De Leibstandarte SS Adolf Hitler kent van alle Waffen-SS divisies de langste ontstaansgeschiedenis en het meest unieke karakter. In feite begon de geschiedenis van de Waffen-SS met de (her)oprichting van de SS-lijfwachteenheid vlak na de machtsovername van Hitler in 1933. De oorspronkelijke bodyguardeenheid van de Führer en de NSDAP-top groeide vervolgens uit tot een machtige pantserdivisie die op alle fronten werd ingezet. Hitlers garde groeide mee met de macht van het Derde Rijk. De divisie was tot haar overgave in 1945 uiteindelijk twaalf jaar actief voor haar naamgever.
Gedurende haar bestaan wijzigde de eenheid verscheidene keren van naam:
Naamgeving: |
|
maart 1933: |
SS Stabswache Berlin |
april 1933: |
SS Sonderkommando Berlin zur
besonderen Verwendung |
oktober 1933: |
Adolf Hitler Standarte |
november 1933: |
Leibstandarte Adolf
Hitler |
augustus 1940: |
Leibstandarte SS Adolf
Hitler |
februari 1942: |
SS-Division (motorisiert)
Leibstandarte SS Adolf Hitler |
november 1942: |
SS-Panzergrenadier-Division
Leibstandarte Adolf Hitler |
oktober 1943: |
1. SS-Panzer-Division
Leibstandarte SS Adolf Hitler |
Voorgeschiedenis
Gedurende zijn gehele politieke carrière voelde Adolf Hitler de behoefte aan een lijfwacht. Vanaf maart 1923 bestond zijn bodyguard (de Stabswache), uit twee man: Julius Schreck en Joseph Berchtold. Twee maanden later heette de lijfwacht ‘Stoßtrupp Adolf Hitler’ en werd het uitgebreid tot 30 man. Het was in feite een op gevechten beluste knokploeg die later een prominente rol zou krijgen in de mislukte ‘Putsch’ van november 1923 in München. De formatie was formeel een onderdeel van de SA, maar tegelijkertijd een zelfstandige speciale eenheid van loyale volgelingen ter bescherming van de top van de NSDAP.
In 1925, kort na zijn vrijlating uit de gevangenis, riep Hitler acht trouwe kameraden bijeen om de Stabswache opnieuw op te richten. Ditmaal stond zij definitief los van de SA. Na twee weken werd de lijfwacht omgedoopt tot Schutzstaffel. De SS was hiermee geboren, een organisatie die van een compacte beveiligingseenheid zou uitgroeien tot een complex geheel met een uitgebreid takenpakket.
Formatie
De machtsovername van 1933 betekende een keerpunt in de ontstaansgeschiedenis van de Leibstandarte. De SS was na acht jaar uit haar jasje gegroeid (ze telde ongeveer 50.000 man) en Hitler wilde een betere bewaking dan de reguliere beveiliging van de SS, de Reichswehr en de politie kon bieden. De nieuwe Rijkskanselier had behoefte aan een goed getrainde en bewapende fulltime beveiligingseenheid. Hitler gaf SS-officier Josef "Sepp" Dietrich opdracht om een groep betrouwbare mannen te organiseren tot een nieuwe bodyguardformatie. Vanaf het prille begin van de te vormen elite-eenheid was Dietrich zodoende onlosmakelijk verbonden met de Leibstandarte.
Op 17 maart richtte Dietrich de nieuwe garde (SS Stabswache Berlin) op, bestaande uit 120 zorgvuldig geselecteerde en uiterst loyale SS’ers. De rekruten waren voornamelijk afkomstig uit Dietrichs vorige commando: de SS in München. Een maand later kreeg de bodyguardeenheid de titel ‘SS Sonderkommando Berlin zur besonderen Verwendung’, kortweg SS-Sonderkommando Berlin. De pas opgerichte SS-compagnie werd ingericht als paramilitaire formatie ter bescherming van de Führer. De eenheid zou tevens inzetbaar zijn als bewapende politie en anti-terreureenheid. Vier maanden later werd ze met de in de zomer van 1933 opgerichte en vergelijkbare SS Sonderkommandos Jüterbog en Zossen (vernoemd naar de kazernes) samengevoegd en kreeg zij voor het eerst de titel van de Führer: Adolf Hitler Standarte (‘Regiment Adolf Hitler’).
Op 2 september 1933 werd de nieuwe bewakingsgarde op officiële wijze geïntroduceerd tijdens de partijbijeenkomst van de NSDAP in Neurenberg. Twee maanden later vond de herdenking van de mislukte staatsgreep in 1923 plaats en zwoeren de mannen van de Leibstandarte een persoonlijke eed op de Führer. Ze zwoeren hun leven te geven voor de dictator. Deze eed bevestigde de unieke band tussen de mannen van Josef Dietrich en Hitler en tevens de zelfstandige positie van de Leibstandarte ten opzichte van de SS. De band was niet te vergelijken met die van andere SS eenheden. Na de ceremonie werden de gardesoldaten van Hitler omgedoopt tot Leibstandarte Adolf Hitler (LAH).
Vanuit de Berlijnse Lichterfeldekazerne werden roterende groepjes LAH-mannen in de Rijkskanselarij gedetacheerd, waar ze een elegante en efficiënte wacht vormden voor Hitler. De SS-mannen in de karakteristieke zwarte uniformen werden een prominente aanwezigheid in de buurt van de Führer. Ze dienden niet alleen als bodyguard, maar ook als adjudant, chauffeur, bediende en butler. Ook op de Berghof in Berchtesgaden voerde de Leibstandarte deze taken uit. De eenheid was hier verantwoordelijk voor een gebied van enkele vierkante kilometers.
Nacht van de Lange Messen
Op 29 juni 1934 kon de Leibstandarte zich voor het eerst bewijzen als instrument in handen van de Führer. Leden van de LAH namen deel aan een zorgvuldig geplande zuiveringsactie gericht tegen de SA. Hitler zag de SA en haar ambitieuze leider Ernst Röhm in toenemende mate als een bedreiging. Deze SA had Hitler geholpen op de weg naar de macht, maar stond nu een stabiele heerschappij in de weg. Hiervoor waren namelijk de acceptatie door grotere delen van de maatschappij en de steun van het leger onontbeerlijk. De ambities van de radicale en gewelddadige SA vormden langzamerhand een bedreiging voor Hitlers regime. Zo wilde Röhm dat het kleine Duitse leger zou opgaan in zijn SA en voorzag hij dat op die manier een nieuw nationaalsocialistisch leger zou ontstaan.
Ondertussen bestond de Leibstandarte uit 1000 man, onderverdeeld in vier infanteriecompagnieën, één machinegeweercompagnie, één gemotoriseerde compagnie, één verkenningscompagnie en ondersteunende eenheden. Op 13 april 1934 waren bovendien in opdracht van Heinrich Himmler de SS-initialen toegevoegd aan de titel van het regiment. Vanaf toen voerde de eenheid daardoor de titel "Leibstandarte SS Adolf Hitler". Ze was het best uitgeruste onderdeel van de SS en moest het leeuwendeel van de actie op zich nemen.
In de vroege morgen van 30 juni 1934 werden twee compagnieën van de LSSAH met Hitler mee naar Beieren gestuurd. Nabij München had de SA-top haar vakantieadres. Röhm werd met verschillende andere leiders gevangengenomen. Diezelfde dag werden zes SA-kopstukken door een vuurpeloton van de Leibstandarte geëxecuteerd.
Het grootste gedeelte van het regiment bleef echter achter in Berlijn. In de hoofdstad overzag Göring de zuiveringen. Hier werd het bloedbad groter dan in het zuiden. De Leibstandarte werd voor de operaties in de stad opgedeeld in kleine, speciale eenheden zoals executieteams (‘Einsatzkommandos’), preventieve defensieve eenheden en versterkingen voor de Gestapo. Het moorden ging hier door tot in de vroege ochtend van 2 juli. Uiteindelijk werden in de ‘Nacht van de Lange Messen' ongeveer 177 mensen vermoord. De opdrachten werden, zoals verwacht, door de LSSAH kritiekloos opgevolgd.
Het lijfwachtregiment van de Führer had zodoende na afloop van de acties zijn waarde meer dan bewezen. De SA was uitgeschakeld en het prestige van de SS was enorm versterkt. Eind oktober 1934 werd de mankracht van de Leibstandarte uitgebreid tot regimentssterkte.
Organisatie en Karakter
De uitbreiding paste in een algemene ontwikkeling van de SS in die periode. Het regiment van Hitler werd bestempeld, getraind en in de zomer van 1934 gebruikt als één van de zogenaamde SS Politische Bereitschaften; bewapende eenheden van compagniesterkte voor inzet als anti-terreur eenheid in het geval van interne onrust. De SS was er volgens Heinrich Himmler immers om ‘de veiligheid van Duitsland van binnenuit te verzekeren’. Na de uitschakeling van de SA nam de SS de overhand in het Rijk en werd ze de belangrijkste politieke paramilitaire organisatie van het nazibewind. Nu de dreiging van de SA verdwenen was, stond het leger bovendien welwillender ten opzichte van paramilitaire partijorganisaties. De gewapende SS-eenheden werden gereorganiseerd, intensief getraind en uitgebreid. In maart 1935 werd de militaire tak van de SS, inclusief LSSAH, omgedoopt tot ‘SS-Verfügungstruppe’ (SS-VT). Twee nieuwe SS-regimenten werden gepland (Deutschland en Germania).
De mannen van de Leibstandarte waren in die jaren uiterst fit, maar ze beschikten nog over onvoldoende militair-technische vaardigheden. Josef Dietrich en zijn officieren wensten zich niet te veel bezig te houden met uitputtende en afleidende trainingsprocedures en duldden weinig bemoeienis van buitenaf. Deze houding leidde tot spanningen tussen Dietrich en de inspecteur van het overkoepelende SS-VT orgaan, SS-Brigadeführer Paul Hausser. Ook Himmler ergerde zich aan de arrogante en onafhankelijke opstelling van de LSSAH. In kringen van de SS-VT stonden de mannen van Hitlers lijfwacht ook wel bekend als ‘asfaltsoldaten’; uitstekend geschikt voor parades en ceremonieel vertoon, maar verder tot weinig in staat vergeleken bij de militaire vooruitgang en efficiëntie van de andere SS-VT eenheden.
