Joseph Stalin is ongetwijfeld één van de meest besproken staatslieden van de 20e eeuw. Zijn opvolger Chroesjtsjov zei na het overlijden van Stalin: 'Net als Peter de Grote bevocht hij barbaarsheid met barbaarsheid.' Maar Stalin was niet alleen barbaars tegen de Duitse indringers. Hij terroriseerde ook zijn eigen bevolking om zijn eigen machtspositie te vergroten. Zo liet hij in de dertiger jaren miljoenen mensen verhongeren, vermoorden en deporteren naar werkkampen in Siberië.
Dit voorgaande neemt niet weg dat Stalin door zijn vastberadenheid en meedogenloosheid in staat was om nazi-Duitsland te verslaan. Hij groeide uit tot een vaderfiguur voor de Sovjetbevolking. In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog waren het westen en de Sovjet-Unie op elkaar aangewezen, maar toen de uitkomst van de oorlog zich onvermijdelijk in het voordeel van de geallieerden ontwikkelde, groeide het wantrouwen tussen de twee. Een wantrouwen dat uiteindelijk grote invloed zou hebben op het naoorlogse Europa.
Joseph Vissarionovich Dzhugashvili werd geboren op 21 december 1879 (althans, dat is zijn officiële verjaardag, want er bestaat onzekerheid over de werkelijke geboortedag van Stalin) in het Georgische stadje Gori in de Kaukasus. Hij was de enige van vier kinderen die de bittere armoede van die tijd overleefde. Zijn vader Vissarion Dzhugashvili was een onsuccesvol schoenmaker en ging daarom werken in een fabriek. Hij was echter een onverbeterlijke alcoholist en Joseph Dzhugashvili werd als kind dan ook vaak geslagen. Zijn vader stierf in 1890 onverwachts aan de verwondingen van een vechtpartij in een kroeg. Stalins moeder Yekaterina was echter zeer zorgzaam. Ze was huismoeder en verpleegde haar zoon toen die leed aan de waterpokken en aan bloedvergiftiging. Door die bloedvergiftiging was Dzhugashvili voor zijn leven kreupel aan zijn linkerarm. Yekaterina was een zeer gelovige vrouw en zij wilde dan ook dat Joseph priester werd. Daarom werd Joseph in 1888 naar de orthodoxe priesterschool in Gori gestuurd.
Dzhugashvili bleek een goede student te zijn en studeerde in 1894 af met hoge eindcijfers. Hierna verhuisde hij naar Tbilisi waar hij ging studeren aan het Theologisch Seminarium. Maar Dzhugashvili verafschuwde het radicale traditionele godsdienstonderwijs en hij maakte voor het eerst kennis met de marxistische leer. In zijn vierde schooljaar werd hij lid van de marxistische beweging Mesame Dasi, die bovendien een Georgische nationalistische groepering was. Dzhugashvili kwam openlijk uit voor zijn marxistische opvattingen wat tot gevolg had dat hij in mei 1899 van het seminarium werd gestuurd. Dzhugashvili ging aan het werk als godsdienstleraar en klerk maar nam ontslag in mei 1901 omdat hij bang was om gearresteerd te worden wegens zijn marxistische opvattingen. Ondanks het feit dat hij een afkeer had van het godsdienstig onderwijs vormde het hem wel. Dat zien we later terug in zijn stoïcijnse, kille en strenge houding.
Dzhugashvili sloot zich in 1901 aan bij de Georgische Sociaal-Democratische Partij en was voortdurend bezig met werkzaamheden voor deze partij in Tbilisi en daarna in Batumi. Zijn taak bestond voornamelijk uit het organiseren van stakingen en demonstraties. Dzhugashvili schreef ook artikelen voor plaatselijke kranten onder een verscheidenheid aan pseudoniemen, waarvan de meest succesvolle onder de naam Koba (genoemd naar een Georgische volksheld) en na 1913 voor het eerst onder de naam Stalin (de man van staal). In 1901 verscheen zijn eerste artikel in de Georgische krant Brdzola (de worsteling), gepubliceerd in Bakoe. Mede door het schrijven van deze tegendraadse artikelen werd Stalin, zoals Dzhugashvili vanaf toen werd genoemd, voor het eerst door de ordedienst van de tsaar gearresteerd in Batumi op 18 april 1902 en verbannen naar Siberië in 1903. Hij wist echter te ontsnappen en verscheen weer in Georgië in 1904.
