Ludwig Beck was een Duitse officier die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen Hitler keerde. Hij had veel aanzien binnen das Heer(de landmacht) en was als Chef des Stabes der Heeresleitung mede verantwoordelijk voor de opbouw van het moderne leger dat de Wehrmacht werd. In dit artikel lees je hoe iemand die daaraan meewerkte en voor wie Pruisische militaire waarden enorm belangrijk waren, zich tegen Hitler keerde. En wie was Beck eigenlijk? Waar kwam hij vandaan en hoe ontwikkelde hij zich? Beck is bekend geworden als één van de belangrijke personen achter de aanslag op Hitler van 20 juli 1944, waarvoor hij de hoogste prijs betaalde en stierf.
Ludwig August Theodor Beck werd op 29 juni 1880 in Biebrich geboren, een stad die tegenwoordig in de Duitse deelstaat Hessen ligt. Destijds was het gebied onderdeel van Pruisen en die achtergrond zou een belangrijke rol gaan spelen toen Beck opgroeide. Hij groeide op, als zoon van moeder Bertha Draudt en vader Ludwig Ernst Wilhelm Beck, op het terrein van de ijzergieterij van zijn vader. Vlak voordat Beck uit huis ging, verhuisde de familie naar een villa. De familie had een rijke geschiedenis in het Pruisische leger en was in de regel goed opgeleid. Zijn vader was een academicus die Beck leerde dat er veel te bereiken was met een stevige dosis discipline. Beck koos omstreeks 1898 voor het leger, waarbij de broer van zijn moeder, een luitenant-generaal, beslist een grote rol heeft gespeeld. Hij was niet uitsluitend geïnteresseerd in het leger, maar vond het ook belangrijk om ook op politiek en economisch vlak op de hoogte te blijven. Dat zorgde ervoor dat Beck, veel meer dan andere officieren, een geleerde indruk maakte.
Op 18 augustus 1899 werd Beck tot Leutnant bevorderd bij het Preusische Feldartillerie-Regiment Nr. 15. Hij werd actief als Rekrutenoffizier bij zijn regiment en in die functie was hij medeverantwoordelijk voor het opleiden van nieuwe rekruten. Zo vroeg in zijn carrière wist Beck al indruk te maken door zijn enorme werklust en zijn serieuze taakopvatting. Dat maakte dat Beck opviel bij zijn kameraden. In 1903 werd Beck tot Abteilungs-Adjutant benoemd, een functie die alleen weggelegd was voor de meest gekwalificeerde officieren. De functie bood hem ook de mogelijkheid om zich te richten op een plaats op de Kriegsakademie, de Pruisische school voor de allerbeste officieren die uitzicht bood op een functie in de Generalstab. Beck wist in 1908 een plaats te bemachtigen. Hij was vanwege zijn brede interesse en vanwege het belang dat hij zag in het oplossen van problemen vanuit meerdere invalshoeken , geen typische Pruisische officier. Door die houding was het geen probleem voor Beck om de Kriegsakademie met goed gevolg af te sluiten, ondanks sceptische geluiden vanwege zijn relatief lage rang.
Op 1 maart 1912 keerde Beck na het succesvol afsluiten van zijn opleiding terug naar zijn oude regiment waar hij als nieuwe Generalsstabsoffizier bij de 1. Abteilung aan de slag ging. Zijn terugkeer was van korte duur, want nog geen maand later werd hij naar zijn volgende eenheid bevolen: de Grosse Generalstab der Armee in Berlijn. Daar werkte Beck in de ,4. Abteilung, die onderzoek deed naar vestingwerken in Engeland en Frankrijk ten behoeve van het militair-strategische beleid. Hij verrichtte daar goed werk, zodat hij na slechts anderhalf jaar voor de langere termijn aan de Generalstab werd verbonden, veel korter dan de gebruikelijke drie jaar, die gold als een soort proeftijd. Op 1 oktober 1913 werd Beck bevorderd tot Hauptmann en nu was hij onderdeel van Duitslands militaire elite. Beck zag de Generalstab als een garantie van de rechtsstaat, vanwege de strikte scheiding van politieke en militaire aangelegenheden, en een toonbeeld van de eenheid van de natie, en was daarom erg trots op zijn positie in Berlijn.