Naar de wens van Himmler militariseerde de SS in rap tempo. Toch werd de positie van de SS-VT ingeperkt. De Wehrmacht werd door Hitler gerustgesteld: het leger zou het ‘monopolie op het dragen van wapens’ in externe aangelegenheden behouden en het opperbevel van de Wehrmacht kreeg de garantie dat de SS in geval van oorlog ondergeschikt zou worden gemaakt aan het reguliere militaire apparaat. De leiding van het leger zou bovendien de rekrutering van de SS-strijdkrachten kunnen controleren en verantwoordelijk zijn voor haar militaire training.
Op 17 augustus 1938 volgde een nieuwe instructie van Hitler aangaande de positie van de SS-VT en de verhouding met het leger. "De Verfügungstruppe vormt geen onderdeel van de Wehrmacht of de politie. Ze is een permanent bewapende macht tot mijn beschikking. Als een formatie van de NSDAP dient zij naar mijn wensen gerekruteerd en getraind te worden in ideologische en politieke zin."
De Leibstandarte maakte al spoedig een verbazingwekkend snelle inhaalslag, paste zich aan binnen de gewapende SS en werd een eersteklas militaire eenheid. De militaire kracht van de LAH nam toe vanwege verschillende redenen. Potentie was er voldoende: de eenheid bestond uit fysiek sterke, jonge, toegewijde en agressieve SS-mannen onder leiding van een bevlogen commandant die beschikte over bijzondere leiderschapskwaliteiten. Daarbij kwam dat eind jaren 30 door de expansiepolitiek van Hitler de behoefte aan militaire slagkracht groeide. Hausser en Steiner oefenden hierbij grote invloed uit in de verbetering van de militaire efficiëntie van de SS-VT. De opgerichte SS trainingsscholen (SS-Junkerschulen) wierpen ook hun vruchten af: de eerste lichtingen opgeleide officieren stroomden vanaf halverwege jaren 30 in. Josef Dietrich zag tot slot uiteindelijk zelf ook in dat zijn Leibstandarte nog niet serieus genomen werd. Hij gaf daarom toestemming voor militaire supervisie over zijn regiment en uitwisseling met en training door het leger.
De Leibstandarte werd binnen de SS-VT zodoende langzamerhand een soort Praetoriaanse garde: een speciale militaire elite-eenheid in handen van Hitler. Alleen hij had de macht over het regiment en de manschappen hadden hiervoor aan Hitler persoonlijk een eed van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en trouw gezworen. Het zorgde voor een uniek esprit de corps van meedogenloosheid, standvastigheid en hardheid en een geloof dat het doel van Hitler alle middelen heiligt. De garde van Hitler beschouwde zichzelf zeker aanvankelijk dan ook als een formatie los van en boven alle andere. Er was sprake van een unieke Kampfgemeinschaft waarin kameraadschap, gelijkheid en leiderschap hand in hand gingen. Ideologische indoctrinatie was vanaf het begin een aanzienlijk onderdeel van het programma.
De eenheid was gelegerd in de Lichterfelde-kazerne in Berlijn, die door Dietrich ontwikkeld was tot een soort nationaalsocialistische militaire showplaats. De enorme kazerne stond internationaal bekend als ‘state of the art’ en herbergde een sterk bevoorrechte eenheid. Zo mocht de Leibstandarte in tegenstelling tot de andere SS-VT onderdelen een staforganisatie bezitten en door het hele land rekruteren. De gevraagde eigenschappen weerspiegelden de nationaalsocialistische ideologie: het fysieke uiterlijk van de rekruut moest Arisch zijn en de Arische stamboom tot het jaar 1800 bewijsbaar vrij van vreemde smetten. Sollicitanten moesten tussen 17 en 22 jaar oud zijn, beschikken over een minimale lengte en uiterst fit zijn. Het regiment, met voorsprong de meest flitsende eenheid van de SS-VT, werd in 1934 verkozen voor volledige motorisering.
Voorbode van de strijd
Behalve als functionele en decoratieve paleiswacht voor Hitler opereerde de Leibstandarte in de periode tussen juli 1934 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 in enkele gevallen ook buiten haar hoofdkwartier in Berlijn. De intensieve militaire en ideologische voorbereiding op oorlog werd onderbroken door deelname aan de bezettingen van het Saarland en het Rijnland, Oostenrijk, Sudetenland en Bohemen-Moravië.
Al in 1935 werd een kleine afvaardiging van de LSSAH als voorwaartse groep naar het Saarland gestuurd. Op 7 maart 1936 had het regiment van Hitler vervolgens een leidende rol in de eerste echte expansieve actie van de Führer buiten de rijksgrenzen. De Leibstandarte vormde de voorhoede in de bezetting van het Rijnland. Een compagnie van de LSSAH stak in de vroege morgen de Rijn over en marcheerde ongehinderd de na de Eerste Wereldoorlog gedemilitariseerde zone in.
Twee jaar later besloot Hitler het ‘Oostenrijkse probleem’ resoluut op te lossen. Op 10 maart 1938 keurde Hitler het plan ‘ter vestiging van constitutionele voorwaarden in Oostenrijk’ goed. Het was een eufemisme voor een staatsgreep en een daarop volgende annexatie van Oostenrijk door nazi-Duitsland. Het was de eerste stap op weg naar het door Hitler gewenste grote Duitse Derde Rijk.
De operatie werd uitgevoerd door het 8. Armee onder leiding van generaal Fedor von Bock. De Leibstandarte SS Adolf Hitler kwam onder bevel van Heinz Guderian, die met het XVI. Armeekorps de gemotoriseerde elementen van de invasiemacht leidde. De colonnes van Guderian passeerden in de ochtend van 12 maart 1938 de Oostenrijkse grens. Twee dagen later bereikte het korps Wenen. In de stad werd de eenwording gevierd door middel van een parade. De Anschluss verliep geweldloos, maar de Leibstandarte bewees haar operationele waarde. Het regiment had de duizend kilometer vanaf Berlijn naar Wenen probleemloos binnen 48 uur overbrugd en opereerde in goede samenwerking met de Wehrmacht.
Een nieuwe uitdaging volgde in oktober van hetzelfde jaar. De Leibstandarte was wederom onderdeel van het XVI. Armeekorps tijdens de inlijving van het Tsjechische Sudetenland. Zes maanden later nam de SS-eenheid ook deel aan de bezetting van de rest van Tsjechoslowakije, om in april 1939 terug te keren naar de kazerne.
Vuurdoop in Polen
In de zomer van 1939 moest de Leibstandarte zich klaar maken voor oorlog. Als noodoplossing kwam het tweede bataljon van het Artillerie-Regiment 46 (Wehrmacht) de eenheid van Josef Dietrich versterken. De Leibstandarte SS Adolf Hitler bestond aan de vooravond van de aanval op Polen uit 3700 man, verdeeld over een staf, drie infanteriebataljons, een wachtbataljon in Berlijn, een motorfietscompagnie, een mortiercompagnie, een infanteriegeschutcompagnie, een anti-tankcompagnie en een peloton pioniers. Na deze uitbreiding voerde de eenheid de titel Infanterie-Regiment Leibstandarte SS Adolf Hitler (mot.).
Het SS regiment ging voor operatie Fall Weiss deel uitmaken van het XIII. Armeekorps (Johannes Blaskowitz), dat ingedeeld was bij de 8. Armee in Heeresgruppe Süd. De LSSAH was de enige volledig gemotoriseerde eenheid binnen dit korps, dat verder bestond uit vier infanteriedivisies. Blaskowitz kreeg de opdracht de flank van de 10. Armee (Walther von Reichenau) van de zuidelijke arm van de tangbeweging te beveiligen. De 10. Armee moest oprukken naar de rivier de Vistula. Normaal gesproken was de LSSAH een zelfstandig regiment, maar nu werd de eenheid ondergebracht bij de 17. Infanterie-Division. De Leibstandarte moest dienen als extra verkenningseenheid en de verbinding tussen de 8. Armee en 10. Armee intact houden.
Al op de eerste ochtend van de Poolse veldtocht beleefde de Leibstandarte haar vuurdoop. De SS-infanteriecompagnieën voerden een stormachtige aanval uit op een belangrijke heuveltop aan de overkant van de rivier de Prosna. De eerste missies verliepen vlekkeloos. Na zware man-tegen-mangevechten werd het dorp Boleslawiec veroverd. De volgende ochtend zette het regiment van Dietrich koers richting de Warta-rivier. Pogingen om een bruggenhoofd te forceren kostten veel slachtoffers. De commandant van de 17. Infanterie-Division Herbert Loch klaagde ondertussen over wilde schietpartijen en brandstichting door de SS-eenheid onder zijn bevel. Een element van de LSSAH beging bovendien één van de eerste oorlogsmisdaden: in een synagoge werden door leden van het Musikkorps Leibstandarte Adolf Hitler ruim 50 Joden vermoord.
De Leibstandarte vocht zich, nu wel als zelfstandige eenheid, een weg richting Lodz en werd opgehouden bij Pabianice, een marktdorp bij een belangrijke spoorwegkruising. Het stadje werd door middel van een soort verbeten guerrillatactiek verdedigd door een versterkt garnizoen, dat een Duitse pantseraanval wist af te slaan en met zijn scherpschutters dood en verderf zaaide. De infanterie van de LSSAH werd ingezet om Pabianice te veroveren. De SS-infanterie was immers getraind voor dergelijke tactische commando-operaties. Gesteund door artillerie wisten de compagnieën van de Leibstandarte na hevige straatgevechten tot in het centrum door te stoten, om vervolgens omsingeld te raken. Onder aanhoudende Poolse aanvalsgolven werden de troepen van Hitler teruggedrongen. Een Pools offensief dreigde zelfs het veld met het hoofdkwartier te overrompelen. De situatie van de Leibstandarte was kritiek, maar mede door de hulp van een regiment van de 10. Infanterie-Division overleefde de LSSAH.
Elders had de druk van Heeresgruppe Süd meer effect. De Polen waren op de terugtocht naar Warschau en dreigden vast te lopen in de gigantische Duitse tangbeweging. De Leibstandarte werd vanwege haar gemotoriseerde karakter verplaatst naar de 4. Panzer-Division (XVI. Armeekorps van de 10. Armee), die in de avond van 8 september de buitenwijken van Warschau bereikt had. Vanaf de 11e bevond de divisie zich in defensieve stellingen om de westelijke toegang tot de Poolse hoofdstad te blokkeren. Vervolgens kreeg een Kampfgruppe met daarin de LSSAH de taak de strategische weg tussen Grodinsk en Maszovoc ten zuidwesten van Warschau af te snijden voor de terugtrekkende Poolse legers. De weg was voor levensbelang van de Polen en dat bleek uit de dodelijke veldslagen die vervolgens ter opening van de weg gevoerd werden.
