De aanslag op Hitler en de hierop volgende staatsgreep van 20 juli 1944 behoren tot de bekendste gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. De geschiedenis van de Duitse Widerstand is ondertussen vrij bekend en de betrokken individuen hebben hun erkenning gekregen. De bekendste van hen is de Zwabische aristocraat Claus Schenk Graf von Stauffenberg. Hij was pas laat bij het verzet gekomen, maar wist met zijn wilskracht de samenzweerders opnieuw te inspireren en stimuleren. Het was Von Stauffenberg die de initiatieven nam, het was Von Stauffenberg die de concrete plannen voor de staatsgreep maakte, het was Von Stauffenberg die de aanslag pleegde en het was Von Stauffenberg die de de leiding over de staatsgreep had.
Gezien de enorme gevolgen die de aanslag en de staatsgreep zouden hebben, was het uiterst opmerkelijk hoeveel er van één man afhing. Von Stauffenberg moest eigenlijk tegelijk in Rastenburg zijn om de aanslag te plegen en in Berlijn om de staatsgreep te leiden. Nog opmerkelijker was dat Von Stauffenberg gehandicapt was door de zware verwondingen die hij in 1943 in Noord-Afrika opgelopen had. Maar Von Stauffenberg was essentieel, omdat hij een uitzonderlijke persoonlijkheid had. Niemand maakte zich illusies: de kans op succes was gering, maar het moest worden geprobeerd. Von Stauffenberg zei zelf: "Ik zou de vrouwen en kinderen van de gevallen soldaten nooit meer recht in de ogen kunnen zien, als ik niets zou doen om een eind te maken aan deze zinloze slachting."
Zoals Generalmajor Henning von Tresckow in de zomer van 1944 zei: "De aanslag moet plaatsvinden, koste wat het kost. Mocht het niet slagen, dan moet toch in Berlijn gehandeld worden. Dan komt het niet meer op het praktische nut aan, maar daarop dat de Duitse verzetsbeweging voor de wereld en voor de geschiedenis de beslissende worp gewaagd heeft. Al het andere is daarnaast niet belangrijk."
Adolf Hitler werd Duitslands 'wettige kanselier' in 1933. Na de mislukte staatsgreep van 1923 had hij een weg naar de macht gekozen die in elk geval een schijn van wettigheid had. Maar al in 1933 waren er tegenstanders van Hitler die, meestal individueel, verzet pleegden. Er was echter behoefte aan een centraal punt waaromheen het verzet zich kon vormen, want geen enkele persoon kan alleen een staatsgreep leiden. Alleen de leider uit de weg ruimen is daarbij niet voldoende. Het 'terrein' moet terdege worden voorbereid binnen het leger en het landsbestuur, zodat de machtsovername in het gehele land als een voldongen feit zal worden geaccepteerd. Er moet een kleine kring van vertrouwelingen worden gevormd. Zij moet een tijdelijke regering formeren die de burgerlijke en militaire diensten als het zover is kan overnemen.
Het verzet in Duitsland zou gedurende de twaalf jaar onder het nazi-regime rond het leger draaien. Dit was de enige bewapende macht binnen de staat die de Führer met geweld aan de kant gezet zou kunnen zetten. Hitler wist dit en daarom moesten alle leden van de strijdkrachten op 2 augustus 1934 een eed van trouw aan Hitler afleggen. Deze eed van trouw zou een voortdurende belemmering vormen voor de totstandkoming van wijdverbreid verzet binnen het leger. Vele personen voelden zich een 'dubbele verrader': zowel tegenover de gekozen leider van het vaderland en tegenover Hitler. Zij die toch tot het verzet toetraden deden dat omdat ze ervan overtuigd waren dat Hitlers onwettige machtsovername een ernstiger daad van verraad was dan die van hen als ze de Führer ten val zouden brengen.
Een van de eerste militaire samenzweerders was de marine-officier Wilhelm Canaris. Als Kapitän zur See was hij in januari 1935 hoofd van de Duitse militaire inlichtingendienst, de Abwehr, geworden. Zijn plaatsvervanger was Oberstleutnant Hans Oster, een landmachtofficier. Ze mochten elkaar en waren het erover eens dat Hitler zo snel mogelijk van het toneel moest verdwijnen. In de jaren dertig groeide het leger en de Abwehr groeide mee, maar intussen vormden Canaris en Oster onopvallend een kleine groep gelijkgestemden. Zowel binnen als buiten het leger vonden ze mannen op invloedrijke plaatsen die ze konden vertrouwen.
Een van hen was General der Artillerie Ludwig Beck, sinds juli 1935 chef van de Generale Staf. Hij was een zeer begaafd officier en ontwikkeld man, maar kon niet snel en intuïtief beslissingen nemen en zijn gezondheid liet te wensen over. Hij ontdekte dat hij zich niet achter Hitlers plannen voor een agressie-oorlog kon stellen en was van mening dat Duitsland nog niet klaar was voor een grootschalig conflict. Ook buiten het leger werden medestanders geworven. Uit het diplomatieke korps kwam Ulrich von Hassell, voormalig Duits ambassadeur in Rome. Na zijn ontslag had hij weinig om handen en had hij veel contact met mede-verzetslieden. Hij was een moedig man, maar geen echte samenzweerder. Met de komst van Dr. Carl Friedrich Goerdeler, voormalig burgemeester van Leipzig, kwam er een ander soort man bij de samenzweerders. Hij was intelligent, maar hij kon geweldig tekeer gaan als iets naar zijn mening niet deugde. Zijn openlijke kritiek op Hitler deed de andere verzetsleden dikwijls huiveren. Hij werd reizend ambassadeur voor het verzet.
Andere voorname personen die in deze periode voor het verzet werden gewonnen, waren de juristen Hans von Dohnanyi, Johannes Popitz, Peter Graf Yorck von Wartenburg en Helmuth James Graf von Moltke, de voormalige Reichsbank-president Hjalmar Schacht, diplomaat Adam von Trott zu Solz, politicus Julius Leber, dominee Dietrich Bonhoeffer en diverse hoge legerofficieren.
In oktober 1938 ging Beck echter met pensioen. Hierdoor had alleen Canaris nog een invloedrijke positie, hoewel ook deze geen zeggenschap had in het leger. Beck werd opgevolgd door General der Artillerie Franz Halder. Deze stond niet afwijzend tegenover het verzet en verschafte nuttige informatie.
Er waren nu twee mogelijkheden om van Hitler af te komen: hem arresteren en veroordelen als verrader of hem door moord uit de weg ruimen en een staatsgreep plegen. Halder kwam met het idee Hitler gevangen te nemen en hem onmiddellijk voor een rechtbank te brengen, maar een juridische aanklacht bleek niet te realiseren te zijn. Daarom werd in 1938 een commando van gewapende officieren gevormd dat in de Reichskanzlei een incident moest uitlokken waarbij Hitler zou worden neergeschoten. Tegelijkertijd zou het leger een machtsgreep uitvoeren, met als officieel excuus de dreiging van een oorlog door Hitlers agressie-politiek.
Op 15 september 1938 kwam de Britse minister-president Neville Chamberlain in Berchtesgaden aan voor overleg met Hitler over de escalerende Tsjechische crisis. Alles was in gereedheid gebracht voor een coup. Chamberlain zou Hitlers belachelijke eisen naast zich neer leggen, Hitler zou daar geen genoegen mee nemen en de dreiging van een oorlog zou volgens de samenzweerders voldoende reden zijn om in te grijpen. Chamberlain liet echter weten hierover met de Franse president Edouard Daladier te willen overleggen. Hierdoor hadden de samenzweerders geen excuus voor hun staatsgreep, maar er volgde nog een kans. Op 30 september 1938 vond de conferentie van München plaats. Chamberlain en Daladier gingen nu, weer tegen de verwachtingen van de samenzweerders in, akkoord met Hitlers eisen en gaven hem zo in feite groen licht voor een ongehinderde inval in Tsjechoslowakije. De meeste historici zijn het erover eens dat dit de beste kans van het Duitse verzet was een succesvolle staatsgreep te plegen.
De Duitse militaire successen in het veld en de wurggreep van de SS en de Gestapo in eigen land zorgden voor zoveel steun onder de bevolking dat een geslaagde coup steeds moeilijker werd. Toch zaten de verzetsleden niet stil. Halder bedacht een plan om Hitler en het grootste deel van de nazi-partijtop te arresteren en - hoogstwaarschijnlijk - te elimineren. Bijna onmiddellijk gingen de zaken echter mis: op 8 november werd in de Bierhalle in München een bom geplaatst die niets met het complot te maken had (Aanslag op Hitler op 8 november 1939). Als gevolg hiervan werden alle explosieven en materialen die de samenzweerders nodig hadden beter bewaakt.
Zo werden er gedurende het begin van de oorlog door de militairen verscheidene pogingen gedaan Hitler te neutraliseren, maar zonder succes. Er werd gepoogd enkele veldmaarschalken voor de zaak van het verzet te winnen, onder andere Günther von Kluge en Erich von Manstein, maar zij weigerden. "Veldmaarschalken muiten niet," zei Von Manstein. En ook de burgers zaten niet stil. De jurist Helmuth James Graf von Moltke richtte een verzetsgroep op die bekend zou worden als de Kreisauer Kreis, een door de Gestapo bedachte naam, naar Von Moltkes landgoed Kreisau waar veel van de ontmoetingen plaatsvonden. De groep bestond voornamelijk uit hoogopgeleide juristen, politici en diplomaten, gesteund door vele sympathisanten. Ze onderhielden diverse contacten met de verzetsgroep onder de militairen. Dit had tot gevolg dat veel deelnemers na de mislukte staatsgreep van 20 juli 1944 werden gearresteerd en geëxecuteerd, hoewel de betrokkenheid van het Kreisauer Kreis gering was.
