond zich ten zuiden van Müncheberg, tussen Zhukov en Konev in en geïsoleerd van de rest van Heeresgruppe Weichsel.

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
communisme
Politieke stroming, ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (het proletariaat) en de bourgeoisie. Volgens Marx zouden de arbeiders via een revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar een ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijk eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis = gemeenschappelijk).
Conferentie van Jalta
Conferentie tussen Churchill, Roosevelt en Stalin in Jalta op de Krim van 4 tot 11 februari 1945. Belangrijke besluiten werden genomen over de bezetting van Duitsland en de oprichting van de Verenigde Naties.
geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Heeresgruppe
Was de grootste Duitse grondformatie en was direct ondergeschikt aan het OKH. Bestond meestal uit een aantal Armeen met weinig andere direct ondergeschikte eenheden. Een Heeresgruppe opereerde in een groot gebied en kon een paar 100.000 man groot worden.
Infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
operatie Bagration
Het zomeroffensief van het Rode Leger in 1944 in Wit-Rusland, waarbij de Duitse Legergroep Midden zo goed als vernietigd werd en het Rode Leger oprukte tot aan de poorten van Warschau.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Afbeeldingen

Maarschalk Georgy Zhukov Bron: publiek domein.
Maarschalk Ivan Konev Bron: publiek domein.
Opmars van het Rode Leger, 16-21 april 1945. PZA: Panzerarmee STL: Stoottroepenleger GTL: Gardetankleger GL: Gardeleger Bron: Roger Paulissen, TracesOfWar.nl.
Sovjetartillerie voorafgaand aan de gevechten bij Seelow Bron: Bundesarchiv.
Sovjetinfanterie bij de Seelower Hoogten Bron: publiek domein.

De Duitse verdedigers

Berlijn had tijdens de oorlog al honderden bombardementen te verduren gekregen: overdag door Amerikaanse B-17's en 's nachts door Britse Mosquito's. Een aanzienlijk deel van de in totaal 850 vierkante kilometer stedelijk gebied was verwoest, maar de regering en het Oberkommando der Wehrmacht (OKW) waren nog steeds in de stad gevestigd. Adolf Hitler had op 15 januari de Adlerhorst, nabij Frankfurt gelegen, verlaten en de dag erna zijn kantoor in de Reichskanzlei betrokken. Vanaf medio februari kreeg Berlijn vrijwel elke dag en nacht een luchtbombardmenten te verduren. Van het stadscentrum (district Mitte) werd 78 procent verwoest en van het Tiergarten-district 48 procent. Ook de Reichskanzlei werd herhaaldelijk getroffen en vanaf begin maart woonde en werkte Hitler in de Führerbunker onder de tuin van de Reichskanzlei.

Berlijn bereidt zich voor op oorlog
Berlijn had van de 4,3 miljoen bewoners van voor de oorlog in april 1945 nog 2 à 2,5 miljoen inwoners over (inclusief vluchtelingen uit het oosten). De bevolking had zwaar te lijden onder de geallieerde bombardementen: een derde van het tonnage aan bommen op Berlijn viel van februari tot mei 1945 en in deze periode kwamen naar schatting 110.000 burgers om het leven. Voor de overlevenden ging het leven echter door, en de Berlijnse bevolking bereidde zich zo goed en zo kwaad als het ging voor op de aankomende gevechten. Mensen sloegen voedselvoorraden in, de capaciteit van ziekenhuizen was uitgebreid en er waren schuilkelders gebouwd.

Militair gezien werd de verdediging van Berlijn pas laat voorbereid. Om politieke en psychologische redenen, maar waarschijnlijk ook voortkomend uit zijn groeiende wereldvreemdheid, weigerde Hitler hier toestemming voor te geven. Zolang hij zich verbeeldde dat hij nog strategische keuzemogelijkheden had, weigerde hij aandacht te besteden aan de sector Berlijn. Ook over de evacuatie van de burgerbevolking werd nog niet gesproken. Het was Wilhelm Keitel, chef van het OKW, die begin februari besloot om het leger voorbereidingen te laten treffen.

Het Berlijnse garnizoen
De verantwoordelijkheid voor de verdediging kwam bij Wehrkreis III te liggen, het militaire district dat Berlijn, Brandenburg en een deel van Neumark (West-Polen) overzag. Joseph Goebbels was, naast zijn functie als minister van Volksvoorlichting en Propaganda, als Reichsverteidigungskommissar voor Wehrkreis III de eindverantwoordelijke voor de verdediging van Berlijn. De commandant van Wehrkreis III, Generalleutnant Bruno Ritter von Hauenschild, moest derhalve bij Goebbels zijn voor de goedkeuring van verdedigingsplannen. Goebbels weigerde een evacuatie van de burgerbevolking goed te keuren, wat volgens hem onnodig veel paniek zou veroorzaken, maar evenmin trof hij voorbereidingen voor de voedselvoorziening en verzorging van de burgerbevolking voor wanneer er in de stad zou worden gevochten. Net als Hitler had Goebbels een gebrekkig realiteitsbesef, verstrekte hij talloze tegenstrijdige bevelen en bemoeide hij zich op alle niveaus met verdedigingszaken, maar hij toonde oprechte interesse in de verdediging en raadpleegde commandanten te velde.

Von Hauenschild werd vanwege ziekte op 6 maart vervangen door Generalleutnant Hellmuth Reymann. Deze achtte de dubbele functie van commandant van Wehrkreis III en van Verteidigungsbereich Berlin al snel onwerkbaar en behield op zijn verzoek alleen de verantwoordelijkheid voor de verdediging van Berlijn. Hitler verklaarde Berlijn begin februari tot vesting en beloofde Reymann dat hij te zijner tijd fronttroepen tot zijn beschikking zou krijgen om de verdedigingsstellingen te bemannen. In de tweede helft van maart beschikte Reymann over slechts een handvol troepen: het Wachregiment "Großdeutschland", een territoriaal bataljon, een territoriaal SS-politiebataljon, een compagnie ingegraven tanks, een antitankcompagnie, twee kleine geniebataljons, een paar batterijen buitgemaakte kanonnen bemand door Hitlerjugend-leden en 20 Volkssturm-bataljons.

De Volkssturm vormde een bijzondere categorie. De organisatie was in de herfst van 1944 in het leven geroepen om te dienen als lokale volksmilitie en verdedigingswerken aan te leggen. Het oproepen van Volkssturm-leden was de taak van de Gauleiter, die ook het bevel had over de eenheden. In Berlijn was dit een van Joseph Goebbels’ vele taken. Omdat bijna alle Duitse mannen tussen de 17 en 45 al onder de wapenen waren, bestond de Volkssturm voornamelijk uit tieners en oude mannen die in staat waren een wapen te hanteren maar niet fit genoeg waren voor actieve militaire dienst. De Wehrmacht hield zich niet bezig met de bewapening, uitrusting en kleding van de Volkssturm-leden; de Volkssturm moet dit plaatselijk zien te verwerven en had zodoende overal tekorten aan.

Naast de Volkssturm werden ook jongens van de Hitlerjugend ingezet als soldaten. Aanvankelijk bestond de Hitlerjugend uit kinderen tussen de 14 en 18, maar in 1945 traden ook 12-jarigen toe. In maart kreeg iedereen die in 1929 of later was geboren – dus ook 15- en 16-jarigen – een wapen in handen, maar ook nog jongere kinderen streden soms mee. Het fanatisme waar ze dikwijls mee vochten choqueerde de Sovjetsoldaten net zozeer als de onverschilligheid van de Hitlerjugend-leiders.

Daarnaast was in Berlijn de 1. Flak-Division van Generalmajor Otto Sydow aanwezig, die Reymann tot zijn beschikking zou krijgen wanneer de gevechten van start gingen. Sydows divisie beheerde de luchtdoelbatterijen in Berlijn; zijn divisie was kaalgeplukt om het Oderfront te versterken en van de oorspronkelijke 500 batterijen waren er nog maar weinig over. De overgebleven stellingen waren echter uitstekend gepositioneerd en betrekkelijk goed bewapend. De voornaamste luchtafweerinstallaties waren de drie Berlijnse Flaktorens, gebouwd in park Friedrichshain, park Humboldthain en in de Zoo, direct ten zuidwesten van de Großer Tiergarten. Deze enorme betonnen kolossen waren rijkelijk uitgerust met luchtdoelkanonnen en konden daarnaast burgers beschermen tijdens bombardementen. Iedere Flaktoren bestond uit een geschutstoren, bewapend met vier dubbelloops 12,8 cm-kanonnen en twaalf vierdubbele 2 of 3,7 cm-kanonnen, en een vuurleidingstoren. De geschutstorens bevatten barakken voor het 100 man sterke garnizoen, een ziekenhuis, een kunstopslag, een radioruimte, veldkeukens en een kantine. Onderin kon onderdak worden geboden aan bijna 15.000 burgers. De torens was oorspronkelijk een luchtverdedigingsrol toebedeeld, maar tijdens de slag om Berlijn zouden ze zeer effectief optreden tegen gronddoelen.

Verdedigingswerken
Pas in maart werd door Reymann een verdedigingsplan ontwikkeld, dat voorzag in vier verdedigingslinies. De vierde en buitenste was de Äußerer Sperr-Ring, die Berlijn en al zijn voorsteden omsloot en een radius had van gemiddeld ongeveer 32 kilometer. De oostelijke grens van deze linie liep van Biesenthal, Tiefensee en Rüdersdorf naar Königs Wusterhausen aan de Berliner Ring. De derde verdedigingsring was de "Grüne" Hauptkampflinie, een perimeter die ruwweg 16 kilometer van het stadscentrum verwijderd was. Deze ring liep ruwweg om de wijken Tegel, Pankow, Marchow, Marzahn, Dahlwitz, Rahnsdorf en Rudow heen. De tweede linie was de Hauptkampflinie S-Bahnring, die de S-Bahn volgde om de wijken Charlottenburg, Moabit, Wedding, Prenzlauer Berg, Friedrichshain, Neukölln en Schöneberg heen. De binnenste verdedigingsring ten slotte, om de Zitadelle heen, omsloot de regeringswijk, inclusief de Führerbunker, de Reichskanzlei en de Reichstag. Het volledige gebied met alle vier de verdedigingslinies was verdeeld in acht 'taartpunten', genaamd Befehlsabschnitte. Deze verdedigingssectoren kregen de aanduidingen A tot en met H (vanuit het noordoosten met de klok mee). De Zitadelle in het midden vormde een eigen sector, Abschnitt Z. Pas wanneer het codewoord 'Clausewitz' werd gegeven, de waarschuwing dat de vijand naderde, zouden de sectorcommandanten – de meesten hadden de rang van Oberstleutnant of Oberst – het bevel krijgen over alle Wehrmachttroepen en Volkssturm-eenheden die zich op dat moment toevallig in hun sectoren bevonden.

Het twee maanden lange wachten op het slotoffensief van het Rode Leger gaf Reymann de tijd om een aanzienlijk aantal verdedigingswerken voor te bereiden. In de weken voorafgaand aan de gevechten in Berlijn werden er, naast Reymanns genie-eenheden, dagelijks 70.000 mensen ingezet om verdedigingsstellingen, bunkers, tankobstakels en prikkeldraadversperringen aan te leggen, explosieven aan te brengen en mijnen te leggen. Er werd personeel geleverd door Organisation Todt en de Reichsarbeitsdienst, die gewoonlijk over adequaat gereedschap beschikten. Daarnaast werden soldaten, burgers, krijgsgevangenen en dwangarbeiders ingezet. De nog niet verwoeste fabrieken in de stad bleven tot op het laatste moment operationeel en produceerden dag en nacht benodigdheden voor de verdedigingslinies, maar het was niet genoeg om alle linies afdoende uit te rusten. Het transport van bouwploegen bleek nog problematischer: er was een nijpend tekort aan brandstof en de talloze luchtaanvallen zorgden ervoor dat er continu delen van spoorlijnen buiten werking waren.

In algemene zin werd ernaar gestreefd om alle belangrijke kruispunten te barricaderen en alle degelijke gebouwen om te vormen tot versterkte posities, wat grotendeels lukte. Naarmate de periferie van de stad werkt bereikt, waren de verdedigingsstellingen echter minder goed bewapend en minder effectief. De "Grüne" Hauptkampflinie bestond uit weinig meer dan een loopgraaf, ondersteund door een aantal overdekte stellingen en een paar verouderde ingegraven tanks. In het zuidoosten liep een tankgracht. De Hauptkampflinie S-Bahnring was aanzienlijk sterker en voorzien van parallel lopende loopgraven, wallen en tankgrachten. De verdedigers konden zich verschuilen in gebouwen binnen de perimeter en hun schootsveld was uitstekend. De Zitadelle in het hart van de stad, waar de verdedigingswerken deels de loop van de Spree en het Landwehrkanaal konden volgen, bevatte de best uitgeruste verdedigingslinie. Alle straten waren gebarricadeerd en in kelders en op hogere verdiepingen waren machinegeweren opgesteld. Tussenmuren waren doorgebroken zodat de verdedigers van binnenuit de verschillende kelders konden bereiken. De U-Bahn was eveneens in intervallen gebarricadeerd. Er werden kanonnen en tanks – waaronder een aantal Tigers – ingegraven en in de Tiergarten werden loopgraven aangelegd. Direct ten oosten en westen van de Zitadelle, op het Alexanderplatz en de Knie (Ernst-Reuter-Platz), werden sterke bastions aangelegd.

Op 15 april woonde Reymann een bespreking bij op het hoofdkwartier van Heeresgruppe Weichsel, waarbij onder andere de 483 bruggen en vele belangrijke faciliteiten in Berlijn werden behandeld. Hitler had besloten tot een verschroeide-aardebeleid en Reymann had dan ook verspreid in de stad honderden explosieven geplaatst. Zowel Generaloberst Heinrici als de eveneens aanwezige Albert Speer, de minister van Bewapening, probeerde Reymann te overreden dit beleid niet uit te voeren, teneinde hongersnood en de economische ineenstorting van de hoofdstad te voorkomen. Het opblazen van de bruggen zou betekenen dat gas-, water-, riool- en elektriciteitsleidingen niet meer zouden werken. Bovendien was Heinrici niet van plan om zijn Heeresgruppe in Berlijn zelf te laten vechten; hij wilde zo lang mogelijk standhouden aan de Oder en vervolgens aan beide zijden van de stad terugtrekken. Hij adviseerde Reymann om alleen aan de stadsgrenzen posities in te nemen en de stad zelf het oorlogsgeweld te besparen.