In de zomer van 1913 verloofde Beck zich met Amalie Pagenstecher, met wie hij in mei 1916 trouwde. Zij kregen één dochter op 30 januari 1917 en noemden haar Gertrud. Tragisch was dat Becks vrouw vlak na de geboorte, op 16 november 1917, stierf. Vanwege de terughoudendheid van Beck over zijn privéleven weten we weinig over hoe hij met dat verlies omging.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en Beck werd toen aangesteld als 2. Generalstabsoffizier (Ib) im Generalkommando des VI. Reservekorps. In die functie was Beck verantwoordelijk voor de logistiek binnen het hele korps. Bij aanvang van de oorlog was hij nog relatief optimistisch over de oorlog en zag hij het als een professionele test van hem als beroepsmilitair, maar dat beeld werd snel bijgesteld na het zien van de kille realiteit. Hierna werd Beck 1. Generalstabsoffizier (Ia) bij de 117. Infanterie-Division en vervolgens bij de 13. Reserve-Division. Met die divisies vocht hij onder andere bij Arras in Frankrijk, waar zijn 117. Infanterie-Division na twee dagen van intensieve gevechten afgelost moest worden. Daarna, in september 1915, kreeg dezelfde divisie bij La Bassée een grote Britse tegenaanval te verduren, waardoor de divisie nagenoeg vernietigd werd. De 117. Infanterie-Division was de divisie met de zwaarste verliezen aan het front. Met de 13. Reserve-Division vocht hij in 1916 bij Verdun en ook daar werden enorme verliezen geleden. Beck zag de Eerste Wereldoorlog in een zinloze uitputtingsslag veranderen. Hij deed als 1. Generalstabsoffizier zijn best om de verliezen te beperken door bij zijn meerderen tegen bepaalde troepenverplaatsingen te adviseren, maar de strakke hiërarchische verhoudingen stonden dat vaak in de weg. Een beperkte terugtocht was vaak niet mogelijk, met desastreuse gevolgen. Becks meerderen bestempelden zijn adviezen als pessimistisch en schoven ze aan de kant.
Eind 1916 kreeg Beck een nieuwe functie als Stabsoffizier zur besonderen Verwendung in de staf van de Heeresgruppe Deutscher Kronprinz. Dat gaf Beck de mogelijkheid om de problemen aan Duitse zijde in deze fase van de oorlog van dichtbij mee te maken. Er waren continu logistieke uitdagingen, zoals het aanvoeren van nieuwe troepen om de uitgeputte eenheden te vervangen. Daarnaast maakte hij nu de discussies mee op het hoogste niveau over de te voeren strategie. Dat Beck op dit niveau acteerde getuigde van groot vertrouwen van de legerleiding in hem . In 1917 werd Beck bevorderd tot Major en waren zijn leidinggevenden erg van hem onder de indruk. Zoveel zelfs, dat hij meegenomen werd bij strategische en operationele besprekingen in het voorjaar van 1918. Dat was de tijd van het voorjaarsoffensief van het Duitse leger, een laatste poging om het tij van de oorlog in Duits voordeel te doen keren. Beck werd zelfs meegenomen bij een poging van kroonprins Wilhelm, de commandant van de Heeresgruppe, om Erich von Ludendorff, Erster Generalquartiermeister van het leger en plaatsvervanger van Generalfeldmarschall Paul von Hindenburg, ervan te overtuigen om te gaan onderhandelen met de westelijke geallieerde naties. Ludendorff wees het idee af en ging door met het geplande offensief. Het faalde en Duitsland raakte het initiatief definitief kwijt aan de geallieerden. Duitsland verloor en de Eerste Wereldoorlog was op 11 november 1918 ten einde. Beck had, mede vanwege zijn ervaringen op het hoogste niveau, scherpe kritiek op de manier waarop Ludendorff en Hindenburg tot overgave kwamen. Becks laatste opgave was het organiseren van de terugtocht van de vier legers die onder zijn Heeresgruppe vielen. Hij zorgde ervoor dat alle legers op 28 november 1918 op ordelijke wijze allemaal weer terug op Duits grondgebied kwamen.
Na de oorlog kon Beck in het leger blijven. Op 5 januari 1919 werd de staf van de Heeresgruppe Kronprinz Wilhelm ontbonden en was Beck actief in de afwikkeling daarvan. De Major besloot de nieuwe republiek te dienen, ongeacht zijn aanvankelijke sceptische houding ten opzichte van de nieuwe regering van de republiek van Weimar. Begin 1919 werd hij Abteilungs-Kommandeur im Artillerie-Regiment 6. Hij kreeg een bijzondere opdracht direct van General von Seeckt. Hij moest een kritisch document schrijven over het opleiden van officieren in de Grote Oorlog. Dat document zou in de komende jaren belangrijk worden bij het uitbouwen van de nieuwe Generalstab en het opleiden van voldoende opvolgende leidinggevende onderofficieren en officieren. Op 24 maart 1920 kon hij het document aan de Chef der Heeresleitung General Reinhardt voorleggen. Het door Beck gemaakte document diende als adviesdocument aan de hoogste legerleiding wat zijn nog konden verbeteren aan de opleiding van officieren in de Reichswehr, maar helaas is niet bekend wat Seeckt of Reinhardt ermee gedaan hebben. Op 1 oktober 1922 werd Beck tot Oberstleutnant bevorderd en een jaar later kwam hij te werken in de staf van Wehrkreis VI un der 6. Division in Münster. Hij werd daar leider van de Führergehilfen-ausbildung, waardoor hij direct betrokken werd bij het opleiden van toekomstige leidinggevenden van de na de Eerste Wereldoorlog nieuw opgerichte Reichswehr.