Pas op 13 maart 1943 vond er weer een serieuze, goed georganiseerde poging plaats Hitler te neutraliseren. Generalmajor Henning von Tresckow, de chef van de generale staf van de 2. Armee aan het Oostfront, had een plan bedacht om Hitler te elimineren tijdens één van zijn bezoeken aan het hoofdkwartier van Heeresgruppe Mitte in Smolensk. Een groep officieren zou hier hun pistolen trekken en Hitler doodschieten. Al sinds de Nacht van de Lange Messen had Von Tresckow zich van de ideeën van de nazi's gedistantieerd. Hij moest echter wel de steun krijgen van de opperbevelhebber van de Heeresgruppe, Von Kluge, maar deze verwierp het complot. In maart bezocht Hitler Smolensk opnieuw en bedacht Tresckow een ander plan: als Hitler terugliep naar zijn vliegtuig zouden soldaten langs de route het vuur openen op de Führer. Maar Hitler nam een andere route waardoor hij de soldaten ontliep. Een derde plan bedacht hij met zijn adjudant Oberleutnant Fabian von Schlabrendorff. Deze laatste zou twee als drankflessen vermomde bommen aan boord van het vliegtuig brengen, zogenaamd voor een vriend in Rastenburg. Door de vrieskou kwamen de explosieven echter niet tot ontploffing.
De vooraanstaande leden van de Kreisauer Kreis hadden een juridische opleiding gevolgd en betwijfelden of een politieke moordaanslag, zelfs op Adolf Hitler en zijn naasten, wel rechtsgeldig was. Als nastrevers van juridische oplossingen hadden ze grote moeite met eigenrichting en het zelf toepassen van geweld. Maar als geweld werd verworpen, wat was dan het alternatief? Enkele verzetsleden overwogen Hitler te arresteren en te berechten, maar dit was gezien de omstandigheden niet realiseerbaar. Daarbij kon Hitler rekenen op de trouw van zijn vele fanatieke aanhangers. Maar als men voor geweld zou kiezen, zou het niet gemakkelijk worden om Hitler en de hele partijtop te vermoorden. De SS en andere staatsorganisaties zouden in stand blijven en vele Duitse soldaten waren geïndoctrineerd door het nationaalsocialisme. Een staatsgreep bracht dus het risico van een burgeroorlog met zich mee. Dit kon plaatsvinden in de vorm van een conflict tussen de SS en de Wehrmacht of een tweestrijd binnen de Wehrmacht. Een geslaagde staatsgreep zou dus op de een of andere manier de SS moeten neutraliseren.
Een andere mogelijkheid waren onderhandelingen met de geallieerden, waar mannen als Goerdeler al veel energie in hadden gestoken. De militaire situatie werd voor Duitsland echter steeds nijpender, waardoor de westelijke geallieerden alleen genoegen zouden nemen met een onvoorwaardelijke overgave. Bovendien hadden zij in 1943 al afspraken gemaakt met Joseph V. Stalin, waarop ze niet zomaar konden terugkomen.
Geplaagd door deze vragen voelden de samenzweerders zich verlamd. Een belangrijke ontwikkeling vond plaats toen Claus Schenk Graf von Stauffenberg zich in de zomer van 1943 actief bij het verzet aansloot. Von Stauffenberg was een Oberstleutnant en was net uit het ziekenhuis ontslagen, waar hij genas van ernstige oorlogsverwondingen die hij aan het front in Afrika opgelopen had. Al sinds 1941 was hij bevriend met mannen als Von Tresckow, en tijdens Fall Weiss en operatie Barbarossa was hij zelf getuige geweest van de massamoord op Polen, Joden, Russen en andere "minderwaardige" bevolkingsgroepen. Hij walgde van de zinloze moorden en van de zinloze opoffering van soldatenlevens aan het Oostfront en had het gevoel, zo zei hij tegen zijn vrouw, dat hij 'iets moest doen om het Reich te redden'. Tegen een vriend zei hij: "Ik zou de vrouwen en kinderen van de gevallen soldaten nooit meer recht in de ogen kunnen zien, als ik niets zou doen om een eind te maken aan deze zinloze slachting." Met zijn oom, Nikolaus Graf von Üxküll-Gyllenband, sprak hij over het toenemende besef dat zijn redding geen toeval was geweest - dat hij, ondanks zijn verminkingen, was gespaard om een bepaalde opdracht in het leven te vervullen. Over het getwijfel van de samenzweerders zei hij: "De vrijheid kan alleen met daadkracht worden bereikt."
De 36-jarige wilskrachtige en charismatische Von Stauffenberg wist de samenzweerders te inspireren en stimuleren en maakte van het verzet weer een dynamische, actieve beweging. De onoverbrugbare meningsverschillen maakten plaats voor een gezamenlijke koers en een doelgerichte aanpak. Er werden concrete plannen opgesteld om de macht in het land over te nemen. Dit was niet gemakkelijk vanwege het ingewikkelde labyrinth van overlappende instanties, elk met hun eigen, vaak onduidelijke, hiërarchie. Toevallig bestond er echter al een blauwdruk voor het overnemen van de macht, ironisch genoeg opgesteld door Hitler zelf met de codenaam operatie Walküre. Deze operatie was bedoeld voor binnenlandse noodgevallen, zoals een opstand onder de buitenlandse dwangarbeiders. Het Ersatzheer, het Reserveleger, dat ruim vier miljoen manschappen telde, moest dan worden gemobiliseerd en ingezet. Deze troepen moesten de steden bezetten, de noodtoestand afkondigen en iedereen aan het militaire gezag onderwerpen. Alleen het leger moest deze operatie uitvoeren; de nazi-partij en de SS waren er niet van op de hoogte. Om de medewerking van nazi-getrouwe soldaten te garanderen werd als excuus voor de operatie een poging tot een staatsgreep door de SS bedacht. Hoge SS- en partijfunctionarissen moesten worden gearresteerd. Pas later zou dan duidelijk worden dat het leger een staatsgreep had gepleegd.
Het gebruik van het Ersatzheer kwam goed uit, want de belangrijkste samenzweerders hadden hier posities. General der Infanterie Friedrich Olbricht, een vriend van Von Tresckow, was chef van het Allgemeine Heeresamt, een onderdeel van het Ersatzheer. Hij bood de net uit het ziekenhuis ontslagen Von Stauffenberg een functie als zijn chef-staf aan, wat Von Stauffenberg graag accepteerde. De opperbevelhebber van het Ersatzheer was Generaloberst Friedrich Fromm. Vanwege zijn uiterst belangrijke positie was Fromm benaderd door de verzetsleden. Hij duldde de voorbereidingen voor operatie Walküre, maar weigerde actief mee te werken. Het was duidelijk dat hij pas steun zou verlenen als het succes van de staatsgreep overduidelijk was. Een andere nauw betrokkene was Oberst Albrecht Ritter Mertz von Quirnheim, een voormalige klasgenoot van Von Stauffenberg op de Kriegsakademie.
Voor de periode na de staatsgreep werd een tijdelijke regering samengesteld en een draaiboek voor de te volgen toekomstige politiek. Het nieuwe staatshoofd zou de 64-jarige Beck worden. De rijkskanselier zou de 59-jarige Goerdeler worden, en de 52-jarige Julius Leber zou vicekanselier worden. Wilhelm Leuschner zou rijkspresident worden, en Ulrich Wilhelm Graf Schwerin von Schwanenfeld staatssecretaris. De posten van minister van Buitenlandse Zaken, Justitie, Financiën en Oorlog zouden respectievelijk voor Ulrich von Hassell, Dr. Josef Wirmer, Dr. Johannes Popitz en Friedrich Olbricht zijn. Von Witzleben zou de nieuwe opperbevelhebber van de Wehrmacht worden, Von Tresckow zou hoofd van de politie worden, en Von Stauffenberg nam genoegen met de functie van staatssecretaris van Oorlog.
Von Stauffenberg zag geen heil in juridische of geweldloze methoden om Hitler te neutraliseren. Er was volgens hem maar een oplossing, hoewel die tegen zijn principes, zijn erecode, zijn militaire eed en zijn morele waarden indruisde: Hitler vermoorden door middel van een aanslag. Het was voor Von Stauffenberg, die zich met zijn adellijke achtergrond en instelling beschouwde als een loyale Duitser, een goed katholiek, een officier en een aristocraat, een pijnlijke conclusie. Naar eigen zeggen zou hij zijn eigen geweten echter verraden als hij niets zou ondernemen.
Een volgend probleem was het voorspellen van Hitlers bewegingen. Het was eenvoudig vast te stellen waar Hitler zich op een bepaald moment bevond, maar vooraf waren zijn plannen moeilijk te voorspellen. Hitler hield zich nooit aan vaste schema's, droeg beschermende kleding en liet zich altijd vergezellen door een gewapend escorte. Ook zijn auto en privévliegtuig waren extra bepantserd en beveiligd. Hitler vertoonde zich ook nog maar amper in het openbaar en kwam nog maar weinig in Berlijn en zijn buitenverblijf in Berchtesgaden. Tenzij ze hem op een van zijn zeldzame uitstapjes naar de buitenwereld konden treffen, moesten de samenzweerders Hitler vermoorden in zijn hoofdkwartier. Dit was gevestigd in Berchtesgaden en vanaf 14 juli 1944 in de Wolfsschanze, tussen de bossen nabij Rastenburg in Oost-Pruisen. Dit militaire hoofdkwartier was omringd door de moerassen en Mazoerische meren van het huidige noordoost-Polen. Het zou niet gemakkelijk zijn in één van deze hoofdkwartieren een aanslag te plegen en dus moest er iemand gevonden worden die dicht bij Hitler kon komen.
Von Stauffenberg verklaarde zich bereid de aanslag op zich te nemen, hoewel hij als Oberstleutnant en zijn baan als chef-staf van het Allgemeine Heeresamt niet in een gunstiger positie verkeerde dan de meeste andere officieren. Zijn mede-samenzweerders protesteerden, omdat Von Stauffenberg ernstig gehandicapt was door het gemis van een oog, een hand en twee vingers van de andere hand. Bovendien was hij de erkende leider van de samenzwering, de inspirator, en zou hij de leiding hebben over de staatsgreep, omdat Von Tresckow niet weg kon van het Oostfront.