Dzhugashvili begon interesse te krijgen voor sociale problemen en de organisatie van de partij. Daarom sloot hij zich aan bij een kleine groep Georgische socialisten die aanhangers waren van de opvattingen van Lenin. Deze opvattingen stonden bekend als het bolsjewisme en het was in wezen een gedisciplineerde centraal geregelde socialistische partij. Stalin hielp mee met het verspreiden van de bolsjewistische opvattingen door middel van de locale pers. Hij had vooralsnog geen belangrijke positie binnen de partij, maar hij was wel aanwezig bij de officiële oprichting van de Georgische Bolsjewistische Organisatie in 1904 en het derde nationale congres van de Georgische Sociaal-Democratische Partij.
In juni 1904 trouwde Stalin met Yekaterina Svanidze, een eenvoudige boerin. Ze baarde een zoon genaamd Jakov van Stalin. Maar Yekaterina stierf op 10 april 1907, een gedesillusioneerde Stalin met een zoon achterlatend.
De revolutie van 1905 bespoedigde Stalins carrière en het lukte hem tot de hoogste geledingen van de nationalistische beweging door te dringen. In 1905 werkte hij als organisator voor de partij en was redacteur van een Kaukasische arbeiderskrant. Voor het eerst waren zijn artikelen duidelijk herkenbaar als bolsjewistisch. Tevens was Stalin betrokken bij het organiseren van overvallen op treinen en transporten van de regering, die de partij het geld opleverden dat ze hard nodig hadden. In 1907 verplaatste Stalin zijn hoofdkwartier naar Bakoe, waar hij de arbeiders van de olieraffinaderijen overtuigde van de bolsjewistische opvattingen. De volgende vier jaren was Stalin zeer politiek actief, afgewisseld met korte gevangenisstraffen en zelfs een ballingschap naar het noorden van Rusland. Maar zijn belangrijkste wapenfeit was dat hij als afgevaardigde van de Kaukasus het eerste partijcongres van de bolsjewieken bijwoonde in het Finse Tammerfors in december 1905. Daar ontmoette Stalin voor het eerst Lenin.
In december 1911 werd Stalin opnieuw verbannen, nu naar Vologda. In januari van het jaar 1912 besloten Lenin en zijn volgelingen zich af te splitsen van de mensjewieken in de partij. Er vond een ontmoeting plaats in Praag waar een Centraal Comité gekozen werd. Stalin werd niet gekozen in het Centraal Comité, maar Lenin gaf de afwezige Stalin toch een belangrijke functie als één van de leiders van de ondergrondse beweging in Rusland. In maart 1912 ontsnapte Stalin opnieuw uit zijn ballingschap en verscheen in Sint-Petersburg waar hij meehielp met het opzetten van de Pravda, de nieuwe krant van de bolsjewieken, die voor het eerst verscheen op 5 mei 1912. Stalin woonde samen met Lenin een aantal partijbijeenkomsten bij in het buitenland. In Oostenrijk zette Stalin samen met Nikolaj Boecharin het standpunt van de bolsjewieken met betrekking tot de etnische minderheden in Rusland op papier. Het boekwerk kreeg de naam 'Marxisme en het nationale probleem'. Op 7 maart 1913 werd Stalin echter opnieuw gearresteerd en gedeporteerd naar Siberië.
Stalin was dus doorgedrongen tot de hoogste geledingen van de bolsjewistische vleugel van de partij. Niet omdat Stalin uitblonk door zijn intellectuele vermogen, maar omdat Lenin een competente, betrouwbare en bovenal fanatieke organisator nodig had. Stalin bleef vooralsnog onbekend buiten Lenins vleugel van de partij en Stalin speelde geen belangrijke rol in Georgië. In tegenstelling tot de andere voornaamste politieke leiders van de bolsjewieken had Stalin niet voor lange tijd in het buitenland gewoond. Stalin was namelijk gehard in zijn ballingschap in Siberië van 1913 tot 1917.
Tsaar Nicolaas II was inmiddels betrokken bij de Eerste Wereldoorlog en vocht met zijn legers een uitzichtloze strijd met de Centralen (Duitse Keizerrijk, Oostenrijk-Hongarije). Het Russische volk wilde geen oorlog en er heerste bovendien een grote hongersnood. Het moreel van de Russische troepen was laag en nederlaag na nederlaag werd geïncasseerd, met als gevolg dat Rusland veel van zijn territorium kwijtraakte. Door de grote onrust deed de tsaar op 15 maart 1917 afstand van de troon en er ontstond in Rusland een grote sociale en politieke chaos. Er kwam een tijdelijk bestuur aangevoerd door een generaal van het Russische leger.
In deze situatie ontpopte Stalin zich als groot organisator om in ieder geval de bolsjewieken een stevige ondergrond te garanderen. Lenin en zijn latere aartsrivaal Trotski zorgden voor de grote lijnen van de partij en Stalin regelde alles tot in detail. Na zijn terugkomst uit ballingschap in Sint-Petersburg op 25 maart 1917 ging Stalin daarom aan de slag als redacteur van de Pravda, dat toen geleid werd door Lev Kamenev. Op het congres van de bolsjewistische partij op 11 april 1917 pleitte Stalin vanwege onzekerheid over de afloop van de te verwachten revolutie voor samenwerking met de tijdelijke regering. Tevens werd Stalin voor het eerst gekozen in het negenkoppige Centraal Comité van de Communistische Partij, met de op twee na meest aantal stemmen.
