De middelzware Sovjet T-34 tank, ook wel 'T-34-76' genoemd, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in groten getale geproduceerd. De Duitsers gaven tijdens de oorlog eigen namen aan T-34 tanks (bijvoorbeeld 'T-34/76A'). In totaal zijn ongeveer 80.000 (84.070) T-34 tanks tijdens en na de oorlog (1940-1958) geproduceerd. De eerste T-34 modellen (T-34 model 1940, 1941, 1942 en 1943) waren met 76.2mm kanonnen bewapend. Later (1943-1944) werd een nieuw type T-34 tank met sterkere bewapening ingezet (T-34-85). De confrontatie met de T-34 tanks, door de Wehrmacht en Waffen-SS aan het Oostfront, zorgde bij het Duitse leger voor een schok of in ieder geval een verrassing. Sommige militairen in de Duitse legertop waren wellicht op de hoogte van het bestaan van sterke, goed bepantserde Sovjettanks (dat kwam o.a. door onderlinge wapeninspecties en de Fins-Russische Winteroorlog), maar de Duitse frontsoldaat waarschijnlijk niet. De eerste, door de Sovjet-Unie ingezette T-34 tank (T-34 model 1940 oftewel T-34 Model 1940) had een 76,2mm L-11 kanon met een grotere vuurkracht dan de meeste Duitse tanks zoals de Panzerkampfwagen II/PzKpfw II (2 cm KwK 30 L/55 of 2 cm KwK 38 L/55), Panzerkampfwagen III (3.7 cm KwK 36 of 5 cm KwK 38 L/42) en Panzerkampfwagen IV (7.5 cm KwK 37 L/24). Latere T-34 modellen hadden een langer kanon (F-34) en konden dikker staal doorboren dan het T-34 model 1940.
Wat betreft bepantsering, mobiliteit en motorvermogen, maar ook wat betreft vuurkracht waren de T-34 tanks waarmee de Duitse troepen in 1941, in kleine aantallen, geconfronteerd werden een onaangename verrassing. Het feit dat de Wehrmacht toentertijd vooral 3.7 cm PaK 36 en later 5 cm PaK 38 antitankwapens had zorgde ervoor dat de T-34 vaak op korte of middellange afstand aangevallen moest worden waarbij het belangrijk was om zwakke plekken met pantsergranaten te raken. Vergeleken met de verschillende versies van de standaard Duitse tanks zoals de Panzerkampfwagen I/PzKpfw I (7.92mm MG13), PzKpfw II (2 cm KwK 30/2 cm KwK 38), PzKpfw III (3.7 cm KwK 36 en 5 cm KwK 38) en Pzkpfw IV (7.5 cm KwK 37) en de van oorsprong Tsjechische modellen zoals de Panzerkampfwagen 38(t)/PzKpfw 38(t) (3.7 cm KwK 38), hadden de eerste T-34 tanks een grotere explosieve inhoud in de pantsergranaten, een beter penetratievermogen met de standaard pantsermunitie en soms een hogere mondingssnelheid van de pantsergranaten. Afgezien van het feit dat de Duitse gevechtstactieken in 1941 vaak erg diepgaand en doordacht waren en de gevechtservaring van de Duitsers een grote rol speelde, was de T-34 tank in capabele handen een geducht wapen. Vooral indien de tank door voldoende infanterie en geschut of artillerie ondersteund werd was het voertuig in staat grote schade aan te richten aan de Duitse troepen.
De eerste T-34 tanks (ook wel T-34-76) genoemd, konden bijvoorbeeld de van bouten voorziene pantserplaten van de lichte Panzerkampfwagen 38(t) op korte, middellange of grote afstand doorboren. Bij de inslag van pantsergranaten braken pantserplaten, of stukken daarvan, van die Duitse tank soms gewoon af. Het kanon van de Panzerkampfwagen 38(t) kon de frontale rompplaten van het T-34 model 1940 en 1941 (maar ook de frontale bepantsering van andere modellen), vrijwel niet doorboren. Er zijn verhalen bekend van Duitse antitankschutters en tankjagers (Panzerjäger) die met behulp van 3.7 cm PaK 36 geschut T-34 tanks probeerden uit te schakelen. Soms was het resultaat dat die kanonnen gewoon overreden werden door T-34 en KV-tanks. Alleen speciale wolfraamgranaten hadden soms effect op het T-34 pantser. Weliswaar kregen de Duitsers vanaf april 1941 het 5 cm PaK 38 L/60 antitankkanon (5 cm Panzerabwehrkanone 38 (L/60), dat sterker was dan de 3.7 cm PaK 36, maar dat tegen het T-34 en KV-pantser toch vaak niet optimaal presteerde. Zo kan de standaard pantsermunitie van dat kanon het T-34 pantser aan de voorkant vaak niet doorboren, alleen de koepel, de zijkanten of de achterkant onder gunstige hoeken. Wel dient opgemerkt te worden dat de 'zachte' kenmerken van de Sovjettanks (ruimte in de tank, kwaliteit van richtoptieken, het feit dat de commandant tevens het kanon moest bedienen, het geregeld ontbreken van radio) in 1941, maar ook in 1942 en 1943, over het algemeen slechter waren dan bij de Duitse tanks. Ook schijnt de kwaliteit van de bepantsering bij sommige T-34 tanks in 1941 en later niet erg goed geweest te zijn. De praktische sterkte was, door allerlei factoren bijvoorbeeld fabrieksfouten, beduidend minder dan de theoretische. Soms kwamen zelfs scheuren in de bepantsering voor.
Ondanks de zwakke punten van de T-34-76, inspireerde het voertuig de Duitsers om sterkere tanks te bouwen. Met andere woorden: de invloed van de T-34 op de Duitse troepen, de legerleiders en de ingenieurs, en op het Duitse tankwapen in zijn geheel, was zo groot dat men trachtte de tank te kopiëren. Dat gebeurde uiteindelijk niet op een één op één basis, maar wel gedeeltelijk (Panzerkampfwagen V 'Panther'/PzKpfw V Panther). Het feit dat de Duitsers vanaf 1943 een groot scala aan nieuwe en zware tanks hadden (Tiger/PzKpfw VI Tiger, Panther), en tevens sterke antitankjagers, zorgde ervoor dat nieuwe T-34 tanks met sterkere kanonnen ontwikkeld werden. De in 1941 en 1942 wat bepantsering en bewapening betreft sterke T-34-76 tank had toentertijd zijn kracht op een één op één vergelijking grotendeels verloren. De T-34-76 tank moest het vanaf dat moment vooral hebben van de productieaantallen, slimme tactieken (flankeren etc.) en het feit dat de sterkste Duitse tanks slechts in relatief kleine aantallen actief ingezet werden.
Dit artikel tracht met behulp van primaire en secundaire bronnen een vergelijking te maken tussen de vuurkracht van enkele T-34 modellen (T-34 model 1940, 1941, 1942) en de belangrijkste Duitse tanks die vanaf juni 1941 met elkaar geconfronteerd werden. Daarbij wordt ingegaan op verschillende technische gegevens. Daardoor kunnen lezers zich een beter beeld vormen van de (antitank)vuurkracht van veel T-34 tanks. Belangrijk is daarbij om te weten is dat de training van de tankbemanningen van doorslaggevend belang was, evenals het terrein, de weersomstandigheden en de windrichting. Er wordt niet ingegaan op andere technische aspecten zoals het motorvermogen of de snelheid van voertuigen omdat die informatie in andere artikelen en boeken uitgebreid aan bod komt.