Op 1 april 1944 werd Von Stauffenberg bevorderd tot Oberst en op 20 juni kreeg hij de hoge functie van chef van de generale staf van het Ersatzheer. Von Stauffenbergs directe chef was nu Fromm en Von Stauffenbergs oude plaats als chef-staf van Olbricht werd overgenomen door Mertz von Quirnheim. Deze gebeurtenissen wierpen nieuw licht op de zaak: in deze functie zou Von Stauffenberg regelmatig door de Führer worden ontboden. Volgens Von Stauffenberg had het lot ze deze mogelijkheid geboden en moesten ze die benutten. De tijd was aan het dringen: de geallieerden waren kort daarvoor geland in Normandië en Von Stauffenberg had nu van de samenzweerders het beste toegang tot Hitler. Daarom was het duidelijk geworden dat Von Stauffenberg de aanslag zou gaan plegen. Ook was het zo dat Julius Leber, de geplande vicekanselier na de staatsgreep, op 5 juli gearresteerd werd, kort na een ontmoeting met enkele samenzweerders. Met tegenzin stemden Von Stauffenbergs collega's toe; er was geen alternatief. Na het plegen van de aanslag moest Von Stauffenberg zo snel mogelijk terugkeren naar Berlijn om de leiding van de staatsgreep op zich te nemen. Hij verklaarde: "Het gaat nu niet langer om de Führer, om het land of om mijn vrouw en vier kinderen, maar om het hele Duitse volk." Niemand maakte zich illusies; de kans op succes was zeer gering. Alle samenzweerders waren het echter erover eens dat de aanslag tot elke prijs moest worden geprobeerd. En mocht de aanslag mislukken, dan moest er toch een poging worden gedaan een staatsgreep te plegen. Hoewel ze allen sceptisch waren, bleven ze er van uitgaan dat het plan zou slagen.
Op 3 juli had Von Stauffenberg Generalmajor Hellmuth Stieff, de chef van de Organisationsabteilung van de Generale Staf van het Heer en mede-samenzweerder, ontmoet in Berchtesgaden. Van hem kreeg hij twee bommen voor zijn aanslag. Stieff kon zelf vanwege zijn functie ook dicht bij de Führer komen en had al eens aangeboden een aanslag te plegen, maar hij weigerde nu. Het schijnt dat hij na de lange periode van wachten en teleurstellingen de moed een beetje verloren had.
Op 11 juli 1944 deed zich een kans voor. Von Stauffenberg moest naar Berchtesgaden komen om verslag uit te brengen over de toestand van het Ersatzheer. Von Stauffenberg reisde met een bom naar Berchtesgaden. Alles was in gereedheid gebracht; auto's en een vliegtuig stonden klaar om hem na de aanslag zo snel mogelijk terug naar Berlijn te brengen. De samenzweerders waren het er echter over eens geworden dat niet alleen Adolf Hitler, maar ook Heinrich Himmler, als hoofd van de SS, en het liefst ook Hermann Göring moesten worden geëlimineerd. Himmler bleek echter niet aanwezig te zijn en Von Stauffenberg keerde met de bom terug naar Berlijn. Op 14 juli verplaatste Hitler zijn hoofdkwartier van Berchtesgaden naar Rastenburg.
Op 15 juli was er een tweede kans en vloog Von Stauffenberg naar de Wolfsschanze bij Rastenburg. Wederom was Himmler afwezig, wat Von Stauffenberg gecodeerd aan Berlijn doorgaf. Beck en Wagner drongen aan om de aanslag opnieuw uit te stellen, maar Olbricht en Mertz von Quirnheim overtuigden Von Stauffenberg om enkel Hitler om te brengen (dit alles zonder medeweten van Fromm). Toen Von Stauffenberg echter weer in de kamer met Hitler kwam, zag hij dat Stieff zijn aktentas uit voorzichtigheid al weggehaald had. Von Stauffenberg belde direct Olbricht op, die in Berlijn de eerste order voor operatie Walküre al gegeven had. Mertz von Quirnheim kon de mobilisering nog net op tijd afdoen als een oefening.
De Gestapo accepteerde de smoes, maar dit kon zo niet doorgaan. Op 20 juli moest Von Stauffenberg weer naar de Wolfsschanze komen, en de samenzweerders spraken af dat Von Stauffenberg zou toeslaan, of Himmler nu aanwezig was of niet. Op 18 juli hoorde Von Stauffenberg over een gerucht dat in Berlijn de ronde deed dat het Führerhauptquartier ieder moment kon worden opgeblazen. "Dan hebben we geen keus meer," reageerde hij. "De Rubicon is overgestoken."
Vroeg in de avond van 19 juli stopte Von Stauffenberg bij een kerkje in Dahlem, een voorstad van Berlijn, waar een dienst werd gehouden. Hij stond lange tijd in zijn eentje achterin en liet zich vervolgens naar huis rijden. Hij had een lang gesprek met Adam von Trott zu Solz, een lid van het burgerverzet. De rest van de avond bracht hij met zijn broer Berthold door, die ook in het complot zat.
Er moesten drie controleposten gepasseerd worden, bewaakt door SS'ers, om bij het hoofdkwartier te komen. De gebouwen werden overschaduwd door hoge dennen en het hoofdkwartier was omgeven met mijnenvelden en prikkeldraadversperringen, gedeeltelijk onder stroom. De speciale passen van de drie officieren werden bij de controlepunten gecontroleerd. Dit verliep gemakkelijk, maar na de aanslag moesten ze snel en koelbloedig handelen om het hoofdkwartier te kunnen verlaten.
De vergadering zou om 13:00 uur beginnen en Von Stauffenberg had nog tijd over. Nadat hij met Von Haeften ontbeten had, sprak hij nog even met General der Nachrichtentruppen Erich Fellgiebel. Deze generaal was ook bij de aanslag betrokken en moest aan Olbricht doorgeven dat de aanslag gelukt was, om vervolgens alle verbindingen van de Wolfsschanze met de buitenwereld te verbreken. Van alle personen in Rastenburg wisten alleen Von Stauffenberg, Von Haeften, Fellgiebel en Stieff van wat er zou gaan gebeuren. Om 11:00 uur had Von Stauffenberg een bespreking met twee generaals en om 11:30 uur volgde een vergadering van drie kwartier met Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel, de opperbevelhebber van de Wehrmacht. Deze wachtte al op hem, omdat Hitler besloten had de vergadering een half uur eerder te houden, om 12:30 uur dus. Dit was omdat Benito Mussolini, de afgezette Italiaanse dictator, die middag zou komen. Von Stauffenberg werd even ongerust, maar kwam al snel tot de conclusie dat de aanslag gewoon een half uur eerder plaats zou vinden.
Op het Ministerie van Oorlog aan de Bendlerstrasse in Berlijn zat Olbricht enkele routinezaken af te handelen. Hij verwachtte uiterlijk 13:30 uur een telefoontje van Fellgiebel. Dan zou hij onmiddellijk Beck laten komen, die thuis was in een voorstad van Berlijn, en Walküre van start laten gaan. Dit zouden ze samen met de ontslagen Generaloberst Erich Hoepner doen, die laat in de ochtend zou arriveren. Als de troepen van het Ersatzheer aangekomen waren, zou het Ministerie van Oorlog bezet worden, evenals de radiostations en andere belangrijke centra. De steun van talloze commandanten in het Reich en de bezette gebieden was ingeroepen, welke vervolgens op de hoogte moesten worden gesteld om de SS te immobiliseren. SS-Obergruppenführer Wolf-Heinrich Graf von Helldorf, het hoofd van de Berlijnse politie, evenals Generalleutnant Paul von Hase, de stadcommandant van Berlijn, zouden assisteren door een strijdmacht van eigen mannen in reserve te houden.
In Parijs was de enige generaal die direct bij het complot betrokken was, de militaire commandant van Frankrijk, General der Infanterie Carl-Heinrich von Stülpnagel. Hij was omringd door een aantal jonge officieren die graag bij de staatsgreep betrokken wilden zijn, waaronder zijn adjudant Oberstleutnant Cäsar von Hofacker, een neef van Von Stauffenberg. Von Stülpnagel wist dat zijn commandant Von Kluge, net als Fromm, bereid was hulp te verlenen als het succes van de staatsgreep overduidelijk was en de anderen het vuile werk opgeknapt hadden. Maar Von Kluges hoofdkwartier lag op enige afstand van Parijs. Von Stülpnagels hoofdkwartier was het Hôtel Majestic aan de Avenue Kleber. Hier wachtte hij op een telefoontje uit Berlijn dat hem machtigde op te treden tegen de SS en de Gestapo.
Tegen 12:30 uur arriveerde Hoepner op het Ministerie van Oorlog. Hij zou opperbevelhebber van het Ersatzheer worden, als Fromm weigerde mee te werken. Hij lunchte samen met Olbricht, waarna ze terug gingen naar hun kantoor. Ze konden niets anders doen dan wachten op het telefoontje van Fellgiebel.
In het kwartier dat Von Stauffenberg vrij had voor de vergadering, vroeg hij, bezweet door het warme en vochtige weer, waar hij zich even kon opfrissen en een schoon overhemd kon aantrekken. Een officier bracht hem naar de toiletten. Op weg hier naartoe kreeg Von Stauffenberg gezelschap van zijn adjudant, Von Haeften, die de aktentas met de twee bommen bij zich had. In het toilet trok Von Stauffenberg een schoon overhemd aan en activeerde hij vervolgens een van de bommen met een speciaal tangetje. Met het tangetje brak Von Stauffenberg een ampul met zuur. Het zuur zou zich door een draad heen vreten om een soort hamertje tegen een ontsteker te laten slaan. Het zou ongeveer tien minuten duren, voordat de bom explodeerde, maar dit was een ruwe schatting en de snelheid waarmee het zuur zich door de draad vrat was afhankelijk van diverse factoren. Toen Von Stauffenberg aan de tweede bom wilde beginnen, werd hij gestoord door een Oberfeldwebel die hem kwam halen omdat de vergadering zou beginnen. Von Stauffenberg kon zijn werk niet afmaken en Von Haeften nam de tweede bom mee. Met één scherpgestelde bom in zijn tas liep Von Stauffenberg naar buiten. Binnen tien minuten - of eerder - zou de bom ontploffen.
Op de gang kwam Von Stauffenberg Keitel weer tegen. Het was al 12:30 uur en Keitel was prikkelbaar en zenuwachtig. Hij hield er niet van te laat te komen bij de Führer. Een andere officier bood aan Von Stauffenbergs tas te dragen. Het wekte geen argwaan dat Von Stauffenberg weigerde; iedereen wist en respecteerde dat hij zich niet graag liet helpen.