Maar Stalin werd na de terugkeer van Lenin in Rusland toch overtuigd van het omverwerpen van het tijdelijke regime, terugtrekking uit de Grote Oorlog (WO I) en het belangrijkste, het doorzetten van de revolutie. Stalin speelde een bescheiden rol in de revolutie maar was wel weer verantwoordelijk voor de organisatie op de achtergrond. Hij ging door met werkzaamheden voor de Pravda en hij verzorgde Lenins vlucht naar het buitenland na de algemene opstand in juli. Bovendien was Stalin voorzitter van het zesde partijcongres vanwege de afwezigheid van de prominente leiders. Stalin zette zich in voor het leiderschap van Lenin in de debatten op het congres. Maar Stalin had weinig te doen met de machtsovername zelf. Die grote rol was weggelegd voor Trotski die hoofd was van het Militair Comité van de Opperste Sovjet van Sint-Petersburg.
Burgeroorlog
In het nieuwe Sovjetregime (gevestigd op 7 november 1917) kreeg Stalin een vrij onbelangrijke taak. Hij werd Volkscommissaris (minister) voor Nationaliteiten en hield zich dus bezig met problemen omtrent de vele etnische minderheden in de Sovjet-Unie. Deze post bekleedde hij vijf jaar. Zijn werk bestond uit het opstellen van wetten en hij werkte tevens mee met het opstellen van de grondwet van de Sovjetunie. Net zoals de andere hooggeplaatste figuren in de begindagen van de Sovjet-Unie bekleedde Stalin vanaf het uitbreken van de burgeroorlog in juni 1918 meerdere posities binnen het staatsbestel zoals inspecteur van het Rode Leger en politiek commissaris van verschillende fronten. Hij onderscheidde zich door de succesvolle verdediging van Tsaritsyn (1918, het latere Stalingrad/Volgograd) tegen het Witte Leger.
Na de succesvolle strijd tegen het Witte Leger in Rusland zelf rukte het Rode Leger op in de richting van Polen. Stalin was daarbij ook betrokken als politiek commissaris. Het Rode Leger werd echter verslagen en Stalin kwam in conflict met legeraanvoerder Trotski, die Stalin vanaf toen als zijn aartsrivaal ging beschouwen.
Op 24 maart 1919 trouwde Stalin voor de tweede keer, nu met Nadezhda Alliluyeva, de 16-jarige dochter van een oude Georgische vriend van Stalin, Sergei Alliluyev. Ze kreeg twee kinderen: Vasily (1919) en Svetlana (1925).
Stalins werkelijke invloed in de Sovjet-Unie steeg in de beginjaren van het regime, omdat hij één van de weinige leden van het Centraal Comité was die zich niet openlijk verzette tegen Lenins werkwijze. Daardoor kreeg hij het volle vertrouwen van Lenin. Samen met Lenin, Kamenev, Trotski en Krestinsky vormde hij in maart 1919 het bestuur van de partij, beter bekend als het Politburo. Terwijl de andere prominenten zich bezighielden met politiek hield Stalin zich voornamelijk bezig met het regelen van partijzaken en hij klom langzaam op tot in de hoogste rangen van de partijorganisatie. Zo kwam hij in 1919 aan het hoofd van het Orgbureau dat te vergelijken is met een moderne binnenlandse inlichtingendienst. Stalin kreeg de bevoegdheid om andere partijleden te ontslaan en hij maakte hier dan ook gretig gebruik van om zijn politieke tegenstanders uit te schakelen en te vervangen door handlangers. In 1922 kwam Stalin aan het hoofd van de partijadministratie zelf, in een nieuwe post, namelijk als secretaris-generaal. Dit had tot gevolg dat Stalin een machtig man geworden was in de Sovjet-Unie. Nog vóór Lenins dood had Stalin met Zinovhev en Kamenev een driemanschap (Troika) gevormd, dat in de eerste plaats verhinderen wilde dat dwarsligger Trotski aan de macht zou komen. In Lenins politieke testament stond dat Trotski de nieuwe leider van de Sovjet-Unie moest worden en dat de andere partijleden moesten proberen om zich van Stalin te ontdoen. Stalin wist echter de hand te leggen op Lenins politieke testament en zorgde dat dit document niet gepubliceerd werd, mede doordat Trotski niet geliefd was bij zijn partijgenoten.