Het I. Bataillon van de LSSAH was succesvol in het afslaan van soms suïcidale aanvallen en maakte veel slachtoffers. In de buurt van Blonie stonden de overige bataljons van de Leibstandarte onder druk, maar de Duitse ring van infanterie en pantsers bleek te sterk om te doorbreken. De Poolse divisies in de pocket werden gedecimeerd. De omsingeling tussen de rivieren de Bzura en de Vistula was de meest succesvolle en vernietigende in de militaire geschiedenis tot dan toe. De 4. Panzer-Division en de Leibstandarte maakten 20.000 krijgsgevangenen. Op 27 september viel Warschau en begin oktober was de Poolse veldtocht beëindigd. Het regiment LSSAH telde 400 doden en gewonden en werd kort als veiligheidsmacht gestationeerd in Praag. In de maanden daarna volgde met het oog op toekomstige offensieven in het westen inkwartiering in de buurt van Koblenz.
Westfront
Hier ontving de Leibstandarte de nodige vervangingen en versterkingen. Bovendien werd er intensief getraind. Haar originele rol als veiligheidsmacht werd ondanks de ontwikkeling van de eenheid niet verwaarloosd. Elementen van de LSSAH bleven in Berlijn en op de Obersalzberg actief. De eenheid werd uitgebreid met een vierde infanteriebataljon, een compagnie zwaar geschut en een artilleriebataljon. Heinrich Himmler kreeg na afloop van de Poolse campagne ook toestemming voor uitbreiding van de SS-VT, intussen omgedoopt tot Waffen-SS. Hij kreeg groen licht voor de oprichting van drie SS-velddivisies. De Leibstandarte was hierbij voorbestemd als zelfstandige divisie te functioneren, in tegenstelling tot de overige SS-regimenten, die samengevoegd zouden worden.
Het versterkte regiment van Josef Dietrich werd na aanpassing van de aanvalsplannen van Fall Gelb toegewezen aan Heeresgruppe B (Fedor Von Bock). Samen met de 227. Infanterie-Division vormde de LSSAH de zogenaamde Schnelle gruppe Nord voor de geplande invasie van Nederland. Het doel van deze eenheid was een snelle doorstoot naar de IJssel om daar de bruggen veilig te stellen.
Om 5:30 in de ochtend van 10 mei 1940 stak de Leibstandarte de grens over bij de Poppe (Twente). De motorfietstroepen van Dietrich wisten door de goede staat van de Nederlandse wegen en het ontbreken van serieuze tegenstand van de verdedigende grensbataljons snel op te rukken. Zonder weerstand bereikte de LSSAH rond het middaguur Zwolle. Enkele bruggen over de IJssel waren door Nederlandse troepen opgeblazen. Het III. Batallion wist echter een overgang te forceren in de buurt van Zutphen. SS-Obersturmführer Kraas penetreerde met een Kampfgruppe westwaarts 65 kilometer over de IJssel. Op de Veluwe nam de eenheid ruim 100 Nederlandse soldaten gevangen.
’s Avonds werd de LSSAH overgeplaatst naar de 9. Panzer-Division, die zuidelijker op weg was naar Rotterdam. In de vroege ochtend van 14 mei werd de Moerdijkbrug bereikt en door de mannen van Dietrich gepasseerd. Het doel van de opmars was het ontzetten van de parachutisten in Rotterdam. Nederlandse troepen hadden zich verschanst rond de bruggen in de stad. Het verzet doorkruiste de Duitse aanvalsschema’s. Het ultimatum tot overgave werd door de Nederlanders geaccepteerd, maar voorkwam niet de verwoestende luchtaanval in de middag van 14 mei.
Een verkenningseenheid van de Leibstandarte racete door brandend Rotterdam in de richting van Den Haag. In het centrum stuitte de Aufklärungsabteilung (verkenningseenheid) op geïsoleerd Nederlands verzet. In een chaotisch vuurgevecht verwondde men Generalleutnant Kurt Student, de bevelhebber van de parachutisten die onderhandelde over de Nederlandse overgave. Met de capitulatie was de rechterflank van Fall Gelb veiliggesteld. Het regiment van Hitler had in enkele dagen 3500 Nederlandse militairen krijgsgevangen genomen. De Leibstandarte kreeg de opdracht om een demonstratieve tour te maken door het veroverde Nederland om indruk te maken op de bevolking. Vervolgens werd het regiment naar Frankrijk gedirigeerd.
Het offensief in Frankrijk was al gevorderd. Op 24 mei voegde de LSSAH zich bij het front van Heinz Guderian rond Duinkerken. De SS-troepen namen posities in langs het Aa-kanaal aan de zuidoostkant van de pocket rond de havenstad aan het kanaal. In tegenspraak met het bevel van Hitler om niet op te rukken naar Duinkerken, stuurde Josef Dietrich zijn mannen toch het kanaal over om een strategische heuveltop bij Watten in te nemen. De vijand keek er volgens de commandant namelijk ‘recht in de strotten van zijn mannen’. Het III. Batallion ontmoette stevige geallieerde tegenstand, maar slaagde in zijn missie.
Pas vanaf de 27e werd de aanval richting Duinkerken ingezet. De Leibstandarte werd ondergebracht bij de 20. Infanterie-Division en kreeg de opdracht met het regiment Grossdeutschland de weg tussen Wormhoudt en Berques in te nemen. De volgende dag slaagden de SS-bataljons erin Wormhoudt in te nemen. De Britse strijdkrachten voerden een achterhoedegevecht tijdens hun evacuatie vanuit Duinkerken (operatie Dynamo).
Op de 28e bleek echter dat er nog haarden van verzet waren in de frontsector van de Leibstandarte. Dit werd Dietrich bijna fataal. Zijn voertuig werd beschoten, vatte vlam en belandde in een greppel. De General der Waffen-SS en zijn chauffeur moesten dekking zoeken in een tunneltje en zich insmeren met modder om te ontkomen aan de vlammen en geallieerde machinegeweervuur. De flamboyante commandant gold enkele uren als vermist. Een compagnie van het II. Batallion, onder leiding van SS-Sturmbannführer Wilhelm Mohnke, misdroeg zich vervolgens op brute wijze toen het in een schuur in de buurt van Wormhoudt 80 Britse krijgsgevangen afslachtte. Het zou niet de laatste keer zijn dat de Leibstandarte betrokken was bij oorlogsmisdaden.
Op 5 juni begon het SS-regiment met een opmars zuidwaarts. Het kwam nog slechts enkele malen in gevecht met Franse troepen. Geïsoleerde haarden van verzet werden uitgeschakeld en de snelle motorfietseenheid stelde bruggen veilig. Toen op 25 juni de wapenstilstand beklonken werd, had de Leibstandarte net Saint-Etienne ingenomen.
De LSSAH werd gestationeerd in Metz voor herstel, versterking en training. Tijdens de rustperiode in Noord-Frankrijk kende het regiment een verdere uitbreiding. In augustus gaf Hitler het bevel zijn lijfwachteenheid uit te breiden tot een ‘versterkte brigade’. Toch bleef zij in naam een regiment. Begin 1941 was de herstructurering en uitbreiding voltooid. Het Infanterie-Regiment Leibstandarte SS Adolf Hitler (mot.) beschikte nu over vijf infanteriebataljons, waarvan er één gestationeerd was in Berlijn. De bataljons werden vergroot en versterkt met zwaarder (antitank- en veld-) geschut en de verkenningsafdeling kreeg twee motorfietscompagnieën, een pantservoertuigcompagnie en een zware compagnie. Het artilleriebataljon werd uitgebreid tot regimentssterkte en de genie tot bataljonssterkte. Begin maart werd het regiment overgeplaatst naar Bulgarije voor inzet op de Balkan.
Operatie Marita
Hitler achtte ingrijpen in de Balkan noodzakelijk, nadat het offensief van Benito Mussolini op de Balkan rampzalig verliep, er onrust uitbrak in Joegoslavië en dat land uit het Duitse kamp dreigde te verdwijnen. Bovendien mengden de geallieerden zich in de strijd door Griekenland te hulp te schieten. Hitler wenste met behulp van operatie Marita de regio veilig te stellen vóór de lancering van een invasie van de Sovjet-Unie. De LSSAH voegde zich hiervoor bij het XXXX. Armeekorps van de 12. Armee (Wilhelm List).
Het korps zette op 6 april de aanval in en stak de Joegoslavische grens over. In de middag van 7 juni werd Skopje bereikt door de SS-motorrijders, waar contact gemaakt werd met de Italianen. Vervolgens ging de rest van de Leibstandarte de grens over. Vanaf de 9e vormde het de speerpunt van het korps. Op weg naar Griekenland ontmoette het regiment in de regio Bitola-Monastir (in het huidige Macedonië) verbeten tegenstand. Huis voor huis werd Bitola door de SS veroverd. In de avond passeerde de motorfietsinfanterie de Griekse grens en drong zij door tot Florina.
De Leibstandarte had de taak de Klidi pas te openen voor de rest van het Duitse leger. De strategisch gelegen pas was de toegangspoort tot Griekenland en tevens een Brits steunpunt. SS-Sturmbannführer Fritz Witt leidde een Kampfgruppe die bestond uit het eerste infanteriebataljon versterkt met een antitank-eenheid, een groep lichte veldhouwitzers, twee pelotons infanteriegeschut, een batterij 88 mm artillerie en een compagnie genie. De taak was zwaar: het terrein was onherbergzaam en goed te verdedigen, bruggen waren opgeblazen en de aanvallende troepen hadden bovendien te maken met mijnenvelden, luchtaanvallen en barre weersomstandigheden.
Man tot man werd er gevochten tegen Britse, Australische en Nieuw-Zeelandse eenheden. De slag bij Vevi duurde drie dagen en kostte 37 officieren en soldaten het leven en verwondde 95 anderen. De leden van deze eenheid van de Leibstandarte werden rijkelijk gedecoreerd voor de uiterst succesvol verlopen missie. De buit bestond uit 520 gevangenen en een aanzienlijke hoeveelheid vernietigd of veroverd zwaar materieel. Op 12 april werd de Klidipas veroverd en geopend voor tanks. Het bleek dat het SS-regiment uitstekend presteerde in moeilijke situaties als deze, waarin behoefte was aan specifieke commando-operaties. Een dergelijke actie voerde ook SS-Sturmbannführer Kurt Meyer uit met zijn LSSAH-verkenningsafdeling. Hij leidde zijn troepen door de Klissurapas naar het meer van Kastoria. De actie onder leiding van Meyer was tekenend voor de moed, doodsverachting en standvastigheid van de eerste divisie van de Waffen-SS.