Von Stauffenberg hoopte dat ze naar de bezoekersbunker gingen. De betonnen muren van dit complex zouden de kracht van de explosie grotendeels naar binnen hebben gericht. Sinds 15 juli werd er echter in de aangrenzende kaartenkamer vergaderd, een houten hut van zo'n vijf bij twaalf meter, met drie grote ramen. Dit gebouw was licht verstevigd met beton, maar hier zou een explosie veel minder uitwerking hebben. De ramen stonden wijd open vanwege de warmte. Eenmaal binnen verzocht Von Stauffenberg zo dicht mogelijk bij Hitler geplaatst te worden. Waarschijnlijk was dit in verband met zijn gehoor, dat aangetast was door zijn oorlogsverwonding.
De vergadering was al bezig toen de officieren de kaartenbarak binnen kwamen. Noch Himmler, noch Göring was aanwezig. Generalleutnant Heusinger bracht verslag uit over de situatie aan het Oostfront. De meeste aanwezigen stonden over een grote, massieve, eikenhouten kaartentafel gebogen. Keitel stelde Von Stauffenberg aan Hitler voor. Hitler gaf hem een hand. Ze hadden elkaar al vaker ontmoet. Von Stauffenberg zette zijn aktentas op de grond en en duwde hem met zijn laars onder te tafel. Keitel stelde voor dat Von Stauffenberg verslag kon uitbrengen over de status van het Ersatzheer, zodra Heusinger klaar was. De Führer knikte instemmend. Het was ongeveer 12:39 uur; Von Stauffenberg had nog maar een paar minuten de tijd voordat de bom zou exploderen. Von Stauffenberg wendde zich tot de officier naast hem, zei dat hij nog even dringend met Berlijn moest bellen en liep de kamer uit. Keitel deed nog een bemoeizieke poging hem te achterhalen, maar bedacht zich toen. Von Stauffenberg liep langs de kamer van de telefonist, de gang door en naar buiten. Hier passeerde hij de binnenste controlepost en stak hij een grasveld over, op weg naar Fellgiebels bunker aan de andere kant van het terrein, waar Fellgiebel op hem wachtte.
De posities in de kaartenkamer, donderdag 20 juli 1944 12:37 - 12:39 | |
A: Eerste positie van de tas met de bom B: Tweede positie van de tas met de bom C: Massieve eikenhouten tafelpoot D: Massieve eikenhouten kaartentafel | 1. Konteradmiral Karl-Jesko von Puttkamer, marine-adjudant Hitler 2. General der Infanterie Walther Buhle, Chef Generale Staf Heer in OKW 3. Oberstleutnant i. G. Heinz Waizenegger, adjudant Keitel 4. General der Flieger Karl-Heinrich Bodenschatz, liaisonofficier opperbevelhebber Luftwaffe bij Hitler 5. General der Flieger Günther Korten, Chef Generale Staf Luftwaffe 6. Oberst i. G. Claus Schenk Graf von Stauffenberg, Chef Generale Staf Ersatzheer 7. Generalleutnant Adolf Heusinger, plaatsvervangend Chef Generale Staf Heer 8. Adolf Hitler 9. Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel, opperbevelhebber Wehrmacht 10. Generaloberst Alfred Jodl, Chef Generale Staf Wehrmacht 11. General der Artillerie Walter Warlimont, plaatsvervangend Chef Generale Staf Wehrmacht 12. Ministerialrat Franz Edler von Sonnleithner, vertegenwoordiger Buitenlandse Zaken bij Hitler 13. Major i. G. Herbert Büchs, adjudant Jodl 14. Heinz Buchholz, stenograaf 15. SS-Gruppenführer Hermann Fegelein, vertegenwoordiger Waffen-SS bij Hitler 16. Oberst i. G. Nikolaus von Below, Luftwaffe-adjudant Hitler 17. SS-Hauptsturmführer Otto Günsche, adjudant Hitler 18. Konteradmiral Ing. Hans-Erich Voss, vertegenwoordiger opperbevelhebber Kriegsmarine bij Hitler 19. Generalmajor Walter Scherff, schrijver Kriegstagebuch 20. Major Ernst John von Freyend, adjudant Keitel 21. Kapitän zur See Heinz Assmann, Admiraliteitsofficier in OKW 22. Heinrich Berger, stenograaf 23. Oberstleutnant i. G. Heinrich Borgmann, adjudant Hitler 24. Generalleutnant Rudolf Schmundt, chef-adjudant Wehrmacht bij Hitler 25. Oberst i. G. Heinz Brandt, plaatsvervanger Heusinger |
Om 12:42 uur klonk er een oorverdovende explosie. Von Stauffenberg en Fellgiebel deden alsof ze schrokken en zagen rook uit de kaartenbarak komen. Von Haeften stopte bij de bunker met een geleende auto. Von Stauffenberg stapte in en de twee vertrokken meteen. Ze moesten uit Rastenburg zijn, voordat het terrein volledig was afgegrendeld. De auto reed op 50 meter langs de kaartenbarak. Veiligheidsmensen renden ontredderd heen en weer. Er werden personen naar buiten gedragen, maar van die afstand was het niet te zien of ze dood of gewond waren. De kaartenkamer leek zelf volledig verwoest en dus was Von Stauffenberg ervan overtuigd dat niemand de explosie overleefd kon hebben.
De eerste twee controleposten kon Von Stauffenberg moeiteloos passeren. Bij de derde werd de wagen echter aangehouden door een Oberfeldwebel. Er was groot alarm geslagen; niemand mocht het terrein verlaten. Von Stauffenberg stapte uit, greep de telefoon uit het wachthuisje en belde de adjudant van de commandant van Rastenburg. Toevallig kende deze Rittmeister Von Stauffenberg van de lunch eerder die dag. Hij gaf Von Stauffenberg toestemming te passeren. De Oberfeldwebel wilde de orders zelf ook horen en deed vervolgens de slagboom omhoog. De auto reed met spoed naar het vliegveld. Onderweg demonteerde Von Haeften de tweede, ongebruikte bom en gooide hij de onderdelen uit de auto. Omstreeks 13:15 uur steeg de Heinkel met Von Stauffenberg en Von Haeften op, terug naar Berlijn. Von Stauffenberg had geen officiële bevestiging van Hitlers dood, maar twijfelde hier geen moment aan. De Führer kon de explosie nooit hebben overleefd. De staatsgreep was begonnen.
Wat Von Stauffenberg niet wist was dat een officier uit de kaartenkamer, Oberst i. G. Heinz Brandt, ironisch genoeg een sympathisant van het verzet, zich gestoten had aan de tas. Hij had deze verder onder de tafel, achter een van de tafelpoten, had gezet. Deze massieve, verticale plank had samen met het 10 cm dikke tafelblad Adolf Hitler grotendeels beschermd tegen de kracht van de explosie. De Oberst, twee generaals en een stenograaf zouden aan hun verwondingen overlijden. Negen anderen werden in het ziekenhuis opgenomen en de rest raakte licht gewond. Hitlers haar was geschroeid, zijn rechterarm was tijdelijk verlamd, zijn rechterbeen was lelijk verbrand, zijn trommelvliezen waren gescheurd en hij was totaal versuft. De trillingen waaraan hij leed, een symptoom van zijn zenuwaandoening, werden nog ernstiger. Verder had hij enkele brandwonden en een gescheurde broek. Zijn eerste reactie was woede, omdat zijn nieuwe broek vernield was. Zijn tweede reactie was de SD bevel te geven alle verbindingen met de buitenwereld te verbreken; niemand mocht weten wat er gebeurd was.
Kort nadat Von Stauffenberg vertrokken was liep Fellgiebel naar de kaartenbarak. Hij stond perplex toen hij Hitler, ondersteund door Keitel, naar buiten zag komen. Fellgiebel wist dat Von Stauffenberg ervan overtuigd was dat Hitler dood was en belde snel naar Berlijn om te melden dat de aanslag mislukt was. Hij zei: "Er is iets vreselijks gebeurd: de Führer leeft!" Deze vage melding verschafte in Berlijn geen duidelijkheid. Fellgiebel kwam na het telefoontje tot de ontdekking dat de gehele verbindingsdienst al onder bevel van de SS stond. Stieff, die bij hem was, was van mening dat een staatsgreep geen optie meer was en dat de samenzweerders hun eigen hachje moesten proberen te redden.
Hitler had ondertussen Himmler laten komen en hem belast met het onderzoek naar de explosie. Zijn hoofdkwartier was vlakbij en dus was Himmler snel ter plaatse. Al snel werd duidelijk dat de bom niet was afgeworpen door een bommenwerper, zoals even gedacht werd, maar dat Von Stauffenberg er achter zat, die overhaast vertrokken was. Hitler liet intussen het bezoek van Mussolini gewoon doorgaan.
In de loop van de morgen ging de jurist Hans Bernd Gisevius, ook een samenzweerder, naar het kantoor van Von Helldorf. Zij konden de onzekerheid niet langer verdragen en belden SS-Brigadeführer Arthur Nebe, een sympathisant van de samenzweerders, op. Hij was te weten gekomen dat er een explosie in de Wolfsschanze had plaatsgevonden en dat Himmler een onderzoek had laten instellen. Hij sprak met Gisevius af elkaar ergens te treffen om ongestoord te kunnen praten. Ze vergisten zich echter in de plaats van samenkomst en ze zaten zodoende elk op een andere plaats op elkaar te wachten.
Op het Ministerie van Oorlog verstreek de middag zonder bericht uit de Wolfsschanze. Von Stauffenberg zou pas laat in de middag arriveren en er was nog steeds geen telefoontje geweest van Fellgiebel. De enige persoon in Berlijn die wist van de explosie was Joseph Goebbels. Hij was de enige hoge nazi in Berlijn en hoorde rond 13:00 uur van de explosie, maar ook niet meer dan dat.