Na het overlijden van Lenin in 1924 werd Stalin in feite de machtigste man in de Sovjet-Unie. In de strijd om de oriëntatie van de communistische beweging in de jaren twintig nam Stalin resoluut stelling tegen Trotski die het socialisme nog steeds wilde invoeren over de hele wereld. In plaats daarvan verkondigde Stalin in 1925 het socialisme in één land. Hierdoor raakten ook Zinovhev en Kamenev van Stalin vervreemd; na hun nederlaag op het door Stalin gemanipuleerde veertiende partijcongres verenigden zij zich met de inmiddels al van alle macht beroofde Trotski in de zogenaamde "verenigde linkse oppositie", die Stalin echter met hulp van de rechterpartijvleugel onder leiding van Bukharin binnen twee jaar tot zwijgen wist te brengen.
Bij de viering van de tiende verjaardag van het Sovjetbewind in 1927 trad Stalin reeds als de algemeen erkende partijleider op. Zijn beslissing de Sovjet-Unie in versneld tempo te industrialiseren en de landbouw te collectiviseren, twee doelstellingen waarvoor juist zijn verslagen linkse tegenstanders jarenlang hadden gepleit, vervreemdde hem in 1928 van de rechtervleugel, die de gematigde koers wilde voortzetten. Stap voor stap werden vervolgens de rechtse politici, die geen openlijke oppositie aandurfden, uitgeschakeld, totdat zij gedwongen in een vernederende zelfkritiek bekenden dat zij ongelijk hadden.
Collectivisering
Toen Stalin de volledige macht in de Sovjet-Unie eenmaal naar zich toegetrokken had, voerde hij vrijwel onmiddellijk een herstructurering van de landbouw en de industrie in. Tot 1929 toen Stalins eerste Vijfjarenplan in werking trad, beschikte de Sovjet-Unie over een gemengde economische politiek (NEP= Nieuwe Economische Politiek, in 1921 door Lenin ingevoerd om de economie uit het slop te helpen na de burgeroorlog), met een markt waarin boeren, kleine ondernemers en handelaren volgens de traditionele kapitalistische regels hun gang konden gaan.
Stalin was er echter van overtuigd dat de Sovjet-Unie een grote achterstand had op het westen en hij stelde alles in het werk om de kloof zo snel mogelijk te dichten door de landbouw en de industrie te moderniseren. Koelakken (rijke boeren en grootgrondbezitters) werden gedwongen hun land af te staan aan grote collectieve boerderijen die eigendom van de staat waren. De collectieve boerderijen vorderden de oogsten en van hetgene wat overbleef moesten de boeren proberen te overleven. De bevolking verzette zich hevig tegen Stalins beleid, waardoor een golf van politieterreur zich verspreidde over de Sovjet-Unie. Tussen 1932 en 1934 kwamen naar verluid miljoenen mensen om het leven vanwege verzet tegen Stalins plannen. Executies waren aan de orde van de dag, maar de meeste slachtoffers kwamen om van de honger. Bovendien waren er in de Oekraïne nationalistische sentimenten aanwezig onder de bevolking, die Stalin keihard onderdrukte door middel van de systematische politieterreur. Stalin liet het Sovjetvolk onderdrukken door middel van de veiligheidsdienst, de OGPU, in 1934 gereorganiseerd en omgedoopt tot NKVD. De NKVD stond onder leiding van Yagoda, een trouwe volgeling van Stalin, die de bevelen van de secretaris-generaal uitvoerde.
Deze maatregelen maakten deel uit van Stalins eerste Vijfjarenplan dat de bevolking leveringseisen oplegde die simpelweg onhaalbaar waren. Op deze manier kwamen veel boeren zonder werk te zitten, waardoor er in de Sovjet-Unie massale verhuizingen van het platteland naar de steden plaatsvonden. Deze volksverhuizingen vonden ook vaak onder dwang van de NKVD plaats.
In de steden werd ook de collectivisering van de industrie ingevoerd. De fabrieken werden gedwongen vrijwel onhaalbare productiecijfers te halen. In Moskou waren 5.000.000 ambtenaren alleen al bezig met het vaststellen van de aantallen en het controleren van de fabrieken. Er stonden strenge straffen op het niet behalen van de vereiste productieaantallen. Arbeiders werden gedwongen overuren te draaien en bij verzet werden deze mensen in veel gevallen gedeporteerd naar de Goelags in Siberie, waar zij dwangarbeid moesten verrichten en meestal van honger en uitputting stierven. Door de extreme werkdruk waren de geproduceerde goederen meestal van slechte kwaliteit. Dit verklaart ook waarom tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog grote aantallen tanks van het Rode Leger het begaven. Dit neemt niet weg dat de gigantische productieaantallen de Sovjet-Unie in staat stelden om de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog te verslaan. Zoals Hitler in de tweede helft van de jaren dertig in Duitsland de Autobahnen liet aanleggen en de kolossale nazi-gebouwen optrok, had Stalin zijn eigen architectonische prestigeprojecten. Stalin startte begin jaren dertig met de verwezenlijking van een gigantisch metronetwerk onder de eeuwenoude stad Moskou. Verder werden er duizenden kilometers extra spoorlijnen en kanalen aangelegd om de infrastructuur van de groeiende Sovjetstaat te verbeteren.
