Vasily Ivanovich Chuikov (Nederlands: Vasili Ivanovitsj Tsjoejkov) werd op 12 februari 1900 geboren in het dorpje Serebryanye Prudy in de buurt van Moskou. Chuikov kwam uit een groot boerengezin: hij was de achtste van twaalf kinderen en de vijfde van acht zoons. Alle jongens zouden het leger in gaan. Op zijn 12e ging Chuikov van school af en vertrok hij naar Petrograd (het huidige Sint-Petersburg), waar hij werkte als metaalarbeider, piccolo en winkelbediende.
In 1917 ging Chuikov in dienst als scheepsjongen op een mijnenlegger in Kronshtadt. Al kort daarna verliet hij de marine en trad hij, geïnspireerd door de visie van de bolsjewieken, in dienst bij het Rode Leger. In oktober 1918, tijdens de Burgeroorlog, vocht hij in Oekraïne en later bij de stad Tsaritsyn (het latere Stalingrad). Hier vocht hij tegen troepen van het Witte Leger onder luitenant-generaal Denikin. Chuikov zou daar 24 jaar later weer vechten, maar dan als generaal, in de wreedste en bloederigste veldslag van de Tweede Wereldoorlog. In 1919 werd Chuikov lid van de Communistische Partij en werd hij regimentscommandant. Op 19-jarige leeftijd het bevel voeren over een regiment was uniek, maar Chuikov voerde zijn taken zeer goed uit. De legercommandant, de beroemde generaal Tukhachevsky, rapporteerde zelfs dat Chuikovs regiment het beste van de divisie was. Al in dit vroege stadium van zijn militaire carrière had Chuikov leiderschapskwaliteiten ontwikkeld die ook weer zichtbaar zouden worden tijdens de slag om Stalingrad. Zo was Chuikov altijd open tegen zijn soldaten, legde hij hen de strategische militaire situatie uit en waardeerde hij hun opinies. Ook liet hij zijn mannen trainen in bajonetaanvallen en nachtelijke gevechten, kwaliteiten die Chuikovs leger ook in Stalingrad gebruikte tegen de Duitsers.
Chuikov raakte in de Burgeroorlog vier keer gewond. Eén wond, opgelopen in Polen in 1920, liet een stuk kogel achter in zijn linker bovenarm dat niet operatief kon worden verwijderd. Hij kon tijdelijk zijn linkerhand niet gebruiken vanwege plaatselijke verlamming, maar zijn fysieke kracht en wilskracht sloegen hem erdoorheen en na een tijd kon hij zijn arm weer gebruiken. Hij studeerde in 1925 af aan de befaamde Militaire Frunze-Academie en diende begin jaren dertig in de staf van generaal Vasily K. Blyukhers Speciale Verre Oostelijke Leger. In 1935 ging hij naar de Stalin-Academie voor Mechanisatie en Motorisatie in Moskou. Na zijn afstuderen werd hij in december 1936 de commandant van een gemechaniseerde brigade. Chuikov werd op 27 februari 1938 bevorderd tot kombrig (de laagste opperofficiersrang).
De bevorderingen volgden elkaar snel op: op 23 juli 1938 volgde die tot komdiv en op 9 februari 1939 die tot komkor. In september 1939 kreeg Chuikov het commando over het 4e Leger, waarmee hij betrokken was bij de invasie van Polen. Tijdens de Winteroorlog tegen Finland van 1939-1940 was hij de commandant van het 9e Leger, waarna hij op 4 juni 1940 werd bevorderd tot luitenant-generaal. Van december 1940 tot maart 1942 diende hij als militair attaché en persoonlijk adviseur van Chiang Kai-shek in China.