Pas om 15:30 uur waren de verbindingen tijdelijk hersteld. Generalleutnant Fritz Thiele, hoofd van Olbrichts verbindingsdienst, kreeg een verward verhaal te horen vanuit Rastenburg waaruit bleek dat er een aanslag om Hitler was gepleegd. Er werd niet gezegd of Hitler nog leefde. Thiele haastte zich naar Olbricht. Deze stond voor een zware beslissing. Von Stauffenberg werd pas rond 16:45 uur op vliegveld Rangsdorf terug verwacht. Deze kon zekerheid geven, maar het zou voor de staatsgreep noodlottig zijn, als operatie Walküre zo lang zou worden uitgesteld. De strijdkrachten die Hitler steunden moesten geen gelegenheid krijgen tegenmaatregelen te nemen. Olbricht had, vanwege de afwezigheid van Von Stauffenberg en Tresckow, alleen Hoepner om hem advies te geven, maar deze was besluiteloos en zenuwachtig. Rond 15:45 uur kwam Olbricht tot de conclusie dat hij een besluit moest nemen. Zonder met Fromm te overleggen besloot hij de orders voor operatie Walküre te laten uitgaan. Vijf minuten later gingen de orders naar alle onderdelen van het Ersatzheer.
Rond 16:00 uur landden Von Stauffenberg en Von Haeften op vliegveld Rangsdorff, veel eerder dan verwacht doordat de vergadering eerder plaatsvond. Er stond geen auto paraat zoals afgesproken en ongerust belde hij het Ministerie op. Hij hoorde dat de orders voor operatie Walküre pas net waren uitgegaan en riep geschrokken: "Maar Hitler is dood!" Met een gevorderde auto reed hij zo snel mogelijk naar de Bendlerstrasse.
Olbricht had, na het horen van Von Stauffenbergs stem, de moed gekregen Fromm simpelweg met de situatie te confronteren. Olbricht vroeg toestemming van Fromm om de orders voor operatie Walküre uit te laten gaan naar alle onderdelen van het Ersatzheer, hoewel dat al gebeurd was zonder medeweten van Fromm. Maar Fromm wilde eerst een bevestiging van Keitel van Hitlers dood. Keitel werd opgebeld en deze verklaarde dat er een mislukte aanslag was gepleegd. Fromm zei kortaf tegen Olbricht dat er nu geen reden was de orders voor operatie Walküre uit te laten gaan. Olbricht begreep er niets van en nam aan dat Keitel gelogen had. De staatsgreep moest hoe dan ook doorgaan. Von Witzleben en Beck, die ieder ogenblik konden arriveren, moesten Fromm maar voor hun rekening nemen.
Al snel kwam Beck binnen, met kort daarna Von Stauffenberg en Von Haeften. Von Witzleben was nog niet gearriveerd. Ook arrriveerden diverse andere officieren, waaronder Gisevius en Von Helldorf. Von Stauffenberg blaakte van energie en popelde van verlangen om aan de slag te gaan. Hij belde met zijn neef in Parijs, Von Hofacker, die Von Stülpnagel meedeelde dat Hitler dood was en hij stappen kon ondernemen tegen de SS en Gestapo.
Beck twijfelde na Keitels bewering dat Hitler nog leefde, maar Von Stauffenberg zei: "Het was alsof een 15 cm granaat ingeslagen was. Het is onmogelijk dat er iemand levend uit gekomen is." Voor het feit dat Keitel nog wel leefde had hij geen verklaring, maar de samenzweerders zouden handelen alsof Hitler dood was. Er moest nog veel gebeuren. Gisevius vond het verkeerd dat de radiostations nog steeds niet bezet waren en dat Fromm doodgeschoten moest worden, als hij hen niet zou steunen. Hier wilde Von Stauffenberg niets van weten en om 17:00 uur gingen de samenzweerders naar Fromm. Deze was woedend toen hij hoorde dat de Walküre-orders al uit waren gegaan. Toen hij hoorde dat Von Stauffenberg de bom had geplaatst, zei hij dat Von Stauffenberg maar het beste zelfmoord kon plegen. Toen Von Stauffenberg weigerde, liet Fromm alle samenzweerders arresteren. Olbricht zei vervolgens dat zij de macht in handen hadden, niet Fromm. "Wij arresteren u," zei hij. Fromm verzette zich maar werd in een kantoor opgesloten. Het opperbevel over het Ersatzheer werd vervolgens aan Hoepner overgedragen.
In Rastenburg waren diverse hoge nazi's hun steun komen betuigen aan Hitler: Heinrich Himmler, Hermann Göring, Joachim von Ribbentrop en Karl Dönitz; behalve Joseph Goebbels, die in Berlijn bleef. Om 16:00 uur kwam Benito Mussolini aan in de Wolfsschanze. Hij zei plechtig tegen Hitler: "De hemel heeft zijn beschermende hand over u uitgestrekt." Om 17:00 uur ging het gezelschap thee drinken.
Himmler had ondertussen bevel gegeven Von Stauffenberg op vliegveld Rangsdorf te arresteren. Hij meende dat de aanslag het werk was geweest van een enkele krankzinnige officier. De auto van SS-Oberführer Piffräder, die met de arrestatie belast was, passeerde de auto van Von Stauffenberg, die op weg was naar de Bendlerstrasse. Ook was duidelijk geworden dat de Walküre-orders waren uitgegaan, waardoor het duidelijk werd dat de aanslag niet werk van één persoon was geweest. Omdat Fromm als opperbevelhebber van het Ersatzheer zeer waarschijnlijk betrokken was bij de staatsgreep, werd Himmler door Hitler benoemd tot de nieuwe opperbevelhebber van het Ersatzheer. Hij vertrok per vliegtuig naar Berlijn.
De theepauze liep uit op een krankzinnige vertoning. Hitlers gasten wedijverden met elkaar om de Führer lof toe te zwaaien, de samenzweerders te vervloeken en ze een dolkstoot in de rug te verwijten. In een hysterische reactie, zonder zich aan Mussolini te storen, begonnen ze elkaar bittere verwijten te maken. Het ging zelfs zover dat Göring ruzie kreeg met Von Ribbentrop over het recht 'von' in zijn naam te dragen. Toen stond Hitler op. Woedend schreeuwde hij: "Ik zal de misdadigers verpletteren en vernietigen die het gewaagd hebben op te staan tegen mij en de Voorzienigheid." Mussolini was de enige die zijn waardigheid behield. Hij stond op en nam afscheid.
Rond 17:30 uur begonnen er telefoontjes te komen op het Ministerie van Oorlog, uit alle uithoeken van het Reich en de bezette gebieden. Beck, Olbricht en Von Stauffenberg konden het bijna niet aan. Beck sprak met Von Stülpnagel, die verzekerde dat de samenzweerders op zijn steun kon rekenen. Ook arriveerde Piffräder met twee SS-mannen op het Ministerie van Oorlog. Het had hem geen moeite gekost binnen te komen. Hij meldde dat hij Von Stauffenberg wilde spreken. Von Stauffenberg, vergezeld door enkele officieren, liet de vloekende Piffräder arresteren.
Gisevius werd ondertussen ongeruster, doordat de eenheden die het regeringscentrum moesten afsluiten nog steeds niet gearriveerd waren. Ook waren de radiostations nog niet bezet en de hoge nazi's in Berlijn nog niet gearresteerd of vermoord. Pas tegen zessen kwamen de Walküre-eenheden in de Bendlerstrasse aan. Dit was onder andere, naast eenheden van diverse scholen, het Wachbataillon 'Großdeutschland' onder commando van Major Otto-Ernst Remer. Remers commandant was Von Hase, de stadcommandant van Berlijn en mede-samenzweerder, maar Remer was een fanatieke nazi. Troepen waren er genoeg, maar niemand kreeg opdracht de radiostations te bezetten. De gehele bezetting van Berlijn werd slordig en slecht gecoördineerd uitgevoerd. Von Helldorfs politie-eenheden deden ondertussen niets, omdat de samenzweerders de staatsgreep een leger-aangelegenheid wilden laten zijn. Von Stauffenberg en Olbricht hadden het veel te druk om zich met dit alles bezig te houden en namen maar aan dat hun plannen uitgevoerd werden.
Door de slechte coördinatie kreeg Remer opdracht Goebbels te arresteren. Hitler had rond 17:00 uur Goebbels opgebeld met de mededeling dat er in Berlijn een staatsgreep aan het broeien was. Ook gaf hij hem opdracht een radiobericht te maken om een eind te maken aan de geruchten dat Hitler dood zou zijn. Dit deed Goebbels samen met Albert Speer, die hem vertelde dat er in de straat voor zijn huis troepen bijeenkwamen. Intussen kwam Oberleutnant Hans Hagen, die die middag een lezing had gehouden voor Remers troepen, binnen. Hij stelde Goebbels voor Remer onmiddellijk te ontvangen, aangezien Remer Hitler nog trouw was. Goebbels stemde toe en Hagen ging Remer zoeken. Von Hase, die bij nader inzien Remer toch niet vertrouwde, had het bevel dat hij Goebbels moest arresteren herroepen. Maar Hagen had Remer gevonden en hem ervan overtuigd Von Hases bevelen te negeren en met Goebbels te gaan praten.
Om 18:45 uur ging het door Goebbels en Speer opgestelde bericht dat Hitler nog leefde eindelijk de lucht in, en het was in heel Europa te ontvangen. Juist toen Von Kluge, die de staatsgreep nog niet steunde, over de telefoon door Beck overgehaald werd de staatsgreep te steunen, las hij een afschrift van het radiobericht. Beck bekende dat de situatie in Rastenburg onzeker was. Von Kluge, die geen risico's wilde nemen, zei dat hij de situatie eerst met zijn officieren wilde bespreken. Beck kende Von Kluge echter goed genoeg om te weten dat hij voor de zaak van het verzet verloren was.
In de Bendlerstrasse hadden de samenzweerders het radiobericht ook gehoord. Hun ongerustheid groeide en naar alle instanties waarmee ze contact hadden, lieten ze de volgende ontkenning uitgaan: "Het door de radio uitgegeven communiqué is onjuist. De Führer is dood. De maatregelen die bevolen zijn, moeten zo snel mogelijk uitgevoerd worden." De telefoons in de Bendlerstrasse bleven nu onophoudelijk gaan en hielden Beck, Olbricht en Von Stauffenberg voortdurend bezig. De samenzweerders moesten teveel uitleggen. Het was duidelijk dat wat er ook met de Führer gebeurd was, de nazi's de leiding nog stevig in handen hadden. Alleen in Parijs liep alles op rolletjes.