In juni 1941 had het Duitse leger een aantal soorten tanks in dienst: de Panzerkampfwagen I, de Panzerkampfwagen II (inclusief Ausf. F), de Panzerkampfwagen III (bewapend met 3.7 KwK 36 en 5 cm KwK 38 L/42 zoals de Ausf. F) en de Panzerkampfwagen IV (bewapend met 7.5 cm KwK 37 L/24 zoals de Ausf. E). De meest krachtige tanks van de Wehrmacht waren de Panzerkampfwagen III en IV waarbij de III vooral een antitankvoertuig tegen bepantserde doelen was en de IV een anti-infanterie of ondersteunend voertuig. In totaal werden ongeveer 3.350 Duitse tanks ingezet die het opnamen tegen plusminus 20.000 (23.078 op 1 juni 1941) Sovjettanks. Een andere bron noemt 3.502 tanks waarvan 259 Panzerkampfwagen III (3.7 cm kanon), 707 Panzerkampfwagen III (5 cm kanon), 439 Panzerkampfwagen IV (7.5 cm KwK 37 kanon), 337 Panzerkampfwagen I (machinegeweren), 756 Panzerkampfwagen II (2 cm kanon), 155 Panzerkampfwagen 35(t) (3.7 cm kanon) en 625 Panzerkampfwagen 38 (t) (3.7 cm kanon). Ook waren nog commandotanks aanwezig (224 stuks). Een andere bron stelt dat er destijds 3.801 tanks ingezet werden. Feit is dat de licht bepantserde Panzerkampfwagen I ook mee deed aan Operatie Barbarossa. Die tank werd ingezet bij pioneereenheden of genie-eenheden en bij tankregimenten. De lichte bepantsering zorgde ervoor dat het voertuig eigenlijk niet geschikt was als sterk aanvalswapen tegen vijandelijke tanks, maar wel ingezet kon worden als verkenningsvoertuig tegen vijandelijke infanterie, trucks of machinegeweerstellingen.
De Duitse tanks hadden vaak radio, hadden over het algemeen goed getrainde bemanningen met veel ervaring, werden goed ondersteund door de luchtmacht (Luftwaffe) en infanterie en konden zodoende grote successen boeken tegen de over het algemeen slecht tot matig getrainde en niet of nauwelijks ondersteunde Sovjettankbemanningen. Het Sovjetarsenaal bestond met name uit T-26 lichte tanks, BT lichte tanks (BT-5, BT-7), T-28 middelzware tanks, enkele grote T-35 tanks, lichte amfibietanks en in relatief kleine aantallen beschikbare T-34-76 en KV (KV-1 en KV-2) tanks. Wat betreft antitankvuurkracht konden de Duitse Panzerkampfwagen II, III en IV de Sovjet T-26, T-35 en T-28 relatief eenvoudig uitschakelen. Dat kon in theorie tot op een afstand van een halve kilometer of soms zelfs verder (in het geval van de Panzerkampfwagen III en IV). De 20 tot 30mm dikke staalplaten van de zware T-35 tank boden soms niet voldoende bescherming om het 2 cm snelvuur van de lichte Panzerkampfwagen II op korte afstand tegen te houden. De T-26 lichte tank was over het algemeen te zwak bepantserd (10 tot 15mm) om pantsergranaten tegen te houden. Afgezien van die feiten schakelde vooral de Duitse luchtmacht (Luftwaffe), de antitankkanonnen en de Duitse artillerie Sovjettanks en andere pantservoertuigen uit.
De antitankvuurkracht van de T-34 en de KV-tanks was goed. Afgezien van het feit dat pantsergranaten in 1941 niet altijd in voldoende aantallen beschikbaar waren en de kwaliteit van die granaten soms te wensen overliet. Het 76.2mm (7.62 cm) geschut van beide tanks was krachtiger dan alle Duitse tankkanonnen. De T-34 (toentertijd model 1940 en later 1941) kon aan de voorkant vaak alleen met 8.8 cm geschut (Flak 18) uitgeschakeld worden of met behulp van 10.5 cm artillerie. De beter en dikker bepantserde KV-tanks waren een nog moeilijker uit te schakelen doelwit voor Duitse schutters. Feit is dat het T-34 model 1940, 1941, 1942 (en 1943) gebruik maakten van twee hoofdsoorten munitie: de aan de UBR-354A gemonteerde BR-350A (projectielgewicht 6.3 kg) en de aan de UBR-354B gemonteerde BR-350B (projectielgewicht 6.5 kg). Die granaten hadden een grijze of donkergroene kleur en zwarte markeringen. De BR-350A granaat had een ballistische kap en een explosieve inhoud van plusminus 150 tot 155 gram TNT. De met de ontsteking type MD-8 uitgeruste BR-350B granaat had ook een ballistische kap, maar een lagere explosieve inhoud (het gewicht bedroeg ongeveer 60 tot 65 gram A-IX-2, grotendeels bestaande uit RDX). De BR-350A granaat (318mm) was iets langer dan de BR-350B granaat (301-304mm) en was uitgerust met een MD-5 ontsteking. De BR-350A granaat vertoonde aanvankelijk problemen wat betreft de interne structuur en wat betreft de algehele structuur van de granaat. De granaat had soms de neiging gedeeltelijk in stukken te breken of te versplinteren bij inslag. De holte waarin explosief materiaal was aangebracht zorgde er deels voor dat de sterkte van de granaat afnam. De BR-350B granaat had een vereenvoudigde vormgeving en betere penetratiewaarden. De BR-350B had een energie van 1425.4 kJ. De BR-350A was vóór 1941 in productie genomen en de productie daarvan stopte in 1943. De BR-350B werd in de zomer van 1942 in productie genomen en verving de BR-350A langzamerhand. De massaproductie van die granaat begon pas vanaf maart 1943. Er was ook nog een BR-354P (wolfraam)granaat die de BR-350B in 1944 aanvulde (naast dat type bestond ook nog de 3.0 kilogram wegende BR-350P wolfraammunitie). Dit artikel richt zich met name op de BR-350A en de BR-350B pantsermunitie. De T-34 kon ook nog andere munitiesoorten afvuren zoals brisant-, schrapnel en holle lading munitie. De brisant munitie (UOF-354M) met een projectielgewicht (OF-350) van 6.2 kilogram had een plusminus 0.621 kilogram wegende explosieve (TNT) inhoud. Een van de andere granaten die sommige T-34 tanks gebruikten was de BR-350SP, een 6.5 kilogram wegende pantsergranaat zonder explosieve inhoud.
Opgemerkt dient te worden dat veel T-34 tanks gebruik maakten van de TMFD-7 telescoop (vergroting 2.5x, 14.5 graden zichtbereik). Dat vizier liet slechts 39.2 procent licht door. Naast dat vizier had de T-34 (net als de KV-tank) een PT-4-7 vizier met een vergrotingsfactor van 2.5x en een zichtbereik van 25.5 graden. De PT-4-7 liet echter slechts 26,3 procent licht door. Het beperkte lichtdoorlatende vermogen kwam doordat de Sovjets de techniek van anti reflectieve technieken nog niet onder de knie hadden, en tevens door het feit dat het glas niet van topkwaliteit was. Indien er voldoende licht was (en het weer dat toeliet) kon het 76.2mm kanon (F-34) tot op een afstand van 800 meter min of meer nauwkeurig gericht worden. In slechte weersomstandigheden (mist, regen en sneeuw) waren Duitse tanks echter in het voordeel. De Duitse tanks konden tot afstanden van plusminus 1.5 kilometer relatief nauwkeurig richten.
Van het T-34-76 model 1940, soms ook omschreven als 'T-34 Model 1940', werden ongeveer vierhonderd exemplaren gebouwd. De tank had een 76.2mm L-11 geschut. Dat 76.2mm L-11 kanon had een lengte van 2323.5mm (L/30.5) en woog 328 kilogram (gewicht van de loop). Het kanon werd uitgerust met 76.2 x 385 mm. R BR-350A, BR-350B, BR-350SP, OF-350 (brisant) en Sh-354T (shrapnel) munitie. De 6.3 kilogram wegende projectielen (BR-350A) van de pantsermunitie bereikten snelheden van 612 tot 615 meter per seconde (m/s). De penetratiewaarden bedroegen maximaal ongeveer 70 mm, ongeveer 66 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 53 mm tot op een afstand van een kilometer. Het penetratievermogen lag aan het type staal, bijvoorbeeld gerold of gehard staal en de kwaliteit. Zo doorboorde de BR-350A pantsergranaat ongeveer 73 mm gehard staal ('FHA': face-hardened armor) op een afstand van 0 meter, 71 mm tot op een afstand van honderd meter, 65 mm tot op een afstand van een halve kilometer en 57 mm tot op een afstand van een kilometer. Een tabel in het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) geeft op een afstand van een kilometer plusminus 51 tot 57 mm staal (tegen gerold en gehard staal). Een ander overzicht stelt dat het kanon 76 mm tot op een afstand van honderd meter, ongeveer 70 mm tot op een afstand van vijfhonderd, ongeveer 60 mm tot op een afstand van een kilometer en 50 mm tot op een afstand van anderhalve kilometer doorboorde. De Duitse Panzerkampfwagen II, inclusief de Ausf. F, had een 63 kilogram wegende 2 cm KwK 30 L/55 (soms wordt 2 cm KwK 30 L/50 genoemd), of een 56 kilogram wegend 2 cm KwK 38 L/55 snelvuurkanon met een praktisch schietbereik van 1.200 meter (maximaal 4.800 meter), dat met de 20×138mmB PzGr (Panzergranatpatrone Leuchtspur, oftewel 'Panzergranate') munitie (0.148 kg, 780-830m/s) ongeveer 20 mm staal tot op een afstand van honderd meter doorboorde en plusminus 14 mm op een halve kilometer onder een inslaghoek van dertig graden (onder een inslaghoek van 0 graden bedroeg het maximale penetratievermogen 30 tot 45 mm en op een afstand van 250 meter was het ongeveer 40 mm). De Panzerkampfwagen II kon ook nog brisant tegen infanterie of licht bepantserde doelwitten afvuren. De speciale wolfraammunitie, de 0.100 kg wegende Panzergranate 40 oftewel 'PzGr 40', 1050 m/s, was soms in zeer kleine aantallen beschikbaar en doorboorde volgens een gezaghebbende bron ongeveer 63 mm staal tot op een afstand van honderd meter en plusminus 10 mm tot op een afstand van een kilometer. Die wolfraammunitie was over het algemeen niet zo geschikt tegen dikke, schuine pantserplaten (de kans om af te ketsen nam toe).