Er werd veel hoop gevestigd op de linie aan de Oder, maar de Duitse oorlogsindustrie en het aantal beschikbare troepen waren ontoereikend om een sterke verdediging op te bouwen. In de sector direct ten oosten van Berlijn kon alleen het 9. Armee van Theodor Busse met zijn 14 divisies ingezet worden. Zhukovs 1e Wit-Russische Front kon hier meer dan 90 divisies en ruim 50 brigades tegenover zetten. Heinrici voorspelde dat hij de Seelower Hoogten hooguit drie of vier dagen in handen kon houden zonder versterkingen. Deze kwamen niet en het was dan ook onvermijdelijk dat de Sovjetlegers, ondanks hun zware verliezen, na drie dagen al voorbij de Seelower Hoogten waren en op de 20e Berlijn bereikten.

Definitielijst

Abschnitt
Aanduiding van een district van de Sturmabteilung (SA) of de Schutzstaffel (SS).
Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Heeresgruppe
Was de grootste Duitse grondformatie en was direct ondergeschikt aan het OKH. Bestond meestal uit een aantal Armeen met weinig andere direct ondergeschikte eenheden. Een Heeresgruppe opereerde in een groot gebied en kon een paar 100.000 man groot worden.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

Generalleutnant Hellmuth Reymann, commandant van Verteidigungsbereich Berlin Bron: onbekend.
Generalleutnant Reymann inspecteert een machinegeweernest in Sector B, maart 1945 Bron: Bundesarchiv.
Een Berlijns Volkssturm-lid op gevorderde leeftijd krijgt Panzerfaust-training Bron: Bundesarchiv.
Generaloberst Gotthard Heinrici, bevelhebber Heeresgruppe Weichsel Bron: Bundesarchiv.
Kaart met de belangrijkste districten, locaties en wegen van Berlijn en de binnenste twee verdedigingslinies Bron: Roger Paulissen, TracesOfWar.nl.

Gevechten in de voorsteden

In de ochtend van 20 april begon Konstantin K. Rokossovsky's 2e Wit-Russische Front als laatste van de drie Sovjetfronten aan zijn offensief vanaf de Oder-bruggenhoofden. Het enige Duitse leger dat in deze sector weerstand kon bieden was Heinrici's 3. Panzerarmee (onder General der Panzertruppe Hasso von Manteuffel). Diezelfde dag besloot Hitler laattijdig om Reymanns Verteidigungsbereich Berlin onder bevel van Heeresgruppe Weichsel te plaatsen. Opdat het 3. Panzerarmee niet door Rokossovsky’s troepen zou worden afgesneden van de rest van de legergroep besloot Heinrici om Von Manteuffels reserve, bestaand uit het III. SS-Panzerkorps van SS-Obergruppenführer Felix Steiner, Von Manteuffels zuidelijke flank te laten dekken.

Zuidelijker zagen de restanten van Busse’s 9. Armee, dat van Hitler opdracht had gekregen stand te houden aan de Oder, zich omsingeld door Zhukov en Konev. De enige formatie die Heinrici in kon zetten om Berlijn te verdedigen was een van Busse's korpsen, het LVI. Panzerkorps van General der Artillerie Helmuth Weidling, dat een breed front tussen het 3. Panzerarmee en Busse's hoofdmacht bezette. Het wist de Sovjettroepen enigszins te vertragen aan de buitenste verdedigingslinie, maar al snel brak Bogdanovs 2e Gardetankleger in het noorden door Weidlings linie. Een dag later was in het zuiden ook het contact met de rest van het 9. Armee verbroken.

Hitler en de Führerbunker
Vanuit de vochtige en rumoerige Führerbunker, waar dag en nacht niet van elkaar te onderscheiden waren, verloor Adolf Hitler langzaam maar zeker het contact met de realiteit. Afgezien van een bezoek aan het CI. Armeekorps op 3 maart verliet Hitler de bunker niet meer sinds hij deze betrokken had. De gruwelen van de oorlog gingen volledig aan hem voorbij en de bevelen die hij verstrekte, getuigden van een volkomen afwezig realiteitsbesef. Op 20 april, zijn 56e verjaardag, kreeg Hitler bezoek van een groot aantal notabelen, waaronder Joseph Goebbels, Karl Dönitz, Albert Speer, Joachim von Ribbentrop, Hermann Göring, Artur Axmann, Martin Bormann en Heinrich Himmler. Gezien de uitzichtloze militaire situatie rondom Berlijn probeerden de meesten Hitler ervan te overtuigen de stad spoedig te verlaten; de Berghof in de Beierse Alpen was al voorbereid op zijn komst. Hitler verwierp dit plan echter. Omdat het Rode Leger waarschijnlijk weldra contact zou maken met de Amerikanen en Britten in centraal Duitsland, waarmee Duitsland in tweeën zou zijn gesplitst, herhaalde hij zijn eerdere instructies dat Dönitz na de splitsing het opperbevel in het noorden op zich moest nemen en Albert Kesselring het commando in het zuiden. Hitlers verjaardag was eveneens een laatste afscheid voor een aantal van zijn hoge gasten, waarvan velen aan het einde van de dag Berlijn verlieten om hun nieuwe hoofdkwartieren te betrekken.

Sinds 19 april had de Sovjetartillerie al wijken van Berlijn onder vuur genomen, maar in de ochtend van de 21e ontploften de eerste granaten in het stadscentrum. Hitler kon de explosies voelen in de Führerbunker. Hij meende dat het spoorweggeschut betrof en dat de Sovjets dus een brug over de Oder moesten hebben gebouwd. Hij belde met General der Flieger Karl Koller, de chef-staf van de Luftwaffe, die vervolgens contact opnam met de Flaktoren in de Zoo. Deze wist te melden dat het zware houwitsers betrof die vanaf de wijk Marzahn vuurden, direct achter de "Grüne" Hauptkampflinie, ongeveer 16 kilometer van het centrum.

In een onrealistische poging om de snelle Sovjetopmars tot staan te brengen, besloot Hitler die middag om Weidlings korps in Berlijn terug te trekken. De verbindingen met het korps waren slecht en Hitler wist niet dat het korps al op de stadsgrens aan het vechten was. Weidling moest bovendien aansluiting zoeken met Steiner in het noorden. Steiner diende op zijn beurt vanaf Eberswalde een zuidwaartse aanval in te zetten. Zijn eenheid moest worden versterkt met alles wat Heinrici maar kon vinden en werd omgedoopt tot Armeeabteilung Steiner. Busse's 9. Armee zou tegelijkertijd vanuit het Spreewald noordwaarts moeten aanvallen, om zo Zhukovs voorhoede te omsingelen. Zowel Steiner als Busse was echter al in hevige verdedigingsgevechten verwikkeld en ook met de onbeduidende versterkingen niet in staat om een offensief op te starten. Steiner stond onder dermate zware druk van Zhukovs noordelijke flank en diens luchtsteun dat hij genoodzaakt was zijn hoofdkwartier in Oranienburg te evacueren. Busse bevond zich in een nog penibeler situatie; tienduizenden vluchtelingen uit de oostelijke provincies hadden zich bij zijn leger gevoegd en hoewel er voldoende voedsel voorhanden was, kreeg de pocket voortdurend luchtaanvallen door het 2e, 16e en 18e Luchtleger te verduren. Er was een groot tekort aan brandstof en de artilleriemunitie raakte op de 21e op, waarna Heinrici Busse adviseerde om zich los te vechten van de Sovjettroepen, Hitlers orders te negeren en zich terug te trekken van de Oder.

Hoewel het reguliere telefoonnet nog werkte, werd de communicatie tussen eenheden vanaf 21 april steeds problematischer en nam de chaos in de Duitse commandovoering snel toe. Weidling hield een gebied in handen tussen Neuenhagen en Rahnsdorf en had zijn eigen commandopost gevestigd in Kaulsdorf, niet ver daarachter. Toch was er een gerucht ontstaan dat zijn korps terug begon te trekken naar Döberitz, ten westen van Berlijn, waarop zowel Hitler als Busse opdracht gaf Weidling te arresteren en executeren. Ondertussen had Weidling zelf insubordinatieproblemen met SS-Brigadeführer Joachim Ziegler, de bevelhebber van de SS-Panzergrenadier-Division "Nordland", die eerder aan Felix Steiners III. SS-Panzerkorps had toebehoord en nu gepikeerd was onder een Wehrmacht-generaal te moeten vechten. Ziegler besloot om aansluiting te zoeken bij Steiner, waarop Weidling hem van zijn commando onthief, maar vervolgens kreeg Ziegler buiten Weidling om opdracht om met zijn divisie terug te keren naar Berlijn.

Het ontzet van Berlijn
In de middag van 22 april werd de situatiebespreking in de Führerbunker alleen door Hitler, Martin Bormann (Hitlers persoonlijke secretaris), Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel (chef van het OKW), Generaloberst Alfred Jodl (chef Operaties van het OKW) en General der Infanterie Hans Krebs (chef-staf van het Heer). Toen Hitler ter ore kwam dat Steiner geen aanval op touw had gezet, barstte hij in woede uit. Hij tierde dat hij verraden was door zijn generaals en dat hun verraad, onkunde en lafheid zijn inspanningen voor Duitsland hadden ondermijnd. Na enige tijd hervond Hitler zich en verklaarde hij dat hij tot het bittere einde in Berlijn zou blijven. Ook besloot hij om de verdediging van Berlijn (weer) onder zijn hoede te nemen. Hellmuth Reymann kreeg hierna opdracht om het commando over het garnizoen van Potsdam op zich te nemen. Zijn formatie kreeg de indrukwekkende aanduiding Armeegruppe Spree, maar bestond uit slechts twee zwakke infanteriedivisies.

Die avond kregen Keitel en Jodl weten van Hitler te horen dat hij, als Berlijn in Sovjethanden zou vallen, zelfmoord zou plegen. Desalniettemin bleef Hitler zoeken naar een militaire uitweg. Amerikaanse troepen hadden inmiddels de Elbe bereikt, maar waren duidelijk niet van plan de rivier over te steken. Daarom besloot Hitler om het 12. Armee (onder General der Panzertruppe Walther Wenck) opdracht te geven vanaf de Elbe oostwaarts te keren en zich aan te sluiten bij Busse's 9. Armee. Hierna dienden de twee legers samen Berlijn te ontzetten.

Van Wencks leger was alleen het XX. Armeekorps op redelijke sterkte. Het XXXIX. en XXXXI. Panzerkorps hadden zware verliezen geleden en het XXXXVIII. Panzerkorps bestond uit een grotendeels immobiele flakdivisie en een verscheidenheid aan kleinere eenheden. Wenck liet Keitel weten pas op de 25 klaar te zijn voor zijn opmars, maar Keitel gaf dit niet door aan de Führer. Tijdens de situatiebespreking van 23 april meldde Krebs tegen beter weten in aan Hitler dat Wencks leger al op weg was. Dit soort voorvallen illustreren duidelijk hoe Hitler in zijn fantasiewereld bleef leven en hoe de stafofficieren die nog wel beschikten over een realistische blik op de militaire toestand, geen moeite deden om onwaarheden te ontkrachten.

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
Armeegruppe
Bestond meestal uit twee of drie aangrenzende Armeen, mogelijk een Duitse en een Geallieerde. 1 Armee-hoofdkwartier (meestal de Duitse) werd tijdelijk de bevelhebbende van de andere Armeen. Een Armeegruppe was altijd ondergeschikt aan een Heeresgruppe. Later in de oorlog varieerde de grootte van een Armeegruppe of een Panzergruppe veel meer. Een Armeegruppe kon vanaf 1943 de grootte van een Armee of zelfs maar van een Korps hebben.
Artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
Berghof
Een diep in de Beierse alpen verborgen villa op de top van de Obersalzberg vlakbij Berchtesgaden. Deze villa was in het bezit van Hitler en het centrum van de zogeheten Alpenfestung. De villa kende een enorm tunnelcomplex van in totaal bijna 11 kilometer lengte. Vanuit de Berghof werd een groot deel van de tijd het Derde Rijk bestuurd door Hitler en zijn naaste medewerkers. Daarnaast bracht ook Eva Braun als minnares van Hitler er veel tijd door.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Heeresgruppe
Was de grootste Duitse grondformatie en was direct ondergeschikt aan het OKH. Bestond meestal uit een aantal Armeen met weinig andere direct ondergeschikte eenheden. Een Heeresgruppe opereerde in een groot gebied en kon een paar 100.000 man groot worden.
Infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

General der Artillerie Helmuth Weidling Bron: Bundesarchiv.
Sovjetartillerie in de voorsteden van Berlijn, april 1945 Bron: publiek domein.
Een propagandaposter van tekenaar Viktor Koretsky van begin 1945. De tekst luidt: "We hebben slechts één doel: Berlijn" Bron: publiek domein.

Opmars naar de S-Bahn

In het noorden verdedigde Armeeabteilung Steiner nog steeds een linie langs de Havel, tussen Oranienburg en Berlijn. In de nacht van 22 op 23 april wist het 47e Leger de Havel bij Hennigsdorf over te steken. Hierna wist het 47e Leger snel door te dringen in de Duitse achterhoede. Het zwenkte naar het zuiden af en bereikte al gauw Döberitz en Spandau. Het OKW-hoofdkwartier in Krampnitz, net ten noorden van Potsdam, werd verrast door het nieuws van cavalerie-eenheden op het platteland bij Döberitz en werd halsoverkop geëvacueerd. Tegelijkertijd was Lelyushenko’s 4e Gardetankleger doorgedrongen tot het merengebied ten westen van Potsdam. In de ochtend van 25 april maakte het 4e Gardetankleger ten noordwesten van Potsdam contact met het 47e Leger, waarmee Berlijn omsingeld was.