Om 19:30 uur arriveerde Von Witzleben eindelijk op het Ministerie van Oorlog. Hij was in een zeer slecht humeur. Iedereen ging staan, maar Von Witzleben sprak alleen met Beck, die als enige als nieuw staatshoofd hoger dan hij was. "Een mooie rotzooi, dit," foeterde Von Witzleben. De beschermingseenheden begonnen uit de straten te verdwijnen, toen duidelijk werd dat Hitler nog leefde en diverse officieren uit het Ministerie van Oorlog, onder leiding van Oberstleutnant Franz Herber en ene Von der Heyte, wilden tegenmaatregelen nemen.
Ondertussen was Remer bij Goebbels gearriveerd. Goebbels vroeg hem of hij absoluut trouw was aan de Führer en Remer antwoordde zonder te aarzelen bevestigend. Hierna belde Goebbels Hitler op en liet hij Remer met hem spreken. Hitler stelde Remer direct onder zijn bevel en bevorderde hem tot Oberst. In afwachting van de komst van Himmler lag de veiligheid van Berlijn in handen van Remer. Deze haastte zich weg om zijn mannen te verzamelen voor een aanval.
Von Kluge was ondertussen bezorgd over wat hij zich op de hals had gehaald. De gevaarlijke telefoontjes met de samenzweerders zaten hem dwars. Maar Von Stülpnagel was samen met onder andere Von Hofacker onderweg naar Von Kluge om hem over te halen de maatregelen die in Parijs zonder zijn medeweten genomen waren, te bekrachtigen. Von Hofacker vertelde over het belang van de actie in Frankrijk en de macht van Von Kluge. "Heren," zei Von Kluge, "de zaak is scheefgegaan." Ook Von Stülpnagel begreep nu dat Von Kluge voor de zaak van het verzet verloren was. Pas daarna werd Von Kluge geconfronteerd met het feit dat Von Stülpnagel op eigen initiatief SS- en Gestapo-officieren had laten arresteren. Von Kluge beefde van woede en beval de mannen vrij te laten. Nadat hij weer kalm was geworden, schorste hij Von Stülpnagel en raadde hij hem aan te verdwijnen.
Pas na middernacht arriveerde Himmler in Berlijn. Hij liet zich niet zien in de Bendlerstrasse, hoewel daar nu zijn nieuwe hoofdkwartier was, maar gaf er de voorkeur aan vanuit Goebbels' huis de zaken te regelen.
In de Bendlerstrasse heerste ondertussen wanhoop. Op de radio werd meegedeeld dat Hitler later die avond het volk toe zou spreken. Het was ook duidelijk geworden dat de beschermingstroepen weg waren en dat ze zich zouden moeten gaan verdedigen. De officieren uit het Ministerie van Oorlog die tegenmaatregelen wilden nemen, hadden wapens naar binnen weten te smokkelen en besloten Fromm te bevrijden.
Om 22:50 uur lanceerden Herber, Von der Heyte en hun aanhangers een aanval op de kantoren van de samenzweerders. Ze gingen eerst naar Olbricht, beschuldigden hem ervan dat er dingen gebeurden die tegen de Führer gericht waren en verlangden Fromm te spreken. Een secretaresse die hier getuige van was, ging naar Von Stauffenberg toe. Die ging samen met Von Haeften naar Olbricht toe om hem te helpen, maar werd met pistoolschoten ontvangen en keerde ijlings om. Von Stauffenberg was in zijn linkerarm geraakt en bloedde hevig. Er ontstond een kort, hevig vuurgevecht tussen de officieren die de samenzweerders trouw waren gebleven en de aanhangers van Hitler.
Al snel waren Beck, Hoepner, Olbricht, Von Stauffenberg, Mertz von Quirnheim en Von Haeften gearresteerd. Nadat Fromm rond 11:00 uur was bevrijd, hield hij een korte krijgszitting. Hij moest bewijzen dat hij niets met de samenzwering te maken had. De vijf officieren werden ter dood veroordeeld en Hoepner gearresteerd. Beck wilde zelfmoord plegen en kreeg een pistool van Fromm. Zijn eerste poging mislukte, doordat de kogel langs zijn slaap schampte. Herbers mannen wilden het pistool uit zijn handen rukken, maar de gewonde Beck smeekte om het nog eens te mogen proberen, waarvoor Fromm toestemming gaf.
Tegen de anderen zei Fromm dat als ze nog iets wilden schrijven aan hun vrouwen, dat ze dat dan moesten doen. Olbricht en Hoepner gingen zitten schrijven. De ernstig gewonde Von Stauffenberg leunde in een stoel en werd verzorgd door Von Haeften. Ondertussen stelde Fromm op de binnenplaats van het Ministerie, het Bendlerblock, een executiepeloton van tien man samen, gebruik makend van troepen van Remer. Toen Fromm terugkwam, deed Beck zijn tweede zelfmoordpoging, die wederom mislukte. Met een nekschot werd Beck door een Feldwebel uit zijn lijden verlost. De anderen werden vervolgens haastig de trappen afgeleid naar de binnenplaats. Von Stauffenberg was bijna bewusteloos en werd ondersteund door Von Haeften.
Om 00:15 uur werden Von Stauffenberg, Olbricht, Von Haeften en Mertz von Quirnheim voor een zandwal opgesteld. In het licht van de koplampen van een auto moesten ze in volgorde van hun rang worden doodgeschoten door het executiepeloton. Toen het peloton aanlegde om Von Stauffenberg neer te schieten, wierp Von Haeften zich voor hem en ving hij zo de kogels voor hem op. Het executiepeloton richtte opnieuw en een moment voordat hij door de fatale schoten werd getroffen, riep Von Stauffenberg iets naar zijn beulen. Te midden van de weergalmende echo’s van het lawaai waren zijn woorden niet goed te verstaan. Volgens sommigen riep hij: "Es lebe unser heiliges Deutschland!" ("Leve ons heilige Duitsland!"). Volgens anderen - en dat lijkt waarschijnlijker - verwezen Von Stauffenbergs laatste woorden naar zijn grote leermeester, de dichter Stefan George, en de titel van Georges gedicht over het Duitse verzet: "Es lebe unser geheimes Deutschland!" ("Leve ons geheime Duitsland!"). De lijken werden vervolgens op het oude St.-Matthäus-Kerkhof in Berlijn begraven, met de uniformen aan en met de onderscheidingen opgespeld. Himmler gaf de volgende dag echter opdracht de lijken weer op te graven en te cremeren. De as werd over de velden verstrooid.
Op 21 juli om 01:00 uur klonk Hitlers stem op alle Duitse radiozenders, slecht te verstaan door de nawerkingen van de shock:
Een heel kleine kliek eerzuchtige, gewetenloze en tegelijk verraderlijk domme officieren heeft een complot gesmeed om mij te vermoorden en tegelijk met mij de staf van de Duitse Wehrmachtleiding uit de weg te ruimen. De bom, die door Oberst Von Stauffenberg geplaatst werd, explodeerde twee meter rechts van mij. Een aantal trouwe medewerkers raakte zwaar gewond. Een van hen is dood. Ikzelf ben volledig ongedeerd, afgezien van enkele kleine schaafwonden, builen en brandwonden. Ik beschouw dit als een bevestiging van de opdracht van de Voorzienigheid, mijn levensweg verder te vervolgen, zoals ik het tot nu toe gedaan heb. De kring van deze samenzweerders is erg klein. Zij heeft met de Duitse Wehrmacht en boven alles met het Duitse volk niets te maken. Het is een heel kleine bende verraderlijke elementen, die nu onbarmhartig uitgeroeid zal worden. Ik beveel daarom op dit moment ten eerste dat geen militaire autoriteit, geen troepencommandant, geen soldaat enig bevel van deze uitbuiters opvolgt, maar dat het integendeel ieders plicht is degene die deze bevelen opvolgt of uitgeeft onmiddellijk te arresteren of bij verzet ogenblikkelijk te neutraliseren. (...) Dit keer wordt er afgerekend op de manier zoals wij het als nationaalsocialisten gewend zijn.
In de avond van 20 juli hoorde Generalmajor Henning von Tresckow van het mislukken van de aanslag en besloot hij een einde aan zijn leven te maken. De volgende morgen reed hij naar de frontlijn en liep hij het niemandsland in. Daar probeerde hij te doen alsof hij door Sovjetkogels gesneuveld was; hij vuurde enkele schoten in de lucht en pleegde toen zelfmoord met een handgranaat.Generalmajor Hellmuth Stieff en General der Nachrichtentruppen Erich Fellgiebel werden op 20 juli in de Wolfsschanze gearresteerd. Stieff had al snel geen steun meer gegeven aan de staatsgreep, aangezien naar zijn mening de poging al mislukt was voor die goed en wel gestart was.Generalfeldmarschall Erwin von Witzleben was niet lang op het Ministerie van Oorlog geweest; rond 22:00 uur was hij alweer thuis. "Morgen," zei hij bitter, "zal de beul hier zijn." Hij werd de volgende dag gearresteerd, evenals Generaloberst Erich Hoepner. Hans Bernd Gisevius wist met valse papieren naar Zwitserland te vluchten. Hij overleefde de oorlog en getuigde tijdens het proces van Neurenberg. General der Artillerie Eduard Wagner wachtte Hitlers wraak niet af. Hij pleegde drie dagen na de mislukte aanslag zelfmoord. Generalfeldmarschall Günther von Kluge werd op 17 augustus uit zijn functie ontheven. Von Kluge wist wat hem te wachten stond en op weg naar Duitsland pleegde hij nabij Metz zelfmoord door cyaankali in te nemen.
Hitler beval dat er geen genade moest worden getoond. Het hoofd van de SD, Ernst Kaltenbrunner, werd belast met het verzamelen van bewijsmateriaal. Hij werd bijgestaan door een grote groep van rechercheurs, naar verluid op een gegeven moment meer dan 400. Bijna 5.000 personen werden gearresteerd, waarvan er honderden werden geëxecuteerd. Hitler was ontsteld over de omvang van de oppositie tegen zijn bewind. Hij wilde dat de meedogenloze ondervragingen zo snel mogelijk werden gevolgd door een serie showprocessen. De gevangenen werden dikwijls gemarteld en waren aan handen en voeten geketend gedurende de tijd dat ze in hun cel zaten. Ze werden uitgehongerd en kregen gebrek aan slaap, doordat het licht in hun cellen altijd bleef branden.