De bepantsering van de Panzerkampfwagen II Ausf. F bedroeg 20 tot 35 mm (voorkant romp) en was over het algemeen niet in staat de BR-350A munitie van het T-34 model 1940, en latere modellen, op korte, middellange of grote afstand tegen te houden. Volgens een tabel in het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) was de T-34-76 immuun voor de 2 cm KwK 30 L/55, en door de ietwat hogere vuursnelheid gekenmerkte 2 cm KwK 38 L/55 (de 2 cm FlaK 30 had een maximale vuursnelheid van 280 tot 450 schoten per minuut en ongeveer 120 tot 180 schoten in de praktijk). Op zijn beurt kon de Panzerkampfwagen II tot op een afstand van plusminus één kilometer of zelfs verder aan de voorkant doorboord worden. Dat kon zowel met 76.2mm BR-350A en de sterkere, maar later geïntroduceerde BR-350B granaat gelet op de penetratiewaarden. De T-34 kon bij goed weer tot op een afstand van plusminus 800 meter richten. Met andere woorden: de Panzerkampfwagen II, alle met 2 cm kanon bewapende versies, konden vrijwel niets uitrichten tegen het frontale pantser van de Sovjet T-34-76 tank (T-34 model 1940 en latere versies).
Het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) laat een tabel zien waarin de Panzerkampfwagen 38(t) Ausf. G, voorzien van 50mm frontaal staal, en de T-34 op elkaar schieten. Er wordt vermeld dat de T-34, waarvan het type niet genoemd wordt, een immuniteitszone had van plusminus 650 meter. Dat is echter twijfelachtig. Gelet op de penetratiedata kon de Panzer 38(t) de T-34 frontaal eigenlijk niet uitschakelen. Zo was de voorkant van de romp van de T-34 over het algemeen te dik om door de Panzerkampfwagen 38(t) doorboord te worden. Alleen de voorkant van de koepel zou in theorie op kortere afstand doorboord kunnen worden. Met beide soorten pantsergranaten ongeveer tot op een afstand van honderd meter gelet op de penetratiedata. Onder een verticale inslaghoek hadden de pantsergranaten van de Panzerkampfwagen 38 (t) maximaal ongeveer 50 mm staalpenetratie versus het 45 mm, op sommige plekken schuin vormgegeven, dikke koepelpantser van de T-34 tank. Andersom kon de T-34 tank de Panzer 38(t) tot op een afstand van achthonderd meter, de realistische richtafstand, tot een kilometer of zelfs verder, aan de voorkant vernietigen. Feit is dat de van bouten en moeren uitgeruste Panzer 38(t) kwetsbaar was voor 76.2mm vuur, zelfs voor 76.2mm brisant- en kartetsmunitie, zo lezen wij in het genoemde boek. De Panzerkampfwagen 38(t) was in 1941, maar vooral in de oorlogsjaren erna, een verouderde tank die eigenlijk niet geschikt meer was om gevechten met vijandelijke tanks aan te gaan.
De BR-350A pantsergranaat van T-34-76 model 1940 had tegen gerold staal een maximale penetratie van plusminus 70 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 44 tot 45 mm staal op een afstand van twee kilometer (die munitie kon dus op lange afstand ongeveer 40 tot 50 mm staal doorboren). Tijdens Operatie Barbarossa werden ook Duitse Panzerkampfwagen III voertuigen ingezet die met 3.7 cm KwK 36 wapens (195 kilogram, praktisch schietbereik: 900-1.000 meter en maximaal schietbereik: 6.000 meter) bewapend waren. Het 3.7 cm KwK 36 kanon (3.7 cm Kampfwagenkanone 36 L/45, L/46.5) was al eerder in Polen (1939) en Frankrijk (1940) ingezet. Het wapen was gebaseerd op de 3.7 cm PaK 36 en kon pantsergranaten afvuren. De 37 x 249 mm. R projectielen van de pantsergranaten (3.7-cm-Panzergranatpatrone, soms omschreven als 'Pzgr' of 'PzGr', 0.685-0.69 kg, 745m/s), doorboorden ongeveer 40 mm staal tot op een afstand van honderd meter en plusminus 20 tot 30 mm op een afstand van een kilometer (gebaseerd op schiettesten waarbij meer dan 50% van het gewicht van de granaat door het pantser dringt). Onder een inslaghoek van dertig graden doorboorde de pantsermunitie ongeveer 34 mm staal tot op een afstand van honderd meter en ongeveer 22 mm tot op een afstand van een kilometer. Een andere bron, een tabel in het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001), stelt dat de pantsermunitie dikker staal doorboorde (maximaal 64 mm tot op een afstand van honderd meter en ongeveer 40 mm tot op een afstand van een kilometer). De publicatie geeft op een andere pagina een maximale waarde van 67 tot 68 mm staal (onder een inslaghoek van 0 graden). De explosieve inhoud woog 13 gram. De wolfraammunitie (3.7-cm-Panzergranatpatrone 40, oftewel 'Pzgr40'/'PzGr 40'), 0.368 kg en 1020m/s, doorboorde maximaal ongeveer 90 mm staal, 40 tot 50 mm op een afstand van een halve kilometer en ongeveer 20 mm tot op een afstand van een kilometer. Na één kilometer was het penetratievermogen minimaal.
Het kwam erop neer dat de Panzerkampfwagen III met 3.7 cm KwK 36 het frontale T-34 pantser vaak niet kon doorboren. Alleen op zeer korte afstand, ongeveer honderd meter of minder, had de 3.7 KwK 36 een kleine kans zwakke plekken te raken (zoals de frontale koepelplaten, vizieren, etc.). Panzerkampfwagen III voertuigen die met het 3.7 cm KwK 36 wapen uitgerust werden, zoals de Panzerkampfwagen III Ausf. E, waren voorzien van 30 mm frontaal staal (zijkanten: 30mm). Feit is dat het 76.2mm L-11 kanon van de T-34 (T-34 model 1940, maar ook andere modellen), de voorkant van de Panzerkampfwagen III Ausf. E (en oudere versies), tot op grote afstand (800-1000 meter) kon doorboren. Het feit dat de Panzerkampfwagen III (3.7 cm KwK 36) de T-34 vaak op korte afstand moest naderen was een groot nadeel. Het 3.7 cm KwK 36 wapen (L/45 en L/46.5), was in feite te zwak om dik tankpantser op middellange of grote afstand te doorboren. Vooral de zware KV-1 tank maakte dat duidelijk (de bepantsering was nagenoeg ondoordringbaar voor 3.7 cm PaK 36 en KwK 36 pantsermunitie).
