Kort daarna besloot de Sovjet-legerleiding om de overgebleven Polen in Sovjet-gecontroleerde legereenheden te voegen. Dit plan zou uitgevoerd moeten worden door de Vereniging van Poolse Patriotten, communistische Polen die de kant van de Sovjet-Unie hadden gekozen. De 1e Poolse Infanteriedivisie “Tadeusz Kościuszko” was de eerste legerformatie die voortkwam uit dit plan en werd in mei 1943 gevormd. De Poolse kolonel (en tevens deserteur uit het Leger van Anders) Zygmunt Berling werd aangesteld als divisiecommandant. Binnen drie weken hadden zich 6.200 Polen aangemeld. Deze Poolse ‘vrijwilligers’ meldden zich vooral aan omdat de overlevingskans aan het front hoger was dan in de gevangenissen en de goelagkampen.
Op 10 augustus 1943 werd door de Sovjet-Unie toestemming verleend voor de uitbreiding van de 1e Poolse Infanteriedivisie “Tadeusz Kościuszko” naar korpsgrootte (het 1e Poolse Korps). Kolonel Zygmunt Berling werd op diezelfde dag op bevel van Stalin gepromoveerd tot generaal en kreeg de leiding over het gehele korps.
In het kader van de oprichting van het 1e Poolse Korps werd een Poolse officiersschool geopend en ook werden Poolse afdelingen (elk bestaand uit vijftig kadetten) gevestigd in de 3e Gepantserde Saratov School en de Ordzhonikidze Automobiel School. Het 1e Poolse Korps kreeg haar vuurdoop in 1943, tijdens de slag om Lenino. Deze slag mondde uit in een ramp en resulteerde bovendien in zware verliezen door het gebrek aan goede training, materiaal en competente legerleiding. In december dat jaar werd een derde infanteriedivisie toegevoegd aan het korps en ook werd de artillerie gereorganiseerd. In januari 1944 telde het 1e Poolse Korps 32.400 manschappen en in maart van dat jaar was dit aantal uitgegroeid tot 40.262. Op 13 maart 1944 gaf Stalin toestemming om het korps tot een volwaardig Leger uit te breiden. Vanaf 31 januari 1944 verzamelde een reserveregiment nieuwe Poolse ‘rekruten’ in Sum (Oekraďne). De basis van dit regiment werd vanaf maart 1944 gebruikt als centrum voor de oprichting van het toekomstige 1e Poolse Leger (1 Armia Wojska Polskiego).
Het 1e Poolse Korps werd op 29 juli 1944 volledig gereorganiseerd tot het nieuwgevormde 1e Poolse Leger. De Poolse generaal Zygmunt Berling (voorheen bevelhebber van het 1e Poolse Korps) werd aangesteld als bevelhebber van dit leger. Het 1e Poolse Leger werd gevormd uit Poolse vrijwilligers en Sovjets met een Poolse achtergrond. De Poolse vrijwilligers waren in eerste instantie naar de Sovjet-Unie gedeporteerd na de Sovjet-invasie van Polen in 1939.
Het Eerste Poolse Leger werd in juli 1944 aan het Oostfront ingezet als onderdeel van het 1e Wit-Russische Front.
Het werd echter al snel duidelijk dat deze plannen niet realistisch waren, mede door het feit dat er simpelweg niet genoeg Poolse officieren beschikbaar waren om de volgende redenen:
Hoewel het pro-Sovjet Poolse Comité van Nationale Bevrijding genoeg soldaten en onderofficieren aan het 2e Poolse Leger kon leveren, kreeg het Leger slechts de helft van de benodigde officieren, waarvan 33% onder de 25 jaar was en ongeveer 50% zonder formele training (alleen middelbare school). Het gevolg was dat deze lege plekken opgevuld werden met een aanzienlijk aantal Sovjet- officieren. Op 26 september 1944 kreeg de Sovjet generaal-majoor Stanislav Poplavsky (voorheen commandant van het Sovjet 45e Jagerkorps) het bevel over het 2e Poolse Leger. De situatie in de vorming van het 3e Poolse Leger was nog deprimerender en uiteindelijk werd besloten om dit Leger en daarmee het geplande Poolse Front te schrappen.