De processen vonden plaats bij schijnwerperverlichting en werden volledig gefilmd, evenals de executies. Het Volksgerichthof onder leiding van Dr. Roland Freisler hield zes maanden lang ononderbroken zitting om de verdachten te veroordelen. Freisler wilde van de processen het "meesterwerk" van zijn carrière maken. Hij gebruikte scheldwoorden en sarcasme als zijn voornaamste wapens. Hij kon opeens gaan brullen en schreeuwen met de koele woede van een sadistische schoolmeester. De meeste samenzweerders, die te grote burgerpakken zonder riemen kregen, lieten het proces lijdelijk over zich heen komen. Ze antwoordden zo min mogelijk om Freisler geen kans voor een aanval te geven. Vooral Von Witzleben en Hoepner werden volkomen belachelijk gemaakt en gaven Freisler ontelbare kansen voor sarcasme.
De intellectuelen, waaronder diverse juristen, kwamen er over het algemeen het beste vanaf. Vooral Von Moltke was een goede tegenstander van Freisler. Hij voerde haast een intellectueel debat en putte voldoening uit zijn duel met Freisler. Anderen, zoals Goerdeler, slaagden erin de nieuwsgierigheid van hun ondervragers zodanig te prikkelen dat ze mochten blijven leven. Goerdeler stelde lange, ingewikkelde verklaringen op om de periode van ondervraging te rekken en schreef eindeloze brieven. Hij hoopte tijd te kunnen rekken tot de oorlog afgelopen zou zijn en hij bevrijd zou worden, maar uiteindelijk kregen de ondervragers zijn spel door. Hij werd kort na Leber en Von Moltke geëxecuteerd.
Hans von Dohnanyi probeerde tijd te winnen door met zijn vrouw af te spreken dat ze hem met difterie besmette preparaten in zijn cel zou bezorgen. Door zichzelf chronisch ziek te maken hoopte hij niet te worden veroordeeld, maar uiteindelijk werd ook hij, gedeeltelijk verlamd, opgehangen.
Admiral Wilhelm Canaris wist de ondervragingen ook te rekken. Hij wist zijn ondervragers voortdurend in verwarring te brengen met een lawine van schijnbaar belangrijke informatie, die niemand benadeelde, maar intensief onderzoek vereiste. Ook dit mocht echter niet baten; samen met zijn Abwehr-plaatsvervanger Generalmajor Hans Oster werd hij in concentratiekamp Flossenbürg opgehangen.
Het verhaal gaat dat de belangrijkste samenzweerders met pianodraad werden opgehangen aan vleeshaken. "Als slachtvee," zoals Hitler het beval. In werkelijkheid is dat waarschijnlijk echter niet gebeurt, zie executie van de samenzweerders van 20 juli 1944. De executies werden op bevel van Hitler gefilmd. De beulen dronken cognac en maakten grapjes en lachten, terwijl Hitlers vijanden stierven.
General der Infanterie Carl-Heinrich von Stülpnagel werd verzocht zich in Berlijn te komen verantwoorden. Op weg naar Duitsland poogde hij ook zelfmoord te plegen, maar raakte alleen zwaar gewond. Zijn lichaam werd drijvend in een rivier gevonden en naar het militaire lazaret in Verdun gebracht. Hij werd geopereerd, en later in het lazaret gearresteerd en opgehangen.
Generalfeldmarschall Erwin Rommel was altijd tegen een aanslag geweest, maar was er wel van op de hoogte geweest. Hij raakte kort voor de aanslag zwaar gewond door een luchtaanval. Als medeplichtige werd hij vanwege zijn grote populariteit voor de keuze gesteld terecht te staan als verrader of zelfmoord te plegen en zo zijn familie voor Sippenhaft te beschermen. Sippenhaft hield in dat de naaste familieleden van de misdadiger ook werden vervolgd. Rommel koos voor de tweede optie en pleegde op 14 oktober zelfmoord. Het volk werd wijsgemaakt dat Rommel aan zijn verwondingen was overleden. Hij kreeg een staatsbegrafenis.
Von Tresckows adjudant, Oberleutnant Fabian von Schlabrendorff, kreeg van alle gevangenen misschien wel de slechtste behandeling. Nadat hij door de Gestapo gearresteerd was, werd hij verhoord. Von Schlabrendorff, een ervaren advocaat, had door dat zijn ondervrager vervalste documenten gebruikte. Hij ontkende daarom alles, wat zijn ondervrager woedend maakte. Hij werd geslagen en met martelwerktuigen gefolterd, maar bleef kalm. Vastgebonden werd hij met knuppels geslagen, om vervolgens bloedend en bewusteloos in zijn cel te worden gegooid. Op 3 februari 1945 zou zijn proces plaatsvinden, maar zijn zitting werd geschorst vanwege een bombardement op Berlijn. Von Schlabrendorff werd naar de schuilkelder afgevoerd, maar Freisler kwam om het leven. Het dossier van Von Schlabrendorff had hij in zijn handen en ging verloren. Von Schlabrendorff werd vervolgens naar verscheidene concentratiekampen overgeplaatst en werd op 4 mei 1945 in Dachau bevrijd.
Generaloberst Friedrich Fromm nam een aparte plaats in op de lijst van betrokkenen. Op zijn bevel waren de belangrijkste samenzweerders geëxecuteerd. Toen voelde hij dat het voor hem tijd was te vertrekken. Hij besloot een bezoek te brengen aan Goebbels om verslag uit te brengen, aangezien hij vreesde dat hij verdacht was. Bij zijn aankomst bij Goebbels' huis werd hij onder arrest geplaatst. "Je hebt wel vervloekt veel haast gehad om je getuigen onder de grond te krijgen," was alles wat Goebbels zei. Fromm werd later geëxecuteerd.
In Von Stauffenbergs familie vielen meerdere slachtoffers. Naast Claus werden ook zijn broer Berthold, zijn oom Nikolaus Graf von Üxküll-Gyllenband en zijn neven Peter Graf Yorck von Wartenburg en Oberstleutnant Dr. Cäsar von Hofacker gearresteerd en geëxecuteerd. Alle naaste familieleden werden in Sippenhaft genomen, waaronder ook Von Stauffenbergs 85-jarige oom Berthold, die in gevangenschap overleed. Von Stauffenbergs zwangere vrouw Nina werd gearresteerd en naar een concentratiekamp gedeporteerd. Hier beviel Nina van haar vijfde kind. Haar andere vier kinderen werden naar een kindertehuis gebracht. Ze zouden door nationaalsocialistische families geadopteerd worden, maar dit werd door het einde van de oorlog verhinderd. Na de oorlog werden moeder en kinderen weer herenigd. Nina von Stauffenberg overleed op 2 april 2006, 92 jaar oud. Von Stauffenbergs jongste dochter, Konstanze, schreef in 2008 een biografie van haar moeder Nina. In januari 2009 kwam dit boek in het Nederlands uit onder de titel Nina Schenk Gravin von Stauffenberg - Een portret.
Ter nagedachtenis
Op 20 juli 1952 werd op initiatief van de nabestaanden van de samenzweerders door Eva Olbricht, de weduwe van Friedrich Olbricht, op het Bendlerblock de eerste steen gelegd voor een monument ter nagedachtenis aan de samenzweerders. Het monument, een bronzen jongeman met samengebonden handen, werd precies een jaar later door de de Berlijnse burgemeester onthuld. Twee jaar later werd de Bendlerstrasse hernoemd tot Stauffenbergstrasse en zeven jaar later werd een plaquette onthuld met de namen van de vier officieren die op 21 juli door het executiepeloton werden neergeschoten. In 1989 opende de Berlijnse burgemeester een permanente expositie, bestaand uit meer dan 5.000 foto's en documenten, in het voormalige Ministerie van Oorlog.
Hier volgt een lijst met de belangrijkste vervolgden naar aanleiding van de aanslag van 20 juli 1944. Hiernaast werden ook nog talloze mensen gevangengenomen, vaak onschuldig of slechts beperkt betrokken. Ook werden familieleden van de belangrijkste vervolgde personen in Sippenhaft genomen.