Het T-34-76 model 1940 bewapend met het 76.2mm L-11 kanon doorboorde zoals gezegd met de standaardmunitie c.q. pantsergranaten (BR-350A) ongeveer 70 mm staal tot op een afstand van honderd meter, op een afstand van anderhalve kilometer ongeveer 50 mm en 44 tot 45 mm staal bij twee kilometer (tegen gerold en gehard staal). De Panzerkampfwagen III, zoals de Panzerkampfwagen III Ausf. J met het 5 cm KwK 38 L/42 kanon (400 kilogram, maximaal schietbereik: 6.500 meter, praktisch schietbereik: 900-1.200 meter), had met de PzGr 39 (5-cm-Panzergranatpatrone 39, 685m/s) met kap of 'hoedje' en een explosieve inhoud een maximaal penetratievermogen van 70 tot 80 mm staal, ongeveer 50 tot 60 mm staal op een afstand van vijfhonderd meter en 30 mm op een afstand van twee kilometer. Het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) geeft maximale penetratiedata van 80 tot 85 mm staal onder een inslaghoek van 0 graden. De bepantsering van de Panzerkampfwagen III bedroeg plusminus 30 tot 50 mm staal (gehard en gerold staal). Aan de voorkant had de 'J' versie plusminus 50 mm staal (de 'F' versie had ongeveer 30 mm staal). Dat betekende dat het T-34 model 1940 met de BR-350A munitie in staat was de Panzerkampfwagen III Ausf. J op een afstand van achthonderd meter of verder, plusminus een kilometer, aan de voorkant uit te schakelen.
Een tabel in het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) laat zien dat de T-34 tank in staat was de Panzerkampfwagen III in theorie tot op een kilometer aan de voorkant uit te schakelen. Indien kwetsbare plekken getroffen werden (kijkventsers, richtvizieren, openingen) had de 76mm granaat soms nog meer kans de Panzerkampfwagen III te doorboren (omdat die plekken soms goed bepantserd waren). Op zijn beurt kon de Panzerkampfwagen III, bijvoorbeeld de Ausf. J, de T-34 niet op grote afstand uitschakelen. De voorkant van de romp van de T-34-76 (alle modellen) was voorzien van 45 mm staal in een schuine hoek. Die schuine bepantsering was ongeveer equivalent aan 80 tot 90 mm verticaal staal en kon vrijwel niet door 5 cm KwK 38 pantsergranaten doorboord worden. De voorkant van de koepel van de T-34 kon, in theorie en met veel geluk, ongeveer tot op een afstand van een halve kilometer of minder met de 5 cm PzGr 39 doorboord worden (mits de inslaghoek perfect was: ligt aan het perspectief 0 of 90 graden). Met andere woorden: het T-34 kanon (76.2mm L-11) kon de Panzer III op grotere afstand aan de voorkant, zowel de romp als koepel, doorboren dan omgekeerd. Het hielp daarbij niet dat de bepantsering van de Panzerkampfwagen III, inclusief de 'J' versie, aan de voorkant verticaal was. Daardoor konden 76mm granaten in theorie relatief eenvoudig het pantser op korte, middellange of grotere afstand doorboren. Wel dient opgemerkt te worden dat de 76,2mm granaten van de T-34 van redelijke tot goede kwaliteit moesten zijn om het pantser te doorboren (de Sovjet 45mm pantsergranaten hadden aanvankelijk kwaliteitsproblemen: het frontale pantser van een Panzerkampfwagen III kon bij een schiettest in 1940 niet op een afstand van 400 meter doorboord worden terwijl dat in theorie tot op een kilometer of verder haalbaar moest zijn).
Zoals gezegd kon het 76.2mm L-11 kanon plusminus 60 tot 70 mm gehard en gerold staal op een afstand van honderd meter en ongeveer 40 tot 50 mm staal op een kilometer doorboren. De Panzerkampfwagen IV Ausf. E en F (en eerdere versies), hadden een kort 7.5 cm KwK 37 L/24 kanon (490 kilogram, maximaal schietbereik: 6.200-6.500 meter, praktisch schietbereik: 620-650 meter), dat ongeveer 50 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 30 mm tot op een afstand van twee kilometer doorboorde (ongeveer 41 mm staal onder een inslaghoek van dertig graden op een afstand van honderd meter). De specifieke munitie, de 7.5-cm-Panzergranatpatrone KWK, K.Gr. rot Pz., soms ook 'Gr. Patr. KwK' genoemd, projectielgewicht 6.80 kilogram (385m/s) met een 80 gram wegende explosieve inhoud, was eigenlijk niet zo geschikt als antitankmunitie, maar werd soms toch ingezet omdat de Panzer IV weinig andere geschikte antitankmunitie had (exclusief de holle lading soorten). De maximale bepantsering van de Panzerkampfwagen IV (in juni-juli 1941) bedroeg ongeveer 30 tot 50 mm staal (aan de voorkant: 30 tot 50 mm staal). Het kwam erop neer dat het T-34 model 1940 in staat was de Panzerkampfwagen IV Ausf. E en F (F1) en eerdere versies, met de 76mm BR-350A munitie tot op een afstand van een kilometer of verder aan de voorkant (30-50mm) kon uitschakelen. Het feit dat de Panzer IV verticaal vormgegeven staalplaten had zorgde ervoor dat extra bescherming, zoals de schuine pantserplaten van de T-34 boden, uitgesloten werd. Op zijn beurt kon de Panzerkampfwagen IV, b.v. de Ausf. E en de F1, het T-34 model 1940 en latere versies alleen aan de voorkant bij de koepel doorboren. De frontale rompplaten van de T-34, 40 tot 45mm in een hoek, equivalent aan 80 tot 90mm staal, waren vaak te dik om door de K.Gr. rot Pz. doorboord te worden. Zelfs op korte afstand was dat vaak onmogelijk. Een tabel in het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) laat zien dat de T-34 een frontale immuniteitszone had van plusminus een kilometer (800 meter) versus de Panzerkampfwagen IV bewapend met het 7.5 cm KwK 37 L/24 geschut. In theorie was dat soms nog verder gelet op verschillende penetratiedata.
Het T-34-76 model 1941 had in tegenstelling tot zijn voorganger (T-34-76 model 1940) een langer en krachtiger F-34 geschut (1.070 kilogram, maximaal schietbereik: 6.000 meter) dat dezelfde munitiesoorten kon afvuren (BR-350A en BR-350B), maar dikker staal kon doorboren. In het 76.2mm F-34 (L/41.5) kanon bedroeg de granaatsnelheid 662 tot 665m/s (BR-350A) en 655 tot 662m/s (BR-350B). De penetratiewaarden in het F-34 kanon (BR-350A) tegen gehard staal bedroegen ongeveer 78 mm tot op een afstand van honderd meter en 50 mm tot op een afstand van twee kilometer. Een ander overzicht noemt ongeveer 80 mm tot op een afstand van honderd meter, 70 mm tot op een afstand van vijfhonderd meter en plusminus 50 mm tot op een afstand van twee kilometer. Tabellen en overzichten in het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) stellen maximaal plusminus 86 tot 87 mm (0 tot honderd meter), plusminus 70 tot 80 mm op een afstand van vijfhonderd meter, 57 tot 66 mm op een afstand van een kilometer, plusminus 50 tot 60 mm op een afstand van anderhalve kilometer (een tabel met als titel '1943-1945 76.2mm L41.5 APHE geeft 47 tot 54 mm op anderhalve kilometer) en ongeveer 40 tot 50 mm op een afstand van twee kilometer. Een ander overzicht geeft 77 tot 80 mm staal op een afstand van 0 meter en ongeveer 60 mm op een afstand van een kilometer. De 5 cm KwK 38 L/42 van de Panzerkampfwagen III kon maximaal 60 tot 70 mm (tussen 0 en 100 meter) en plusminus 60 mm staal doorboren op een afstand van vijfhonderd meter. Het kwam erop neer dat het T-34 model 1941 met het F-34 geschut (BR-350A munitie) in staat was de Panzerkampfwagen III op grote afstand aan de voorkant bij de romp of de koepel uit te schakelen. De bepantsering van het T-34 model 1941 was vergeleken met het T-34 model 1940 nagenoeg onveranderd en kon de 5 cm PzGr.39 van de Panzerkampfwagen III Ausf. F en J tot op korte, middellange of grotere afstand af laten ketsen. Alleen de koepel van het T-34 model 1941, net als bij model 1940, was in theorie relatief kwetsbaar voor 5 cm KwK 38 L/42 Panzergranate munitie. Het kwam erop neer dat het T-34 model 1941 in theorie de Panzerkampfwagen III met de 5 cm KwK 38 op grotere afstand kon uitschakelen dan omgekeerd het geval was. Uiteraard moest een getrainde bemanning, goed weer etc. aanwezig zijn.