Samen met de eerdere verovering van de Klidipas was deze verovering doorslaggevend voor de Griekse veldtocht. De divisie van Hitler toonde zich een ware elite-eenheid door op te treden als een ervaren bergeenheid. Met gevaar voor eigen leven, gezien de vele kliffen en ravijnen, ondersteunde de artillerie de tactisch briljant uitgevoerde infanteriecharges tegen de ingegraven Griekse verdedigers. Meyer organiseerde drie aanvalsgroepen en leidde er één persoonlijk. Op 15 april werd, tegen weinig verliezen, ook deze belangrijke doorgang veilig gesteld. Ook Kastoria werd ingenomen. In enkele dagen was het aantal krijgsgevangenen opgelopen tot 12.000.
De Griekse en Britse legers waren vanaf dat moment in terugtocht en werden achtervolgd door de Leibstandarte. Het regiment werd naar het zuidwesten gestuurd om daar de Grieken af te snijden. Er werd nog eens een pas veroverd (de Mesovanpas) en de Griekse strijdkrachten ten westen van het Pindusgebergte werden geïsoleerd. In een gevechtspauze rond Katara kwamen Griekse stafofficieren op 20 april een verbouwereerde LSSAH-pelotonscommandant informeren dat het Griekse leger in Epirus, bestaande uit 16 divisies, zich wenste over te geven.
Een dag later startten het Britse leger en de Commonwealth strijdkrachten de evacuatie uit Griekenland. Daarbij werden ze op de hielen gezeten door de verkenningstroepen van de LSSAH. Met alles dat kon drijven zette Meyer de eenheid over het kanaal van Korinthe naar de Peloponnesos. Net als een jaar eerder moesten de Britten gehaast over zee evacueren en waren zij gedwongen veel materieel achter te laten.
De Balkancampagne eindigde met een overwinningsparade in Athene. Tijdens de daarop volgende inkwartiering in Tsjecho-Slowakije werd de Leibstandarte benoemd tot SS Division ‘Leibstandarte SS Adolf Hitler’. Een nieuw gemotoriseerd infanteriebataljon en luchtafweergeschutbatterijen werden toegevoegd. Aan de vooravond van operatie Barbarossa telde de divisie ongeveer 11.000 manschappen.
Barbarossa
De kersverse divisie was voor de aanval op de Sovjet-Unie toegewezen aan Heeresgruppe Süd (Gerd von Rundstedt) en ondergeschikt aan Panzergruppe 1 (Ewald Von Kleist). Dit pantserleger was de voornaamste mobiele aanvalsmacht van de legergroep. De LSSAH moest een week wachten op actie in de Oekraïne. Pas op 30 juni viel ook de eerste SS-divisie de zuidelijke Sovjetrepubliek binnen. De vertraging werd veroorzaakt door het uitgebreide herstelprogramma na de Balkancampagne.
Het doel van Heeresgruppe Süd was de vernietiging van de Russische strijdkrachten tussen de Pripetmoerassen en de Karpaten door het bewerkstelligen van bruggenhoofden over de rivier de Dnjepr en het bereiken van het Donetsbekken. Hiermee zou het Rode Leger namelijk afgesneden worden en in een tangbeweging in een gepantserde greep genomen kunnen worden. De Leibstandarte was gekoppeld aan het III. Armeekorps (Eberhard Von Mackensen) en moest de noordflank van het offensief beschermen. Het Rode Leger trok zich terug achter de zogenaamde Stalin-linie. Op 7 juli werd die door het korps doorbroken. Al op 1 juli was de Adolf Hitler-divisie betrokken bij gevechten vlak over de grens bij Dubno. Zware regenval maakte de omstandigheden zwaar.
De strijd rond de stad Zhitomir was bijzonder hevig en bloedig. De gemotoriseerde LSSAH vormde met de gepantserde eenheden de speerpunt van de invasie en stoomde regelmatig te snel op voor de volgende infanterie. In een bosrijk gebied bij Zhitomir moest de voorhoede van de Leibstandarte het daarom afgezonderd opnemen tegen een Sovjetovermacht. Toen er T-34’s verschenen werd de situatie zelfs kritiek. Er werd hard slag geleverd tot de ondersteunende infanterie arriveerde.
Op 8 juli veroverde het verkenningsbataljon een cruciaal kruispunt ten westen van de stad. De noordelijke snelweg die er overheen liep, was van levensbelang voor beide strijdende partijen. De SS-divisie kreeg het dan ook zwaar te verduren onder druk van massale aanvalsgolven die eindeloos bleven komen. De strijd werd zo nu en dan teruggebracht tot primitieve man-tegen-mangevechten. Op 9 juli was Zhitomir ingenomen, maar tot de 16e was de LSSAH verwikkeld in verbitterde defensieve gevechten langs een front van 28 kilometer. Toen de tegenaanvallen definitief afgeweerd waren, likte de Leibstandarte zijn wonden: 683 doden en gewonden en meer dan 100 voertuigen buiten werking.
Op 24 juli werd de Leibstandarte overgeplaatst naar het XXXXVIII. Panzerkorps (Werner Kempf). Het korps sloot, in samenwerking met de rest van het leger van Von Kleist, nabij Uman ongeveer 20 Sovjetdivisies in. De eerste SS-divisie werd door Wehrmachtcommandanten als Kempf volop geprezen voor haar aandeel in de actie. De LSSAH had 64 tanks vernietigd en 2200 soldaten van het Rode Leger krijgsgevangen gemaakt. Ook in augustus streed de divisie van Josef Dietrich door. Op 9 augustus viel Bobry door toedoen van de LSSAH-regimenten. Tot de 20e vochten de soldaten tegen Russische mariniers om Cherson aan de monding van de Dnjepr. Na enkele dagen felle straatgevechten geleverd te hebben had de Leibstandarte zijn sector 's avonds onder controle en kon de divisie in reserve gaan. Na zeven weken onafgebroken oorlogvoering werd de SS-eenheid rust en herstel gegund. Er werden 674 vervangende troepen opgenomen, maar het vervangende materieel liet nog op zich wachten.
In de eerste week van september stak vervolgens ook de Leibstandarte de Dnjepr over en begon het een opmars over de Nogaisteppe. De aandacht van het offensief werd die maand verschoven naar het zuiden. De legers van Semyon M. Budyonny werden omsingeld. Hitler stond er echter ook op dat de Krim veroverd werd en dus werd de LSSAH naar het zuiden gestuurd om een doorgang door de zwaar versterkte landengte van Perekop te forceren. Hiervoor werd de Leibstandarte gekoppeld aan de 11. Armee van Erich von Manstein. Na een mislukte poging aan de westkant, slaagde de divisie er na zware gevechten tussen 14 en 16 september in om zij aan zij met de 46. Infanterie-Division en 73. Infanterie-Division de verdedigingslinies aan de oostkant van de landengte te doorbreken. De divisie van Dietrich verwierf langzamerhand de reputatie van militaire ‘brandweerbrigade’; een gewilde versterking van legerkorpsen in nood.
De SS-divisie werd niet voor niets zo snel mogelijk weer verplaatst naar de omgeving van Melitopol, waar de oostelijke flank van het offensief bedreigd werd door sterke Sovjeteenheden. Na vier dagen opmars richting Melitopol werd de Leibstandarte weer teruggeroepen om het front op de Krim te ondersteunen. Een rit van twaalf uur bracht de divisie op 21 september weer terug bij de westelijke toegang tot het schiereiland. Russische legers braken hier uit. Het ging om een zwak bezette Duits-Roemeense linie. Samen met eersteklas alpinetroepen wist de SS de Rode legers te stuiten. Het tegenoffensief werd de 30e ingezet.
Door middel van een succesvolle tegenaanval wist de LSSAH het front te herstellen. Na de komst van versterkingen wist het in samenwerking met andere eenheden zes divisies van het Rode Leger te omsingelen. Aan de boorden van de Zee van Azov werd zo een nieuwe kolossale Duitse overwinning geboekt. Hitler besliste persoonlijk dat zijn eenheid vervolgens de speerpunt zou gaan vormen van het 1. Panzerarmee van Ewald von Kleist dat verder in zuidoostelijke richting moest opstomen. De Leibstandarte sloot zich hiervoor weer aan bij het III. Armeekorps van Von Mackensen.
Op 8 oktober bewees de LSSAH zijn kracht met de verovering van de havenstad Mariupol. Pas de volgende ochtend volgde de rest van het korps de uiterst mobiele divisie. Twee dagen later begon de slag om Taganrog. Het I. Batallion veroverde na vijf dagen een beslissend bruggenhoofd over de rivier de Mius. Het II. Batallion moest ten koste van zware verliezen de linkerflank van die vooruitgeschoven positie verdedigen. Op de 17e viel de stad aan de Zee van Azov en drie dagen later Stalino.
Na deze triomfen kwamen de problemen van het korps aan het licht. Structurele brandstoftekorten teisterden de divisies van Von Kleist en zware regenval, de daarop volgende modder en de eerste tekenen van de aankomende winter bemoeilijkten de opmars. Bovendien hadden een haperende bevoorrading, logistieke problemen, tekorten aan materieel, verliezen en ziekten een decimerend effect.
Elders aan het front van Heeresgruppe Süd verliep de opmars echter succesvol en het XIV. Armeekorps was begin november klaar om Rostov vanuit het noorden aan te vallen. Dietrich was er ondanks de zware omstandigheden en problemen in geslaagd terreinwinst te boeken en zich met het III. Armeekorps aan te sluiten bij het offensief. Op de 17e leidde de LSSAH de bestorming van de stad aan de Don. Defensieve posities van de Sovjets werden doorbroken. De elite SS-divisie vocht woeste gevechten uit in de straten van Rostov. Op 20 november werd de stad binnengetrokken. Een belangrijke bijdrage leverde het LSSAH-verkenningsbataljon door de spoorbrug over de Don te veroveren. Op de 22e verklaarde het III. Armeekorps dat Rostov veroverd was. Er was echter te vroeg gejuicht, want de Russen wisten de noordkant van de saillant te heropenen. Von Kleist beval een geleidelijke terugtrekking uit Rostov om posities in te nemen achter de Mius.