Op 1 oktober 1925 werd Beck benoemd tot Chef des Stabes des Wehrkreiskommandos IV und der 4. Division in Dresden. In deze staf ontmoette Beck vele officieren met wie hij later een verzetsgroep vormde om Hitler door een aanslag om het leven te brengen. Hier vormden zich al de netwerken die in het latere verzetswerk van groot belang waren. De rol van Becks eenheid bestond voornamelijk uit de bewaking van de grens met Tsjechoslowakije en daartoe werden allerlei verdedigingsmaatregelen getroffen. Op 1 februari 1927 werd Beck tot Oberst benoemd en in die rang vervulde hij zijn functie tot 1 oktober 1929, toen hij het commando kreeg over het Artillerie-Regiment 5 in Fulda. In deze functie ervoer Beck meer van de politieke spanningen. Hij had bijvoorbeeld te maken met een luitenant die naar de SA wilde overlopen. Beck waarschuwde hem dat hij zijn bevelen moest volgen, maar later bleek dat de luitenant toch was vertrokken. Dit soort gevallen kwam rond deze tijd vaker voor bij het leger.
Op 1 februari 1931 werd Beck bevorderd tot Generalmajor en een jaar later werd hij Artillerieführer im Wehrkreis IV in Dresden. Dit was een functie die hoog gekwalificeerde officieren voornamelijk moest voorbereiden op hogere dienstrangen. Lang bleef hij daar niet, want op 1 oktober 1932 werd Beck commandant van de 1. Kavallerie-Division in Frankfurt an der Oder. Dat was een prestigefunctie, omdat het één van de slechts 10 divisies was in de tijd van de Reichswehr. Twee maanden later werd hij tot Generalleutnant bevorderd. Dat Beck een kundige generaal was, bewees hij tijdens een oefening vlak na zijn aantreden waarbij hij met zijn eenheid de denkbeeldige Poolse vijand was. Beck ging zo voortvarend te werk, dat hij, als de oefening na enkele dagen niet gestopt was, de Duitse strijdkrachten zo in de verdediging gedrukt had dat zij daar niet meer uit kwamen. In deze tijd kreeg Beck ook de leiding over een werkgroep die een nieuw document rondom de zogenaamde Truppenführung moest opstellen: een blauwdruk van gedragingen, leiderschapskwaliteiten en omgang met de nieuwste wapens, zoals tanks, vliegtuigen en dergelijke. Het document werd de handleiding voor de bevelvoering in het Duitse leger en was dus van groot belang.
De machtswissel van 30 januari 1933 deed Ludwig Beck goed, want hij stond op dat moment nog niet zeer kritisch tegenover het nationaalsocialistische bewind. Er ging namelijk een sterk signaal van de nieuwe machthebbers uit dat het leger weer belangrijk zou worden en dat iedereen trots mocht zijn op het leger. Beck was echter niet blind enthousiast, want over de ongeregeldheden op straat en de agressieve taal was hij kritisch. Zijn trots gaf hier toch de doorslag en hij wilde het nieuwe regime een serieuze kans geven. Op 1 oktober 1933 werd Beck Chef des Truppenamtes, één van de belangrijkste posities in het leger. Dat betekende dat hij naar Berlijn moest verhuizen en daarmee kort op de politieke ontwikkelingen zat. Voor Beck was de omgeving van de Heeresleitung en het Kriegsministerium nieuw, omdat hij de eerste stafchef was die nog nooit eerder in die kringen gewerkt had. Helmuth Graf von Moltke, de meest beroemde Generalstabschef van de Generalstab die onder andere de Frans-Duitse oorlog in 1870-1871 wist te winnen, was zijn grote voorbeeld en Beck had met het bereiken van deze positie zijn hoogste doel bereikt. Hij nam zijn werk uiterst serieus, nam vaak werk mee naar huis en stelde ook hoge eisen aan zijn omgeving. Militairen aan wie Beck leiding gaf schreven later over zijn strenge houding en zijn veeleisendheid.
Het was in 1934 roerig binnen de leiding van de Duitse Reichswehr. Er waren verschillende rivaliteiten, een gevolg van de omstandigheid dat met de uitbreiding van het leger verschillende stafeenheden kans zagen om meer macht naar zich toe te trekken. Beck zat daar middenin en kreeg het voor elkaar om van zijn eigen functie de belangrijkste te maken van alle staffuncties. Daarbij was het van waarde dat hij goed kon opschieten met de nieuwe commandant van de landmacht: Generalleutnant Werner von Fritsch. Beck werd de belangrijkste raadgever van Fritsch en kreeg ook plaatsvervangende bevoegdheden van de commandant toegewezen. Hiermee was de concurrentiestrijd voorlopig gestreden. Voorlopig, want er was in 1934 nog veel onduidelijk over de verantwoordelijkheid van planning en het uitvoeren van operaties . Er bleef strijd tussen de drie legeronderdelen Kriegsmarine, Heer (de landmacht) en Luftwaffe, omdat er verschil van inzicht was over een nieuwe commandostructuur waarbij alle legeronderdelen onder één commando werden gebracht. Van oudsher was de Oberbefehlshaber des Heeres de primus inter pares (de "eerste onder zijn gelijken"), hij bepaalde wat er in een oorlog militair moest gebeuren en overlegde dat met de politieke leiding. De strijd binnen de Wehrmacht kwam voort uit een tijd van nieuwe wapens, die nieuwe mogelijkheden met zich meebrachten. Gedurende de gehele oorlog bleef er strijd tussen het Oberkommando der Wehrmacht en het Oberkommando des Heeres. Formeel was laatstgenoemde ondergeschikt aan de eerstgenoemde, maar dat werd in de praktijk niet altijd zo opgevat.