Kort samengevat kon het 76.2mm F-34 geschut van het T-34 model 1941 de Panzerkampfwagen IV met de 7.5 cm KwK 37 L/24 op een afstand van een halve kilometer of verder aan de voorkant uitschakelen. De 30 tot 50 mm frontale rompplaten van de Panzerkampfwagen IV Ausf. E en F waren, gelet op verschillende technische gegevens en schiettesten, vaak niet in staat de BR-350 munitie op korte, middellange of zelfs grotere afstand tegen te houden. In theorie zelfs niet tot op een afstand van een kilometer. Het korte 7.5 cm KwK 37 geschut kon het T-34 model 1941 vaak alleen aan de voorkant bij de koepel op kortere afstand uitschakelen. Het penetratievermogen van dat kanon bedroeg ongeveer 50 mm staal tot op een afstand van honderd meter. De munitie van de T-34 tank (76.2mm BR-350B) had vergeleken met de 76.2mm BR-350A variant een beter penetratievermogen, maar minder explosieve inhoud en was in staat ongeveer 81 tot 93 mm gerold of gehard staal op een afstand van 0 meter (een andere tabel geeft 83 tot 86 mm staal), ongeveer 77 tot 82 mm (of volgens een ander overzicht 70 tot 75 mm) op een afstand van een halve kilometer en 66 tot 73 mm op een afstand van een kilometer te doorboren. De granaat doorboorde ongeveer 51 tot 52 mm (of 56 tot 57 mm) staal op een afstand van twee kilometer. Dat betekende dat de BR-350B granaat maximaal ongeveer 90 mm doorboorde, ongeveer 80 mm tot op een afstand van honderd meter en 50 tot 60 mm op een afstand van twee kilometer. De BR-350B munitie was dus net als de BR-350A in staat de Panzerkampfwagen IV Ausf. E en F tot op een afstand van vijfhonderd meter of verder aan de voorkant bij de koepel of de romp uit te schakelen. Een tabel in het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) laat zien dat de T-34 zelfs in staat was de Panzerkampfwagen IV (7.5 cm KwK 37 L/24) op een afstand van plusminus een kilometer aan de voorkant te vernietigen. De Panzerkampfwagen IV "cannot penetrate T-34's front armour".
Het T-34 model 1942 was een verbeterd model. De tank had onder andere een nieuwe en beter bepantserde koepel (52 tot 53mm staal aan alle kanten), maar dezelfde bewapening als het T-34 model 1941. Het T-34 model 1942 kon de Panzerkampfwagen IV net als zijn voorgangers op grote afstand, ongeveer 800 meter tot een kilometer, aan de voorkant uitschakelen. Andersom had de Panzerkampfwagen IV op grotere afstand veel meer moeite om het T-34 model 1942 aan de voorkant uit te schakelen.
Een Duitse officier van de Panzerjäger-Abteilung 4 berichtte over de Panzer III en IV:
Unsere Panzer wurden immer wieder durch frontale Treffer aufgerissen. Die Kommandantenkuppeln der PzKpfw III und IV wurden ganz abgeschossen, ein Beweis, dass die Panzerung zu schwach ist und die Befestigung nicht stimmt. Es beweist aber auch die Genauigkeit und Durchschlagskraft der 76-mm-Kanone des T-34. Der frühere Angriffsgeist (der Panzertruppe) wird schwinden; stattdessen macht sich ein Gefühl der Unterlegenheit breit, denn die Besatzungen wissen, dass sie auf große Entfernung von den feindlichen Panzern abgeschossen werden können.
De niet behandelde lichte Panzerkampfwagen I (7.92mm MG13) doorboorde met de Patrone S. m. K. (785 tot 890 m/s) ongeveer 8 mm staal op een afstand van honderd meter en 3 mm op een afstand van een halve kilometer (inslaghoek van dertig graden). Het penetratievermogen was veel te gering om het T-34 pantser te doorboren. Ook was de Panzerkampfwagen I te licht gepantserd om 76,2mm en 45mm granaten tegen te houden. Net als zijn voorganger maakte de Panzerkampfwagen II (2 cm KwK 30 L/55 of 2 cm KwK 38 L/55) vrijwel geen kans tegen T-34 tanks. Het 2 cm snelvuurkanon was met pantsermunitie over het algemeen te zwak om dikke staalplaten te doorboren. De besproken 3.7 cm KwK 36 kanonnen (Panzerkampfwagen III) waren met pantsermunitie ook niet in staat de T-34 op grotere afstand te doorboren. De 3.7 cm PaK 36 kon de zij- en achterkantbepantsering vaak alleen op korte afstand doorboren. De Panzerkampfwagen III (5 cm KwK 38 L/42) maakte alleen een kans indien de koepel van de T-34 op korte afstand met de Panzergranate getroffen werd. Op grote afstand maakten die tanks aan de voorkant weinig kans. De Panzerkampfwagen IV (7.5 cm KwK 37 L/24) maakte op korte en middellange afstand weinig kans om T-34 tanks met pantsermunitie te vernietigen. Ook hier gold dat de koepel van de T-34 getroffen moest worden indien men de bepantsering met een grotere kans van slagen wilde doorboren (afgezien van gelukstreffers). Met andere woorden: de genoemde Duitse tanks waren relatief kwetsbaar voor de 76.2mm L-11 en 76.2mm F-34 kanonnen (voorkant, zijkant en achterkant). Sommige tanks zoals de Panzerkampfwagen II waren verouderd. De gevechtservaring van het Duitse leger en de Waffen-SS, de kwalitatieve richtoptieken, de communicatieapparatuur, het gebrek aan training bij Sovjetbemanningen en legerleiders, het gebrek aan munitiesoorten bij de Sovjets en de relatief slechte 'interne' eigenschappen van de eerste T-34 productiemodellen (de krappe interne ruimte, de kleine koepel, de commandant moest het kanon bedienen, geen radio, de relatief matige richtoptieken; bubbels in het glas c.q. kunststof, kwalitatieve gebreken wat betreft de pantsermunitie en fabrieksfouten of kwaliteitsgebreken in de bepantsering) zorgden ervoor dat de Duitsers niet meer verliezen leden toen zij Sovjettanks zoals de T-34 en de zwaardere KV-1 tegenkwamen. Indien de Sovjet-Unie op 22 juni 1941 over een groter arsenaal aan capabele legerleiders had beschikt en de Sovjettankbemanningen beter getraind waren met meer munitie en het leger over het algemeen beter uitgerust was, had de situatie er wellicht anders uitgezien.
Ondanks die feiten was de mening van tankexpert en generaal Heinz Guderian (1888-1954) in 1941 duidelijk:
Zalhreiche T-34 fügten unseren Panzern schwere Verlüste zu. Bis dahin hatten wir die Überlegenheit gehabt; nun war es umgekehrt. Die Aussicht auf rasche, entscheidende Siege schwand somit schnell. Ich machte eine Meldung über diese für uns neue Lage and schickte sie an die Heeresgruppe. Ich beschrieb in klaren Worten die klare Überlegenheit des T-34 gegenüber unserem Panzer IV und zog auch die entsprechenden Schlussfolgerungen für unsere künftige Panzerproduktion. Ich drang darauf, schnellmöglich einen Aussschuss and unseren Frontabschnitt zu entsenden, bestehend aus Vertretern vom Heereswaffenamt, dem Rüstungsministerium, den Panzerbaueren und der Industrie...Die Offiziere an der Front waren dafür, den T-34 einfach nachzubauen, weil das der schnellste Weg war, die höchst unglückliche Lage der deutschen Panzertruppe zu beheben.