Het front rond de stad stabiliseerde echter en de generaal trok zijn bevel in. Maar het Russische offensief werd vanaf 25 november krachtig hervat en de gok pakte verkeerd uit. De Leibstandarte verzette zich als een ware elitedivisie met man en macht. Zo concentreerde het Rode Leger een aanval op een wijk van de SS, bezet door de LSSAH-verkenningseenheid. De eenheid sloeg de aanval af: er werden 310 Russen gedood en 400 gevangen genomen tegen 2 verliezen en 7 gewonden in de eigen gelederen. De overwinning was spectaculair, maar lokaal. Het Rode Leger had een massaal overwicht rond Rostov. De stad was onhoudbaar voor het III. Armeekorps. Op de 28e gelastte Von Kleist dan ook de definitieve terugtrekking. Hij zag zich genoodzaakt terug te trekken tot een tijdens de winter verdedigbare linie 80 kilometer ten westen van de stad.
De terugtocht uit Rostov betekende de eerste belangrijke Duitse tegenvaller van Barbarossa. Dietrichs speciale band met Hitler bleek eens te meer nadat de SS commandant begin december openlijk de stand van zaken van zijn strijdkrachten rapporteerde aan de Führer. Deze was speciaal hiervoor naar Mariupol gevlogen om van zijn oude strijdmakker persoonlijk de situatie te vernemen. Het was een opvallende en ongekende blijk van vertrouwen. Dietrich wist Hitler ervan te overtuigen dat de terugtrekking tactisch waardevol was en dat er geen sprake was van falend leiderschap in de zuidelijke legergroep.
Ondertussen hield de infanterie van de Leibstandarte stand in de verschrikkelijke Russische vrieskou op de barre Oekraïense steppen. Tanks en geschut werden onbruikbaar. De divisie was geïsoleerd, inadequaat gekleed en sterk in de minderheid. In deze omstandigheden moest de SS infanterie een meedogenloze defensieve strijd leveren. Met de rest van het III. Armeekorps wist de Leibstandarte de linie tot mei te houden. Toen werd de gehavende divisie overgeplaatst naar Stalino voor broodnodig herstel en de incorporatie van gepantserde elementen en een vijfde infanteriebataljon.
SS-Panzergrenadier-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler
Het opperbevel wilde de 1e SS divisie gaan inzetten voor nieuwe zomeroffensieven, maar Hitler was overtuigd van een bedreiging van de Franse kust en weigerde zijn LSSAH voor het oostfront te gebruiken. Zo brak voor Josef Dietrich en zijn mannen een periode aan in de Franse luwte. Eind juli kwam de Leibstandarte aan in Parijs waar het onderdeel werd van de reserve van Gerd von Rundstedt. Op de 29e marcheerde zij over de Champs Elysees.
Op 9 oktober was Hitler overtuigd van een op handen zijnde geallieerde invasie. Hij stuurde zijn lijfwachteenheid daarom naar Normandië. In dezelfde maand werd de divisie omgedoopt tot SS-Panzergrenadier-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler. De infanteriebataljons werden gereorganiseerd tot twee SS pantsergrenadierregimenten. Twee nieuwe afdelingen werden geformeerd (een Sturmgeschütz III-detachement en een Marder III-anti-tankkanon-detachement). Naast het begin 1942 opgezette pantserregiment, dat uitgerust was met PzKpfw III en PzKpfw IV tanks, ontving de LSSAH bovendien een compagnie gloednieuwe, zware PzKpfw VI Tiger tanks. Op 31 december 1942 bestond de Leibstandarte uit 20.844 man. Daarmee was de divisie aanzienlijk groter dan een reguliere divisie van de Wehrmacht.
In feite was de garde van Hitler ten tijde van de terugkeer naar het oostfront uitgegroeid tot een grote pantserdivisie, maar die titel kreeg ze pas een jaar later. Begin 1943 was de situatie in de zuidelijke sector van het oostfront kritiek. Friedrich Paulus’ 6. Armee was verloren in Stalingrad en Heeresgruppe Don van Erich von Manstein was in de problemen. Er was een gat geslagen in haar linies en de Rode Legers rukten op richting de Dnjepr. Hitler verwachtte dat zijn elite SS-divisies, verenigd in het SS-Panzerkorps, de Russische doorbrak zouden kunnen stoppen. Maar het korps werd al snel in een defensieve positie gedwongen.
Kharkov en Koersk
De Leibstandarte moest orde aanbrengen in de verdediging van het uitgestrekte front langs de rivier de Donetz. Een Kampfgruppe onder leiding van Josef Dietrich moest een gat tussen de sector van de LSSAH en die van de 320. Infanteriedivision dichten. De LSSAH-regimenten presteerden in deze dagen als ware elite-eenheden. Vanaf de ochtend van de 12e waren ze in hevige strijd verwikkeld, toen zij zich een weg baanden door de Sovjetspeerpunt. Het pantsergrenadierbataljon van Joachim Peiper onderscheidde zich door ruim 40 kilometer in vijandelijk gebied te dringen om de in de verdrukking geraakte 320. Infanterie-Division ter hulp te schieten. De groep van Josef Dietrich raakte geïsoleerd en moest zich een weg zuidwaarts vechten.
Het SS-pantserkorps trok zich tegen de wens van Hitler terug uit Kharkov na een dreigende omcirkeling. Eind februari wierpen de tactische terugtrekkingen hun vruchten af toen het initiatief herwonnen werd. Op 25 februari sneden twee pantserkorpsen (die van de SS en één van het leger) een aanzienlijke Sovjet-pantsergroep af. Op 6 maart waren de sovjetlegers ten westen van Krasnograd hetzelfde lot beschoren. De SS stoomde op ten noorden van Kharkov. De Tigers van het bataljon zware tanks van de Leibstandarte bereikten twee dagen later de westelijke randen van de stad. De derde slag om Kharkov was begonnen.
De LSSAH en de SS Totenkopf divisie werden ten noorden van de Oekraïense stad geposteerd. De eerste moest vanuit het noorden de stad ingaan en de laatste moest haar aanvalsroute beschermen. In de periode na haar terugkeer in de Sovjet-Unie had de divisie van Dietrich zware materiële verliezen geleden. Bij de start van het offensief beschikte de LSSAH nog maar over 23 bruikbare tanks. Delen van Kharkov moesten vervolgens huis voor huis veroverd worden, waarvoor een zware tol betaald werd. In de avond van 14 maart werden de zuidelijke delen van de stad veilig gesteld. Twee dagen eerder hadden SS Das Reich en de Leibstandarte contact weten te maken.
Mede door toedoen van het SS-korps werd zo de crisis in het zuiden opgelost. De herovering van Kharkov en Belgorod stabiliseerde het front. Op de 27e werd het korps uit de frontlinie teruggetrokken voor herstel en opbouw van de verdediging van Kharkov. Het telde na de campagne 11.519 doden, gewonden en vermisten. De SS-eenheden werden snel teruggebracht tot volle oorlogssterkte. Op 24 april was de mankracht van de Adolf Hitlerdivisie opgekrikt naar 21.000.
Het II. SS Panzerkorps (het 1. SS-Panzerkorps met daarin de LSSAH en de 12. SS-Division Hitlerjugend was nog in opbouw en daarom werd het bestaande korps omgedoopt) snel gereconstrueerd met het oog op offensieve plannen voor de nabije toekomst. Nadat het Sovjet winteroffensief tot halt was geroepen, bleef er een groot en krachtig Russisch saillant over tussen de Heeresgruppe Mitte en Heeresgruppe Süd. Door middel van operatie Zitadelle moest deze saillant met behulp van een grote tangbeweging afgesneden en vernietigd worden. De voorbereidingen voor Zitadelle waren al in maart gestart, maar het offensief werd door Hitler tot begin juli uitgesteld. Het Rode Leger had in de tussentijd gelegenheid het gebied om te bouwen tot een zwaar verdedigd bolwerk. Men had enkele sterke verdedigingsgordels aangelegd en krachtige mobiele reserves opgebouwd.
Op 5 juli 1943 viel de Leibstandarte samen met SS Das Reich en de 167. Infanterie-Division noordwaarts aan vanuit de regio Belgorod. Na een hevige artilleriebarrage en gesteund vanuit de lucht viel de divisie de eerste verdedigingslinie aan. Op haar pad trof de LSSAH het sterke 6e Sovjetleger, dat flink verzet bood. Op de eerste dag van de slag om Koersk telde de Leibstandarte dan ook al 97 doden en 522 gewonden. De opmars van de volgende dag kostte nog eens 84 doden en 384 gewonden. Het 2e SS Korps wist door te drukken tot het laatste natuurlijke obstakel voor Koersk: de rivier de Psel. Op 9 juli won de 1e SS divisie op indrukwekkende wijze een defensieve slag, toen Russische pogingen om de voorhoede van de LSSAH in te sluiten strandden. 88 Tanks werden vernietigd. Drie dagen later echter kwam het offensief van de Leibstandarte in de grootste tankslag van de oorlog tot stilstand. De SS kreeg een Russische tankaanval van 300 tanks te verduren. Dietrich en zijn mannen vochten hard terug, maar konden onder blijvende pantserdruk geen voortgang meer boeken. Op 14 juli claimde de Leibstandarte al 500 tanks van het Rode Leger uitgeschakeld te hebben, maar professionalisme, moed en militair-technisch vermogen konden een numeriek ondertal niet oneindig compenseren.
Hitler zag intussen geen heil meer in het vastgelopen offensief, hoewel Erich von Manstein de moed nog niet opgegeven had. De Führer maakte zich bovendien grote zorgen over de ontwikkelingen in Italië. Op 10 juli waren er geallieerde legers geland op Sicilië. Twee weken later werd het regime van Mussolini omvergeworpen en het Italiaanse schiereiland dreigde volledig onder geallieerde invloed te komen. Hitler wilde een sterke en politiek betrouwbare divisie naar het Italiaanse schiereiland sturen om orde op zaken te stellen. Op 28 juli werd de LSSAH op de trein gezet richting Oostenrijk en in de tweede week van augustus arriveerde de eenheid in Zuid-Tirol. Hitler was zo bezorgd dat al het materieel in allerijl achtergelaten kon worden voor de SS-broederdivisies Das Reich en Totenkopf. Er stonden gloednieuwe tanks en voertuigen klaar bij aankomst in Oostenrijk.