Het is niet helemaal duidelijk sinds wanneer Ludwig Beck het regime van Adolf Hitler volledig afwees. Net als veel andere officieren was hij lang van mening dat er tegen Hitler op zichzelf geen bezwaren waren, maar dat hij zich moest beschermen tegen radicale elementen in zijn Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP). Hij was hoe dan ook tegen de misdaden van de NSDAP, de pesterijen jegens de Joden bijvoorbeeld, en hij probeerde via officiële kanalen zijn ongenoegen te uiten. Hij meldde dan aan de Kriegsminister dat die uitspattingen ervoor konden zorgen dat het prestige en geloofwaardigheid van zijn politiek ten onder zouden gaan. Hij realiseerde zich niet dat die uitspattingen deel waren van Hitlers politiek. Beck was midden jaren dertig daarom beslist nog geen tegenstander van Hitler te noemen. Wel is duidelijk dat hij beslist geen voorstander was van het afleggen van de eed op de persoon van Adolf Hitler; tot augustus 1934 werd trouw gezworen aan de rijksgrondwet. Beck liet destijds weten dat de dag dat hij in 1934 de eed op Hitler moest afleggen, de zwartste uit zijn leven was.
Al in 1933 liet Beck duidelijk via memoranda weten dat hij Duitsland het liefst weer als Europese grootmacht zag. Duitsland moest in dat kader een sterk leger bezitten en daarom wilde Beck vaart maken met de herbewapening. Hier speelde mee dat aangrenzende landen, zoals Frankrijk, behoorlijke legers hadden, waardoor Duitsland, meer specifiek de legerleiding, zich uitgesproken bedreigd voelde. Eén van Becks belangrijkste taken was dan ook de uitbreiding van de Reichswehr. Het leger van 100.000 man moest worden uitgebreid tot een leger met 21 Friedensdivisionen in vredestijd en een Risiko-Heer van ten minste 67 divisies in het geval dat Duitsland zou worden aangevallen. Dat betekende een verdrievoudiging van het aantal beschikbare manschappen naar 300.000 alleen al in vredestijd en Beck plande dat hij dat in vier jaar tijd kon realiseren. Hitler gooide echter roet in het eten door te eisen dat het de uitbreiding al in het voorjaar van 1935 moest worden afgerond. In mei 1934 stelde Beck een memorandum op waarin hij waarschuwde voor een té snelle uitbreiding van het leger, omdat dat argwaan in het buitenland zou opleveren, maar meer nog, omdat in Duitsland middelen voor de uitbreiding in balans moesten zijn en de slagkracht bewaard moest blijven. Het memorandum leverde alleen een uitstel op van de deadline, van voorjaar 1935 tot herfst 1935. Er werd op 16 maart 1935 weer de dienstplicht ingesteld, waardoor in elk geval in een groot aantal nieuwe rekruten voorzien kon worden. Beck en de legerleiding zorgden ervoor dat het leger, ondanks veel tegenslagen en grote druk gestaag groeide.
Op 1 oktober 1935 werd Beck tot General der Artillerie bevorderd. Eind 1935 werd door Beck en Fritsch begonnen met het ombouwen van het leger tot Angriffsheer (aanvalsleger), fase 2 van de uitbreiding van het leger. Er moest plaats gemaakt worden voor gemotoriseerde en gepantserde troepen, zodat het leger in staat werd gesteld om ook in de diepte veel slagkracht te genereren. De ruggengraat van dat leger moesten pantsereenheden vormen. Dit programma volgde op een studie die Beck in opdracht van het Kriegsministerium moest aanleveren over de mogelijkheid van een aanval op een zuidoostelijke staat. Beck had grote kritiek op deze studie, omdat het volgens hem de eerste stap in voorbereidingen tot oorlog was. Desondanks voerde hij de order uit. Zijn verdere diensttijd tot zijn ontslag stond in het teken van het uitdenken van aanvals- en verdedigingsscenario’s gericht op landen die Duitsland bedreigden. Die werden niet alleen door Becks staf, maar ook staven op lagere niveaus en het Wehrmachtamt, bestudeerd en beschreven. Voor Beck waren twee zaken belangrijk: dat Duitsland en het Duitse leger weer sterk zouden worden en dat Duitsland binnen Europa vervolgens een gunstige positie kon innemen. Voor het eerste kon Hitler zorgen, maar het tweede werd met zijn politiek verspeeld en dat bracht Beck ertoe om steeds kritischer te worden jegens de nationaalsocialistische regering. Hij stond veel meer een diplomatieke gang van zaken voor, wat terug te zien was in zijn contacten met buitenlandse legers. Hij vond het gevaarlijk dat Duitsland geïsoleerd zijn leger uitbreidde, omdat dat in het buitenland argwaan wekte. Hij was vooral kritisch op het, in zijn ogen, te snelle handelen in militair-politiek opzicht. De voorbereiding van de inval in Oostenrijk vond hij te vroeg komen voor een leger dat er nog niet klaar voor was om zulke risico’s te nemen. Daarnaast werd er weinig rekening gehouden met Europese machtsverhoudingen en dat maakte Beck bezorgd. Hij bereidde de inval weliswaar voor, maar persoonlijk keurde de Chef des Stabes der Heeresleitung die gang van zaken volkomen af. Beck heeft veel protesten aangetekend tegen de agressieve bewapenings- en buitenlandpolitiek, maar telkens stuitte hij op een muur en werden de plannen gewoon uitgevoerd.