Zoals gezegd hadden de eerste T-34 tanks een 76.2mm L-11 geschut dat in staat was veel Duitse tanks op korte, middellange of grote afstand aan de voorkant uit te schakelen. Het penetratievermogen was genoeg, zelfs op een afstand van plusminus achthonderd meter om de meeste Duitse tanks te vernietigen. De verbetering in de vorm van het 76,2mm F-34 geschut zorgde ervoor dat de T-34 tank nog meer vuurkracht kreeg. Veel Duitse getuigen geven aan dat T-34 tanks wel aan de zij- of achterkant met 3.7 cm of 5 cm pantsermunitie uitgeschakeld konden worden. De voorkant bleef echter een moeilijk te doorboren doelwit. De mobiliteit en het motorvermogen van T-34-76 model 1940, 1941 en 1942 stelde de voertuigen in staat snel te accelereren en snelheden van 40 tot 50 kilometer per uur te halen (vergeleken met de Duitse tanks die ongeveer 30 tot 35 km/u bereikten). Afgezien van het feit dat de hoofdbewapening van de T-34-76 over het algemeen krachtiger was dan de hoofdbewapening van het merendeel van de Duitse tanks, had de tank ook nog eens een sterkere motor (plusminus 500pk) en brede rupsbanden die de tank beter in staat stelden in sneeuw of op onverhard terrein te rijden. De Duitse tanks zoals de Panzerkampfwagen III en IV hadden vrij smalle rupsbanden en kregen soms speciale 'Ostketten' om in het onverharde Oostfrontterrein (sneeuw, modder of zand) te rijden. De grote vuurkracht en bepantsering van de T-34-76 werd echter wel deels teniet gedaan door de incompetente Sovjettraining, het bloedvergieten van Sovjetleider Jozef Stalin (1878-1953) (het vermoorden van capabele Sovjettactici en legerleiders), een tekort aan onderdelen en kwalitatieve fouten in staal en granaten (munitie). Die problemen werden nooit helemaal verholpen, maar sommige daarvan werden gedurende de oorlog door de Sovjet-Unie wel verbeterd of deels verholpen. We kunnen concluderen dat tussen 1941 en 1942 de T-34-76 tank (model 1940, 1941 en 1942) wat betreft bepantsering en bewapening (antitankvuurkracht) over het algemeen superieur was aan alle Duitse tanks, inclusief de Panzerkampfwagen IV (7.5 cm KwK 37 L/24) en de van oorsprong Tsjechoslowaakse modellen (Panzerkampfwagen 38(t).
De Duitse frustratie om de door hen verachtte 'Üntermenschen' gebouwde T-34 te vernietigen resulteerde in een poging om de bestaande Duitse tanks met sterkere kanonnen te bewapenen en aan het front in te zetten. Enkele projecten waren al eerder op touw gezet, maar waren nog niet in groten getale aan het front verschenen. De meest duidelijke voorbeelden van herbewapening zijn terug te zien bij de Panzerkampfwagen III en IV. Beide tankmodellen kregen een krachtiger kanon. De Panzerkampfwagen III Ausf. J1 was de eerste Panzer III die een langer 5 cm kanon kreeg (5 cm KwK 39 L/60) en de Panzerkampfwagen IV Ausf. F, Ausf. F2 genaamd, kreeg een langer 7.5 cm KwK 40 L/43 geschut dat veel krachtiger was dan de korte 7.5 cm KwK 37 L/24. De productie van de Panzerkampfwagen III Ausf. J1 geschiedde vanaf maart tot en met oktober 1941 (1.549 stuks). De maximale bepantsering bedroeg plusminus 50 mm staal aan de voorkant. Ook de nieuwe en verbeterde Panzerkampfwagen III Ausf. M had een 5 cm KwK 39 L/60 kanon. In de zomer van 1942 werd de Panzerkampfwagen III met dat nieuwe geschut aan het Oostfront ingezet. Het kanon was in staat de T-34 tank tot op een afstand van plusminus een halve kilometer aan de voorkant van de koepel te doorboren (gelet op de verschillende penetratiedata). De Panzerkampfwagen IV Ausf. F2 werd vanaf april 1942 geproduceerd en vanaf de zomer van 1942 aan het Oostfront ingezet. In juli 1942 waren ongeveer 175 Pz. IV Ausf. F2 tanks geproduceerd. Het 7.5 cm KwK 40 geschut stelde de tank in staat het T-34-76 model 1940, 1941 en 1942 op grote afstand aan de voorkant uit te schakelen. Het was in feite de enige Duitse tank die dat in 1942 kon (afgezien van StuG III: Stürmgeschutz).
De T-34-76 kon zoals gezegd met het 76.2mm L-11 geschut ongeveer 70 mm staal tot op een afstand van honderd meter, 56 mm tot op een afstand van een kilometer en 44 mm tot op een afstand van twee kilometer doorboren (een overzicht noemt maximaal ongeveer 70 mm en 60 mm op een afstand van een kilometer). Een tabel in het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) geeft op een afstand van een kilometer plusminus 51 tot 57 mm staal (tegen gerold en gehard staal). De Panzerkampfwagen III Ausf. J1, L en M hadden een 5 cm KwK 39 L/60 kanon (435 kilogram, schietbereik maximaal: 8.000 meter, praktisch schietbereik: 1.300 meter) dat pantsermunitie met een snelheid van 835m/s kon afvuren. Het kanon was met de 2,06 kilogram wegende munitie Panzergranate 39 (5-cm-Panzergranatpatrone 39 KWK 39, oftewel 'PzGr.39') met kap of 'hoedje' en een explosieve inhoud, in staat ongeveer 90 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 40 mm staal op een afstand van twee kilometer te doorboren. Bij een afstand van een kilometer bedroeg het ongeveer 60 mm. Een tabel in het genoemde boek stelt dat de 5 cm Panzergranate 39 maximaal 99 mm staal op een afstand van 0 meter doorboorde. Op een andere pagina is te lezen dat de Panzergranate 39 maximaal 101 tot 109 mm staal doorboorde (onder een inslaghoek van negentig graden en op een afstand van 0 meter). De bepantsering van de Panzerkampfwagen III Ausf. J1, L en M bedroeg maximaal 50 tot 77 mm (57+20 mm aan de voorkant van de koepel, mantel: 50+20mm, romp: 50 tot 70mm). De zijkant van die tanks was voorzien van plusminus 30 mm staal. Het kwam erop neer dat de 76.2mm L-11 met de BR-350A munitie in staat was zwakke plekken, bijvoorbeeld de koepelring, het frontale machinegeweer (romp) en de onderste rompplaat, aan de voorkant van de Panzerkampfwagen III J1, L en M tot op een afstand van een halve kilometer of verder te doorboren. De frontale rompbepantsering (maximaal 70mm) kon op sommige plekken niet doorboord worden omdat het penetratievermogen van de 76.2mm BR-350A granaat in het L-11 kanon op middellange of grote afstand minder dan 70 mm staal bedroeg. De koepel en de daarin aanwezige zwakke plekken konden doorboord worden maar niet op zo'n grote afstand als bij eerdere Panzer III versies (vooral de frontale plekken van 70 tot 77mm dik staal waren sterk). De zijkant kon tot op zeer grote afstand doorboord worden. In theorie één of zelfs twee kilometer dat vaak in de praktijk niet haalbaar was. De aanwezige kijk- en richtventsters waren relatief kwetsbare plekken voor 76.2mm pantsermunitie.
Omgekeerd kon de Panzerkampfwagen III met het 5 cm KwK 39 L/60 kanon de voorkant van de romp van het T-34 model 1940 op middellange of grote afstand vrijwel niet doorboren (op kortere afstand soms ook niet). Wel was de koepel van de T-34 op een afstand van plusminus een halve kilometer kwetsbaarder voor 5 cm pantsermunitie. Gelet op penetratiedata was de koepel van het T-34 model 1940 zelfs op grotere afstand kwetsbaar. Een tabel in het eerdergenoemde boek stelt dat de 5 cm KwK 39 L/60 ongeveer 76 mm staal op een afstand van vijfhonderd meter en 59 mm staal op een afstand van een kilometer doorboorde wat zou betekenen dat het wapen in staat was de 45 mm frontale koepelplaten van het T-34 model 1940 te doorboren. Een primaire bron (Sovjetdocument getiteld 'CAMD RF 208-2511-1049') stelt dat het 5 cm KwK 39 L/60 kanon de voorkant van de T-34 koepel tot op een afstand van plusminus 600 tot 700 meter kon doorboren. Samengevat kunnen we stellen dat beide tanks elkaar konden vernietigen, maar dat het T-34 model 1940 wel wat meer moeite had met de BR-350A munitie om de Panzerkampfwagen III Ausf. J1, L en M op grotere afstand aan de voorkant te vernietigen (kwetsbare plekken daarbij uitgesloten). De Panzerkampfwagen III met 5 cm KwK 39 L/60 was daarentegen vrijwel niet in staat de frontale rompplaten van het T-34 model 1940 te doorboren, alleen de voorkant van de koepel of kon met behulp van een gelukstreffer de koepel blokkeren of de koepelring treffen. Opvallend is dat een op gevechtservaringen gebaseerde bron stelt dat het 5 cm KwK 39 L/60 geschut verantwoordelijk was voor 54.3 procent van de vernietigde T-34 tanks (juni 1941-september 1942). Waarschijnlijk werden de T-34 tanks door het 5 cm wapen vooral aan de zij- of achterkant vernietigd.