1. SS-Panzer-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler
Drie maanden lang diende de LSSAH vervolgens als bezettingsmacht. Na de Italiaanse overgave in september kreeg het de opdracht Mussolini te bewaken en de Italiaanse strijdkrachten te ontwapenen. Dit ging over het algemeen zonder problemen. Het tweede pantsergrenadierregiment van Joachim Peiper moest nog wel in actie komen toen het Italiaanse 14e leger nabij de Franse grens verzet bood. Met de Italiaanse eenheden werd na een felle strijd afgerekend. Ook hier begingen eenheden van de Leibstandarte een oorlogsmisdaad. Nabij Boves werden na de gevechten op 19 september 23 burgers omgebracht. Af en toe werd de SS-divisie vervolgens nog ingezet voor de strijd tegen partizanen in het noorden van Italië. Daarnaast hielp de Leibstandarte bij het oppakken van Joden. Zo'n 400 Joden werden door de divisie opgepakt en op transport gezet naar Auschwitz. Tijdens het verblijf in het Zuid-Europese land werd de Leibstandarte voor de laatste maal gereorganiseerd, dit maal tot 1. SS-Panzer-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler.
Crisis aan het Oostfront
In november 1943 keerde de Leibstandarte terug aan het Oostfront. De zuidelijke sector was ingestort na de slag om Kursk. Het Rode Leger lanceerde voor het eerst een succesvol zomeroffensief dat de verzwakte legergroep van Erich von Manstein terugdrong tot de Dnjepr. Eind september wisten de Sovjetlegers twee bruggenhoofden over die rivier te veroveren. Ten zuiden van Kiev werden de grote legers van generaal Ivan S. Koniev door één van die bruggenhoofden gesluisd. In de derde week van oktober werd de Duitse Heeresgruppe Süd tot verder terugtrekken gedwongen. Begin november waren de Duitsers verdreven uit Kiev. Vijf pantserdivisies, waaronder de 1e SS, moesten een dreigende afsnijding van de gehele legergroep tussen Kiev en de Zwarte Zee voorkomen.
De noodsituatie onderbrak de ontwikkeling van Josef Dietrichs I. SS-Panzerkorps. Verscheidene elementen van het in opbouw zijnde korps, waaronder twee compagnieën Tigertanks, werden echter wel als versterkingen meegestuurd. De LSSAH werd ondergebracht bij het XXXXVIII. Panzerkorps (Hermann Balck) van de 4. Armee, dat ten zuiden van de Oekraïense stad was gelegerd. Op 7 november was de verplaatsing van de divisie naar de Oekraïne volbracht. Vier dagen later beval Hitler Dietrich zijn oude positie als commandant van de Leibstandarte weer tijdelijk op zich te nemen.
De SS-generaal formeerde twee aanvalsgroepen, waarmee een offensief richting het noorden werd gelanceerd en de opmars van het eerste Oekraïense Sovjetfront van generaal Nikolai F. Vatutin een halt toegeroepen moest worden. Zoals zo vaak zette de Leibstandarte de toon voor de tegenaanval op de Russische pocket rond Kiev. Op 15 november werd druk gezet op de linkerflank van de speerpunt van Vatutin, voor wie de aanval als een verrassing kwam. Na twee dagen werd de spoorlijn tussen Kiev en Zhitomir bereikt. Balck besloot vervolgens om een sterke Rode Legermacht rond Brussilov te omcirkelen. Op de 19e was Zhitomir weer in Duitse handen en een dag later viel de LSSAH vanuit het westen aan. Ervaren LSSAH-mannen als SS-Untersturmführer Michael Wittmann toonden zich bijzonder vaardige tanksoldaten. Ze schreven dodelijke scores op hun naam. De 1e SS divisie wist de saillant echter niet binnen te dringen en op de 23e werd de operatie afgebroken. Door de weersomstandigheden, de terreingesteldheid en het Russische overwicht in de lucht en op de grond kon de Leibstandarte vervolgens pas in december weer het offensief hervatten.
Tussen 6 en 9 december sloegen de SS-pantsers weer toe. Nu werden de Sovjetposities bij Zhitomir wel overrompeld. De Leibstandarte wist tot achter de linies door te dringen. Een op handen zijnde offensief van het Rode Leger werd volledig verstoord. Het XXXXVIII. Panzerkorps omcirkelde en vernietigde vervolgens vier Russische divisies. Het leger van Vatutin was een slag toegebracht, maar had nog omvangrijke reserves tot zijn beschikking. Die overmacht maakte de offensieve onderneming uiteindelijk zinloos. Het XXXXVIII. Panzerkorps kreeg de opdracht in het defensief te gaan. De Russische legers vormden een nieuw front dat wederom een zorgwekkende wig dreef tussen Duitse troepen. Von Manstein reageerde door de 1. Panzerarmee en de 4. Panzerarmee in te zetten om het massale Sovjetoffensief te stoppen. Vatutin greep het initiatief in de zuidelijke sector echter terug en wist uiteindelijk het verloren terrein weer terug te winnen.
De dramatische situatie van Heeresgruppe Süd werd geïllustreerd door het feit dat de Leibstandarte werd beschouwd als een van de meest krachtige eenheden aan het front. De gevechtskracht van de divisie was echter na twee maanden zware strijd sterk afgenomen. Op 24 januari 1944 moest de LSSAH desondanks toch weer een voortrekkersrol vervullen. In een succesvolle operatie werd door het XXXXVI. Panzerkorps 700 tanks uitgeschakeld en 1300 soldaten gedood of gevangen genomen. Het succes was relatief, want de crisis in de sector duurde voort. In de avond van de 28e maakten twee Sovjetspeerpunten contact, waarmee twee Duitse legerkorpsen (56.000 man sterk) in een pocket ten westen van Cherkassy in de val kwamen.
Erich von Manstein wilde de ingesloten strijdkrachten direct ontzetten met behulp van twee pantserkorpsen, versterkt met de LSSAH. Maar Hitler belemmerde de operatie. Pas op 6 februari gaf hij toestemming voor de reddingsoperatie. Het betekende dat de gehavende SS-divisie vol aan de bak moest. De penetratie van het front begon in de verkeerde richting en aanvankelijk liepen de reddingspogingen vast. In de nacht van 16 op 17 februari begonnen de omsingelde Duitse eenheden aan hun weg door de Russische verdediging. Twee infanteriebataljons van de Leibstandarte deden een poging twee strategische heuveltoppen tussen de belegerde divisies en de reddingstroepen te veroveren. Voor de moedige actie werd een zware prijs betaald. Zo werd vrijwel de gehele 6e compagnie van het 2e panzergrenadierregiment uitgeschakeld door een Russische aanval op één van de heuvels. Vier overlevenden stonden tegen 60 Sovjetsoldaten en 3 T-34 tanks. Het groepje verloor al snel nog eens twee man. De overgebleven SS-Rottenführer (korporaal) en SS-Sturmmann (soldaat 1e klas) hielden stand totdat ze noodgedwongen hun dienstpistool moesten gebruiken. Een tegenaanval van een ander bataljon werd hun redding.
Uiteindelijk wisten 30.000 van de 56.000 ingesloten troepen te ontkomen. Na de slag om de saillant van Cherkassy werd de Leibstandarte teruggetrokken. De uitgeputte soldaten van Josef Dietrich waren na bijna vier maanden onafgebroken oorlogvoering toe aan rust en herstel. Toch werd de divisie nog geen rust gegund. Op 4 maart viel Georgy K. Zhukov de linkerflank van Von Manstein aan. De enkele maanden geleden nog zo machtige elitepantserdivisie van Hitler beschikte twee dagen later nog maar over vijf Panthertanks, één Tigertank en drie aanvalskanonnen. Zwaar in ondertal wist de LSSAH geen stabiel front meer te vormen in het door Zhukov geslagen gat. Strijdend op leven en dood werd de Leibstandarte ontzet door het 2. SS-Panzerkorps.
Normandië
Direct na deze ontsnapping aan de totale vernietiging werden de murw gebeukte overblijfselen van de divisie eind maart overgebracht naar België, waar zij inkwartierden in de kazerne waar zojuist de 12. SS Panzer-Division Hitlerjugend geformeerd was. Rond een kader van geharde veteranen moest de LSSAH volledig herbouwd worden. Hoewel het nog steeds kon beschikken over een substantiële kern van goed getrainde en ervaren mannen en de vervangers in grote getalen instroomden, was de divisie in mei 1944 verre van gevechtsklaar. Veel samengeraapte vervangende troepen waren matig getraind en er was een groot tekort aan zwaar materieel. De wederopbouw werd verder bemoeilijkt door veelvuldige geallieerde luchtaanvallen.
Het herstel van de 1. SS Panzer-Division was echter een dringende zaak, gezien de te verwachten geallieerde invasie en het gebrek aan volwaardige pantserdivisies in het westen. Op 6 juni 1944 was de LSSAH weer op volle oorlogssterkte voor wat betreft bemanning van de twee pantsergrenadierregimenten, het pantserregiment en ondersteunende eenheden, maar nog niet uitgerust als gevechtsklare pantserdivisie. Hitler was er bovendien van overtuigd dat de geallieerde landingen in Normandië slechts een afleidingsmanoeuvre waren voor een grotere invasie bij Calais. De Leibstandarte werd daarom achter de hand gehouden in België.
Het hoofdkwartier van Josef Dietrichs 1. SS-Panzerkorps Leibstandarte werd wel verplaatst naar Rouen. De schwere SS-Panzer-Abteilung 101, een bataljon Tigertanks van het SS-korps (met onderdelen van de LSSAH), was al gearriveerd in de omgeving van Caen en liet van zich horen in de buurt van Bayeux. Onder leiding van SS-Obersturmführer Michael Wittmann werd op 13 juni een spectaculaire aanvalsactie uitgevoerd tegen de Britse 7th Armoured Division. Binnen een halfuur werden 21 tanks vernietigd.
Op dezelfde dag stuurde Hitler zijn lijfwachteenheid naar het front. Die had echter grote problemen om het oorlogsgebied te bereiken. Intensieve geallieerde luchtaanvallen en een zwaar beschadigd Frans spoorwegnetwerk waren hiervan de oorzaak. Bovendien lanceerden de Britten in de morgen van 26 juni een grootscheeps offensief rond Caen (operatie Epsom). Twee dagen later konden de eerste LSSAH-compagnieën pantsergrenadiers in de strijd worden geworpen om een doorbraak te voorkomen. De SS-grenadiers streden met de Canadezen om een strategische heuvel langs de rivier Orne. De luchtaanvallen hadden echter de cohesie dusdanig verstoord dat het grootste gedeelte van de divisie pas op 9 juli posities kon innemen.