De politieterreur werd stelselmatig opgevoerd en de officieel opgedrongen persoonsverheerlijking van Stalin was begonnen. Ondanks deze omstandigheden had Stalin problemen in zijn privéleven. Zijn tweede vrouw pleegde zelfmoord en liet Stalin een brief na, waarin zij hem verwijten maakte over de terreurgolf die de Sovjet-Unie overspoelde.
Naaste getrouwen van Stalin beweerden later dat dit voor Stalin de aanleiding was om zijn terreur verder uit te breiden.
Toen het er in 1934 op leek dat een meerderheid in het Politburo Stalins persoonlijke bewind enigermate aan banden wilde leggen, begon Stalin de zogenaamde 'Grote Terreur' (1934-1938), waarvan de door de politie in scène gezette moord op zijn voornaamste tegenstander Kirov, het startsein vormde. Met regelmaat werden hooggeplaatste politieke tegenstanders in het openbaar vervolgd in vernederende schijnprocessen, zoals Kamenev en Zinovhev. De oude revolutionaire kliek werd vrijwel volledig weggezuiverd. Naast politieke tegenstanders werden talrijke loyale partij- en staatsfunctionarissen, kunstenaars, wetenschappers en burgers, die men van spionage, verraad en "trotskisme" betichtte, omgebracht of in strafkampen opgesloten. Stalin voelde zich voortdurend bedreigd. Overal zag hij reactionaire ophitsers en saboteurs. Als er ergens iets misliep, dan kon hij simpelweg niet geloven dat het een ongeluk was; er moest sabotage in het spel zijn. Stalin liet zelfs een groot deel van zijn schoonfamilie wegzuiveren, omdat hij ze als vijanden van de staat beschouwde.
Ook het Rode Leger ontsnapte niet aan Stalins zuiveringen. Stalin had een grote afkeer van beroepsofficieren. Met behulp van de NKVD onder leiding van Lavrenty P. Beria, die ook wel Stalins gehaktmolen werd genoemd, liet Stalin het merendeel van de militaire top liquideren, waaronder 3 van de 5 door Stalin zelf benoemde maarschalken, 13 van de 15 legercommandanten, 110 van de 195 divisiecommandanten en honderdduizenden lagere officieren. De meest vooraanstaande militair die werd vermoord was maarschalk Tukhachevsky, die verantwoordelijk was geweest voor de modernisering van het Rode Leger in het begin van de jaren dertig. Tukhachevsky had een krijgsleer ontwikkeld die in een later stadium van de Tweede Wereldoorlog zeer succesvol zou blijken. Tukhachevsky werd er van verdacht een aanhanger te zijn van Trotski, die inmiddels allang verbannen was. Andere bronnen spreken van een "Duits complot", aangevoerd door Tukhachevsky. Stalin verving de militaire top door veteranen van het 1e Cavalerieleger uit de burgeroorlog, die oude vrienden van hem waren, zoals Kliment E. Voroshilov, Semyon M. Budjonny en Semyon K. Timoshenko. De zuiveringen hadden een vernietigend effect op de organisatie, gevechtskracht en moreel van het Rode Leger.
Stalin trok dus steeds meer macht naar zich toe. Daar gebruikte hij onder andere het propaganda-apparaat voor. De persoonsverheerlijking van Stalin was goed te zien in de nieuwe namen van steden (Stalingrad, Stalinogorsk) naar hem en het aantal schilderijen, beelden en andere afbeeldingen, waarin hij meestal als een opperwezen of kindervriend werd afgebeeld. Stalin liet ook veel foto's vervalsen. Hij haalde personen uit foto's als deze weggezuiverd waren of liet zichzelf toevoegen als hij ergens geweest wilde zijn. Ook werden er films gemaakt met een heldenrol voor hem, zoals bijvoorbeeld over de bestorming van het paleis van de tsaar in Leningrad tijdens de revolutie, waar Stalin zelf destijds niet eens bij aanwezig was. Ook in schoolboeken werd de bevolking van de Sovjet-Unie voorgehouden dat door toedoen van Stalin de revolutie geslaagd was. Stalins verjaardagen werden bovendien uitbundig gevierd met massale militaire parades op het Rode Plein in Moskou.