In februari 1937 bracht Beck een bezoek aan de Franse legerleiding en bij dit gesprek werd duidelijk dat de Fransen de vrede wilden bewaren. Beck gaf aan dat het Duitse leger ook voor vrede stond en absoluut geen oorlog met de Fransen wilde. Via de Britse militaire attaché vernam Beck dat de Britten ook vrede wilden behouden. Na een bespreking met de commandanten van de verschillende legeronderdelen en de Reichskriegsminister op 5 november 1937, vernam Beck dat Hitler toekomstige plannen voor oorlog had. In elk geval in de richting van Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie. Hij was daarover ontstemd, omdat het leger daar in zijn ogen nog lang niet klaar voor was en omdat omliggende landen vrede wilden bewaren. Langzaam maar zeker werd de toon in zijn memoranda naar de Kriegsminister vinniger, omdat Beck steeds meer moeite had met de oorlogsretoriek van Hitler. Hij kon er niet tegen dat Hitler naar zijn mening nonchalant beslissingen nam, zonder daarbij de vaklui naar hun oordeel te vragen. Dat was voor Beck, die deze militair-strategische zaken graag goed onderzocht zag, onverdraaglijk. In de tweede helft van 1937 is duidelijk een kentering in Becks standpunt over Hitler te ontdekken. Hij noemde de nationaalsocialistische leider ziekelijk en onberekenbaar. Desondanks ging Beck door met het uitvoeren van de modernisering en herbewapening van het Duitse leger.
In 1938 werden zowel Reichskriegsminister Generalfeldmarschall Werner von Blomberg als landmachtcommandant Generaloberst Werner von Fritsch door Hitler uit hun functies ontheven. Daarmee werden de twee belangrijkste legercommandanten naar huis gestuurd. Hitler greep deze mogelijkheid om zelf de opperbevelhebber van het leger te worden. Beck maakte dit alles van dichtbij mee, als Chef des Generalstabes van Fritsch. Laatstgenoemde werd ervan beticht dat hij openlijk homofiel was en dat werd als reden gebruikt om hem zwart te maken en te laten ontslaan. Later bleek dat dit verhaal door de SS was geënsceneerd. Deze intrige was opgezet om "lastige elementen" in het commando van het leger te verwijderen, want de machtsstrijd was weer volop opgelaaid. Er was een Oberkommando der Wehrmacht (OKW) opgericht die direct de minister adviseerde over krijgszaken. Hitler had echter het commando overgenomen van Blomberg, waardoor er geen minister was en het OKW direct aan de dictator rapporteerde. Dat betekende een zware slag voor het Oberkommando des Heeres (OKH), dat zijn invloed zag slinken. Beck was zich daar volop bewust van en probeerde zich in die situatie te verweren. Hij was tijdens de Anschluss van Oostenrijk direct betrokken bij de militaire planning en uitvoering, als chef-staf van het grootste onderdeel van de Wehrmacht: das Heer. Hitler had de politieke en militaire macht in zichzelf verenigd. Daarnaast werd Beck vanuit het OKW steeds meer tegengewerkt.
De concurrentiestrijd tussen OKW en OKH leidde tot veel conflicten. In 1938 kwam daar nog een lastige situatie bij voor Beck, want Hitler speelde een conflict met Tsjechoslowakije op over de Sudetenduitsers in dat land. Het mondde uit in een crisis waarvan Beck vreesde dat die zou uitmonden in een oorlog die Duitsland niet kon winnen. Hij was van mening dat de Duitse buitenlandse politiek in balans moest zijn met de herbewapening van het leger. Nu dreigde de buitenlandse politiek de herbewapening voorbij te streven. Hij presenteerde in mei 1938 een memorandum aan Walther von Brauchitsch, de commandant van het landleger. Deze was net in functie en Beck probeerde hem via het memorandum op de hoogte te brengen van de manier van denken in zijn staf. Hij wilde aantonen dat Hitlers weg de verkeerde was en Brauchitsch moest zijn positie verdedigen. Beck koos hier voor een protest langs legale kanalen. Brauchitsch was echter bang om het memorandum in zijn geheel aan Hitler te presenteren. Hij ging daarom naar Generalmajor Wilhelm Keitel, de Chef des Stabes van het OKW. Dat was Becks grootste opponent in de concurrentiestrijd en Keitel stelde voor om bepaalde delen van het memorandum aan Hitler te tonen. Daarmee werd Becks argumentatie verzwakt en werden alleen die minst stekelige delen aan Hitler gepresenteerd. Zelfs dit deel van het memorandum zorgde voor een woede-uitbarsting bij Hitler, die vond dat Beck hem van het oorlogspad wilde afhouden, wat ook zo was. Dit was het moment waarop Hitler besloot om de Generalstabchef te vervangen, waarmee hij wachtte tot de herfst van 1938. Tot die tijd verzond Beck verschillende memoranda aan Hitler, maar alle zonder resultaat. Dit was zijn eerste oppositie tegen de leider van Duitsland, zij het via legale kanalen.