De Duitsers moesten eind juni man en macht inzetten om het front bij Caen te houden. Ook het 2. SS-Panzerkorps werd daarom aan Dietrich toegewezen. De tegenaanval werd op de 29e ingezet. Er werd door de SS weinig terrein teruggewonnen, maar Epsom was mislukt. Na enkele dagen was er sprake van een status quo rond Caen. Lucht- en marinebombardementen hielden de verdedigers echter onder zware druk. Begin juli vielen de geallieerde troepen de stad nog eens frontaal aan. De gehavende Hitlerjugend divisie van de SS hield lang stand, maar moest op de 9e terugzakken achter de Orne. De LSSAH nam de verantwoordelijkheid voor het front over en wist het te stabiliseren. Een beslissende geallieerde doorbraak in Normandië bleef uit. Halverwege juli werd een nieuwe geallieerde operatie rond Caen gestart: Operatie Goodwood. Het was een offensief om de Duitse pantsereenheden te verzwakken en ze vast te zetten rond Caen, om zo een Amerikaanse doorbraak vanuit het Cotentin schiereiland te laten slagen. Eigenlijk was de Leibstandarte op meerdere plekken tegelijk aan het front nodig.
De 1e divisie van de SS kon echter nog maar 46 pantservoertuigen inzetten. De verdediging werd door Dietrich daarom uiterst efficiënt ingericht. De Panthertanks en het 88 mm artilleriegeschut van de LSSAH deden hun werk. De Britse 11th Division verloor op de eerste dag van het offensief 125 tanks, maar schakelde ook een compleet LSSAH infanteriebataljon uit. De Leibstandarte en de Hitlerjugend behaalden een defensieve overwinning en wisten de linie wederom te houden. De tankverliezen van de Waffen-SS eenheden waren echter ook aanzienlijk en vervangend materieel bleef vaak uit. De LSSAH kende na ruim een maand strijd in Frankrijk 40% doden en gewonden, de 12. SS Hitlerjugend zelfs 60%.
In het westen van Normandië was de situatie inmiddels kritiek. Operatie Cobra, de massale Amerikaanse poging om aan de voet van het Cotentin schiereiland het front te doorbreken en zo de basis te leggen voor een uitbraak van het US Third Army van Major-General George Patton, bleek succesvol. Het strategisch belangrijke Avranches viel op 30 juli in Amerikaanse handen. Hitler gaf enkele dagen later het bevel voor een onrealistische tegenaanval om het front te herstellen en de Amerikaanse troepen in tweeën te snijden. De Leibstandarte werd bijna vanzelfsprekend onderdeel van de uitvoerende Kampfgruppe onder leiding van SS-Oberstgruppenführer Paul Hausser. De LSSAH had echter zwaar geleden en was niet in staat tot een krachtig offensief. De helft van de divisie werd bovendien gedwongen tot defensieve gevechten en kon niet eens ingezet worden. Twee zwakke Kampfgruppen werden geformeerd maar die waren niet op tijd.
De oprukkende troepen van Hausser werden al snel gestuit door het geallieerde luchtoverwicht en het gebrek aan stootkracht. Intussen stortten meerdere fronten in Normandië in. Het US XV Corps dat doorgebroken was bij Avranches rukte verder op in zuidoostelijke richting en bevrijdde op 8 augustus Le Mans. Vanaf de 10e bogen deze strijdkrachten af richting Alençon. De aandacht van het Duitse offensief moest derhalve dringend verplaatst worden naar die omgeving, want een grote omsingeling was op handen. Achtereenvolgens Alençon, Argentan en Falaise werden door de geallieerde legers veroverd. Op 18 augustus was de geallieerde tangbeweging voltooid en de beruchte pocket van Falaise ontstaan. De Panzergruppe Eberbach (inclusief de Leibstandarte), de 7. Armee en een deel van de 5. Panzerarmee waren ingesloten.
Er bestond in de omsingeling nog een klein gaatje tussen Chambois en Trun, dat voor een ontsnapping opengehouden moest worden door overgebleven elementen van beide SS-korpsen. De slag in en rond de pocket van Falaise werd een slachtpartij. De schatting is dat slechts 50% van de omsingelde strijdkrachten uiteindelijk heeft weten te ontkomen. Het restant van de LSSAH heeft zich op de 20e gevoegd bij de wanhopige en chaotische terugtocht.
Daarmee was voor de Duitsers tegelijkertijd de grote terugtocht van het westfront begonnen. Regelmatig vochten versplinterde contingenten, waaronder onderdelen van het pantserkorps Leibstandarte nog felle slagen uit, zoals op 23 augustus. Generalfeldmarschall Walter Model gaf toen opdracht voor een geconcentreerde tegenaanval aan beide kanten van het stadje Le Neubourg, uit te voeren door de overblijfselen van de LSSAH, Hitlerjugend en de 2. Panzer-Division, allen ondergeschikt aan de 116. Panzer-Division. De ‘divisies’ waren in werkelijkheid voornamelijk veredelde bataljons. De slag werd dan ook al snel verloren en ook deze eenheden werden verder oostwaarts gedreven.
Model was er begin september van overtuigd dat alleen de Duitse Westwall aan de westelijke Rijksgrenzen (de Siegfriedlinie) nog een mogelijkheid bood voor een hernieuwd stabiel front. Hitler was het hier mee eens, maar een stabiel front was voor de opperbevelhebber slechts van waarde als een basis voor toekomstige offensieven. Met dit idee in het achterhoofd trok de Führer op 4 september de restanten van de verschillende SS-divisies terug naar het Rijk voor een herstelperiode.
Ardennenoffensief
Pas in oktober 1944 wisten de Duitse legers een coherent front ten westen van de Rijn te bewerkstelligen. De planning van een offensieve operatie liet vervolgens niet lang op zich wachten. Voor de gelegenheid werd Josef Dietrich belast met de inrichting van een nieuw pantserleger dat moest gaan dienen als operationele reserve voor een toekomstige aanval in het westen. De 6. SS-Panzerarmee van de voormalige commandant van de Leibstandarte moest gaan bestaan uit opgefriste SS-pantserdivisies aangevuld met Wehrmacht en Luftwaffe eenheden.
Hitler had in het najaar van 1944 operatie Wacht am Rhein voorbereid. Het plan omvatte een grote aanval door de Belgische Ardennen met als doel de herovering van Antwerpen. Door op te rukken naar die havenstad zouden de geallieerde troepen ten noorden van de lijn Antwerpen-Brussel-Luxemburg afgesneden en vernietigd kunnen worden. De 6. SS-Panzerarmee van Dietrich zou de hoofdrol krijgen. Het moest vanuit de Eiffel door het Amerikaanse front breken, oprukken naar de Maas en daar een bruggenhoofd veilig stellen. De SS-generaal achtte de Duitse strijdkrachten niet in staat de operatie tot een succes te brengen. Wehrmacht-generaals als Gerd von Rundstedt, Walter Model en Hasso von Manteuffel waren het met hem eens en probeerden Hitler te overtuigen van een beperktere operatie in de buurt van Aken.
De 1. SS-Panzer-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler vormde met de 12. SS-Panzerdivision Hitlerjugend als 1. SS-Panzerkorps de belangrijkste aanvalsmacht van het 6. SS-Panzerarmee. Door het matige wegennet kon de Leibstandarte niet als geheel ingezet worden. De opmars werd ondernomen in vier Kampfgruppen. Het offensief was vooral het verhaal van de LSSAH Kampfgruppe Peiper, geleid door SS-Obersturmbannführer Joachim Peiper. De groep, bestaande uit 5000 man van het eerste bataljon van het 2. SS-Panzergrenadier-Regiment, SS-verkenningsbataljon, artillerie, luchtafweergeschut, pioniers, genietroepen en diensten, vormde de speerpunt van de 6. SS-Panzerarmee. De aanvalsroute van de verschillende Kampfgruppen was vooraf precies vastgesteld door Hitler. Bedreigingen van de flanken moesten worden genegeerd. Hoewel de 1e SS divisie was uitgerust met de meest moderne tanks, had Hitler echter verzuimd te zorgen voor adequate en regelmatige brandstoftoevoer. De pantsercolonne moest zich bovendien een weg banen door moeilijk begaanbaar terrein (beboste heuvelruggen, riviervalleien). De Battle of the Bulge in de sector van de Leibstandarte laat zich samenvatten als een strijd om brandstof en bruggen.
Ondanks de onenigheid startte het Ardennenoffensief op 16 december. Na een artilleriebarrage van drie kwartier rukten de aanvalsdivisies op. Onder de druk van de Duitse overmacht boog de Amerikaanse linie een eind, maar brak niet. Bovendien bleven enkele cruciale stadjes in geallieerde handen en maakten de weersomstandigheden de overvolle wegen slecht begaanbaar. Het offensief liep al snel achter op het nauwgezette tijdsschema. De Kampfgruppe Peiper kreeg bovendien te maken met oponthoud door falende Volksgrenadier divisies.
Bij het plaatsje Büllingen stal de eenheid een grote hoeveelheid geallieerde brandstof. Een dag later stuitte Peiper op een terugtrekkend Amerikaans artilleriebataljon. Een chaotische schermutseling volgde. Na een kort vuurgevecht gaf de eenheid zich over. De verslagen troepen werden overgelaten aan het volgende pantserdetachement. In een veld nabij Malmédy (in Baugnez) werden vervolgens minstens 86 Amerikaanse krijgsgevangenen gedood. Deze gebeurtenis zou later de boeken ingaan als het bloedbad bij Malmédy. De LSSAH was voorts betrokken bij een incident waarbij gevangenen en burgers in Stavelot vermoord werden.
Op 18 december was de Kampfgruppe haar verrassingseffect kwijt. La Gleize werd binnengetrokken, maar verdere vooruitgang werd bemoeilijkt door het tekort aan brandstof en de hinderlijke aanwezigheid van het Amerikaanse 119th Infantry Regiment. Peiper liet een kleine bezettingsmacht achter in Stavelot en trok met de rest van zijn eenheid naar de brug bij Trois-Ponts. Deze was echter opgeblazen. Ook de brug bij La Gleize was al vernietigd door Amerikaanse troepen. Het weer klaarde intussen op, waardoor de SS weer te maken kregen met geallieerde luchtaanvallen. De overige eenheden van de LSSAH hadden het tempo niet bijgehouden en de Amerikaanse 30th Infantry Division slaagde erin Stavelot in te nemen. De problemen werden zo nog groter omdat de Kampfgruppe afgesneden werd van de rest van de aanvalsmacht en onder zwaar artillerie- en pantservuur kwam te liggen. Pogingen van de Kampfgruppe om Stavelot te heroveren en pogingen van de rest van de Leibstandarte om de groep van Peiper te ontzetten mislukten.