In maart 1942 was Chuikov weer terug in de Sovjet-Unie. Hij werd de commandant van het 1e Reserveleger bij Tula. Begin juli 1942 kreeg hij te horen dat hij met zijn onvolledige leger - nu hernoemd tot 64e Leger - naar Stalingrad moest komen om de verdediging van deze stad tegen de dreigende Duitse aanval te organiseren. Chuikov moest de Duitsers ten westen van de Don tegenhouden. Volledig verspreid en zonder een aantal essentiële eenheden kwamen Chuikovs divisies bij de Don aan. Doordat het gerucht de ronde deed dat zij omsingeld zouden worden door de Duitsers, ontstond een vlucht over de pontonbrug over de Don richting het oosten. In augustus kreeg luitenant-generaal Mikhail S. Shumilov het bevel over het 64e Leger; Chuikov werd zijn plaatsvervanger. Begin september begon de pessimistische commandant van het 62e Leger, luitenant-generaal Anton I. Lopatin, met het terugtrekken van zijn eenheden uit Stalingrad. Door kolonel-generaal Andrei I. Yeryomenko, de opperbevelhebber van het Stalingradfront, werd hij hierop ontslagen. Lopatin werd op 11 september opgevolgd door Chuikov.
De Duitsers slaagden erin het 62e Leger in Stalingrad te omsingelen, waardoor Chuikov volledig afhankelijk werd van de aanvoer over de Volga. Hoewel het omsingelde gebied steeds kleiner werd, verbood Joseph V. Stalin het terugtrekken over de Volga. Chuikov antwoordde hierop: "We zullen de stad behouden of hier sterven". Tegen zijn soldaten zei Chuikov: "Er is geen land aan de andere kant van de Volga."
De Duitsers zetten alles op alles om de stad te veroveren. Ze slaagden er echter maar in om 90% van de stad te veroveren. In oktober begon Stavka met het maken van een plan om de astroepen in Stalingrad te omsingelen. Chuikovs 62e Leger moest als lokaas dienen om de Duitsers in de stad bezig te houden. Hij zou precies genoeg voorraden en versterkingen krijgen, terwijl een gigantische strijdmacht ver buiten de stad werd opgebouwd. Op 19 november begon de aanval met de codenaam operatie Uranus. Na een paar dagen waren de Duitsers omsingeld. De Sovjets rukten na de geslaagde omsingelingsactie massaal op richting Stalingrad zelf. In januari vond operatie Ring plaats, die het einde van de slag inluidde. Op 31 januari gaf Generalfeldmarschall Friedrich Paulus, de opperbevelhebber van het Duitse 6. Armee, zich over, en op 2 februari de laatste weerstand biedende troepen. De slag was eindelijk voorbij. Chuikovs prestaties in Stalingrad werden enigszins overschaduwd door de lof die Georgy K. Zhukov ten deel viel. Chuikov werd genomineerd voor de titel 'Held van de Sovjet-Unie', maar moest het uiteindelijk stellen met de Orde van Suvorov 1e Klasse.
De Sovjetpropaganda typeerde Chuikov later als het ideale product van de Oktoberrevolutie. Hij was van simpele afkomst, hij had een grote, wilde haarbos, hij had gevoel voor humor en was temperamentvol. Hij was een vastbesloten en agressieve generaal. Hij stond erom bekend een strenge commandant te zijn en er is een incident bekend waarbij hij een ondergeschikte sloeg. Chuikovs groffe gedrag was niet altijd gerechtvaardigd, maar de algemene opinie was dat Chuikov zich niet misdroeg als hij zag dat een soldaat werkelijk zijn best had gedaan zijn opdracht te vervullen. Hij eiste maximale inzet van zijn soldaten. Hij was altijd aan het front te vinden, wat het moreel van de troepen goed deed. Chuikov zag de waarde in van het voeren van gesprekken met zijn manschappen; hij was van mening dat zij meer wisten van de psychologie, het karakter en de morele sterkte van de vijandelijke troepen dan hun commandanten in de achterhoede. Ook stimuleerde Chuikov zelfstandigheid en het nemen van initiatieven. Deze hoge mate van vrijheid van handelen maakte het 62e Leger flexibel en inventief, aspecten waarmee de geroutineerde Duitse troepen moeilijk om konden gaan.