De rekruten van het 2e Poolse Leger kunnen in twee categorieën onderverdeeld worden. Aan de ene kant waren er de Polen die gerekruteerd waren vanuit bestaande paramilitaire organisaties, zoals de Armia Ludowa, Armia Krajowa en Bataliony Chlopskie. Aan de andere kant waren er de Poolse vrijwilligers afkomstig uit het Poolse oostelijke grensgebied, Litouwen en de Sovjet-Unie.
Het hoofdkwartier van het 2e Poolse Leger was eerst gevestigd in Lublin, daarna in Lubartów en uiteindelijk bij Radzyn Podlaski.
Het 2e Poolse Leger was in januari 1945 gevechtsklaar en bestond toen uit vier infanteriedivisies (5e, 6e, 7e en 8e) en een pantserdivisiekorps. Op 1 januari 1945 had het Leger 59% van de officieren, 66% van de onderofficieren en 98,5% van de soldaten beschikbaar.
Het 2e Poolse Leger werd op 21 februari 1945 naar Piła, Krzyż Wielkopolski en Czarnków verplaatst op bevel van het Sovjet opperbevel om een mogelijke Duitse tegenaanval vanuit de regio Poznań het hoofd te bieden. De successen van het Sovjet Pommerenoffensief elimineerde dit gevaar. In de eerste helft van maart 1945 werd het 2e Poolse Leger ingezet als versterking van het 1e Wit-Russische Front en werd het verplaatst naar het gebied Gorzów Wielkopolski - Barlinek - Pełczyce - Chłopowo - Klasztorne – Słonów. Op 19 maart 1945 werd het Leger op bevel van het Sovjet- opperbevel verplaatst naar het 1e Oekraďense Front. Op 21 maart 1945 werd begonnen met de hergroepering van het 2e Poolse Leger ten noorden van Wrocław, in de regio van Brzeg Dolny – Oleśnica – Trzebnica. De Sovjet-maarschalk Ivan Konev besloot om het 2e Poolse Leger in te zetten om het Duitse leger de weg richting Wrocław te versperren en ook was het de bedoeling dat het zou meevechten in de strijd om de stad. De voorbereiding voor het offensief op Berlijn stak hier een stokje voor en er werd besloten dat het 2e Poolse Leger aan dit offensief zou deel nemen en richting de Neisse en Bautzen moest oprukken.
Het 2e Poolse Leger nam in de nacht van 10 op 11 april 1945 haar posities in nabij de Lausitzer Neiße.
Het volgende schema geeft een overzicht van de sterkte van het 2e Poolse Leger op 15 april 1945:
Infanteriedivisies: | |
Manschappen: | 39.186 |
Mortieren: | 488 |
AT-geschut: | 180 |
Veldgeschut: | 188 |
Houwitsers: | 60 |
Gemechaniseerd geschut: | 48 |
Onafhankelijke artillerie-eenheden | |
Manschappen: | 11.115 |
AT-geschut: | 90 |
Veldgeschut: | 216 |
Houwitsers: | 96 |
Gemechaniseerde Eenheden | |
Manschappen: | 12.657 |
Mortieren: | 94 |
Veldgeschut: | 40 |
Gemechaniseerd geschut: | 87 |
Tanks: | 277 |
Totaal | |
Manschappen: | 62.958 |
Mortieren: | 618 |
AT-geschut: | 270 |
Veldgeschut: | 444 |
Houwitsers: | 156 |
Gemechaniseerd geschut: | 135 |
Tanks: | 277 |
Toen het offensief op 16 april 1945 gelanceerd werd, kreeg het 2e Poolse Leger het bevel om richting Dresden en Bautzen op te rukken. Tussen 16 en 17 april 1945 wist het 2e Poolse Leger samen met het Sovjet 52eLeger de eerste Duitse verdedigingslinie te doorbreken en 13 kilometer op te rukken. Het 2e Poolse Leger was in deze dagen betrokken bij zware gevechten om de rivieren Weißer Schöps en Schwarzer Schöps, en ook moest het zware strijd leveren om de dorpen Horka, Niesky, Diehsa en Neusorg te veroveren. De laatste Duitse verdedigingslinie achter de rivier Schwarzer Schöps werd op 19 april 1945 veroverd.