Stalin trad tijdens zijn bewind zelden naar buiten. Hij had altijd een kleine kring mensen om zich. Stalin was het grootste deel van zijn tijd bezig met papierwerk, sliep weinig en leefde voor het grootste deel 's nachts in de ondergrondse vertrekken onder het Kremlin. In tegenstelling tot Hitler was Stalin geen groot redenaar en vertoonde zich zelden buiten het Kremlin. Doordat Stalin zelden in het openbaar verscheen leefde de Sovjetbevolking in de veronderstelling dat Stalin niets wist en niets te doen had met de zuiveringen.
De westerse mogendheden waren vanaf het begin van het ontstaan van de Sovjet-Unie sceptisch geweest over de socialistische dictatuur. Met het aan de macht komen van Hitler in 1933 werd het anti-bolsjewistische klimaat ook in Duitsland verder aangewakkerd. De onderlinge spanningen tussen Duitsland en de Sovjet-Unie namen toe. Stalin stond daarom voor een moeilijke keus, een verdrag sluiten met het westen of met Duitsland. Stalin vreesde bovendien dat het westen en de nazi's samen de wapens zouden opnemen tegen de Sovjet-Unie. Door de moeizame onderhandelingen met de westerse mogendheden koos Stalin voor Duitsland en in 1939 werd een niet-aanvalsverdrag overeengekomen, het beruchte Molotov-Ribbentrop Pact.
In geheime clausules werd een verdeling van Oost-Europa overeengekomen, waardoor de Sovjet-invloedssfeer zich in westelijke richting uitbreidde. Het Rode Leger marcheerde op 17 september 1939 oostelijk Polen binnen en in december volgde de voor de Sovjet-Unie dramatisch verlopen Winteroorlog tegen Finland. Duitsland behaalde in 1940 ongekende successen, waarin vrijwel geheel West-Europa met uitzondering van Groot-Brittannië onder de voet werd gelopen. Hitler besloot dat de tijd rijp was om in 1941 de Sovjet-Unie aan te vallen, ondanks het niet-aanvalsverdrag.
Stalin doorzag ondanks een veelvoud aan waarschuwingen Hitlers werkelijke bedoelingen niet toen op 22 juni 1941 de Duitsers de Sovjet-Unie binnenvielen. Hij weigerde zijn troepen aanvankelijk te laten terugvechten en gaf ze opdracht niet op Duitse provocaties te laten reageren. Spoedig werd het hem echter duidelijk wat de werkelijke Duitse bedoelingen waren en Stalin gaf opdracht voor een algehele mobilsatie.
Door de zuiveringen en de bevelstructuur leed het Rode Leger echter nederlaag op nederlaag. Miljoenen Sovjetsoldaten vonden de dood of werden krijgsgevangen gemaakt.
Stalin was diep geschokt door de Duitse overwinningen. Stalin was de enige oorlogsleider die zijn bevelhebbers liet executeren, omdat zij gefaald hadden hun militaire doelstellingen te bereiken. Dit lot onderging onder andere generaal Dmitry G. Pavlov, de bevelhebber van de Sovjettroepen in Wit-Rusland.
Stalin riep de bevolking op de tactiek van de verschroeide aarde toe te passen, partizanenacties uit te voeren en de industrie naar het oosten te evacueren. Hij spoorde de bevolking bovendien aan om een "grote vaderlandse oorlog" te voeren, waarbij hij met geen woord sprak over het communistische ideaal. In navolging van zijn in 1936 aangenomen wet voor godsdienstvrijheid strikte Stalin de kerk, met de bedoeling om de vaderlandsliefde van het volk verder aan te wakkeren.
In juli 1941 viel Stalins oudste zoon Jakov, die diende bij het 14e Artillerieregiment, in handen van de Duitsers bij Vitebsk. Stalin had juist bepaald dat iedere militair die levend in Duitse handen viel een landverrader was. De nazi's probeerden Jakov tegen zijn vader op te stoken, maar ook Stalins zoon bleek een man van staal. Begin 1943 stelden de Duitsers via het Rode Kruis voor om Jakov uit te wisselen tegen Friedrich Paulus, de Duitse veldmaarschalk van het Zesde Leger, die bij Stalingrad in de handen van de Sovjets was gevallen. Stalin weigerde en zei dat een veldmaarschalk niet geruild kon worden voor een luitenant, waarna Jakov zich in het schrikdraad van concentratiekamp Sachsenhausen wierp.
Stalin werd door de aanvankelijke catastrofale nederlagen gedwongen om toenadering te zoeken bij de westelijke geallieerden. Een maand na de Duitse invasie verzocht hij Churchill een Tweede Front te openen op het Europese vasteland.