Beck vond dat het OKW door het sterke samenspel met Hitler de scheiding tussen politiek en militair te troebel maakte. Een scheiding die in zijn ogen nodig was om de vrede te bewaren met een sterk Duits leger. De Generalstabchef had een meerdere, Brauchitsch, die zich niet tegen Hitler durfde uit te spreken, waardoor Becks argumenten verzwakt of zelf weggelaten werden. Zijn boodschap dat oorlog koste wat het kost voorkomen moest worden, kwam daardoor niet over. Als dat wel het geval was geweest, dan was het maar de vraag of die serieus genomen werd. Beck wilde de gehele generaliteit bewegen om met één stem te spreken, maar het lukte hem niet om dat voor elkaar te krijgen. Hij stelde zelfs een collectief ontslag voor van alle bevelhebbers van het leger, zodat een glashelder statement gemaakt werd richting de politieke koers die gevaren werd. Rondom deze tijd, juli 1938, verscherpte zijn mening zeer en begon hij steeds radicalere ideeën te uiten . Zo eiste hij ook helderheid over de bevoorrechte positie van de SS ten opzichte van het leger. Al zijn memoranda waren gericht aan dovemansoren en Beck wilde ontslag nemen.
Beck vroeg op 18 augustus 1939 ontslag aan Hitler en dat werd hem ook verleend , maar Hitler verlangde van hem nog even in functie te blijven. Beck accepteerde dat verzoek, wat erop wijst dat zijn ontslag niet zo zeer een protestactie was, maar een besluit na vele mislukte pogingen om de militaire koers te veranderen. Bij zijn afscheidstoespraak voor zijn staf, maande Beck zijn officieren tot onafhankelijke oordeelsvorming om te voorkomen dat zij te veel in de nationaalsocialistische molen gezogen werden. Hij werd niet meteen uit actieve dienst gezet en Beck verwachtte daarom een vervolgfunctie. Die kwam er niet, want Beck moest de actieve dienst uiteindelijk toch verlaten op 1 november 1938. Bij zijn afscheid werd hij nog bevorderd tot Generaloberst. Beck nam zijn verlies gelaten en begon zich in de ontstane tijd te verdiepen in internationale crises. Hij schreef meerdere studies over de situatie in Duitsland na zijn pensionering en die werden na de oorlog gepubliceerd in een boek met de titel Studien.
Hoewel er in 1938 al verzetsgroepen waren binnen militaire kringen, was Beck daar nog niet zozeer bij betrokken. Hij was op de hoogte via zijn netwerk in het leger, maar nam geen actief deel aan een complot tegen Hitler. Wel was vanaf eind 1938 een langzame kentering te zien in zijn manier van tegenstand bieden aan Hitler. Beck startte via formele en legale wegen, maar raakte steeds meer ervan overtuigd dat Hitler gestopt moest worden, desnoods gedwongen. Zijn voornaamste argument was dat de rijkskanselier en opperbevelhebber Duitsland in het verderf zou storten als de situatie zich zo bleef ontwikkelen. Beck ervoer van de misdaden tegen de menselijkheid nadat Duitsland Polen was binnengevallen en was diep bedroefd over die feiten. Het maakte hem vastbesloten in zijn verzet, de misdaden waren voor hem redenen te meer om Hitler tot stoppen te dwingen. Hij zocht in 1939 middels memoranda en gesprekken naar gelijkgestemden en wilde gezamenlijk opstaan met zoveel mogelijk bevelhebbers uit het leger. Zo wilde hij de nieuwe Stabchef van het Oberkommando des Heeres Franz Halder overtuigen om tegen Hitler in verzet te komen en te laten zien dat het leger het oneens was met zijn koers. Halder twijfelde echter heftig en besloot uiteindelijk zijn verzet op te geven. Beck zag dat generaals lastig in stelling tegen Hitler te brengen waren doordat de nationaalsocialistische leider veel politieke en militaire successen boekte op dat moment.
Ludwig Beck zag die successen, maar zag ook dat die op een slinkse politieke manier geboekt werden. Hij vond de schending van de neutraliteit van Nederland en België schandelijk. Daarnaast had hij niet veel vertrouwen in het non-agressiepact (zie tekst van het Molotov-Ribbentroppact ) dat Hitler met de Sovjet-Unie gesloten had. Beck zag dat Hitler Duitsland in een oorlog zoog en zo werd hij van een generaal die meehielp aan de wederopbouw van Duitslands leger, tot een generaal die in verzet kwam tegen Hitler. Toch stond Beck nog tamelijk alleen in 1940, omdat er weinig tot geen coördinatie tussen verschillende burgerlijke en militaire verzetsgroepen was. Hij werd niet over alles goed ingelicht en ondernam bijvoorbeeld zelfstandig actie door aan Walther von Brauchitsch te laten weten dat hij bereid was het commando over het leger over te nemen om in die hoedanigheid actie tegen Hitler te ondernemen. Brauchitsch legde het aanbod naast zich neer en Beck informeerde hierover verder niemand. Hij was pragmatischer ingesteld dan veel andere mensen uit het leger die verzet wilden plegen. Zo wilde hij door beïnvloeding zijn doelen bereiken. Uiteindelijk wilde hij zelfs proberen om Generalfeldmarschall August von Mackensen te overtuigen om Walther von Brauchitsch op andere gedachten te brengen. Dat plan mislukte ook, omdat Mackensen daartoe niet bereid was.