Ondanks de behaalde terreinwinst, had het 2e Poolse Leger ook te kampen met tegenslagen. De 10e Infanteriedivisie was vastgelopen op de westoever van de Neiße en de 7e Infanteriedivisie ondervond de grootse moeite om de Duitse weerstand in de sector Rietschen-Steinbach te doorbreken. Daarnaast was er een gat van 20kilometer ontstaan tussen de Poolse 5e Infanteriedivisie en het Sovjet 52e Leger, door gebrek aan communicatie. Het Duitse leger maakte gebruik van deze situatie door in deze sector de 20. Panzerdivision in te zetten. Op 19 april 1945 werd de Duitse tegenaanval afgeslagen door de 8e Infanteriedivisie en de 1e Pantserkorps, maar ze moesten hiervoor een hoge prijs betalen. De volgende dag gaf maarschalk Ivan Konev de opdracht aan het 2e Poolse Leger om alsnog op te rukken richting Dresden en Bautzen.
Op 20 april trok de 10e Infanteriedivisie, na een dagenlange vertraging, eindelijk de Neiße over. Het Sovjet 7e Mechanische Korps veroverde delen van Bautzen en nam Weißenberg in en verlichtte zodoende de frontlinie ten zuiden van Niesky. Die dag werd het 2e Poolse Leger echter verder gefragmenteerd door gebrek aan communicatie tussen de subeenheden. Terwijl de 5e Infanteriedivisie, de 9e Infanteriedivisie en het 1e Pantserkorps een aanval uitvoerden op de Königswartha-Bautzen verdedigingslinie in de avond van 20 april 1945, was de 10e Infanteriedivisie nog niet eens 10 kilometer ten westen van de Neiße opgerukt. Het resultaat was een gat van 40 kilometer in de frontlinie.
Het 2e Poolse Leger kreeg in deze periode nog een tegenslag te verduren, namelijk het gebrek aan eigen en Sovjet- versterkingen, waardoor het Leger kwetsbaar werd voor Duitse tegenaanvallen. Generaal Świerczewski wist dit, maar besloot om Dresden als prioriteit te behouden, in plaats van zijn zuidelijke flank te ondersteunen. Zijn beslissing was geheel tegen het bevel van maarschalk Konev in.
In de nacht van 22 op 23 april 1945 hergroepeerde het Duitse leger zich in de sector tegenover het 2e Poolse Leger en ondernam in de ochtend van 23 april 1945 een tegenaanval langs de Spree, in de richting van Spremburg. Als resultaat brak de Duitse aanvalsgroep (bestaand uit twee divisies en ongeveer 100 tanks) door de frontlinie en drong tot 20 kilometer noordwaarts in bevrijd gebied door. Maarschalk Konev had het volgende te zeggen over deze Duitse doorbraak:
“ Door een sterke tegenaanval te organiseren, hoopten de Duitsers hiermee een crisissituatie te creëren op onze linkerflank en zodoende het verloop van het offensief tegen Berlijn te beďnvloeden. De Duitsers slaagden hier niet in. Er ontstond geen crisissituatie.”
Door de Duitse tegenaanval kon het Duitse leger 33 kilometer richting Spremburg oprukken en zo het 2e Poolse Leger via de achterhoede ontglippen. Uiteindelijk werd de Duitse aanvalsgroep in de avond van 24 april 1945 gestopt.
Tijdens de Slag om Bautzen werd de 9e Infanteriedivisie vrijwel weggevaagd. Het volgende schema geeft een overzicht van de verliezen van het 2e Poolse Leger in de slag om Bautzen:
Gesneuveld: | 4.902 |
Vermist: | 2.798 |
Gewond: | 10.532 |
Totaal: | 18.232 |
Het 2e Poolse Leger verloor in relatief korte tijd ongeveer 22% van het totale gevechtspersoneel, naast 20% van haar artillerie en 60% van haar pantservoertuigen en tanks (ongeveer 250 stuks). Volgens de Poolse historicus Zbigniew Wawer was dit de meest bloedige slag waar het Poolse Leger sinds de Slag om Bzura (in 1939) bij betrokken was geweest. De Duitse verliezen worden ook hoog geschat, namelijk (volgens Poolse bronnen) op 6,500 soldaten en 350 burgers. Hoeveel Sovjet- soldaten en officieren in de slag zijn gesneuveld of gewond geraakt is niet bekend.