Een zeer grote bedreiging voor de eerste T-34 modellen was de Panzerkampfwagen IV Ausf. F2. Bewapend met een lang 7.5 cm geschut was die Duitse tank in staat de T-34 op zeer grote afstand te vernietigen, ook aan de voorkant (romp). Het kanon van de Panzer IV Ausf. F2 (KwK 40 L/43, 670-750 kilogram, maximaal schietbereik: 7.700-8.100 meter, praktisch schietbereik: 1.200 meter) was met de munitie Panzergranate 39, oftewel '7.5-cm-Panzergranatpatrone 39 KWK' met kap of 'hoedje', ballistisch windscherm en een explosieve inhoud, in staat ongeveer 130 tot 140 mm staal tot op een afstand van honderd meter en ongeveer 80 tot 90 mm staal op een afstand van twee kilometer te doorboren (iets meer dan 100 mm bij een afstand van een kilometer). Dat betekende dat de voorkant van het T-34 model 1940 opeens niet meer 'onkwetsbaar' was. De Panzer IV Ausf. F2 was een zeer geduchte tank en kon het T-34 model 1940 op een afstand van een kilometer vernietigen. Een primaire Sovjetbron, getiteld 'CAMD RF 20825111049', stelt dat de 7.5 cm KwK 40 L/43 het frontale T-34 pantser op een afstand van achthonderd meter nog doorboorde. Andersom kon de BR-350A munitie van de L-11 de frontale romp- en koepelplaten van de F2 (ongeveer 50mm), ook in theorie tot op een afstand van achthonderd meter of verder (een kilometer) doorboren. De voorkant van de koepel van de Panzer IV Ausf. F2 was ongeveer 50 mm dik met op bepaalde plekken (extra) kwetsbare plekken. Vergeleken met de Duitse tank had de T-34 over het algemeen dikkere bepantsering (45/45/40 tot 45mm schuin versus 50/30/20 tot 30mm verticaal). Samengevat: beide tanks konden elkaar op korte, middellange tot grote afstand uitschakelen, zowel bij de koepel als aan de voorkant van de romp.
Het verbeterde penetratievermogen van het 76.2mm F-34 geschut (vergeleken met de 76.2mm L-11) zorgde ervoor dat de Panzerkampfwagen III Ausf. J, L en M nog steeds kwetsbaar waren voor T-34 tankvuur. De verbeterde BR-350B granaat van het T-34 model 1941 doorboorde maximaal ongeveer 90 mm staal, ongeveer 78 tot 83 mm op een afstand van vijfhonderd meter, 66 tot 73 mm op een afstand van een kilometer en 61 tot 65 mm op een afstand van anderhalve kilometer (afgerond dus 60 tot 70 mm). De verbeterde eigenschappen van die granaat zorgden ervoor dat de tank in theorie in staat was met die munitie de Panzerkampfwagen III versies met 5 cm KwK 39 L/60 op een afstand van plusminus een kilometer of minder (ongeveer 500 meter) aan de voorkant van de romp en koepel (50 tot 77mm) te doorboren. Gelukstreffers tegen kwetsbare delen (koepelring, machinegeweer, kijkventsters, etc.) konden ervoor zorgen dat de tank uitgeschakeld werd. Omgekeerd had de Panzerkampfwagen III vooral kans van slagen indien de frontale koepelplaten van het T-34 model 1941 of de koepelring getroffen werd. De schuine rompplaten van het T-34 model 1941 bleven tot op grote afstand (plusminus één kilometer) vrijwel ondoordringbaar voor de standaard 5 cm Panzergranate 39 munitie (mits de rompbepantsering van redelijke tot goede kwaliteit was). Speciale wolfraammunitie (Panzergranate 40) was soms beschikbaar, maar verloor penetratievermogen over grote afstand en was niet voorzien van een explosieve inhoud (b.v. TNT, Amatol of RDX).
De T-34-76 had hetzelfde kanon als het T-34 model 1941 en kon de Panzerkampfwagen III (5 cm KwK 39 L/60) ook uitschakelen met de BR-350A of de BR-350B munitie (de BR-350B werd gedurende de oorlog in grotere aantallen gebruikt en BR-350A verdween langzaam op de achtergrond). Net als eerdere T-34 versies was vooral de koepel van het T-34 model 1942 kwetsbaar voor 5 cm KwK 39 L/60 tankvuur (afgezien van de zij- en achterkant).
Het F-34 geschut was in staat de Panzerkampfwagen IV Ausf. F2 aan de voorkant van de romp of de koepel uit te schakelen. Dat kon in theorie al tot op een afstand van een kilometer. Zowel de BR-350A als de BR-350B munitie kon de genoemde Duitse tank aan de voorkant uitschakelen. Omgekeerd kon de Panzer IV Ausf. F2 dat ook met het T-34 model 1941. De 7.5 cm KwK 40 L/43 kon maximaal 130 tot 140 mm en iets meer dan 100 mm staal op een afstand van een kilometer doorboren. Het boek 'Gepanzerte Feuerkraft' (2004) geeft een waarde van 96 mm staal op een afstand van een kilometer.
Hetzelfde ging op voor het T-34 model 1942. Beide tanks waren in staat elkaar tot op een afstand van een halve kilometer, of in theorie nog verder, uit te schakelen.
De T-34 tanks konden de genoemde Duitse tanks ongeveer tot op een halve kilometer of verder (een kilometer) uitschakelen. Een praktisch schietbereik van plusminus 500 tot 800 meter was bij gunstige omstandigheden haalbaar. Een primaire bron uit de oorlog, een Sovjetdocument gebaseerd op schiettesten, getiteld "Report on the shooting of German tanks with AP and HE shells from tank guns" (document 'CAMD RF 3811355832'), bevestigt de in primaire en secundaire bronnen genoemde theoretische penetratiedata en stelt dat de voorkant van de genoemde Duitse Panzerkampfwagen 38(t), Panzerkampfwagen III en Panzerkampfwagen IV met 76.2mm F-34 pantsergranaten tot op een afstand van een 800 meter, een kilometer of verder doorboord kon worden. We lezen: "First up, as always, is the Pz 38(t). The first shot is fired from 800 meters, with a devastating effect. The 76 mm shell penetrates the turret platform from the front, tears off the front plate, and shatters it into pieces. The fragments then enter the crew compartment." Vervolgens: "The next target for the F-34 is the PzIII. The loader switches back to AP. The gunner fires from 900 meters. The front armour is penetrated (entrance diameter 120 mm, exit diameter 165 mm). The tank's gearbox is destroyed. Notice the large diameter of the breach compared to the shell's caliber. This is a sign of over-hardened or poor quality armour." Verder is te lezen: "The PzIV is tested next. Its front armour is penetrated at 500 meters (entrance diameter 90 mm, exit diameter 100 mm). From 800 meters, another penetration. The front armour plate is shattered into two pieces. Another shot from 800 meters penetrates the front. The testers switch to firing at the side at 800 meters." Conclusions: "The 76 mm AP shell can penetrate the front of a PzIV at 900 meters. We did not test larger distances. The 76 mm HE shell destroys the side of the turret and hull at any range." Het document sluit af met: "The 76 mm long-range HE-fragmentation steel grenade fired from a 76 mm gun (F-34) model 1940 installed in a T-34 tank, on impact with the Czechoslovakian 38t tank, side or rear 30-20 mm German tanks PzIII, StuG, and PzIV, destroys armour plates from 1000 meters, damaging the tank and crew with the fragments. The 76 mm AP shell, when fired from a 76 mm gun (F-34) model 1940, penetrates the front armour of German tanks PzIII, PzIV, and Pz 38(t) from 800-1000 meters. The penetration ability from over 1000 meters was not checked." In de vertaalde primaire bron die op internet te vinden is staat dat er door Sovjettroepen verder schiettesten werden gedaan (document 'CAMD RF 3811355778') die bevestigden dat de voorkant van de Panzerkampfwagen 38(t) tot op ongeveer 1.970 meter nog doorboord kon worden. Ook de voorkant van de Panzerkampfwagen III en de Panzerkampfwagen IV kon tot op een afstand van 1.970 meter doorboord worden.