De belangrijkste vervolgde personen van de aanslag van 20 juli 1944 | ||
Hans Adlhoch | Overleden in lazaret aan gevolgen gevangenschap | 21-05-1945 |
Generaloberst a. D. Ludwig Beck | Doodgeschoten na twee mislukte zelfmoordpogingen | 20-07-1944 |
Oberstleutnant i. G. Robert Bernardis | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Albrecht Graf von Bernstorff | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 24-04-1945 |
Gottfried Graf von Bismarck-Schönhausen | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Major Hans-Jürgen Graf von Blumenthal | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 13-10-1944 |
Oberstleutnant i. G. Hasso von Boehmer | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 05-03-1945 |
Eugen Bolz | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Dietrich Bonhoeffer | Opgehangen in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
Klaus Bonhoeffer | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Oberleutnant Dr. Randolph von Breidbach-Bürresheim | Gestorven in KZ Sachsenhausen | 13-06-1945 |
Dr. Eduard Brücklmeier | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 20-10-1944 |
Oscar Caminecci | Geëxecuteerd in KZ Flossenbürg | 09-03-1945 |
Admiral Wilhelm Canaris | Opgehangen in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
Walter Cramer | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 14-11-1944 |
Prof. Alfred Delp | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 02-02-1945 |
Dr. Wilhelm Dieckmann | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 13-09-1944 |
Generalmajor z. V. Heinrich Burggraf und Graf zu Dohna-Schlobitten | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-09-1944 |
Hans von Dohnanyi | Opgehangen in KZ Sachsenhausen | 08-04-1945 |
Oberleutnant Hans-Martin Dorsch | Geëxecuteerd | 13-03-1945 |
Hauptmann Max Ulrich Graf von Drechsel | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Fritz Elsas | Geëxecuteerd in KZ Sachsenhausen | 04-01-1945 |
Oberstleutnant i. G. Karl Heinz Engelhorn | Neergeschoten in Brandenburg-Görden | 24-10-1944 |
Oberstleutnant Hans Otto Erdmann | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
General der Panzertruppen Hans-Karl Freiherr von Esebeck | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
General der Infanterie z. V. Alexander von Falkenhausen | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
General der Nachrichtentruppen Erich Fellgiebel | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Generalleutnant Sebastian Fichtner | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Oberst i. G. Eberhard Finckh | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-08-1944 |
Reinhold Frank | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Oberst i. G. Wessel Freiherr Freytag von Loringhoven | Zelfmoord | 26-07-1944 |
Generaloberst Friedrich Fromm | Neergeschoten in Brandenburg-Görden | 12-03-1945 |
Hauptmann Ludwig Gehre | Opgehangen in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
Eugen Gerstenmaier | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Elisabeth Charlotte Gloeden | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-11-1944 |
Erich Gloeden | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-11-1944 |
Dr. Carl Friedrich Goerdeler | Onthoofd in Berlin-Plötzensee | 02-02-1945 |
Fritz Goerdeler | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 01-03-1945 |
Nikolaus Gross | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Karl Ludwig Freiherr von und zu Guttenberg | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 24-04-1945 |
Max Habermann | Zelfmoord | 30-10-1944 |
Hans Bernd von Haeften | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 15-08-1944 |
Oberleutnant d. R. Werner von Haeften | Neergeschoten op binnenhof Bendlerblock, Berlin | 21-07-1944 |
Oberleutnant d. R. Albrecht von Hagen | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Oberst Kurt Hahn | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Generaloberst Franz Halder | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Nikolaus Christoph von Halem | Geëxecuteerd in Brandenburg | 09-10-1944 |
Eduard Hamm | Zelfmoord | 23-09-1944 |
Oberst i. G. Georg Alexander Hansen | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Carl-Hans Graf von Hardenberg | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Ernst von Harnack | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 05-03-1945 |
Generalleutnant Paul von Hase | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Ulrich von Hassell | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Theodor Haubach | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Prof. Albrecht-Georg Haushofer | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Major i. G. Egbert Hayessen | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 15-08-1944 |
Generalleutnant Gustav Heistermann von Ziehlberg | Neergeschoten in Berlin-Spandau | 02-02-1945 |
SS-Obergruppenführer Wolf-Heinrich Graf von Helldorf | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 15-08-1944 |
Generalmajor Otto Herfurth | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
Andreas Hermes | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Generaloberst Erich Hoepner | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Major Roland-Heinrich von Hösslin | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 13-10-1944 |
Oberstleutnant Dr. Cäsar von Hofacker | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 20-12-1944 |
Otto Hübener | Neergeschoten in Berlijn | 23-04-1945 |
Oberst Friedrich Gustav Jaeger | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 21-08-1944 |
Prof. Jens-Peter Jessen | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-11-1944 |
Hans John | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Hauptmann d. R. Hermann Kaiser | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Franz Kempner | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 05-03-1945 |
Otto Carl Kiep | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-08-1944 |
Georg Conrad Kissling | Zelfmoord | 04-09-1944 |
Oberstleutnant i. G. Bernhard Klamroth | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 15-08-1944 |
Major d. R. Johannes Georg Klamroth | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 26-08-1944 |
Hauptmann Friedrich Karl Klausing | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Ewald von Kleist-Schmenzin | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 09-04-1945 |
Generalfeldmarschall Günther von Kluge | Zelfmoord | 19-08-1944 |
Major Gerhard Knaak | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Dr. Hans Koch | Geëxecuteerd in Berlijn | 24-04-1945 |
Heinrich Körner | Neergeschoten in Berlijn | 25-04-1945 |
Korvettenkapitän Alfred Kranzfelder | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 10-08-1944 |
Dr. Richard Künzer | Neergeschoten in Berlijn | 23-04-1945 |
Elisabeth Auguste Kusnitzky | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-11-1944 |
Oberstleutnant i. G. Fritz von der Lancken | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
Carl Langbehn | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 12-10-1944 |
Dr. Julius Leber | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 05-01-1945 |
Heinrich Graf von Lehndorff-Steinort | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Dr. Paul Lejeune-Jung | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Major Ludwig Freiherr von Leonrod | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 26-08-1944 |
Bernhard Letterhaus | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-11-1944 |
Franz Leuninger | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 01-03-1945 |
Wilhelm Leuschner | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
General der Artillerie Fritz Lindemann | Gestorven aan schietverwondingen in Berlijn | 22-09-1944 |
Oberst i. G. Hans Otfried von Linstow | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-08-1944 |
Paul Löbe | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Ewald Loeser | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Ferdinand Freiherr von Lüninck | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-11-1944 |
Wilhelm-Friedrich Graf zu Lynar | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
Hermann Maass | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 20-10-1944 |
Oberst Rudolf Graf von Marogna-Redwitz | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 12-10-1944 |
Michael Graf von Matuschka | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-09-1944 |
Oberst i. G. Joachim Meichssner | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
Oberst i. G. Albrecht Ritter Mertz von Quirnheim | Neergeschoten op binnenhof Bendlerblock, Berlin | 21-07-1944 |
Helmuth James Graf von Moltke | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Dr. Otto Müller | Gestorven in Berlin-Tegel | 12-10-1944 |
Ernst Munzinger | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
SS-Brigadeführer Arthur Nebe | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 21-03-1945 |
Wilhelm zur Nieden | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Gustav Noske | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Major i. G. Hans Ulrich von Oertzen | Zelfmoord | 21-07-1944 |
General der Infanterie Friedrich Olbricht | Neergeschoten op binnenhof Bendlerblock, Berlin | 21-07-1944 |
Generalmajor Hans Oster | Opgehangen in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
Friedrich Justus Perels | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Erwin Planck | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Kurt Freiherr von Plettenberg | Zelfmoord in Berlijn | 10-03-1945 |
Dr. Johannes Popitz | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 02-02-1945 |
Dr. Cuno Raabe | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
General der Artillerie Dr. phil. h.c., Lic.theol. Friedrich von Rabenau | Geëxecuteerd in KZ Flossenbürg | 12-04-1945 |
Oberstleutnant i. G. Karl Ernst Rahtgens | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 30-08-1944 |
Prof. Adolf Reichwein | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 20-10-1944 |
Oberst i. G. Alexis Freiherr von Roenne | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 12-10-1944 |
Generalfeldmarschall Erwin Rommel | Zelfmoord in Blaustein | 14-10-1944 |
Generalstabsrichter Dr. jur. Karl Sack | Opgehangen in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
Oberstleutnant i. G. Joachim Sadrozinski | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 29-09-1944 |
Anton Saefkow | Geëxecuteerd in Brandenburg an der Havel | 18-09-1944 |
General der Panzertruppen Ferdinand Schaal | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Major Adolf-Friedrich Graf von Schack | Neergeschoten in Brandenburg-Görden | 15-01-1945 |
Oberleutnant Fabian von Schlabrendorff | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Prof. Rüdiger Schleicher | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Ernst Schneppenhorst | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 24-04-1945 |
Dr. Otto Schniewind | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Oberst Hermann Schöne | Geëxecuteerd in Brandenburg-Görden | 15-01-1945 |
Rittmeister d. R. Friedrich Scholz-Babisch | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 13-10-1944 |
Oberstleutnant Werner Schrader | Zelfmoord | 28-07-1944 |
Friedrich-Werner Graf von der Schulenburg | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 10-11-1944 |
Oberleutnant d. R. Fritz-Dietlof Graf von der Schulenburg | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 10-08-1944 |
Oberst i. G. Georg Schulze-Büttger | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 13-10-1944 |
Ludwig Schwamb | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Ulrich Wilhelm Graf von Schwerin von Schwanenfeld | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Oberstleutnant Ulrich Freiherr von Sell | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Oberstleutnant i. G. Günther Smend | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Generalleutnant Dr. Hans Speidel | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Franz Sperr | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
Oberst Wilhelm Staehle | Neergeschoten nabij Berlin-Moabit | 23-04-1945 |
Berhold Schenk Graf von Stauffenberg | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 10-08-1944 |
Oberst i. G. Claus Schenk Graf von Stauffenberg | Neergeschoten op binnenhof Bendlerblock, Berlin | 21-07-1944 |
Generalmajor Hellmuth Stieff | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Theodor Strünck | Geëxecuteerd in KZ Flossenbürg | 09-04-1945 |
General der Infanterie Carl-Heinrich von Stülpnagel | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 30-08-1944 |
Generalmajor Siegfried von Stülpnagel | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Generalleutnant Fritz Thiele | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 04-09-1944 |
Major i. G. Busso Thoma | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 23-01-1945 |
General der Infanterie Georg Thomas | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Generalleutnant Karl Freiherr von Thüngen-Rossbach | Neergeschoten in Brandenburg-Görden | 20-10-1944 |
Oberstleutnant Gerd von Tresckow | Geëxecuteerd in Berlin-Moabit | 06-09-1944 |
Generalmajor Henning von Tresckow | Zelfmoord | 21-07-1944 |
Adam von Trott zu Solz | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 26-08-1944 |
Oberst a. D. Nikolaus Graf von Üxküll-Gyllenband | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-09-1944 |
Fritz Voigt | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 01-03-1945 |
Oberst d. R. Ernst Vollert | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Oberstleutnant i. G. Hans-Alexander von Voss | Zelfmoord in Heinersdorf | 08-11-1944 |
General der Artillerie Eduard Wagner | Zelfmoord | 23-07-1944 |
Oberst Siegfried Wagner | Zelfmoord | 26-07-1944 |
Dr. Hermann Wehrle | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 14-09-1944 |
Carl Wenztel-Teutschenthal | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 20-12-1944 |
Oswald Wiersich | Geëxecuteerd in Berlin-Plötzensee | 01-03-1945 |
Achim Freiherr von Willisen | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Dr. Josef Wirmer | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-09-1944 |
Generalfeldmarschall Erwin von Witzleben | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |
Paul Graf Yorck von Wartenburg | Gearresteerd, overleefde de oorlog | |
Peter Graf Yorck von Wartenburg | Opgehangen in Berlin-Plötzensee | 08-08-1944 |