De sterkte van het garnizoen
In de oostelijk buitenwijken had Helmuth Weidling net als Heinrici niet de intentie om in gevechten in de stad verwikkeld te raken. Op de 23e kreeg hij van Busse instructies om weer aansluiting te zoeken bij de hoofdmacht van het 9. Armee, een bevel dat Weidling maar al te graag opvolgde. Tegelijkertijd kreeg hij weet van zijn arrestatiebevel, waarop hij contact opnam met Krebs voor een verklaring. Weidling kreeg opdracht om zich vroeg in de avond van 23 april te melden in de Führerbunker. Hier sprak hij eerst met Hans Krebs en General der Infanterie Wilhelm Burgdorf, de chefadjudant van het OKW bij Hitler, en vervolgens ook met Hitler. Weidling kreeg te horen dat hij Busse’s orders moest negeren en dat zijn korps in Berlijn nodig was. Hij diende het commando over de verdedigingssectoren A tot en met E (noordoosten tot zuidwesten) op zich te nemen. In de ochtend van de 24e werd Weidling wederom naar de Führerbunker ontboden; Krebs vertelde hem dat de Führer dermate onder de indruk was van zijn betoog de avond ervoor, dat hij benoemd was tot de nieuwe commandant van Verteidigungsbereich Berlin. Weidling zou naar verluidt hebben gezegd dat hij in plaats van deze ‘promotie’ liever geëxecuteerd was. Weidling vroeg Krebs om de bevoegdheid zelfstandig te kunnen handelen, maar dit verzoek werd afgewezen. Hij diende verantwoordelijkheid af te leggen aan Hitler.

In deze fase beschikte Weidlings LVI. Panzerkorps over de volgende strijdkrachten:

  • Panzer-Division "Müncheberg" (Generalmajor der Reserve Werner Mummert). Had tijdens de gevechten in de voorsteden ongeveer een derde van haar troepen verloren
  • 18. Panzergrenadier-Division (Generalmajor Josef Rauch). Was nog grotendeels intact
  • 20. Panzergrenadier-Division (Generalmajor Georg Scholze). Had zware verliezen geleden
  • 11. SS-Panzergrenadier-Division "Nordland" (SS-Brigadeführer Joachim Ziegler). Was nog op redelijke sterkte
  • 9. Fallschirmjäger-Division (Oberst Harry Herrmann). Had flinke verliezen geleden

In totaal beschikte Weidlings korps op dit moment over zo’n 13-15.000 troepen. Daarnaast omvatten de in Berlijn gestationeerde eenheden van de 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte SS Adolf Hitler", onder leiding van SS-Brigadeführer Wilhelm Mohnke en omgedoopt tot Kampfgruppe Mohnke, ongeveer 2000 man en was er nog de 1. Flak-Division van Generalmajor Otto Sydow. Samen met alle kleinere eenheden telde het garnizoen tussen de 45 en 60.000 troepen met 50 à 60 tanks, afgezien van de Volkssturm- en Hitlerjugend-soldaten. Op 24 april arriveerden de laatste versterkingen die nog van de corridor in het westen gebruik konden maken, 350 voornamelijk Franse vrijwilligers van de opgeheven 33. SS-Waffen-Grenadier-Division "Charlemagne". Ze werden geleid door SS-Brigadeführer dr. Gustav Krukenberg. Vanwege de aanhoudende insubordinatieproblemen met Ziegler van de Nordland-divisie had Weidling het OKW om een vervanger gevraagd, waarvoor Krukenberg was gekozen.

De Duitse strategie
Weidling besloot zijn staf door twee officieren te laten aanvoeren: Oberst Theodor von Dufving, chef-staf van het LVI. Panzerkorps, werd verantwoordelijk voor alle militaire zaken en Oberst Hans Refior, die eerder Reymanns chef-staf was geweest, werd liaisonofficier voor de civiele autoriteiten. Weidlings beperkte vrijheid van handelen, evenals de bemoeizucht van Goebbels en andere partijkopstukken, kwam de verdediging niet ten goede. Bovendien verliep de commandovoering in deze fase zeer chaotisch, zowel verticaal in de militaire hiërarchie als horizontaal, en werd er vaak slecht samengewerkt tussen Waffen-SS- en Wehrmacht-commandanten. De straten werden niet meer ontdaan van puin en lagen ononderbroken onder artillerievuur, wat het werk van ordonnansen flink belemmerde. De sectorcommandanten zagen zich daarom genoodzaakt om zelf te besluiten waar ze hun zeer beperkte middelen in zouden zetten en welke linies ze zouden verdedigen. Reymanns oorspronkelijke verdedigingsplan kon vanwege een gebrek aan troepen eenvoudigweg niet volledig worden geïmplementeerd. Sommige commandanten hielden zo lang mogelijk stand aan de buitenste perimeter, anderen richtten zich met name op het verdedigen van tactisch gelegen versterkte gebouwen en weer anderen vielen al snel terug op de S-Bahnlinie.

Om zwakke punten in de verdedigingszones tegen te gaan, werden Volkssturm- en Hitlerjugend-eenheden zoveel mogelijk gemengd met reguliere legereenheden. Tegelijk wilde Weidling zoveel mogelijk militaire eenheden juist intact houden om ze zo effectief mogelijk in te kunnen zetten in cruciale sectoren. Her resultaat was dat de Sovjettroepen er regelmatig in slaagden de zwakke punten in de Duitse linies te identificeren en om de sterkere eenheden heen te trekken.

De Sovjetstrategie
Met het aanbreken van de straatgevechten werd ook door het Rode Leger nagedacht over de te volgen strategie. Tijdens eerdere straatgevechten was gebleken dat infanterie-eenheden het beste opgebroken konden worden in kleine, effectieve aanvalsgroepen. Artillerie- en tankeenheden werden opgeslitst en kregen een ondersteunende rol toebedeeld. Een standaardgroep bestond uit een peloton infanterie, een of twee tanks, een paar genisten, een paar vlammenwerpers, een sectie antitankgeschut, en twee of drie veldkanonnen. Het systeem werkte redelijk goed, maar de vermenging van verschillende legers – Chuikovs 8e Gardeleger en Katukovs 1e Gardetankleger waren actief in dezelfde sector in het zuidoosten – leverde weleens rommelige situaties op. Dat de tanktroepen nu een ondersteunende rol hadden en dat Katukov nu ondergeschikt was aan Chuikov, viel bij de tanktroepen niet goed.

Leger- en frontartillerie bleven het stedelijke gebied ondertussen ononderbroken bombarderen. Zware houwitsers werden soms ook toegewezen aan de aanvalsgroepen en schoten zich letterlijk een weg door de versperringen en hopen puin. Met name in de oostelijke sector van kolonel-generaal Nikolai E. Berzarin’s 5e Stoottroepenleger werden gebouwen systematisch verwoest door de kanonnen en mortieren die zich een weg probeerden te banen door het centrum. Met 2000 wagons vol munitie voor de kalibers boven 80 mm beschikte Berzarin over een overdaad aan munitie. Ook kolonel-generaal Vasily I. Kuznetsov’s 3e Stoottroepenleger schoot eenvoudigweg het ene na het andere gebouw aan puin. Houwitsers en Katyusha-raketwerpers vuurden talloze salvo’s af op de verdedigingswerken, terwijl hardnekkigere doelen van kortere afstand werden verwoest door tanks en lichtere artillerie. De artilleriedichtheid was zo groot dat de kanonnen vaak met hun wielen tegen elkaar aan stonden. In het zuiden had Rybalko op een zeker moment 650 kanonnen per kilometer frontlinie tot zijn beschikking.

De meeste Sovjetlegers volgden een strategie waarbij elk regiment infanterie dagelijks een straat toegewezen kreeg. Twee bataljons rukten aan weerszijden van de weg op, waarbij de soldaten zich zo min mogelijk op straat vertoonden en doorgaans de tussenmuren tussen huizen en kelders opbliezen om vooruit te komen. Met antitankgeweren of explosieven werden muren en deuren weggeblazen. Overal braken branden uit. Een Duitse soldaat vertelde later: Geleidelijk aan verloren we onze menselijke uitstraling. Onze ogen brandden en onze gezichten waren doorgroefd en besmeurd door het stof om ons heen. We konden de blauwe hemel niet meer zien; overal stonden gebouwen in brand, stortten ruïnes in en golfde de rook heen en weer door de straten. De stilte die op elk bombardement volgde, was slechts het voorspel van het motorgebrul en rupsbandgeratel dat een nieuwe tankaanval aankondigde.

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
Artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
cavalerie
In het Engels Calvary. Oorspronkelijk een aanduiding voor bereden troepen. In de Tweede Wereldoorlog de aanduiding voor gepantserde eenheden. Belangrijkste taken zijn verkenning, aanval en ondersteuning van infanterie.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Fallschirmjäger
Duitse parachutisten van de Luftwaffe.
Flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
Kampfgruppe
Tijdelijke militaire formatie in het Duitse leger, samengesteld uit verschillende specialismen (pantsereenheden, artillerie, infanterie, anti-tankwapens en soms ook genie) met een speciale opdracht binnen het slagveld. De Kampfgruppen werden meestal genoemd naar de commandant van het verband.
regiment
Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

Kolonel-generaal Vasily Chuikov, bevelhebber van het 8e Gardeleger Bron: publiek domein.
Kolonel-generaal Nikolai Berzarin, bevelhebber van het 5e Stoottroepenleger, dat Berlijn als eerste had bereikt. Berzarin werd later de eerste commandant van Berlijn Bron: publiek domein.
Katjoesja-raketwerpers in Berlijn Bron: publiek domein.

Opmars naar het centrum

Tijdens de wedloop tussen Zhukovs 1e Wit-Russische en Konevs 1e Oekraïense Front waren de twee fronten slecht op de hoogte van elkaars posities. Bovendien was Zhukov er niet van op de hoogte dat Stalin – na Zhukovs teleurstellende optreden tijdens de gevechten bij Seelow – Konev toestemming had gegeven om op te rukken naar Berlijn. Chuikovs 8e Gardeleger en Katukovs 1e Gardetankleger waren dan ook zeer verrast toen ze in de ochtend van 24 april vanuit het zuidoosten bij vliegveld Schönefeld arriveerden en daar eenheden van Rybalko's 3e Gardetankleger – Konevs pantserspeerpunt – aantroffen. Het nieuws kwam Zhukov pas die avond ter ore, die het aanvankelijk weigerde te geloven en Chuikov bevel gaf "betrouwbare stafofficieren" eropuit te sturen om vast te stellen welke eenheden het betrof. Het was duidelijk dat Zhukov niet was geïnformeerd over Stalins toestemming aan Konev om aan de slag om Berlijn deel te nemen. Uit Moskou kwamen vervolgens instructies dat de demarcatielijn tussen de twee fronten vanaf de zuidelijke buitenwijk Lichtenrade de spoorlijn naar het Anhalter station zou volgen. Dit betekende dat de Tiergarten en de Reichstag nog binnen bereik van Konevs troepen lagen.

Gevechten aan de binnenste verdedigingslinies
Na zijn aantreden als Kampfkommandant deed Weidling zijn uiterste best om het bestaande verdedigingssysteem te verbeteren, maar het had allemaal weinig effect in dit late stadium. Hij verving een aantal incompetente bevelhebbers en bracht het aantal verdedigingssectoren terug. In het noorden hield Hermanns 9. Fallschirmjäger-Division nog stand rondom de Flaktoren in Humboldthain. De verdediging was hier dermate onwrikbaar dat grote delen van het gebied tussen de Spree en het noordelijke traject van de S-Bahn tot het einde in Duitse handen bleven. Krukenbergs 11. SS-Panzergrenadier-Division "Nordland" bezette posities in Neukölln en het oosten van Kreuzberg. De divisie was ernstig verzwakt; toen Krukenberg het commando van Ziegler overnam bleken een aantal soldaten van de frontlinie te zijn teruggetrokken om uit te rusten en vochten er nog maar 70 man. Mummerts Panzer-Division "Müncheberg" vocht bij vliegveld Tempelhof en had nog een tiental tanks en 30 halfrupsvoertuigen. Rauchs 18. Panzergrenadier-Division, die nog relatief sterk was en over een behoorlijk aantal tanks en andere voertuigen beschikte, verdedigde de regio Zehlendorf in het zuidwesten. Scholze’s 20. Panzergrenadier-Division was afgesneden op het Wannsee-eiland tussen Zehlendorf en Potsdam en telde nog maar 92 soldaten.

Naarmate de Sovjettroepen dichter bij het hart van Berlijn kwamen, kregen de verdedigingslinies een steeds geringere omvang. Ondanks de zware Duitse verliezen betekende dit dat de troependichtheid aan de frontlinie groter werd, net als het percentage ervaren soldaten. Een Duitse officier die bij de Reichskanzlei was gestationeerd meldde op 25 april dat de desertie grootschalig was onder de Volkssturm-eenheden, maar dat leden van de Hitlerjugend doorgaans zeer plichtsgetrouw en moedig standhielden en dat de reguliere legereenheden met een "kalme vastberadenheid" doorvochten. De binnenste verdedigingslinies waren ook degelijker opgezet en de doorbraak ervan was voor de Sovjettroepen in een aantal sectoren een hele opgave. Op 24 april hadden twee Sovjetlegers de S-Bahnlinie bereikt: het 3e Stoottroepenleger in het noorden en noordoosten (van Wedding tot Prenzlauer Berg) en het 5e Stoottroepenleger in het oosten en zuidwesten (van Prenzlauer Berg tot Treptow). Zij stuitten in het noorden en oosten op de Flaktorens in respectievelijk park Humboldthain en park Friedrichshain, die hevig verzet boden. Er werd daarom besloten om de Humboldthain-toren te passeren, waardoor deze tot het einde van de slag in bedrijf bleef. Ook de toren in Friedrichshain remde de opmars af en werd uiteindelijk gepasseerd. Het garnizoen aldaar hield tot in de ochtend van 1 mei stand. In andere sectoren, zoals aan de Frankfurter Allee in het oosten, was het verzet juist verrassend zwak.