In april 1943 werd Chuikovs 62e Leger wegens haar verdiensten tot de gardestatus verheven en hernoemd tot 8e Gardeleger. Zelf promoveerde Chuikov op 27 oktober 1943 tot kolonel-generaal. Na een rustperiode kon Chuikovs leger voor het eerst deelnemen aan offensieven. Via Zuid-Oekraïne en Wit-Rusland trok het 8e Gardeleger naar de Poolse grens. Voor zijn successen kreeg Chuikov in 1944 de titel 'Held van de Sovjet-Unie', de hoogste Sovjetonderscheiding, en nogmaals in 1945. Aan de Poolse grens werd het 8e Gardeleger toegevoegd aan maarschalk Georgy K. Zhukov's 1e Wit-Russische Front, dat in buitengewoon korte tijd door Polen heen trok en de Oder bereikte. Tijdens deze opmars bleek de vesting Posen (Poznań) een indrukwekkend obstakel. Hoewel de stad al op 22 januari werd bereikt, slaagde Chuikovs leger er pas op 23 februari in om de stad te veroveren. Het 8e Gardeleger belegerde vervolgens de vestingstad Küstrin (Kostrzyn) aan de Oder, die op 12 maart werd ingenomen.
In de gevechten aan de Oder en de slag om Berlijn zou Chuikovs 8e Gardeleger opnieuw een belangrijke rol spelen als Zhukovs speerpunt. Het belangrijkste obstakel tussen de Oderbruggenhoofden en Berlijn waren de Seelower Hoogten, een serie steile heuvels waar de Duitsers 900 stukken geschut hadden geplaatst. Door het Duitse vuur en de geringe bewegingsvrijheid voor de heuvels leden de Sovjettroepen zware verliezen, maar op 19 april waren het 8e Gardeleger en Zhukovs twee tanklegers voorbij de heuvels. Niet lang hierna werden de buitenwijken van Berlijn bereikt. Vanuit het zuidoosten rukte Chuikovs 8e Gardeleger, samen met verscheidene andere Sovjetlegers uit andere richtingen, langzaam maar zeker op richting het stadscentrum. Het ultieme doel, de Reichstag, kwam op 29 april in zicht, maar het was uiteindelijk een andere leger, het 3e Stoottroepenleger, dat vanuit het noordwesten het Reichstaggebouw als eerste bereikte en in de nacht van 30 april op 1 mei het rode vaandel hees op het dak. Wel waren het drie soldaten van het 8e Gardeleger die door Yevgeny Khaldei werden gevraagd om te poseren voor zijn wereldberoemde foto van de Sovjetvlag op de Reichstag. Een dag later, op 2 mei, had Chuikov de eer de overgave van Berlijn in zijn hoofdkwartier te mogen aanvaarden.
Op 12 november 1948 werd Chuikov bevorderd tot legergeneraal. Van 1949 tot en met 1953 was Chuikov de opperbevelhebber van het Sovjetbezettingsleger in Duitsland. Van 1953 tot en met 1960 was hij de commandant van het Militaire District Kiev en op 11 maart 1955 volgde zijn promotie tot de hoogste militaire rang van de Sovjet-Unie: maarschalk van de Sovjet-Unie. Daarna bezette hij verscheidene militaire posten in Moskou. Hij werd in 1961, na sinds 1952 kandidaat-lid te zijn geweest, lid van het Centrale Comité van de Communistische Partij. Van 1960 tot 1964 was hij de opperbevelhebber van de grondstrijdkrachten van het Rode Leger. In die hoedanigheid speelde hij in 1962 een belangrijke rol bij operatie Anadyr, de geheime levering van kernwapens aan Cuba, wat in oktober 1962 leidde tot de Cubacrisis. Chuikov was ook een belangrijke raadgever bij het ontwerpen van het gedenkteken van de slag om Stalingrad, het standbeeld 'Het Moederland Roept’, op de Mamayev Kurgan in Volgograd, het voormalige Stalingrad. Vasily Ivanovich Chuikov stierf op 18 maart 1982 in Moskou na een ziektebed van negen maanden, veroorzaakt door zijn oude oorlogswond uit 1920 die tot sepsis had geleid. Hij werd als enige Sovjetmaarschalk begraven buiten Moskou, en wel op de Mamayev Kurgan in Volgograd.