Stalin veranderde vrijwel direct na de Duitse invasie de bevelstructuur van het Rode Leger en bracht een adviesorgaan in het leven, het vijfkoppige Staatsverdedigingscomité. Tevens benoemde hij zichzelf tot Volkscommissaris van Defensie en opperbevelhebber van de strijdkrachten, terwijl hij zich net voor de Duitse invasie ook al had laten benoemen tot premier. Stalin leidde het Rode Leger vanuit zijn ondergrondse bunker onder het Kremlin en stond in directe verbinding met de legercommandanten, die hij vanuit Moskou van instructies voorzag. Hij leidde in feite dus letterlijk het front. In de beginjaren van de oorlog negeerde Stalin de adviezen van zijn generaals, met desastreuze gevolgen. Maar in tegenstelling tot Adolf Hitler leerde Stalin van zijn misrekeningen en liet na de overwinning in Stalingrad de militaire planning voor het grootste deel over aan zijn militaire bevelhebbers. Stalin kreeg in 1943 de titel Maarschalk van de Sovjetunie en in 1945 zelfs de merkwaardige titel Generalissimo.
Tijdens de slag om Moskou in de winter van 1941 en de Sovjetoverwinningen in Stalingrad en Koersk in 1943, keerde het tij echter en ging het Rode Leger over tot het offensief in de richting van Duitsland.
Bij de twee grote internationale conferenties, eerst in Teheran in 1943 en daarna in Jalta in 1945 had Stalin maar één doel: de veiligheid van de Sovjet-Unie vergroten door het in westelijke richting uitbreiden van zijn invloedssfeer. Tevens verlangde hij een onvoorwaardelijke Duitse overgave. Stalin was een keihard onderhandelaar en wist veel van zijn doelstellingen te bereiken. Stalin lag echter vaak overhoop met Churchill waardoor het onderlinge wantrouwen tussen oost en west groeide.
De geallieerde landingen in Normandië haalden de Duitse druk af van het oostfront en Stalin liet het Rode Leger de opmars naar Berlijn inzetten, omdat hij die stad eerder wilde veroveren dan de geallieerden.
De Duitsers werden verpletterd en in het voorjaar van 1945 volgde de Slag om Berlijn waarin Stalin zijn voornaamste militaire bevelhebbers, de maarschalken Ivan S. Konev en Georgy K. Zhukov tegen elkaar uitspeelde. De wedloop naar Berlijn ging om wie de Sovjetvlag als eerste op de Rijksdag mocht planten. Er sneuvelden onnodig veel Sovjetsoldaten door Stalins prestigedrang. De wedloop ging gelijk op maar Stalin besliste op het laatste moment dat Georgy K. Zhukov het karwei af mocht maken.
Stalin had voor de tijd na de oorlog niets anders voor ogen dan dat de Sovjet-Unie sterker en veiliger zou zijn. Zolang de oorlog duurde, tot aan de nederlaag van Japan, aanvaardde hij de samenwerking met de westelijke geallieerden. Tijdens de conferentie van Potsdam bestond er nog steeds de schijn van vriendschap, daarna niet meer. De Koude Oorlog bepaalde vanaf toen Stalins visie.
Stalin breidde zijn invloedssfeer uit door in vrijwel geheel Oost-Europa communistische regimes te vestigen, feitelijk onder supervisie van Moskou. Deze machtsstructuur zou stand blijven houden tot begin jaren negentig van de vorige eeuw, toen de communistische staten in Oost-Europa inclusief de Sovjet-Unie zelf ophielden te bestaan.
De spanningen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten stegen, zeker nadat de Sovjet-Unie een atoomwapen wist te ontwikkelen. Dat was één van de oorzaken waarom Stalin zijn oorlogseconomie voor een deel in stand hield; bovendien kostten de bezettingslegers in Oost-Europa veel geld. Stalin wilde Berlijn voor zichzelf houden en liet daarom de aanvoerlijnen over land van West-Duitsland naar Berlijn afsluiten om de stad uit te hongeren. De Verenigde Staten reageerden hierop door een luchtbrug naar West-Berlijn te openen, waardoor de bewoners in hun levensbehoeften konden worden voorzien.
In 1950 kwam het dan indirect tot een aanvaring met de Verenigde Staten in de Koraanse oorlog. Stalin wilde zijn invloedssfeer verder uitbreiden en voorzag de Noord-Koreanen van wapens en militaire adviseurs. Tijdens de onderhandelingen met de westerse mogendheden probeerde Stalin de 'verwestering' van West-Duitsland tegen te gaan en spoorde verrassend genoeg aan op een hereniging van Duitsland dat dan onder communistisch bestuur verder zou moeten gaan in ruil voor een vredesverdrag met de Verenigde Staten. De Verenigde Staten gingen echter niet akkoord.