Verwarring tussen Konev en Zhukov
In het zuiden stak Rybalko in de ochtend van de 24e in de buurt van de wijk Zehlendorf het Teltowkanaal over. Maarschalk Konev voerde de oversteek persoonlijk aan. De Sovjettroepen stuitten hier op fel verzet van de plaatselijke verdedigers, gesteund door Scholze’s 20. Panzergrenadier-Division en delen van Rauchs 18. Panzergrenadier-Division. Aan het einde van de dag was Rybalko ongeveer 2 kilometer in de Duitse linies doorgedrongen. Rybalko had op dit moment nog een voorsprong op Chuikov en Katukov, maar Chuikov boekte snel vooruitgang. Hij bereikte het Teltowkanaal in de loop van 24 april en maakte de oversteek de volgende ochtend. Vervolgens nam Chuikov vliegveld Tempelhof in en boog hij meer naar het noordwesten af, de wijk Schöneberg in, met zijn rechterflank langs het Landwehrkanaal. Hiermee was Chuikov de frontscheidslijn Lichtenrade-Anhalter station overgestoken en in Rybalko’s sector gekomen; ofwel Chuikov was niet van deze lijn op de hoogte, ofwel hij negeerde deze bewust. Met alleen nog het Landwehrkanaal en de Tiergarten voor zich was het voor Chuikov nog maar enkele honderden meters naar de Reichstag.

In de ochtend van 28 april was ook generaal Rybalko's 3e Gardetankleger vanuit het zuiden doorgedrongen tot het Landwehrkanaal. Ervan uitgaande dat ze de eerste Sovjeteenheid aan het kanaal waren, startte Rybalko's artillerie haar inleidende bombardement op de troepen aan de overzijde van het kanaal. Pas na enige tijd werd duidelijk dat de vijandelijke troepen in werkelijkheid gardisten van Chuikovs 8e Gardeleger waren. Tot zijn grote teleurstelling realiseerde Konev zich dat Zhukov hem had ingehaald. Konev zag zich uiteindelijk genoodzaakt om Rybalko te bevelen zicht westwaarts te keren. Rybalko was ziedend en Konev uitermate teleurgesteld dat Zhukov de eer zou krijgen de Reichstag te veroveren.

Gevechten in de Zitadelle
Omdat de Sovjettroepen steeds dichter bij de Zitadelle kwamen, introduceerde Weidling tijdens de avondbespreking van 26 april een uitbraakplan bij Hitler. Na enig overleg met Goebbels wees Hitler het plan af: Uw voorstel is prima, maar wat is de bedoeling van dit alles? Ik wil niet ergens in de bossen gaan ronddwalen om daar aangevallen te worden. Ik blijf hier en zal aan het hoofd van mijn troepen sneuvelen. Zet u de verdediging maar voort! Desalniettemin bleven Weidling en zijn staf het plan bijschaven om het in werking te kunnen laten treden zodra zich daartoe een mogelijkheid voordeed.

Als gevolg van Chuikovs felle aanvallen, trokken de Duitse verdedigers van Krukenbergs Nordland-divisie zich in de nacht van 26 op 27 april terug over het Landwehrkanaal. Nu de gevechten de Zitadelle hadden bereikt, ontstonden er nieuwe misverstanden en communicatieproblemen. Als verdedigingssector had de Zitadelle had haar eigen commandant, Oberstleutnant Seifert van de Luftwaffe, maar de verdediging van het regeringsdistrict – inclusief de Führerbunker en de Reichskanzlei – was de verantwoordelijkheid van de SS-troepen van SS-Brigadeführer Wilhelm Mohnke. Mohnke achtte zich niet ondergeschikt aan Weidling, noch aan Seifert, en legde rechtstreeks verantwoording af aan Hitler. Ook Krukenberg, die eenzijdig had besloten hem en zijn divisie ter beschikking te stellen aan Mohnke,weigerde naar Weidling te luisteren.

De leefomstandigheden in de Zitadelle gingen geleidelijk aan achteruit. Omdat het op straat als gevolg van de artilleriebeschietingen levensgevaarlijk was, hadden grote aantallen burgers hun toevlucht gezocht tot de S-Bahntunnels. Ook lagen hier talloze gewonden, die niet uit de gevechtszone geëvacueerd konden worden. Een Duitse luitenant beschreef de situatie in de tunnels onder het Anhalter station als volgt: Het station ziet eruit als een bewapend kamp. Vrouwen en kinderen verschuilen zich in de nissen. Sommigen zitten op vouwstoelen en luisteren naar de geluiden van de strijd. Granaten treffen het dak, cement brokkelt van het plafond. Ziekenhuistreinen rollen langzaam voorbij. In de ondergrondse gangen waren ook diverse hoofdkwartieren gevestigd; zo bevond Krukenbergs hoofdkwartier zich in een verlaten wagon in het U-Bahnstation Stadtmitte. Elektrisch licht en telefoonverbindingen had hij hier niet. Af en toe wist een artilleriegranaat door het dak te breken, wat zware verliezen tot gevolg had. Op de 27e stroomde er plotseling water in de tunnels onder het Anhalter station, waarbij vele burgers en gewonden in de paniek verdronken of werden vertrapt. Het is onduidelijk of men de tunnels, ondanks het nut ervan voor de burgers, gewonden en militaire hoofdkwartieren, bewust heeft laten volstromen – zodat het Rode Leger er geen gebruik van kon maken – of dat schade aan de tunnels de oorzaak was.

Branden woedden ondertussen ongecontroleerd in grote delen van de centrale districten. Vanwege het onophoudelijke artillerievuur konden brandweerlieden hun werk niet doen. De enorme rookontwikkeling maakte zowel het afwerpen van voorraden door Duitse vliegtuigen als het uitvoeren van bombardementen door Sovjetvliegtuigen nagenoeg onmogelijk. Op de 26e werden de telefoonverbindingen tussen de pocket en de buitenwereld, die de laatste twee dagen nog maar sporadisch werkten, definitief verbroken. Binnen Berlijn werkten de militaire verbindingssystemen ook niet langer, maar het reguliere telefoonnet nog wel. Om nog enigszins op de hoogte te blijven van de militaire situatie zag Krebs’ staf zich daarom genoodzaakt om willekeurige nummers uit het telefoonboek te draaien, waarbij ze naar verluidt af en toe een Sovjetsoldaat aan de lijn kregen. Een Sovjetofficier beweerde later dat hij vanuit Siemensstadt in West-Berlijn verbonden was geweest met Joseph Goebbels en onbeschaamd met hem in het Duits een gesprek had gevoerd.

In de avond van 29 april, tijdens de laatste situatiebespreping in de Führerbunker, schetste Weidling een grimmig beeld. De munitie was bijna op en munitiedroppingen waren niet meer mogelijk. Weidling achtte het onvermijdelijk dat de gevechten binnen 24 uur ten einde zouden komen. Mohnke was het met deze inschatting eens. Weidling vroeg Hitler wat hij moest doen zodra de munitie opraakte, waarop Hitler aangaf dat "kleine groepen" mochten uitbreken. De algehele overgave van Berlijn daarentegen bleef Hitler categorisch verbieden.

Weidling had op dit moment nog een kleine 30.000 gevechtswaardige troepen die een 14 kilometer lange strook in handen hielden, van Alexanderplatz in het oosten tot de Havel in het westen. De strook was in sommige sectoren slechts anderhalve kilometer breed. In de loop van de dag was in het noorden op meerdere plaatsen de Spree bereikt. Berzarins 5e Stoottroepenleger had het meeste verzet ten oosten van de Spree neergeslagen en verder naar het zuidwesten had Berzarins linkerflank het Anhalter station ingenomen. Vanuit het zuiden vochten talloze kleine stormgroepen van Chuikovs 8e Gardeleger zich met vlotten of via het handjevol overgebleven bruggen een weg naar de overkant van het Landwehrkanaal. Verdekt opgestelde Duitse artillerie en machinegeweren brachten de Sovjetinfanterie zware verliezen toe, maar aan het einde van de dag had Chuikov Potsdamer Platz ingenomen en de Großer Tiergarten bereikt.

Uitbraak- en ontzettingspogingen
Verder naar het westen was de druk op de Duitse linies minder zwaar. Rauch’s 18. Panzergrenadier-Division hield stand aan de S-Bahnlinie van Westend tot aan de Hohenzollerndamm. Rauch realiseerde zich dat de Heerstraße, en bovenal de twee bruggen over de Havel bij Pichelsdorf waar deze straat gebruik van maakte, in Duitse handen moesten blijven voor een eventuele uitbraak. Enkele honderden meters noordelijker waren ook nog twee bruggen intact. De bruggen en de Heerstraße werden verdedigd door een Hitlerjugendregiment dat oorspronkelijk uit 5000 jongens bestond; als gevolg van hevig artillerievuur waren daar nu nog maar 500 van in staat om te vechten. Enkele overbodig geworden adjudanten en verbindingsofficieren uit de Führerbunker maakten op de 29e dankbaar gebruik van deze opening en wisten te ontkomen door de Havel in zuidelijke richting af te zakken.

Wenck had op 26 april bij dageraad een ontzettingspoging ondernomen met het XX. Armeekorps (onder General der Kavallerie Carl-Erik Koehler), dat de zwakkere Sovjettroepen ten zuidwesten van Potsdam wist te verrassen. Er werd een behoorlijk aantal logistieke eenheden en werkplaatsen van het Rode Leger intact veroverd en Koehler stond uiteindelijk op 25 kilometer van Berlijn. Er kon even contact worden gemaakt met het garnizoen van Potsdam, maar op 29 april kon het XX. Armeekorps niet anders dan overgaan tot de verdediging in het gebied ten zuiden van Schwielowsee. Een andere geplande aanval, uit te voeren door Generalleutnant Rudolf Holste’s XXXXI. Panzerkorps vanuit de regio Rathenow ten westen van Berlijn, kwam niet van de grond.

Even voor middernacht op 29 april vroeg Hitler het OKW voor het laatst naar de status van de ontzettingspogingen van Wenck en Busse. Om een uur ’s nachts kreeg hij van Keitel antwoord: Wencks speerpunt was door felle Sovjetaanvallen vastgelopen ten zuiden van Schwielowsee, Busse’s 9. Armee was omsingeld en delen ervan probeerden naar het westen uit te breken en Holste’s XXXXI. Panzerkorps was rond Rathenow overgegaan tot de verdediging. Door het uitblijven van een ontzetting was zelfmoord Hitlers enige uitweg; Mohnke schatte in dat de Sovjettroepen in de vroege morgen van 1 mei een grote aanval op de Reichskanzlei zouden ondernemen.

De slag bij Halbe
Theodor Busse’s sterk verzwakte 9. Armee, dat al sinds het begin van de slag om Berlijn omsingeld was, werd nu vrijwel continu bestookt door land- en luchtstrijdkrachten van het Rode Leger. Busse zag in dat een aansluiting bij Wencks 12. Armee de enige manier was om zijn troepen uit handen van het Rode Leger te houden en besloot daarom op de 25e om een westwaartse doorbraak op touw te zetten. Pas later kreeg Busse van Hitler de onrealistische orders om samen met Wenck een aanval te lanceren in de richting van Berlijn. Zowel Wenck als Busse beschouwde het plan louter als een reddingsoperatie, bedoeld om Busse’s troepen uit handen van het Rode Leger te houden.

Vanuit het bossige gebied tussen Lübben en Halbe leidden Kampfgruppe von Luck (Oberst Hans von Luck) en Kampfgruppe Pipkorn (SS-Standartenführer Rüdiger Pipkorn) de uitbraak van Busse’s drie korpsen. Vanaf Baruth boden de Sovjets fel verzet, waardoor Pipkorn op 25 april sneuvelde en von Luck op 27 april krijgsgevangen werd genomen. Busse’s hoofdmacht kreeg eveneens zware verliezen te verduren, maar ondernam in de avond van 28 een nieuwe aanvalspoging. De aanval was geconcentreerd op een nauwe frontlinie bij Halbe, de grens tussen de twee Sovjetfronten, waar de Duitse troepen als een soort wig een doorbaak moesten forceren. Na een nacht van felle gevechten werd een bres geslagen in de Sovjetlinies. Twee korpsen wisten te ontkomen, maar het V. SS-Freiwilligen-Gebirgs-Korps, delen van de 21. Panzer-Division en de meeste vluchtelingen bleven achter. De achterblijvers vochten wanhopig door, waarbij beide zijdes zware verliezen leden, maar ook de aandacht van de overige twee korpsen werd afgeleid. Die wisten, voortdurend bestookt door Sovjettroepen, door twee cordons heen te breken. Uiteindelijk bereikten ze, volkomen uitgeput, in de ochtend van 1 mei Wencks linies. Busse schatte dat zo’n 40.000 troepen en een paar duizend vluchtelingen het 12. Armee hadden bereikt; de Sovjetschattingen waren aanzienlijk lager. Hoe het ook zij, het grootste deel van het 9. Armee was omgekomen of gevangengenomen, maar gezien de omstandigheden was de aansluiting een knappe prestatie.

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Fallschirmjäger
Duitse parachutisten van de Luftwaffe.
Kampfgruppe
Tijdelijke militaire formatie in het Duitse leger, samengesteld uit verschillende specialismen (pantsereenheden, artillerie, infanterie, anti-tankwapens en soms ook genie) met een speciale opdracht binnen het slagveld. De Kampfgruppen werden meestal genoemd naar de commandant van het verband.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

Sovjettroepen rennen langs een brandend gebouw in Berlijn Bron: publiek domein.
Een Sovjetsoldaat kijkt uit over de Spree met een dode collega naast hem op de grond Bron: publiek domein.
Een Katjoesja-raket met het opschrift "voor de Reichstag" wordt gereedgemaakt om af te vuren Bron: publiek domein.
Een naoorlogse luchtfoto van de Flaktoren in de Zoo Bron: onbekend.

Het rode vaandel op de Reichstag

De iconische foto van de Sovjetsoldaat die het rode vaandel hijst op het Reichstaggebouw, met op de achtergrond een verwoest Berlijn, werd na publicatie op slag wereldberoemd. In de ogen van velen betekende het beeld van de Sovjetvlag op de Reichstag dat het Derde Rijk ten onder was gegaan, en al lange tijd voor de slag om Berlijn had het Sovjetopperbevel besloten dat de Reichstag het ultieme doel van de aanval zou worden. Maar eigenlijk was dit een bijzondere keuze. Het Reichstaggebouw was in 1894 gebouwd om te dienen als zetel voor het Duitse parlement, en in die hoedanigheid werd het gebouw dan ook gebruik door het Duitse Rijk (1871-1918) en vervolgens de Weimarrepubliek (1919-1933). De iconische woorden Dem Deutschen Volke ("Aan het Duitse Volk") gaven het gebouw een democratische uitstraling. Het nazi-regime daarentegen maakte geen gebruik van het gebouw; in februari 1933, kort na Hitlers machtsovername, brak de bekende Reichstagbrand uit en het gebouw werd hierna slechts deels gerepareerd. Toch stond voor de Sovjets al vrij snel vast, mogelijk al in de zomer van 1943, dat de Reichstag het einddoel van de campagne zou worden en het Derde Rijk zou komen te symboliseren. Wellicht speelde hierbij mee dat het gebouw duidelijk te herkennen was en een praktische militair doel vormde vanwege zijn afmetingen en vrijstaande ligging. Bommen werden beschilderd met de tekst "Voor de Reichstag" en tanks kregen het opschrift "Op naar Berlijn".