De door een artilleriebombardement verwonde bevelhebber van de brandstofloze Kampfgruppe kreeg op 23 december toestemming om vanuit La Gleize uit te breken richting oosten. Hij wist 800 van zijn mannen te voet in veiligheid te brengen, maar moest de gewonden, een kleine achterhoede en het gros van het zware materieel achterlaten. De achterhoede van 50 man in La Gleize vocht door tot het bittere einde. Ook enkele geïsoleerde LSSAH-grenadiergroepen in de bossen rond het dorp werden vernietigd. De terugtrekking van de Kampfgruppe Peiper markeerde het einde van de vooraanstaande rol van de 6. Armee in het offensief.
De 5. Panzerarmee van Von Manteuffel had iets zuidelijker meer vooruitgang geboekt. Met tegenzin bracht Hitler de 12. SS Panzer-Division Hitlerjugend divisie en elementen van de Leibstandarte over naar dat leger. De LSSAH was inmiddels een pantserdivisie zonder tanks. Vlak voor de jaarwisseling werd de 6. SS-Panzerarmee in het defensief gedrukt. De twee pantsergrenadierregimenten van de LSSAH werden met enkele bij elkaar geschraapte tanks ingezet bij de Slag om Bastogne, waar zware verliezen geleden werden door het geweld van de bommenwerpers en de tanks van George Patton.
Ondergang
Op 8 januari werd operatie Wacht am Rhein afgeblazen. De 6. SS-Panzerarmee werd teruggetrokken. Josef Dietrich schatte dat hij in de relatief korte periode van het Ardennenoffensief 37.000 man en 350 tanks verloren had. Door zijn centrale rol leed de LSSAH meer dan de andere drie SS-divisies van de 6. Armee. Dietrich weet het falen van de aanval aan de inadequate voorbereiding, de tekorten aan brandstof en bevoorrading, matige training, zwaar winterweer en de kwaliteit van de Amerikaanse strijdkrachten die zich snel wisten te hergroeperen.
Tot grote onvrede van Heinz Guderian, die zijn oostfront in januari 1945 zag instorten, stuurde Hitler de 6. SS-Panzerarmee niet naar het front bij de Oder, maar naar het zuidwesten van Hongarije voor de herovering van Boedapest en de verdediging van de plaatselijke oliebronnen. Vanwege de hevige sneeuwval, nijpende brandstoftekorten en geallieerde dreiging vanuit de lucht was de verplaatsing van de divisies vanuit het westen naar Hongarije geen sinecure. Hoewel Dietrich 22.000 vervangende troepen en enig vervangend materieel ter beschikking kreeg, was dit onvoldoende en was er van een volwaardig herstelprogramma geen sprake.
Het 1. SS-Panzerkorps was het eerste onderdeel van de 6. SS-Panzerarmee dat weer ten strijde trok in het oosten. Het werd ondergebracht bij de vertrouwde legergroep Zuid. De twee SS-tankdivisies werden ingezet voor de eliminatie van een Sovjet-bruggenhoofd over de rivier de Hron. De aanval startte op 17 februari en op de 25e was het bruggenhoofd vernietigd. De overwinning kan worden beschouwd als de laatste waaraan de LSSAH deelnam. Hitler had vervolgens een grotere operatie in Hongarije in petto om Boedapest te heroveren, de oliebronnen te verdedigen en het de Sovjetlegers ten westen van de Donau uit te schakelen.
Op 6 maart 1945 ging het offensief van start. De 1e SS divisie bepaalde het tempo van het 1. SS-Panzerkorps en boekte in slechte weersomstandigheden een behoorlijke terreinwinst. Vanaf de 12e wist generaal Fedor I. Tolbukhin het front in het voordeel van het Rode Leger te herstellen. Door middel van een krachtige tegenaanval werd het SS-korps een halt toegeroepen. De 6. SS-Panzerarmee werd zelfs gedwongen tot een chaotische terugtocht via de oorspronkelijke aanvalsroute tussen het Balatonmeer en het Velenczemeer, omdat een omsingeling dreigde. Het leger slaagde er vervolgens niet meer in een stabiel front te vestigen.
Op 25 maart wist het 6e Sovjetleger een doorbaak richting Oostenrijk te forceren. Hitler was woedend over het falen en ver terugtrekken van Dietrichs leger in Frühlingserwachen. Hitler riep uit dat zijn lijfwachtdivisie en de rest van de 6. Armee onmiddellijk uitgezonden moesten worden en tot de laatste man moest vechten, waar dan ook. In al zijn woede beval de Führer dat de leden van de Leibstandarte hun Ärmelstreifen (Armband met daarop de naam "Adolf Hitler") niet meer waard waren en van hun uniform moesten verwijderen. De SS-generaal weigerde dit "ondankbare gebaar" over te brengen naar zijn mannen.
Een bevolen aanval om op 4 april een gat in het front van Heeresgruppe Süd te dichten werd niet opgevolgd. Na zware straatgevechten viel Wenen op 13 april. De gezamenlijke kracht van de 6. Armee was intussen minder dan een enkele pantserdivisie. Enige vorm van verzet op langere termijn was dan ook een illusie. De Leibstandarte was op 7 april gedecimeerd tot minder dan 1600 man en 16 tanks. De linie in Oostenrijk werd wonderlijk genoeg tot eind april gehouden, mede doordat het gewicht van het Russische offensief verschoven werd naar het noorden. In achterhoedegevechten vielen nog veel slachtoffers. Aan het einde van de maand veroverde de Amerikaanse 3rd Army Passau en de LSSAH dreigde door Amerikaanse en Rode legers ingesloten te worden.
Ondertussen voerden leden van de Leibstandarte hun oorspronkelijke taak uit: de bescherming van Adolf Hitler. De LSSAH bleef door de hele oorlog aanwezig in de Rijkskanselarij en het Führerhauptquartier. LSSAH-Wachbataillon 1 vocht dan ook vanaf 23 april mee in de slag om Berlijn in een Kampfgruppe van zijn voormalige commandant Wilhelm Mohnke. In tegenstelling tot dit onderdeel van de Leibstandarte eindigde de oorlog voor het merendeel van de divisie in een anticlimax. In de nacht van 6 op 7 mei marcheerde de eenheid naar Amerikaanse linies en gaf zich over nabij Steyr (Oostenrijk).
Ridderkruis ontvangers 1. SS-Panzer-Division:
Dahlke, Hermann (Waffen SS) (3 maart 1943) | Führer, 3. Kompanie, SS-Panzergrenadier-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division 'LSSAH' | |
Günther, Alfred (Waffen SS) (3 maart 1943) | Zugführer, 1. Kompanie, SS-Sturmgeschütz-Abteilung 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler" | |
Becker, Hans (SS-Panzergrenadier-Regiment 2) (28 maart 1943) | Chef, 2. Kompanie, I. Bataillon, SS-Panzergrenadier-Regiment 2 Leibstandarte-SS Adolf Hitler, 1. SS-Panzer-Division Leibstandarte Adolf Hitler, Waffen-SS | |
Hansen, Max (Waffen SS) (28 maart 1943) | Kommandeur, II. Bataillon, SS-Panzer-Grenadier-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte SS Adolf Hitler”, Heeresgruppe Süd | |
Ribbentrop, von, Rudolf (Waffen SS) (15 juli 1943) | Führer, 6. Kompanie, II. Abteilung, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte SS Adolf Hitler”, Waffen-SS | |
Karck, Georg 'Oschi' (Waffen SS) (3 augustus 1943) | Führer, 9. Kompanie, SS-Panzergrenadier-Regiment 2, 1. SS-Panzer-Division 'LSSAH' | |
Wiesemann, Emil Gottfried (Waffen SS) (20 december 1943) | Chef, 2. Batterie, SS-Sturmgeschütz-Abteilung 1 "Leibstandarte SS Adolf Hitler", 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Schönberger, Georg (SS-Panzer-Regiment 1) (20 december 1943) | Kommandeur, SS-Panzer-Regiment 1 "Leibstandarte SS Adolf Hitler", 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Woll, Balthasar "Bobby" (Waffen SS) (16 januari 1944) | Richtschütze, 13. schwere Kompanie, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte SS Adolf Hitler" | |
Wendorff, Helmut Max Ernst (Waffen SS) (12 februari 1944) | Zugführer, 13.(schwere) Kompanie, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Henke, Friedrich "Fritz" (Waffen SS) (12 februari 1944) | Zugführer, 3. Batterie, SS-Sturmgeschütz-Abteilung 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Kling, Heinrich 'Heinz' (Waffen SS) (23 februari 1944) | Chef, 13.(schwere) Schwadron, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte Adolf Hitler", I. SS-Panzer-Korps “Leibstandarte”, 1. Panzer-Armee, Heeresgruppe Süd | |
Lehmann, Rudolf "Rudi" (Waffen SS) (23 februari 1944) | Ia, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Nowotnik, Heinz (Waffen SS) (14 mei 1944) | Chef, 14.(MG) Kompanie, SS-Panzergrenadier-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte SS Adolf Hitler”, Heersgruppe D | |
Dauser, Hans (Waffen SS) (4 juni 1944) | Zugführer, 2. Kompanie, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division LSSAH, Heeresgruppe D | |
Knittel, Gustav (Waffen SS) (4 juni 1944) | Kdr, SS-Aufklärungs-Abteilung 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Pötschke, Werner (SS-Panzer-Regiment 1) (4 juni 1944) | Chef, 1. Kompanie, I. Abteilung, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Guhl, Paul (Waffen SS) (4 juni 1944) | Führer, III. Bataillon, SS-Panzergrenadier-Regiment 2, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte-SS Adolf Hitler”, Heeresgruppe D | |
Göstl, Erich (Waffen SS) (31 oktober 1944) | SS-Panzergrenadier; MG-Schütze, 6. Kompanie, SS-Panzer-Grenadier-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte SS Adolf Hitler”, 6. SS-Panzer-Armee, Oberkommando West | |
Armberger, Josef „Sepp" (Waffen SS) (31 oktober 1944) | Chef, 8. Kompanie, SS-Panzer-Regiment 1, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte SS Adolf Hitler" | |
Diefenthal, Josef "Jupp" (Waffen SS) (5 februari 1945) | Chef, III.(gepanzerte) Bataillon, SS-Panzergrenadier-Regiment 2 "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", 1. SS-Panzer-Division | |
Siebken, Bernhard (SS-Panzergrenadier-Regiment 2) (17 april 1945) | Kommandeur, SS-Panzergrenadier-Regiment 2 "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler", Waffen-SS | |
Pitsch, Walter (Waffen SS) (6 mei 1945) | Batterieführer, 4. Batterie, SS-Flak-Abteilung 1, 1. SS-Panzer-Division “Leibstandarte SS Adolf Hitler”, I. SS-Panzer-Korps |