In eigen land ging Stalin na de oorlog verder met zijn zuiveringen, maar wel op beperktere schaal dan in de jaren dertig. Invloedrijke militairen uit de oorlog, zoals bijvoorbeeld maarschalk Georgy K. Zhukov, werden overgeplaatst naar verafgelegen garnizoenen of zelfs van hun functie ontheven. Hele volkeren werden naar het oosten gedeporteerd, zoals bijvoorbeeld de Tataren, Kalmukken en Tsjetsjenen, omdat ze volgens Stalin massaal gecollaboreerd hadden met de Duitsers. Duitse krijgsgevangenen werden eveneens ingezet als dwangarbeiders in Siberië. Vreemd genoeg werden teruggekeerde voormalige Sovjetkrijgsgevangenen ook naar Siberië gedeporteerd. Stalin beschuldigde hen van verraad omdat ze niet tot de dood gevochten hadden en beschouwde hen als spionnen omdat ze een aanzienlijke tijd in het 'westen' hadden doorgebracht. Er vochten tijdens de Tweede Wereldoorlog bovendien veel Russen, Oekraïners en andere volkeren mee aan de kant van de Duitsers. Voor deze mensen kende Stalin helemaal geen genade. Velen werden standrechtelijk geëxecuteerd en de overgeblevenen allemaal gedeporteerd naar Siberië. Vlak voor zijn dood had Stalin een plan klaar voor een nieuwe 'Grote Zuivering', onder veel invloedrijke militairen en andere loyale personen rondom hem. Ook wantrouwde Stalin de Sovjetjoden, met name na de oprichting van de staat Israël. Stalin koesterde het aloude vooroordeel van de Jood als kapitalistische schurk. Stalins dood kwam voor deze mensen dus net op tijd.
In 1953 kreeg Stalin een hersenbloeding en kon hij zijn dagelijkse werkzaamheden niet meer uitvoeren. Hij werd verzorgd in zijn buitenverblijf. De artsen om hem heen hadden veel angst om iets verkeerd te doen, want Stalin was nog steeds in staat om bevelen te geven die konden leiden tot hun dood. Stalin stierf uiteindelijk op 5 maart 1953 aan een nieuwe beroerte. Dit was in ieder geval de officiële berichtgeving in de Sovjet-Unie. Er zijn bronnen die twijfelen aan Stalins werkelijke doodsoorzaak, tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds geruchten dat Stalin werd vergiftigd.
In ieder geval werd om 16.00 uur op 6 maart 1953 op de Sovjetradio bekend gemaakt dat Stalin overleden was. Het Sovjetvolk was in diepe rouw. Dat is niet gek na 26 jaar van persoonsverheerlijking. Veel Sovjetburgers wisten zich geen raad met de situatie, ze konden nauwelijks geloven dat hun leider overleden was en er was dan ook algemene bezorgdheid hoe het land nu verder moest. Chroesjtsjov volgde Stalin op als secretaris-generaal van de Communistische Partij.
Na een massale ceremonie werd het gebalsemde lichaam van Stalin bijgezet in het mausoleum op het Rode Plein in Moskou naast dat van Lenin. Nadat eigenlijk pas enigzins duidelijk werd wat Stalin allemaal had aangericht werd zijn stoffelijk overschot in 1961 uit het mausoleum op het Rode Plein in Moskou verwijderd, vervolgens gecremeerd en uiteindelijk bijgezet in de Kremlinmuur.
Destalinisatie
In 1956 gaf Chroesjtsjov een geheime toespraak op het partijcongres van de Communistische Partij, waarin hij aankondigde dat de persoonsverheerlijking van Stalin moest ophouden, tevens ontsloeg hij Stalins trouwste medewerkers, zoals Vyacheslav M. Molotov. Als gevolg van de 'destalinisatie' werden standbeelden en schilderijen van Stalin van prominente plaatsen verwijderd. Tevens veranderde de berichtgeving over Stalin in de Sovjetpers en in de satellietlanden. Dissidenten en Duitse krijgsgevangenen werden vrijgelaten. Chroesjtsjov zorgde ervoor dat de invloed van de NKVD op de samenleving afnam en de inwoners van de Sovjet-Unie meer vrijheden kregen. De Sovjet-Unie bleef echter een totalitaire staat. Deze maatregelen hadden wel tot gevolg dat er in Hongarije en Polen opstanden uitbraken, die echter hardhandig door het Rode Leger de kop in werden gedrukt.
Openlijke berichtgeving over Stalins terreur werd pas echt mogelijk toen Gorbatsjov in de jaren tachtig aan het bewind kwam in de Sovjet-Unie. Toen werd het het volk pas werkelijk duidelijk wat er zich onder Stalins schrikbewind had afgespeeld. Overigens wordt Stalin door sommige Russen en Georgiërs nog altijd op handen gedragen.