De wedloop naar de Tiergarten
Konevs troepen mochten dan op 25 april zijn omgekeerd, voor de legers van het 1e Wit-Russische Front was de wedloop naar de Reichstag nog niet afgelopen. Vanuit het Kremlin werd zware druk uitgeoefend op Zhukovs legers om zo snel mogelijk, het liefst voor 1 mei (Dag van de Arbeid), de vlag te hijsen op de Reichstag. Deze fase van de slag om Berlijn is niet alleen van belang vanwege het irrationele belang dat was toegekend aan de verovering van de Reichstag: met haar politiek gemotiveerde deadline was deze fase ook illustratief voor de manier waarop aan Sovjetzijde de operatie werd uitgevoerd, waarbij overhaaste militaire besluiten leidden tot onnodige verliezen. In de ochtend van 29 april maakte Chuikov zich klaar om de laatste 400 meter af te leggen, maar de dichte bebouwing en felle tegenstand van Duitse troepen belemmerden zijn opmars. Er waren echter nog meer legers in de running. In het oosten had Berzarins 5e Stoottroepenleger de Leipziger Straße bereikt en nog geen 1500 meter te gaan naar de Reichstag. De formatie die met de eer zou gaan strijken was desondanks generaal Perevyortkins 79e Jagerkorps van generaal Kuznetsovs 3e Stoottroepenleger, dat vanuit het noordwesten via Alt-Moabit de Spree was genaderd. In de middag van 28 april kregen de eerste eenheden van het 79e Jagerkorps door de rook de Reichstag in zicht. Voorhoedes van de 150e Jagerdivisie (onder generaal-majoor Shatilov) en 171e Jagerdivisie (onder kolonel Negoda) slaagden er in de nacht van 28 op 29 april in om via de Moltkebrücke de Spree over te steken. Om vier uur ’s ochtends op 30 april had de 150e Jagerdivisie het Ministerie van Binnenlandse Zaken – ook wel bekend als ‘Himmlers Huis’ – ingenomen, 200 meter verderop. Een half uur later werden de uitgeputte soldaten – zonder grondige verkenning of een gedegen artilleriebombardement – richting het Königsplatz gestuurd, maar vanaf de Reichstag, de Tiergarten op de rechterflank en de ruïnes van de Kroll-opera achter hen werden de soldaten zwaar onder vuur genomen. Pas in de loop van 30 april wisten de twee divisies uiteindelijk het Königsplatz over te steken en de Reichstag te bereiken.

Over de vraag wie als eerste het overwinningsvaandel op het dak van de Reichstag hees, is na de oorlog veel discussie ontstaan, niet in de laatste plaats omdat beloofd was dat de soldaten die hier als eerste in slaagden tot Held van de Sovjet-Unie benoemd zouden worden. De staf van het 3e Stoottroepenleger had voorafgaand aan het offensief negen zogeheten overwinningsvaandels (znameni pobedy) verstrekt aan zijn divisies om op de Reichstag te hijsen. Met de Reichstag in zicht gaf generaal Shatilov vaandel nr. 5 aan kolonel Fyodor Zinchenko's 756e Jagerregiment, die het weer doorgaf aan het 1e Bataljon onder kapitein Stepan Neustroyev. Vasily Davydovs 1e Bataljon van het 674e Jagerregiment kreeg ook een vlag, evenals eerste luitenant Konstantin Samsonovs 1e Bataljon van het 380e Jagerregiment. Ook gingen er vaandels naar twee speciale stormgroepen die door generaal Perevyortkins hoofdkwartier waren gevormd. Een ervan werd geleid door majoor Mikhail Bondar, Perevyortkins adjudant, en de andere door kapitein Vladimir Makov, een stafofficier.

In de Reichstag
Op 30 april drongen verscheidene stormgroepen, in totaal zo'n 300 man, de Reichstag binnen. Het bereiken van het dak bleek nog een hele opgave en urenlang werd door een duizendtal SS-troepen fel verzet geboden op de verschillende verdiepingen. Pas laat in de avond slaagde een eenheid van vier sergeanten onder leiding van kapitein Makov erin op het dak te komen. Een van de sergeanten, Mikhail Minin, hijste uiteindelijk om 22:40 uur het overwinningsvaandel op het Germania-sculptuur boven het fronton. De korpscommandant, generaal Perevyortkin, werd hier via een portofoon meteen van op de hoogte gebracht. Majoor Bondars stormgroep arriveerde korte tijd later en plaatste een tweede vaandel boven het fronton. Makovs groep bewaakte de vaandels en de trap naar het dak tot 05:00 uur in de ochtend van 1 mei, toen de groep de Reichstag verliet.

Terwijl de stormgroepen van Makov en Bondar zich een weg naar boven vochten, was een andere eenheid op weg naar het dak met Neustroyevs vlag. Deze groep, bestaand uit de sergeanten Mikhail Yegorov en Meliton Kantaria onder leiding van luitenant Aleksei Berest en ondersteund door een compagnie machinepistoolschutters onder sergeant Syanov, wist met veel moeite langs de Duitse verdedigers te komen. In de vroege uren van 1 mei hees deze groep haar vlag aan de zuidelijke kant van het dak. Op het dak waren toen verder geen vaandels te zien. Omdat overal in de Reichstag branden woedden, werd ervan uitgegaan dat de andere twee vlaggen waren verbrand of door de Duitsers – die nog tot Weidlings capitulatie-order op 2 mei weerstand boden – waren weggehaald. Omdat de stormgroep van Berest even na middernacht op het dak arriveerde, strookt deze versie niet met Minins bewering dat zijn groep tot 05:00 uur 's ochtends het dak bewaakte. Volgens andere bronnen wist de groep van Berest gelijktijdig met Makovs groep een vaandel te plaatsen, of zelfs al eerder, rond 21:50 uur.

Hoe het ook zij, omdat een verdwenen vaandel moeilijk als symbool van de overwinning kon dienen, kreeg de stormgroep van Berest alle eer. Hun overwinningsvaandel werd voorzien van het opschrift "150e Orde van Kutuzov 2e Klasse-Idritsa-Jagerdivisie, 79e Jagerkorps, 3e Stoottroepenleger, 1e Wit-Russische Front" en op 20 juni 1945 door Samsonov, Neustroyev, Kantaria, Yegorov en Syanov naar Moskou gevlogen. Daar heeft het vaandel nog altijd een eigen zaal in het Centrale Museum van de Krijgsmacht. De verkenners Kantaria en Yegorov, bataljonscommandant Neustroyev, regimentscommandant Zinchenko, divisiecommandant Shatilov en korpscommandant Perevyortkin werden later allen benoemd tot Held van de Sovjet-Unie. Om onbekende redenen werd Berest genegeerd; hij moest het – evenals de mannen van Makovs groep – doen met een Orde van de Rode Banier. Berest kreeg pas in 2005 postuum de titel 'Held van Oekraïne'.

Yevgeny Khaldei’s foto
Het hijsen van de eerste vlaggen op het Reichstaggebouw is niet op beeld vastgelegd, onder meer omdat er tot 2 mei nog hevig werd gevochten in het gebouw. De wereldberoemde foto van de vlag die op het dak wordt geplaatst tegen de achtergrond van een verwoest Berlijn is dan ook in scène gezet. Fotocorrespondent Yevgeny Khaldei kreeg van Persbureau TASS opdracht om een foto te maken van het moment dat een vlag werd gehesen op de Reichstag. Even nadat de gevechten in Berlijn gestaakt waren, ging Khaldei naar het dak van het Reichstaggebouw. Hier vroeg hij drie toevallig aanwezige soldaten van het 8e Gardeleger, Aleksei Kovalyov, Abdulkhakim Ismailov en Leonid Gorichev, om het hijsen van de vlag uit te beelden, waarvan Khaldei een reeks foto’s maakte. Kovalyov hield de vlaggenstok vast, daarbij geassisteerd door Ismailov en Gorichev. De gefotografeerden waren dus niet Kantaria, Yegorov en Berest, zoals vaak wordt beweerd. Khaldei had zich naar eigen zeggen laten inspireren door de foto die Joe Rosenthal twee maanden eerder maakte foto van het plaatsen van de Amerikaanse vlag op Mount Suribachi op het Japanse eiland Iwo Jima. Beide foto's behoren tot de beroemdste uit de Tweede Wereldoorlog.

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
Germania
De hoofdstad van het Derde Rijk, ontworpen door Albert Speer. Het enorme bouwproject werd niet gerealiseerd.
Kremlin
Het Russisch bestuurscentrum in Moskou.
nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Afbeeldingen

Uitzinnige soldaten van de 150e Jagerdivisie bij de Reichstag Bron: publiek domein.
Een van de foto's uit de serie die Yevgeny Khaldei op 2 mei maakte op het dak van de Reichstag Bron: publiek domein.
Het overwinningsvaandel voordat het naar Moskou werd gevlogen, 20 juni 1945. V.l.n.r.: kapitein Samsonov, de sergeanten Kantaria, Yegorov en Syanov en kapitein Neustroyev Bron: publiek domein.
De Moltkebrug over de Spree, 2 mei 1945 Bron: publiek domein.
De flink beschadigde Reichstag na de slag Bron: publiek domein.

Het einde van de slag

Hitler was in de avond van 28 april in het huwelijk te zijn getreden met zijn vriendin, Eva Braun, die vanaf begin april Hitler vergezelde in de bunker en had geweigerd om Berlijn te verlaten. Na het middaguur op 30 april, terwijl Sovjettroepen zich een weg baanden naar het dak van de Reichstag, trokken de twee zich terug in hun zitkamer in de Führerbunker. Daar pleegden ze om 15:20 uur zelfmoord. Hun lichamen werden in een kuil in de tuin van Reichskanzlei gelegd, overgoten met benzine, gecremeerd en vervolgens in een bomkrater begraven.

Onderhandelingen
Weidling had met zijn sectorcommandanten afgesproken dat er op 30 april om 22:00 uur een uitbraakpoging zou worden ondernomen, maar enkele uren daarvoor werd hij door Krebs naar de Führerbunker gesommeerd. Hier herriep Krebs Hitlers eerdere toestemming om uit te breken; hij gaf aan dat hij met het Sovjetopperbevel wilde onderhandelen over een Duitse overgave. Weidling was "diep geschokt" en zag het als een zinloos machtsspelletje van Goebbels en Bormann, dat alleen maar betekende dat het lijden van de burgerbevolking zou voortduren en dat de troepen hun zinloze strijd zouden voortzetten.

In de namiddag van 30 april werd er contact gelegd met een divisie van generaal Berzarins 5e Stoottroepenleger. Even na middernacht begaf Krebs zich samen met Theodor von Dufving, Weidlings ‘militaire’ chef-staf, en SS-Untersturmführer Neilands, een bataljonscommandant die als tolk fungeerde (hoewel Krebs prima Russisch sprak), naar de Sovjetlinies. In de buurt van het Anhalter station staken ze de frontlinie over, waarna ze per jeep naar generaal Chuikovs hoofdkwartier aan de Schulenburgring werden gebracht. De discussie duurde verscheidene uren: Krebs trachtte erkenning te krijgen voor de nieuwe Duitse regering, die conform Hitlers politieke testament nu geleid werd door Joseph Goebbels als rijkskanselier, met Karl Dönitz als rijkspresident. De Sovjets waren op hun beurt alleen geïnteresseerd in een onvoorwaardelijke overgave, en voor dergelijke besprekingen was Krebs niet gemachtigd. Er werd daarom besloten dat er telefonisch contact moest worden gelegd met Goebbels in de Führerbunker. Men slaagde er niet in een telefoonkabel aan te leggen, waarna Krebs terugkeerde naar de Führerbunker en besloten werd de Sovjets een schriftelijke reactie te sturen. Omdat de Sovjets duidelijk niet geïnteresseerd waren in een wapenstilstand met een nationaalsocialistische regering, zelfs al was dat een pro-Russische, en alleen een onvoorwaardelijke overgave konden aanvaarden, zag Goebbels in dat verdere onderhandelingen zinloos waren. Met hulp van een SS-arts werden de zes kinderen van Joseph en Magda Goebbels in hun slaap gedood door ze cyaankali toe te dienen. Hierna verlieten Goebbels en zijn vrouw de Führerbunker en pleegden ze in de tuin van de Reichskanzlei zelfmoord.

Het laatste verzet
Omdat Krebs’ verzoek om een wapenstilstand was afgewezen en er geen contact was gelegd met de Führerbunker, werd het offensief in de namiddag van 1 mei – Dag van de Arbeid – nieuw leven in geblazen. Na een zwaar inleidend artilleriebombardement opende een van Chuikovs korpsen het vuur op de verdediging van de Zoo, waar de Flaktoren nog steeds in bedrijf was en op de Sovjettroepen in het zuidoosten en bij de Reichstag bleef vuren. Omdat de toren sterk genoeg was om voltreffers van 203 mm-houwitsers te weerstaan, werd afgezien van een rechtstreekse bestorming en stuurden de Sovjets de torencommandant op 30 april een overgave-voorstel met de garantie dat geen enkele Duitse soldaat zou worden geëxecuteerd. Laat in de avond van 1 mei lieten de Duitsers weten akkoord te gaan met het aanbod en om middernacht gaf het garnizoen zich over.