In de jaren die volgden bleef Beck goed op de hoogte van de gebeurtenissen aan het front en de misdaden van het nationaalsocialistische regime, voornamelijk door contact te onderhouden met die Abwehr, de geheime dienst van nazi-Duitsland. Daar hadden chef Wilhelm Canaris en Hans Oster een verzetsgroep om zich heen gebouwd en zij zorgden ervoor dat de generaal buiten dienst goed op de hoogte werd gehouden. Beck maakte zich zorgen om de toekomst van de beroemde Generalstab, omdat de kwaliteit door het verloop van het personeel (sterfgevallen, ontslagen en gewonden) erg groot was. Daarnaast werd het blazoen bevlekt door de misdadige politiek van Hitler. Beck ging daarom door met het pogen om generaals te beïnvloeden met brieven en memoranda, maar had daarbij weinig succes. Vlak voor de aanvang van operatie Barbarossa, de aanval op de Sovjet-Unie op 22 juni 1941, verzochten verschillende mensen uit de burgerlijke verzetsgroep, Beck om te protesteren bij Walther von Brauchitsch. Het voornaamste doel was protesteren tegen de misdadige bevelen waarmee de operatie gevoerd zou moeten worden. Beck deed dat echter niet. Hij bleef daarmee nog op de achtergrond van het verzet.
In 1942 begon de rol van Beck belangrijker te worden, omdat er tussen militaire en burgerlijke verzetsgroepen veel onenigheid bestond over de manier waarop verzet gepleegd moest worden. Beck had van nature een beschouwelijk karakter en gaf weinig prijs van de manier waarop hij het liefst verzet zou plegen. Dat zorgde ervoor dat mensen uit verschillende verzetsgroepen hem begonnen te vertrouwen en de generaal buiten dienst kon daardoor een brugfunctie vervullen tussen hen. Bijkomend voordeel was dat hij nog steeds veel aanzien genoot binnen het leger, waardoor hij een mogelijke ingang was om duidelijkheid over de lopende situatie te krijgen of om iemand uit het leger voor het verzet te winnen. Beck vond het zomeroffensief in het oosten van 1942 maar een hopeloze aangelegenheid, die gedoemd was te mislukken. De Wehrmacht presteerde boven haar macht en zou uiteindelijk instorten, waardoor Duitsland de oorlog zou verliezen. Beck vond dat Hitler daarom uit de weg geruimd moest worden. Dankzij zijn brugfunctie in het verzet, werd hij een bepalend figuur. Toch werd hij regelmatig bekritiseerd wegens passiviteit door andere verzetslieden, maar daarbij onderschatten zij de geringe rol die Beck binnen de Wehrmacht kon spelen door zijn " buiten dienst" status.
Na het debacle van de slag om Stalingrad, waar de 6. Armee begin 1943 omsingeld en verpletterend verslagen werd, kwam Beck tot de conclusie dat er een aanslag op Hitler gepleegd moest worden. Het belangrijkste argument daarvoor was de belabberde situatie voor de Wehrmacht. Via Josef Müller, een Oberleutnant van die Abwehr, bleef Beck op de hoogte van de internationale situatie, zoals de houding van Groot-Brittannië en de positie van de paus ten opzichte van de verzetsgroep. Ondertussen werd Beck één van de belangrijkste figuren in de verzetsgroep, omdat er zeer veel onenigheid bestond tussen burgerlijke en militaire verzetsmensen. Beck was in staat om beide zijden vertrouwen te schenken en zo de krachten te concentreren. Eind 1942 werd bij Beck darmkanker gediagnosticeerd en dat trok een zware wissel op zijn leven. Desondanks was hij in staat om door te gaan met zijn verzetsactiviteiten. Vele bijeenkomsten gingen gewoon door, maar in maart 1943 moest hij onder het mes om de kwaadaardige tumoren te laten verwijderen. De hersteltijd maakte dat hij twee maanden gedwongen uitgeschakeld was, niet in staat om zich in te spannen voor het verzet. Terwijl Beck herstelde, werd de verzetsgroep in die Abwehr door de Gestapo opgerold, wat een zeer zware slag voor het verzetswas. Toen Beck voorzichtig zijn leven weer kon oppakken, begon hij meteen bezoek te ontvangen van de verzetsgroep. Hij moest echter snel weer onder het mes, zodat hij pas eind augustus 1943 weer inzetbaar was. Er was ondertussen veel veranderd in de situatie voor Duitsland, de toestand was verslechterd.