Het volgende schema geeft een overzicht van de sterkte van het 2e Poolse Leger op 5 mei 1945:
Infanteriedivisies: | |
Manschappen: | 35.467 |
Mortieren: | 356 |
AT-geschut: | 80 |
Veldgeschut: | 166 |
Houwitsers: | 50 |
Gemechaniseerd geschut: | 23 |
Gemechaniseerde Eenheden | |
Manschappen: | 9.467 |
Mortieren: | 86 |
Veldgeschut: | ? |
Gemechaniseerd geschut: | 40 |
Tanks: | 110 |
Totaal | |
Manschappen: | 44.934 |
Mortieren: | 442 |
AT-geschut: | 80 |
Veldgeschut: | 166+ |
Houwitsers: | 50 |
Gemechaniseerd geschut: | 158 |
Tanks: | 110 |
Het Poolse offensief werd op 6 mei gelanceerd, zonder dat er een artilleriebarrage aan vooraf ging. De eerste aanvalsgolf bestond uit de 5e, 7e, 8e en 9e Infanteriedivisie, ondersteund door artillerie en tanks. De tweede aanvalsgolf bestond enkel uit de 10e Infanteriedivisie. De 5e en 9e Infanteriedivisie vormden het hart van de aanval en waren op de rechtervleugel geplaatst. De 5e Infanteriedivisie en de 1e Pantserkorps kregen de taak om op te rukken richting Bischofswerda. Aan het einde van de dag had de 9e Infanteriedivisie Röderhäuser en Burkau bereikt. De 5e Infanteriedivisie Taschendorf en Spittwitz.
Op 7 mei begon het Duitse leger met de complete terugtrekking van haar achterhoede. Op 8 mei kwam het tot een schermutseling met een Duitse troepenconcentratie in de bossen ten zuiden van Ulbersdorf. De 2e Pantserbrigade bereikte de gefortificeerde regio van Polenze en de 5e Infanteriedivisie het grensgebied van Hohenstein - Krumhermsdorf. De 8e Infanteriedivisie stak die dag de grens met Tsjechoslowakije over en Dresden werd volledig ingenomen door het Sovjet 5e Gardeleger, het 3e Gardeleger, het 3e Tankleger en elementen van het 2e Poolse Leger.
Op 9 mei rukte het 2e Poolse Leger op naar Krásná Lípa, Žandov en Mělník. De eerste aanvalsgroep bestond uit de 5e,7e en 8e Infanteriedivisie en de tweede aanvalsgroep uit de 9e en 10e Infanteriedivisie. Die dag hergroepeerde het 1e Pantserkorps met de linkervleugel van het 2e Poolse Leger. Op 10 mei vervolgde het 2e Poolse Leger haar weg en op 11 mei bereikte het Leger de volgende plaatsjes: Rychnov (5e Infanteriedivisie), Liběchov (7e Infanteriedivisie), Úštěk (8e Infanteriedivisie), Chlum (9e Infanteriedivisie), Tuhan (10e Infanteriedivisie). Poolse verkenningseenheden bereikten die dag Krešić en de noordwestelijke buitenwijken van Praag.
Het offensief was voor de Polen een succes. Het 2e Poolse Leger rukte in de periode 7 - 10 mei 1945 maar liefst 100kilometer op en bereikte uiteindelijk de regio Mělníka. Het volgende schema geeft een overzicht van de Poolse verliezen tijdens dit offensief:
Gesneuveld: | 300 |
Gewond: | 587 |
Totaal: | 887 |
2e Poolse Leger | |
Commandant: | Luitenant-generaal Karol Swierczewski |
Staf-chef: | Brigadegeneraal Józef Sankowski |
- 5e Infanteriedivisie | Kolonel Piotr Wiesieński |
- 6e Infanteriedivisie | Kolonel Genadij Szejpak |
- 7e Infanteriedivisie | Kolonel Mikołaj Prus-Więckowski |
- 8e Infanteriedivisie | Kolonel Józef Grażewicz |
- 9e Infanteriedivisie | Kolonel Witold Popko |
- 10e Infanteriedivisie | Kolonel Aleksander Struc |
- 2e Artilleriedivisie | Brigadegeneraal Benedykt Niestorowicz |
- 3e Luchtafweerdivisie | ? |
- 5e Leger Artilleriebrigade | ? |
- 9e Anti-tankbrigade | Kolonel F.N.Skugarewski |
- 14e Anti-tankbrigade | ? |
- 1e Tankkorps | Brigadegeneraal Józef Kimbar |
- 16e Tankbrigade | Luitenant-kolonel Ławizin |
- 4e Sappeurbrigade | Kolonel Aleksander Swadkowski |