Het gebied ten zuiden en westen van de Zoo werd verdedigd door Mummerts Müncheberg-divisie en in de nacht van 1 op 2 mei ontdekten verkenners van deze divisie dat de Sovjettroepen in de wijk Spandau vrij zwak waren, waardoor een uitbraak dus nog tot de mogelijkheden behoorde. Enkele officieren zagen het meeste heil in een westwaartse uitbraakpoging, maar Mohnke besloot om eerst noordwaarts richting de Flaktoren in Humboldthain door te breken en vervolgens naar het noordwesten af te buigen. Zo werden er verscheidene plannen ontworpen. Weidling riep laat in de avond van 1 mei zoveel mogelijk officieren en onderofficieren bijeen in zijn hoofdkwartier in het Bendlerblock voor een bespreking. Hij gaf aan dat Hitler zelfmoord had gepleegd en dus zijn eed had gebroken, waardoor de Duitse militairen van hun persoonlijke eed aan Hitler waren verlost. Er werd besloten dat Weidling even na middernacht onderhandelingen met de Sovjets zou aanknopen en dat eventuele uitbraakpogingen daaraan voorafgaand zouden moeten plaatsvinden.

Uitbraakpogingen
Laat in de avond van 1 mei, terwijl de Flaktoren zich overgaf, werd onder leiding van Generalmajor Otto Sydow van de 1. Flak-Division een uitbraakpoging ondernomen vanuit de Zoo. Met de overgebleven tanks and halfrupsvoertuigen van Panzer-Division "Müncheberg" en de 18. Panzergrenadier-Division voorop wisten enkele honderden soldaten en een paar honderd burgers de bruggen in Spandau te bereiken. De laatste acht kilometer werden in stilte en zonder licht afgelegd door de U-Bahntunnels, onder de Sovjetlinies door. Verbazingwekkend genoeg wisten ze onopgemerkt te ontkomen. Andere eenheden, waaronder een groep soldaten en pantservoertuigen van de Müncheberg-divisie, raakten slaags met Sovjettroepen en leden verliezen bij de ontsnappingspogingen. De Charlottenbrücke, een van de noordelijkere bruggen over de Havel, was het toneel van een gruwelijke slachtpartij. In de stromende regen en onder hevig artillerievuur van het 47e Leger spoedden voertuigen en een haveloze menigte soldaten en burgers zich over de brug, waarbij velen omkwamen door Sovjetvuur, onder de voet werden gelopen of werden overreden door de pantservoertuigen.

De eenheden die voor een uitbraak richting het noorden kozen, hadden wisselend geluk. Major Lehnhoff’s Wachregiment "Großdeutschland" leed zware verliezen, maar vijf tanks en 68 soldaten wisten Oranienburg te bereiken. De tanks moesten hier wegens technische mankementen worden achtergelaten, maar de troepen wisten te ontkomen. Ook vanaf de Führerbunker waagden verscheidene kleine groepen een ontsnappingspoging. SS-Brigadeführer Mohnke had de aanwezigen in tien groepen verdeeld en enkele ontsnappingsplannen uitgedacht. De eerste groep, onder leiding van Mohnke, wist via de U-Bahntunnels bij de Spree te komen, stak via een kleine voetgangersbrug de rivier over en bereikte via een wildernis van ruïnes de noordelijke wijken van Berlijn. Voor groepen die later vertrokken werd de ontsnapping steeds lastiger, aangezien de Sovjettroepen gealarmeerd waren door minder oplettende Duitsers die een route boven de grond volgden. SS-Brigadeführer Krukenbergs groep, ondersteund door een Tiger II en vijf halfrupsvoertuigen, liep niet ver van het U-Bahnstation Gesundbrunnen in een hinderlaag en en verloor veel troepen aan vijandelijk vuur. Krukenbergs voorganger, SS-Brigadeführer Joachim Ziegler, bevond zich onder de gesneuvelden. Alleen Krukenberg ontkwam met een handjevol overlevenden.

Met de overige nazi-kopstukken uit de Führerbunker, die gezamenlijk een uitbraak ondernamen, liep het verschillend af. Werner Naumann, Goebbels’ staatssecretaris van Volksvoorlichting en Propaganda, wist de stad te ontvluchten. SS-Gruppenführer Hans Baur, Hitlers persoonlijke piloot, raakte zwaargewond en werd krijgsgevangen gemaakt. Artur Axmann verstopte zich in Berlijn en ontkwam later naar het Westen. Martin Bormann en Ludwig Stumpfegger, Hitlers persoonlijke arts, pleegden zelfmoord; hun lichamen werden enkele dagen later begraven en pas in 1972 ontdekt. Hans Krebs en Wilhelm Burgdorf besloten in de Führerbunker te blijven en pleegden daar zelfmoord.

De overgave
Nadat Weidling via de radio de Sovjets had laten weten dat hij opnieuw een gezant zou sturen, liep Theodor von Dufving rond 1:00 uur op 2 mei met een tolk naar de Sovjetlinies aan het Landwehrkanaal. Er werd met Chuikov overeengekomen dat Weidling zich om 6:00 uur zou overgeven en zijn troepen een uur later. Om 5:00 uur – een uur eerder dan verwacht, aangezien de Sovjets Moskouse tijd hanteerden – werd Weidling opgehaald en naar Chuikovs hoofdkwartier gebracht. Weidling werd vergezeld door de gepensioneerde generaals Kurt Woytasch en Walter Schmid-Dankward, die zich in april 1945 vrijwillig hadden aangesloten bij Weidlings staf om de verdediging te helpen organiseren. Hier stelde Weidling zijn overgave-bevel aan het Berlijnse garnizoen op, waarin hij schreef dat Hitler zijn soldaten in de steek had gelaten door zelfmoord te plegen en dat alle verzet per direct diende te worden beëindigd. Weidling sprak het bericht vervolgens in, zodat het via propagandavoertuigen kon worden uitgezonden in de buurt van de overgebleven verzetshaarden.

Alle vijandelijkheden dienden op 13:00 uur te worden beëindigd, maar pas tegen 17:00 uur legden de laatste Duitse troepen hun wapens neer. Vele soldaten die uit het centrum hadden weten te ontsnappen, zagen geen mogelijkheid om naar het Westen te ontkomen en werden na de val van Berlijn alsnog door het Rode Leger krijgsgevangen gemaakt. Hierbij speelde mee dat Wencks 12. Armee inmiddels van Berlijn was weggetrokken, waardoor de meerderheid van de Duitse troepen er niet in slaagde zich bij Wenck te voegen of de Elbe te bereiken, met als uiteindelijk doel zich over te geven aan de Britten of Amerikanen; veelal werd de voorkeur gegeven aan Brits of Amerikaans krijgsgevangenschap boven krijgsgevangenschap in handen van het Rode Leger. De eenheid van Generalmajor Sydow – inmiddels enkele duizenden mannen sterk – werd op 3 mei ten westen van Berlijn omsingeld en tot overgave gedwongen. Krukenberg hield zich enige uren verscholen in Noord-Berlijn, maar zag zich uiteindelijk genoodzaakt zich over te geven aan de Sovjets. De groep van Mohnke was bij de Flaktoren in Humboldthain gearriveerd toen ze hoorde dat Weidling had gecapituleerd. In een brouwerij enkele honderden meters verderop besloot Mohnke zich rond 20:00 uur met zijn groep over te geven.

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
rijkskanselier
Benaming voor het Duitse staatshoofd, vanaf 1933 tot 1945 was Hitler Rijkskanselier van Duitsland
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.

Afbeeldingen

Wilhelm Mohnke als SS-Standartenführer, kort na zijn Ritterkreuz-uitreiking. Er is geen foto van Mohnke in Brigadeführer-uniform bekend Bron: onbekend.
General der Infanterie Hans Krebs Bron: Bundesarchiv.
Krebs bij Chuikovs hoofdkwartier, 1 mei 1945 Bron: onbekend.
Duitse officieren in krijgsgevangenschap, 2 mei 1945. V.l.n.r. Weidling, mogelijk Generalleutnant Walter Schmid-Dankward, mogelijk Oberst Hans Refior en een onbekende generaal Bron: onbekend.

De nasleep

Ook al had het Rode Leger over een enorme numerieke en technologische overmacht beschikt, het had door de overhaaste en onzorgvuldige aanvallen waar van hogerhand op werd aangedrongen verschrikkelijke verliezen geleden. In een aantal van Konevs onderdelen was geen enkele officier meer in leven. Enkele infanterie-eenheden van het 2e Gardetankleger meldden 95 procent verliezen. Diverse tankbrigades hadden tijdens de straatgevechten dermate zware verliezen geleden dat ze hun volledige infanterieondersteuning verloren hadden en nog maar over een handjevol tanks beschikten. Tijdens de slag om Berlijn lieten circa 80.000 Sovjetsoldaten het leven en raakten er 275.000 gewond. De Sovjets beweerden dat ze aan materieel 2156 tanks en stukken gemotoriseerd geschut, 1220 kanonnen en mortieren en 527 vliegtuigen verloren hadden, maar het is niet ondenkbaar dat de werkelijke verliezen aanmerkelijk groter zijn geweest.

Volgens de Sovjets werden in Berlijn circa 70.000 soldaten krijgsgevangen gemaakt, maar onder hen bevond zich ook een zeer groot aantal burgers – waaronder zelfs vrouwen – die naar werkkampen in de Sovjet-Unie werden afgevoerd. Het type uniform speelde geen rol: ook brandweermannen en spoorbeambten werden meegenomen. Het aantal gesneuvelden aan Duitse zijde is, omdat slachtofferaantallen niet meer konden worden bijgehouden in dit late stadium van de oorlog, moeilijk in te schatten. Een kort na de oorlog uitgevoerd onderzoek maakt melding van ruim 22.000 burgerdoden in het centrum van Berlijn en ongeveer evenveel omgekomen militairen. Met de doden die in de buitenwijken vielen meegerekend, ligt het Duitse slachtofferaantal waarschijnlijk rond de 106.000.

Het lot van de overwonnenen
Helmuth Weidling had amper negen dagen het bevel gevoerd over de Berlijnse verdediging. Toen deze functie hem op 24 april was toegewezen, was Weidling zich ervan bewust dat hij nog maar weinig voor Berlijn kon betekenen. Waarschijnlijk had hij daarnaast ook aangevoeld dat deze verantwoordelijkheid hem later duur zou komen te staan. Hij werd in februari 1952 voor een militair tribunaal in Moskou gebracht en wegens vermeende oorlogsmisdaden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar. Na tussenkomst van Konrad Adenauer werden de laatste Duitse krijgsgevangenen in de Sovjet-Unie tussen oktober 1955 en januari 1956 vrijgelaten, maar Weidling maakte dit niet meer mee: hij overleed op 17 november 1955, 64 jaar oud, in een gevangenis in de stad Vladimir, 200 kilometer ten oosten van Moskou.

Ook Werner Mummert, de voormalige bevelhebber van de Müncheberg-divisie, zou Duitsland niet meer terugzien. Hij overleed op 28 januari 1950, 52 jaar oud, in een ziekenhuis in het stadje Shuya, 300 kilometer ten noordoosten van Moskou. Bijna alle gevangengenomen generaals die in 1952 nog in gevangenschap verkeerden, kregen 25 jaar gevangenisstraf opgelegd voor oorlogsmisdaden die ze zouden hebben begaan. Zo ook generaals als Gustav Krukenberg, Wilhelm Mohne, Josef Rauch en Otto Sydow, maar zij keerden allen na ruim tien jaar gevangenschap in oktober 1955 terug naar Duitsland. Voor minder prominente officieren waren de Sovjets barmhartiger. De gepensioneerde generaals Woytasch en Schmid-Dankward, die zich vrijwillig hadden aangesloten bij Weidlings staf, werden in oktober 1949 uit Sovjetkrijgsgevangenschap vrijgelaten. Van Weidlings twee stafchefs, Hans Refior en Theodor von Dufving, is niet bekend hoe lang ze als krijgsgevangene in de Sovjet-Unie zijn vastgehouden, maar op enig moment zijn zij teruggekeerd naar Duitsland. De meeste krijgsgevangenen in lagere rangen en standen werden aan het eind van de jaren veertig vrijgelaten, maar een deel van deze minder prominente gevangenen werd tot in de jaren vijftig vastgehouden. De laatste soldaten en civiele geïnterneerden, allen door de Sovjets bestempeld als oorlogsmisdadigers, zagen Duitsland in 1956 weer terug.

Krijgsgevangenschap in handen van de Amerikanen of Britten was over het algemeen een stuk draaglijker en van kortere duur. De hogere officieren die niet aan de Sovjets werden uitgeleverd en niet voor oorlogsmisdaden werden veroordeeld, werden meestal na twee of drie jaar weer vrijgelaten. Theodor Busse, Gotthard Heinrici, Hasso von Manteuffel, Felix Steiner en Walther Wenck keerden allen in 1947 of 1948 terug uit krijgsgevangenschap.

Berlijn na de oorlog
Terwijl de gevechten nog gaande waren, werd Nikolai E. Berzarin, de bevelhebber van het 5e Stoottroepenleger, benoemd tot de eerste commandant van Berlijn. Hij kwam echter niet lang daarna, in juni 1945, om het leven tijdens een motorongeluk. Tijdens zijn korte termijn als stadcommandant had Berzarin een begin gemaakt aan het herstellen van de orde en allerhande basisvoorzieningen in Berlijn. De inwoners waren verbitterd door de grootschalige plunderingen en verkrachtingen door Sovjetsoldaten, maar tegelijkertijd verbaasd en dankbaar dat het Rode Leger moeite deed hen te voedden; Joseph Goebbels’ propagandamachine had de verwachtingen erg laag ingezet.

De verhouding beschadigde gebouwen in Berlijn liep van circa 70 procent in de districten buitenaf tot wel 95 procent in het centrum en een miljoen burgers waren dakloos. Vaak bleven ze wonen in kelders en schuilkelders. De ietwat gelaten houding en cynische humor die de Berlijners in de loop van de oorlog hadden tentoongespreid, was evenwel niet verdwenen. Voor alle Berlijnse wijken werden bijvoorbeeld nieuwe namen geïntroduceerd: Charlottenburg werd Klamottenberg (‘lompenberg’), Steglitz werd Steht Nichts (‘staat niets’) en Lichterfelde werd Trichterfelde (‘kraterveld’).

De toekomst van de overwinnaars
Aan Sovjetzijde werd de slag om Berlijn grotendeels als een succes beschouwd en vele betrokken officieren zouden het nog ver brengen. Vasily I. Chuikov, wiens 8e Gardeleger zowel Stalingrad had verdedigd als de overgave van Berlijn had aanvaard, bekleedde nog verscheidene hoge posten en behaalde in 1955 de rang van maarschalk van de Sovjet-Unie. Maarschalk Ivan S. Konev had een vergelijkbare succesvolle carrière. Georgy K. Zhukov werd in 1955 minister van Defensie, maar hij raakte eind 1957 uit de gratie en werd uit al zijn functies ontheven.