Meteen nadat hij hersteld werd verklaard zette hij zich weer in voor de verzetsgroep. Direct plande hij samen met andere verzetslieden wat er gebeuren moest bij de aanslag, zoals de overname van het radioverkeer, het afgrendelen van Berlijn en het vinden van mogelijke steun bij militairen. Ze planden om vanaf voorjaar 1944 in staat te zijn om een aanslag te plegen. In de tussentijd was er iemand bij het verzet gekomen, Oberst Claus Schenk Graf von Stauffenberg, die bereid was om zelf een aanslag op Hitlers leven te plegen. Beck bereidde nu, inmiddels als leidend figuur binnen de verzetsgroep, samen met onder andere Goerdeler, Henning von Tresckow en von Stauffenberg de aanslag voor. Ze gingen veel verder dan het ombrengen van Hitler, want ze maakten ook plannen voor een overgangsregering en welke mensen daarvan deel zouden moeten uitmaken. Over dat laatste thema werd ontzettend veel gediscussieerd, omdat er veel onenigheid bestond tussen de verzetslieden. Beck vond weliswaar dat nagedacht moest worden over een regering, maar dat belangrijker was dat er een poging gedaan werd om Hitler te doden, zodat ook in het buitenland te zien zou zijn dat er verzet in Duitsland aanwezig is. Wat wél gesmeerd ging in de voorbereidingen was het voorbereiden van politieke documentatie, wetten en militaire bevelen.
Op 6 juni 1944 landden de geallieerden in Normandië en realiseerden de mensen in de verzetsgroep zich dat er haast gemaakt moest worden. Niet omdat de aanslag moest lukken, maar de mensen buiten het nazirijk moesten zien dat er ook in het binnenland verzet gepleegd werd. Bepalend was dat Stauffenberg per 1 juli 1944 Chef des Stabes van het Ersatzheer geworden was, waardoor hij dichterbij Hitler kon komen én reservetroepen in beweging kon zetten. Het Ersatzheer vormde het reserveleger van de Wehrmacht en het regelde de vervanging van troepen aan het front, zodat zij af en toe konden rusten. Stauffenberg en de commandant van het Ersatzheer, Friedrich Fromm, werden regelmatig naar Hitler bevolen, omdat er na de geallieerde landingen ook het westfront diverse crises waren ontstaan. Ondertussen nam Beck de leiding van het verzet op zich en verzekerde hij zich van een goede informatiepositie. Hij zorgde er ook voor dat er haast gemaakt werd met het plegen van de aanslag. Dat resulteerde erin dat Stauffenberg op 6 juli de eerste aanslag poogde te plegen, maar hij vond dat er te weinig sleutelfiguren aanwezig waren om de bom die hij bij zich droeg te laten ontploffen. Beck drong hierna aan op snel handelen, omdat de tijd drong met het oog op de snelle geallieerde opmars na de invasie van 6 juni 1944 op de stranden van Normandië.
Tussen 6 juli en 20 juli volgden daarom nog meerdere pogingen, waarbij de aanslag daadwerkelijk gepleegd werd op 20 juli 1944. Het waren zenuwslopende dagen voor Ludwig Beck en anderen uit de verzetsgroep, omdat ze telkens op het sein moesten wachten dat de aanslag gepleegd was. Toen Claus Schenk Graf von Stauffenberg de aanslag op 20juli daadwerkelijk gepleegd had en Walküre ( codenaam voor de machtsovername ) in gang gezet werd, was Beck in de loop van de dag aangekomen bij het verzetscentrum in een militair gebouw aan de Bendlerstrasse in Berlijn. Het duurde lang voordat de verzetsgroep aan de Bendlerstrasse zeker wist of de aanslag gelukt was en dat bracht enkele onder hen in twijfel. Beck en Stauffenberg drongen echter aan op handelen, omdat het slagen van de aanslag en staatsgreep van 20 juli 1944 weliswaar belangrijk was, maar de hoofdmoot was dat er openlijk verzet gepleegd werd tegen Hitlers waanzinnige politiek. Toen bleek dat de aanslag mislukt was, werden er meteen tegenmaatregelen afgekondigd en de Walküre-befehle ongedaan gemaakt. De Walküre-befehle waren alle bevelen die vanuit de verzetsgroep het leger ingestuurd werden om de regering omver te werpen en de macht over te nemen door bijvoorbeeld de SS (Schutzstaffel) vast te zetten. Door de tegenbevelen ontstond eerst verwarring, want wat was nu het echte bevel, maar toen Adolf Hitler een radiotoespraak hield, was het duidelijk dat de Walküre-befehle ten dode opgeschreven waren.
De weifelende Generaloberst Fromm van het Ersatzheer, die vastgezet was omdat hij pas wilde handelen als bewezen werd dat Hitler dood was, kwam vrij doordat hij bevrijd werd door troepen die Hitler nog wel steunden. Hij nam het bevel, arresteerde de aanwezige verzetsstrijders en liet Stauffenberg en enkele anderen standrechtelijk executeren. Beck kreeg de ruimte om zelfmoord te plegen, nadat hij dat aan Fromm gevraagd had. Hij schoot zichzelf tweemaal door het hoofd, was toen nog niet dood, waarna één van de soldaten die Fromm vergezelden Beck uit zijn lijden verloste.
Generaloberst Beck stierf op 20 juli 1944 als onderdeel van de verzetsgroep die de aanslag op Hitler gepleegd had. Hij had eerst meegewerkt aan het creëren van de machtige Wehrmacht, maar kreeg twijfels en besloot tot verzet. Uiteindelijk heeft hij het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog gewerkt aan het schrijven van bevelen en het plannen van de situatie na Hitler. In de laatste jaren bereidde hij zelfs de aanslag op Hitler voor en koos ervoor om daarbij de eer aan zichzelf te houden op 20 juli 1944.