In de naoorlogse periode bedreven de drie maarschalken hevige polemiek en bekritiseerden ze elkaar in hun memoires en in opiniestukken, onder andere over de strategie die in de lente van 1945 was gevolgd. Kort nadat Zhukov in ongenade was gevallen, verscheen in de Pravda een artikel van Konev waarin hij stelde dat Zhukov de eer had opgeëisd voor militaire successen die niet door hem waren bereikt en hij over gebrekkig strategisch inzicht beschikte. Ook Chuikov leverde kritiek op Zhukov: in een artikel dat in april 1964 werd gepubliceerd bekritiseerde hij Zhukovs besluit om niet al in februari 1945 een aanval op Berlijn in te zetten. In felle bewoording ontkrachtte Zhukov deze theorie in zijn memoires en in enkele artikelen, in dezen overigens impliciet gesteund door Konev. Pas jaren later begroeven Zhukov en Konev de strijdbijl: in de jaren zeventig bracht Konev een bezoek aan Zhukov om zijn verontschuldigingen aan te bieden en hun beider oorlogservaringen te bespreken, een verzoeningsgebaar dat door Zhukov aanvaard werd.

Definitielijst

divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
oorlogsmisdaden
Misdaden die in oorlogstijd worden begaan. Vaak betreft het hier misdaden van militairen ten opzichte van burgers.
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Afbeeldingen

Duitse soldaten in krijgsgevangenschap na de slag om Berlijn Bron: onbekend.
Verwoesting in het centrum. Een blik op de Brandenburger Tor en de Unter den Linden Bron: publiek domein.
Sovjetsoldaten keren terug naar het moederland. Op de trein staat "Wij komen uit Berlijn" Bron: publiek domein.
De Medaille voor de Inname van Berlijn, die in 1945 aan alle 1,1 miljoen deelnemers van de slag om Berlijn werd verleend Bron: collectie Auke de Vlieger.
De overwinning op nazi-Duitsland werd tot mythische proporties verheven en maarschalk Zhukov werd voorgesteld als de grote overwinnaar Bron: publiek domein.

Slagorde van de Wehrmacht

Hieronder volgt een slagorde van de Duitse formaties die in en om Berlijn zijn ingezet. Een slagorde is een momentopname; er is in dit geval voor 25 april 1945 gekozen. Voor de overzichtelijkheid worden op deze pagina alleen de formaties tot op brigadeniveau genoemd en zijn kleinere eenheden achterwege gelaten. Eenheden die op papier onder een bepaald korps of leger vielen maar in werkelijkheid nog onderweg waren naar het front of ver van Berlijn in opbouw waren, zijn niet genoemd. Verder waren de meeste hieronder genoemde eenheden niet op nominale sterkte; sommige nieuwe divisies bestonden uit slechts drie of vier bataljons en verscheidene andere eenheden hadden zware verliezen geleden. Volkssturm- en Hitlerjugend-eenheden en andere ad-hoc geformeerde onderdelen zijn veelal niet genoemd vanwege een gebrek aan bronnen.

Heeresgruppe Weichsel (Generaloberst Gotthard Heinrici, tot 29-04)
     Chef-staf: Gen.Maj. Ivo-Thilo von Trotha, vanaf 28-04 Gen.Maj. Erich Dethleffsen

Heeresgruppe-reserve
Armeeabteilung Steiner (SS-Obergruppenführer Felix Steiner)
(Alle divisies in de vierde week van april elders ondergebracht: 11. SS "Nordland" en 23. SS "Nederland" bij 9. Armee en 27. SS "Langemarck" en 28. SS "Wallonien" bij 3. Panzerarmee)

3. Panzerarmee (General der Panzertruppe Hasso von Manteuffel)
27. SS-Freiwilligen-Grenadier-Division "Langemarck" (Oberführer Thomas Müller)
28. SS-Freiwilligen-Grenadier-Division "Wallonien" (SS-Standartenführer der Reserve Leon Degrelle)
XXXXVI. Panzerkorps (General der Infanterie Martin Gareis)
547. Volksgrenadier-Division (Generalmajor Erich Fronhöfer)
1. Marine-Infanterie-Division (Konteradmiral Wilhelm Bleckwenn)
XXXII. Armeekorps (General der Infanterie Friedrich-August Schack)
281. Infanterie-Division (Oberst Schmidt)
549. Volksgrenadier-Division (Generalleutnant Karl Jank)
Festung Stettin (Generalmajor Ferdinand Brühl)
Kampfgruppe Voigt (Generalmajor Hans Voigt)
Korps Oder (SS-Obergruppenführer Erich von dem Bach-Zelewski, later General der Infanterie Walter Hoernlein)
Division z.b.V. 402 (Generalmajor Heinrich Wittkopf)
Gruppe Klossek (Major Klossek)
Divisionsstab z.b.V. 610
Verteidigungsbereich Swinemünde (Generalleutnant John Ansat)
3. Marine-Infanterie-Division (Generalmajor Fritz Fullriede)

9. Armee (General der Infanterie Theodor Busse)
156. Infanterie-Division (Generalleutnant Siegfried von Rekowski)
606. Infanterie-Division
404. Volks-Artillerie-Korps (Oberst Bartels)
406. Volks-Artillerie-Korps (Oberstleutnant Adams)
408. Volks-Artillerie-Korps (Oberst Vogt)
Sturmgeschütz-Lehr-Brigade 920 (Major Wolfgang Kapp)
XI. SS-Panzerkorps (SS-Obergruppenführer Matthias Kleinheisterkamp)
23. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division "Nederland" (SS-Brigadeführer Jürgen Wagner)
Panzergrenadier-Division "Kurmark" (Oberst (vanaf 20-04 Generalmajor) Willy Langkeit)
169. Infanterie-Division (Generalleutnant Georg Radziej)
712. Infanterie-Division (Generalmajor Joachim von Siegroth)
(303.) Infanterie-Division "Döberitz" (Oberst Albin Esch)
Garnizoen Frankfurt an der Oder (Generalmajor Ernst Biehler)
LVI. Panzerkorps (General der Artillerie Helmuth Weidling)
Panzer-Division "Müncheberg" (Generalmajor der Reserve Werner Mummert)
18. Panzergrenadier-Division (Generalmajor Josef Rauch)
20. Panzergrenadier-Division (Generalmajor Georg Scholze)
11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division "Nordland" (SS-Brigadeführer dr. Gustav Krukenberg)
9. Fallschirmjäger-Division (Oberst Harry Herrmann)
V. Armeekorps (General der Artillerie dr. ing. Kurt Wäger)
21. Panzer-Division (Generalleutnant Werner Marcks)
275. Infanterie-Division (Generalleutnant Hans Schmidt)
342. Infanterie-Division (Generalleutnant Heinrich Nickel)
36. Waffen-Grenadier-Division der SS (SS-Brigadeführer Fritz Schmedes)
35. SS- und Polizei-Grenadier-Division (SS-Standartenführer Rüdiger Pipkorn)
CI. Armeekorps (Generalleutnant Friedrich Sixt)
25. Panzergrenadier-Division (Generalleutnant Arnold Burmeister)
606. Infanterie-Division (Generalmajor dr. Maximilian Roßkopf)
(309.) Infanterie-Division "Berlin" (Generalmajor Heinrich Voigtsberger)
5. Jäger-Division (Generalleutnant Edmund Blaurock)
Sturmartillerie-Lehr-Brigade 111 (Hauptmann Schmidt)
Kampfgruppe 1001 Nacht (Oberstleutnant Gustav-Adolf Blancbois)
V. SS-Freiwilligen-Gebirgs-Korps (SS-Obergruppenführer Friedrich Jeckeln)
391. Sicherungs-Division (Generalmajor Rudolf Sieckenius)
286. Infanterie-Division (Generalmajor Emmo von Roden)
32. SS-Freiwilligen-Grenadier-Division "30. Januar" (SS-Standartenführer Hans Kempin)

Verder aanwezig in Verteidigungsbereich Berlin
1. Flak-Division (Generalmajor Otto Sydow)
Kampfgruppe Mohnke (SS-Brigadeführer Wilhelm Mohnke)
Hitlerjugend-Volkssturm-Brigade Spandau (Hauptmann Günther Marreck)
      Verschillende Kampfgruppen, o.a.:
             Hitlerjugend-Kampfgruppe "Pichelsdorf"
             Hitlerjugend-Kampfgruppe "Heerstraße"

Garnizoen Potsdam
Armeegruppe Spree (Generalleutnant Hellmuth Reymann)
Infanterie-Division "Friedrich Ludwig Jahn" (RAD Nr. 2) (Oberst Franz Weller)

12. Armee (General der Panzertruppe Walther Wenck)
Infanterie-Division "Potsdam" (Oberst der Reserve Erich Lorenz)
XXXIX. Panzerkorps (Generalleutnant Karl Arndt)
Panzer-Division "Clausewitz" (Generalleutnant Martin Unrein)
Infanterie-Division "Meyer" [?]
XXXXI. Panzerkorps (Generalleutnant Rudolf Holste)
Division z.V. / V-Waffen-Division Gaudecker (Oberst Gerlach von Gaudecker-Zuch)
Divisionsgruppe "von Hake" (Oberst Friedrich von Hake)
1. Panzervernichtungs-Brigade "Hitlerjugend"
Panzer-Jagd-Brigade "Hermann Göring"
XXXXVIII. Panzerkorps (General der Panzertruppe Maximilian Reichsfreiherr von Edelsheim)
14. Flak-Division
Kampfgruppe Halle
Kampfgruppe Leipzig
XX. Armeekorps (General der Kavallerie Carl-Erik Koehler)
Infanterie-Division "Theodor Körner" (RAD Nr. 3) (Generalleutnant Bruno Frankewitz)
Infanterie-Division "Ulrich von Hutten" (Generalleutnant Gerhard Engel)
Infanterie-Division "Ferdinand von Schill" (Oberstleutnant Alfred Müller)
Infanterie-Division "Scharnhorst" (Generalleutnant Heinrich Götz)

Definitielijst

Armee
Bestond uit meestal tussen de drie en zes Korps en andere ondergeschikte of onafhankelijke eenheden. Een Armee was ondergeschikt aan een Heeresgruppe of Armeegruppe en had in theorie 60.000 - 100.000 man.
Armeegruppe
Bestond meestal uit twee of drie aangrenzende Armeen, mogelijk een Duitse en een Geallieerde. 1 Armee-hoofdkwartier (meestal de Duitse) werd tijdelijk de bevelhebbende van de andere Armeen. Een Armeegruppe was altijd ondergeschikt aan een Heeresgruppe. Later in de oorlog varieerde de grootte van een Armeegruppe of een Panzergruppe veel meer. Een Armeegruppe kon vanaf 1943 de grootte van een Armee of zelfs maar van een Korps hebben.
Artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
Brigade
Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
Fallschirmjäger
Duitse parachutisten van de Luftwaffe.
Flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
Heeresgruppe
Was de grootste Duitse grondformatie en was direct ondergeschikt aan het OKH. Bestond meestal uit een aantal Armeen met weinig andere direct ondergeschikte eenheden. Een Heeresgruppe opereerde in een groot gebied en kon een paar 100.000 man groot worden.
Infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
Kampfgruppe
Tijdelijke militaire formatie in het Duitse leger, samengesteld uit verschillende specialismen (pantsereenheden, artillerie, infanterie, anti-tankwapens en soms ook genie) met een speciale opdracht binnen het slagveld. De Kampfgruppen werden meestal genoemd naar de commandant van het verband.

Slagorde van het Rode Leger, strategisch

Op deze en de volgende pagina volgt een overzicht van de bij de slag om Berlijn betrokken Sovjetformaties. Een slagorde is een momentopname; er is in dit geval voor 1 mei 1945 gekozen. Aangezien maar liefst 34 Sovjetlegers betrokken waren bij de strategische operatie die leidde tot de inname van Berlijn, worden voor de overzichtelijkheid op deze pagina alleen de fronten en legers genoemd en zijn kleinere onderdelen achterwege gelaten. Op de volgende pagina volgt een gedetailleerdere slagorde van de formaties die ingezet zijn aan de verdedigingslinie rondom het centrum van Berlijn en binnen deze ring.

Stavka-reserve
18e Luchtleger (hoofdmaarschalk der luchstrijdkrachten Aleksandr Y. Golovanov)

2e Wit-Russische Front (maarschalk van de Sovjet-Unie Konstantin K. Rokossovsky)
1e Gardetankkorps
3e Gardetankkorps
8e Gardetankkorps
8e Gemechaniseerde Korps
3e Gardecavaleriekorps
14e Jagerkorps
98e Jagerkorps
8e Doorbraakartilleriekorps
5e Gardetankleger (gen.maj. der tanktroepen Maksim D. Sinenko)
29e Tankkorps
2e Stoottroepenleger (kol.gen. Ivan I. Fedyuninsky)
40e Gardejagerkorps
108e Jagerkorps
116e Jagerkorps
19e Leger (lt.gen. Vladimir Z. Romanovsky)
132e Jagerkorps
134e Jagerkorps
43e Leger (lt.gen. Afanasy P. Beloborodov)
54e Jagerkorps
90e Jagerkorps
103e Jagerkorps
49e Leger (kol.gen. Ivan T. Grishin)
70e Jagerkorps
121e Jagerkorps
65e Leger (kol.gen. Pavel I. Batov)
18e Jagerkorps
46e Jagerkorps
105e Jagerkorps
70e Leger (kol.gen. Vasily S. Popov)
47e Jagerkorps
96e Jagerkorps
114e Jagerkorps
4e Luchtleger (kol.gen. der luchtstrijdkrachten Konstantin A. Vershinin)
8e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
4e Luchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen
5e Luchtkorps Bommenwerpers

1e Wit-Russische Front (maarschalk van de Sovjet-Unie Georgy K. Zhukov)
9e Tankkorps
2e Gardecavaleriekorps
7e Gardecavaleriekorps
1e Gardetankleger (kol.gen. der tanktroepen Mikhail Y. Katukov)
11e Gardetankkorps
8e Gemechaniseerde Gardekorps
2e Gardetankleger (kol.gen. der tanktroepen Semyon I. Bogdanov)
9e Gardetankkorps
12e Gardetankkorps
1e Gemechaniseerde Korps
3e Stoottroepenleger (kol.gen. Vasily I. Kuznetsov)
4e Doorbraakartilleriekorps
12e Gardejagerkorps
7e Jagerkorps
38e Jagerkorps
79e Jagerkorps
5e Stoottroepenleger (kol.gen. Nikolai E. Berzarin)
11e Tankkorps
6e Doorbraakartilleriekorps
26e Gardejagerkorps
9e Jagerkorps
32e Jagerkorps
8e Gardeleger (kol.gen. Vasily I. Chuikov)
3e Doorbraakartilleriekorps
4e Gardejagerkorps
28e Gardejagerkorps
29e Gardejagerkorps
3e Leger (kol.gen. Aleksandr V. Gorbatov)
35e Jagerkorps
40e Jagerkorps
41e Jagerkorps
33e Leger (kol.gen. Vyacheslav D. Tsvetayev)
16e Jagerkorps
62e Jagerkorps
47e Leger (lt.gen. Frants I. Perkhorovich)
77e Jagerkorps
125e Jagerkorps
129e Jagerkorps
61e Leger (kol.gen. Pavel A. Belov)
9e Gardejagerkorps
80e Jagerkorps
89e Jagerkorps
69e Leger (kol.gen. Vladimir Y. Kolpakchi)
25e Jagerkorps
61e Jagerkorps
91e Jagerkorps
1e Poolse Leger (gen.maj. Stanisław Popławski)
16e Luchtleger (kol.gen. der luchtstrijdkrachten Sergei I. Rudenko)
1e Gardeluchtkorps Jachtvliegtuigen
3e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
6e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
13e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
6e Luchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen
9e Luchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen
3e Luchtkorps Bommenwerpers
6e Luchtkorps Bommenwerpers

1e Oekraïense Front (maarschalk van de Sovjet-Unie Ivan S. Konev)
7e Gemechaniseerde Gardekorps
1e Gardecavaleriekorps
7e Doorbraakartilleriekorps
10e Doorbraakartilleriekorps
3e Gardetankleger (kol.gen. Pavel S. Rybalko)
6e Gardetankkorps
7e Gardetankkorps
9e Gemechaniseerde Korps
4e Gardetankleger (kol.gen. Dmitry D. Lelyushenko)
10e Gardetankkorps
5e Gemechaniseerde Gardekorps
6e Gemechaniseerde Gardekorps
3e Gardeleger (kol.gen. Vasily N. Gordov)
21e Jagerkorps
76e Jagerkorps
120e Jagerkorps
5e Gardeleger (kol.gen. Aleksei S. Zhadov)
32e Gardejagerkorps
33e Gardejagerkorps
34e Gardejagerkorps
6e Leger (lt.gen. Vladimir A. Gluzdovsky)
22e Jagerkorps
74e Jagerkorps
13e Leger (kol.gen. Nikolai P. Pukhov)
24e Jagerkorps
27e Jagerkorps
102e Jagerkorps
21e Leger (kol.gen. Dmitry N. Gusev)
55e Jagerkorps
117e Jagerkorps
118e Jagerkorps
28e Leger (lt.gen. Aleksandr A. Luchinsky)
3e Gardejagerkorps
20e Jagerkorps
128e Jagerkorps
31e Leger (lt.gen. Pyotr G. Shafranov)
36e Jagerkorps
44e Jagerkorps
71e Jagerkorps
52e Leger (kol.gen. Konstantin A. Koroteyev)
48e Jagerkorps
73e Jagerkorps
78e Jagerkorps
59e Leger (lt.gen. Ivan T. Korovnikov)
43e Jagerkorps
93e Jagerkorps
115e Jagerkorps
2e Poolse Leger (lt.gen. Karol Świerczewski)
1e Poolse Tankkorps
2e Luchtleger (kol.gen. der luchtstrijdkrachten Stepan A. Krasovsky)
6e Gardeluchtkorps Jachtvliegtuigen
2e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
5e Luchtkorps Jachtvliegtuigen
6e Gardeluchtkorps Bommenwerpers
4e Luchtkorps Bommenwerpers
1e Gardeluchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen
2e Gardeluchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen
3e Luchtkorps Grondaanvalsvliegtuigen

Definitielijst

maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Slagorde van het Rode Leger in Berlijn

Hieronder volgt een gedetailleerdere slagorde van de Sovjetformaties die ingezet zijn aan de hoofdverdedigingslinie rondom het centrum van Berlijn (dat de S-Bahn volgde om de wijken Charlottenburg, Moabit, Wedding, Prenzlauer Berg, Friedrichshain, Neukölln en Schöneberg heen, in het Duits bekend als Hauptkampflinie S-Bahnring en in Russische bronnen aangeduid als gorodskoi oboronitelny obvod) en binnen deze ring. Van de belangrijkste divisies worden ook de regimenten genoemd.

1e Wit-Russische Front (maarschalk van de Sovjet-Unie Georgy K. Zhukov)
     Plaatsvervangend commandant: legergeneraal Vasily D. Sokolovsky
     Lid van de Militaire Raad: lt.gen. Konstantin F. Telegin
     Chef-staf: kol.gen. Mikhail S. Malinin
9e Tankkorps (lt.gen. der tanktroepen Ivan F. Kirichenko)
23e Tankbrigade (kolonel Semyon V. Kuznetsov)
95e Tankbrigade (lt.kol. Naum M. Sekunda)
108e Tankbrigade (kolonel Vasily N. Baranyuk)
8e Gemotoriseerde Jagerbrigade (kolonel Mikhail P. Shemyakin)
1e Gardetankleger (kol.gen. der tanktroepen Mikhail Y. Katukov)
11e Gardetankkorps (kolonel Amazasp K. Babadzhanyan)
40e Gardetankbrigade (lt.kol. Mikhail A. Smirnov)
44e Gardetankbrigade (kolonel Iosif I. Gusakovsky)
45e Gardetankbrigade (kolonel Nikolai V. Morgunov)
27e Gemotoriseerde Gardejagerbrigade (kolonel Kazimir K. Fyodorovich)
8e Gemechaniseerde Gardekorps (gen.maj. Ivan F. Dryomov)
1e Gardetankbrigade (kolonel Vasily I. Zemlyakov)
19e Gemechaniseerde Gardebrigade (kolonel Nikolai S. Losyakov)
20e Gemechaniseerde Gardebrigade (kolonel Nikolai V. Bogomolov)
21e Gemechaniseerde Gardebrigade (kolonel Mikhail I. Lashkov)
2e Gardetankleger (kol.gen. der tanktroepen Semyon I. Bogdanov)
12e Gardetankkorps (gen.maj. der tanktroepen Mikhail F. Salminov)
48e Gardetankbrigade (kolonel Yefim I. Zharov)
49e Gardetankbrigade (kolonel Tikhon P. Abramov)
66e Gardetankbrigade (lt.kol. German M. Budarin)
34e Gemotoriseerde Gardejagerbrigade (kolonel Nikolai P. Okhman)
1e Gemechaniseerde Korps (lt.gen. der tanktroepen Semyon M. Krivoshein)
219e Tankbrigade (lt.kol. Yevsei G. Vainrub)
19e Gemechaniseerde Brigade (N.I. Sokolov?)
35e Gemechaniseerde Brigade (I.P. Petrov?)
37e Gemechaniseerde Brigade (kolonel M.V. Khotimsky?)
3e Stoottroepenleger (kol.gen. Vasily I. Kuznetsov)
86e Zware Houwitserartilleriebrigade (kolonel Nikolai P. Sazonov)
104e Zeer Zware Houwitserartilleriebrigade (kolonel Pavel M. Solomiyenko)
136e Kanonartilleriebrigade (kolonel Andrei P. Pisarev)
12e Gardejagerkorps (gen.maj. Aleksandr A. Filatov)
23e Gardejagerdivisie (gen.maj. Pavel M. Shafarenko)
33e Jagerdivisie (gen.maj. Vasily I. Smirnov)
7e Jagerkorps (kol.gen. Yakov T. Cherevichenko)
146e Jagerdivisie (gen.maj. Sergei I. Karapetyan)
265e Jagerdivisie (gen.maj. Daniil Y. Krasilnikov)
364e Jagerdivisie (kolonel Ivan A. Vorobyov)
79e Jagerkorps (gen.maj. Semyon N. Perevyortkin)
150e Jagerdivisie (gen.maj. Vasily M. Shatilov)
             469e Jagerregiment (kolonel Mikhail A. Mochalov)
             674e Jagerregiment (lt.kol. Aleksei D. Plechodanov)
             756e Jagerregiment (kolonel Fyodor M. Zinchenko)
             328e Artillerieregiment (majoor Georgy G. Gladkikh)
171e Jagerdivisie (kolonel Aleksei I. Negoda)
             380e Jagerregiment (majoor V.D. Shatalin)
             525e Jagerregiment
             713e Jagerregiment (lt.kol. Mukhadmed-Gadi M.G.
             Mukhtarov)
             357e Artillerieregiment
207e Jagerdivisie (kolonel Vasily M. Asafov)
             594e Jagerregiment
             597e Jagerregiment (lt.kol. Ivan D. Kovyazin)
             598e Jagerregiment (lt.kol. Aleksandr A. Voznesensky)
             780e Artillerieregiment
5e Stoottroepenleger (kol.gen. Nikolai E. Berzarin)
11e Zware Gardetankbrigade (kolonel Boris R. Yeremeyev)
67e Zware Gardetankbrigade (kolonel Iosif D. Bachakashvili)
220e Tankbrigade (kolonel Leonisy S. Narutsky)
124e Zeer Zware Houwitserartilleriebrigade (kolonel Grigory L. Gutin)
11e Tankkorps (gen.maj. der tanktroepen Ivan I. Yushchuk)
20e Tankbrigade (kolonel Nikolai P. Konstantinov)
36e Tankbrigade (kolonel Ivan A. Zharikov)
65e Tankbrigade (kolonel Aleksei V. Lukyanov)
12e Gemotoriseerde Jagerbrigade (G.N. Anisimov?)
26e Gardejagerkorps (gen.maj. Pavel A. Firsov)
89e Gardejagerdivisie (kolonel Georgy Y. Kolesnikov)
94e Gardejagerdivisie (gen.maj. Isaak G. Gasparyan)
266e Jagerdivisie (gen.maj. Savva M. Fomichenko)
9e Jagerkorps (lt.gen. Ivan P. Rosly)
230e Jagerdivisie (kolonel Daniil K. Shishkov)
248e Jagerdivisie (gen.maj. Nikolai Z. Galai)
301e Jagerdivisie (kolonel Vladimir S. Antonov)
32e Jagerkorps (lt.gen. Dmitry S. Zherebin)
60e Gardejagerdivisie (gen.maj. Vasily P. Sokolov)
295e Jagerdivisie (gen.maj. Aleksandr P. Dorofeyev)
416e Jagerdivisie (gen.maj. Dmitry M. Syzranov)
8e Gardeleger (kol.gen. Vasily I. Chuikov)
4e Gardejagerkorps (lt.gen. Vasily A. Glazunov)
35e Gardejagerdivisie (kolonel Grigory B. Smolin)
47e Gardejagerdivisie (gen.maj. Vasily M. Shugayev)
57e Gardejagerdivisie (gen.maj. Pyotr I. Zalizyuk)
28e Gardejagerkorps (lt.gen. Aleksandr I. Ryzhov)
39e Gardejagerdivisie (kolonel Yefim T. Marchenko)
79e Gardejagerdivisie (gen.maj. Dmitry I. Stankevsky)
88e Gardejagerdivisie (gen.maj. Boris N. Pankov)
29e Gardejagerkorps (gen.maj. der artillerie Georgy I. Khetagurov)
27e Gardejagerdivisie (gen.maj. Viktor S. Glebov)
74e Gardejagerdivisie (gen.maj. Dmitry Y. Bakanov)
82e Gardejagerdivisie (gen.maj. Mikhail I. Duka)

1e Oekraïense Front (maarschalk van de Sovjet-Unie Ivan S. Konev)
     Lid van de Militaire Raad: lt.gen. Nikifor T. Kalchenko
     Chef-staf: legergeneraal Ivan Y. Petrov
3e Gardetankleger (kol.gen. Pavel S. Rybalko)
6e Gardetankkorps (gen.maj. der tanktroepen Vasily A. Mitrofanov)
51e Gardetankbrigade (kolonel Ivan Y. Yakunin)
52e Gardetankbrigade (lt.kol. Lyudvig I. Kurist)
53e Gardetankbrigade (gen.maj. der tanktroepen Vasily S. Arkhipov)
22e Gemotoriseerde Gardejagerbrigade (kolonel Khamzya S. Bogdanov)
7e Gardetankkorps (gen.maj. Vasily V. Novikov)
54e Gardetankbrigade (kolonel Ivan I. Chugunkov)
55e Gardetankbrigade (majoor Ivan Y. Kolesnikov)
56e Gardetankbrigade (kolonel Zakhar K. Slyusarenko)
23e Gemotoriseerde Gardejagerbrigade (lt.kol. Yevgeny P. Shapovalov?)
9e Gemechaniseerde Korps (lt.gen. der tanktroepen Ivan P. Sukhov)
91e Tankbrigade (gen.maj. der tanktroepen Viktor I. Tutushkin)
69e Gemechaniseerde Brigade (kolonel Ivan S. Vaganov?)
70e Gemechaniseerde Brigade (kolonel Aleksandr M. Miotelko?)
71e Gemechaniseerde Brigade (kolonel I.M. Zhuravlyov?)
28e Leger (lt.gen. Aleksandr A. Luchinsky)
20e Jagerkorps (gen.maj. Nikolai A. Shvaryov)
48e Gardejagerdivisie (gen.maj. Gleb N. Korchikov)
55e Gardejagerdivisie (gen.maj. Adam P. Turchinsky)
20e Jagerdivisie (gen.maj. Andrei A. Myshkin)
128e Jagerkorps (gen.maj. Pavel F. Batitsky)
61e Jagerdivisie (kolonel Andrei G. Shatskov)
130e Jagerdivisie (kolonel Konstantin S. Popov)
152e Jagerdivisie (kolonel Grigory L. Rybalka)

Definitielijst

artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
Brigade
Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Gerelateerde bezienswaardigheden

Download de TracesOfWar-app

Download de TracesOfWar-app