Op zijn beurt vormde de Panzerkampfwagen III (met 5 cm KwK 39 L/60) vooral een bedreiging indien de tank binnen een afstand van plusminus een halve kilometer naderde en op de koepel van de T-34, of op andere kwetsbare plekken schoot (bijvoorbeeld de lasnaden van de romp). De Panzerkampfwagen IV Ausf. F2 was een zeer grote bedreiging en moest het liefste meteen uitgeschakeld worden gezien de grote vuurkracht en het vermogen van die tank om de T-34 tot op een kilometer of verder aan de voorkant van de romp of de koepel te vernietigen (gelet op schiettesten en penetratiedata).
Een langere versie van het 7.5 cm KwK 40 L/43 geschut, de 7.5 cm KwK 40 L/48, werd bij de Ausf. H en J gemonteerd. Het kanon had met 7.5 cm pantsergranaten (6,80 kg) een mondingssnelheid van 750m/s. De 7.5 cm KwK 40 L/43 maakte gebruik van dezelfde Panzergranate 39 (7.5-cm-Panzergranatpatrone 39 KWK, oftewel 'PzGr. 39') en kon iets dikker staal doorboren (maximaal ongeveer 140 mm staal en plusminus 130 mm tot op een afstand van honderd meter). De laat geproduceerde Panzerkampfwagen IV Ausf. H en J waren voorzien van maximaal 80 mm staal aan de voorkant van de romp en plusminus 50 mm staal aan de voorkant van de koepel. De zijkanten bestonden uit 20 tot 35 mm dikke staalplaten, inclusief zijschermen (Schürzen). Van belang is het feit dat de koepelbepantsering niet wezenlijk dikker was dan de eerdere Panzerkampfwagen IV Ausf. F2. Het 76.2mm F-34 geschut van het T-34 model 1941 kon met de BR-350A en BR-350B munitie de frontale koepelplaten van de Panzer IV Ausf. H en J doorboren, zelfs op grotere afstand. De frontale rompplaten van de Panzer IV Ausf. H en J (80-85mm gehard staal), boden echter betere bescherming tegen BR-350A en BR-350B granaten. Gelet op de penetratiedata had de BR-350A en de BR-350B munitie moeite met de frontale rompplaten van de Panzer IV Ausf. H en J. De genoemde munitiesoorten van de Sovjettank doorboorden maximaal 70 mm (BR-350A) tot 90 mm (BR-350B) bij korte afstanden (dat lag tevens aan de inslaghoek en de kwaliteit en het type munitie). Met andere woorden: het T-34 model 1941 had vooral kans van slagen indien de tank de plusminus 50 tot 60mm dikke koepelbepantsering, bestaande uit een verticaal oppervlak en op sommige plekken schuine hoeken, van de Panzer IV Ausf. H en J onder vuur nam. Omgekeerd konden die Duitse tanks de voorkant van de romp en de koepel van de T-34 zonder al te veel moeite tot op een afstand van een kilometer of verder met de standaard Panzergranate 39 doorboren. De kwalitatieve richtoptieken kwamen daarbij van pas.
Hetzelfde gold voor het T-34 model 1942. Die tank had grote kans van slagen om de Panzer IV Ausf. H en J aan de voorkant van de koepel uit te schakelen en een minder grote kans om die Duitse tanks aan de voorkant van de romp (80 tot 85mm) te doorboren. Dat is ook te zien in een tabel die op internet (wwiiequipment.com) te zien is.
Zoals gezegd vormde de T-34 tank de inspiratiebron voor de Duitse Panther-tank (PzKpfw V). Een van de kenmerken die werd overgenomen was de schuine frontale bepantsering. Daarnaast kreeg de Panther een zeer capabel 7.5 cm KwK 42 L/70 antitankgeschut (loop met mondingsrem en sluitstuk ongeveer 1.000 kilogram, maximaal schietbereik: 9.850-12.000 meter, praktisch schietbereik: 1.100-1.200 meter) dat in staat was met de 6.8 kilogram wegende Panzergranate 39/42, oftewel '7.5-cm-Panzergranatpatrone 39/42' (935m/s), ongeveer 180 tot 190 mm staal op een afstand van 0 tot honderd meter en iets meer dan 110 mm staal op een afstand van twee kilometer te doorboren. Het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) noemt een maximale waarde van 190 tot 194 mm staal (onder een inslaghoek van 0 graden). Het 7.5 cm KwK 42 kanon was een wapen met een zeer hoge mondingssnelheid. Vanaf juli 1943 werd duidelijk dat de Panther-tank (Ausf. D toentertijd), in staat was de T-34 tank op zeer grote afstand te vernietigen zonder dat het 76.2mm F-34 geschut van de T-34 een grote bedreiging vormde. In theorie kon de Panther-tank het T-34 model 1941, maar ook model 1942 tot op een afstand van twee kilometer aan de voorkant van de koepel en de romp doorboren. Het T-34 model 1941 was op zijn beurt alleen in staat de zij- en achterkantbepantsering van de Panther-tanks (Ausf. D., A en G), te doorboren. Dat kon in theorie tot op een afstand van plusminus vijfhonderd meter tot een kilometer gelet op schiettesten en technische data (het lag tevens aan de kwaliteit van de gebruikte pantsermunitie). De Panther-tanks hadden 40 tot 50 mm staal aan de zijkanten van de romp. Die zijkanten waren kwetsbaar voor Sovjet 76.2mm kanonnen zoals de 76.2mm F-34 van het T-34 model 1941 en model 1942. Mits de Panther-tank goed opgesteld stond en de T-34 op grote afstand opmerkte, was er relatief weinig dreiging voor de Panther-tankbemanningen. Tijdens de Slag om Koersk in 1943 werd echter duidelijk dat T-34 tanks vaak de afstand probeerden te verkleinen en op de kwetsbare zij- en achterkant van de zwaardere Duitse tanks schoten en hen zodoende, mits kwetsbare plekken getroffen werden, konden uitschakelen of immobiliseren (schieten op rupsbanden en wielen).
De vanaf 1942 ingezette Duitse Tiger-tank (Tiger I) had een 8.8 cm KwK 36 L/56 geschut (loop met mondingsrem en sluitstuk: 1.310-1.330 kilogram, maximaal schietbereik: 10.500 meter, praktisch schietbereik: 1.000-1.200 meter) dat ongeveer 160 mm staal tot op een afstand van honderd meter en plusminus 110 tot 120 mm staal tot op een afstand van twee kilometer doorboorde. De 10.2 kilogram wegende 8.8 cm Panzergranate 39 (8.8-cm-Panzergranatpatrone 39 KWK 36) van die tank (773m/s) was in staat om alle T-34 modellen aan de voorkant tot op grote afstand uit te schakelen. De Tiger-tank vormde een nog grotere dreiging voor het T-34 model 1940, model 1941 en model 1942 omdat de frontale rompplaten 100 tot 110 mm dik waren en de zij- en achterkant 80 tot 82 mm dik was. Dat betekende dat de BR-350A en de BR-350B granaten vrijwel niet in staat waren de Duitse tank op middellange (500 meter) of grote afstand (een kilometer) uit te schakelen. Alleen de zij- en achterkant kon in theorie op korte of middellange afstand met de BR-350 munitie doorboord worden. Vooral de BR-350B munitie had, gelet op penetratiedata, een kans om dat te bereiken. Daarbij is het belangrijk om te weten dat de zijkanten van de Tiger-tank soms zelfs op korte afstand sterk genoeg waren om 76,2mm munitie af te laten ketsen. Met andere woorden: de Tiger-tank was frontaal vrijwel onkwetsbaar voor T-34 pantsermunitie, bij kortere afstanden werden de zij-en achterkant van de Tiger kwetsbaar(der). Het was voor de Tiger-tank noodzakelijk om de T-34 tanks op grote afstand op te merken en uit te schakelen zodat die tanks niet konden naderen of dichtbij konden komen. De vrij trage koepeldraaisnelheid, het gewicht en de relatieve logheid van de Tiger-tank hielp bij gevechten op korte afstand ook niet.
De zeer grote en zware, vanaf 1944 ingezette Panzerkampfwagen VI Ausf. B Tiger II (PzKpfw VIb Königstiger), was aan de voorkant onkwetsbaar voor 76.2mm F-34 munitie, zelfs voor de BR-350B en wolfraamgranaten. De Tiger II had een 8.8 cm KwK 43 L/71 kanon (loop met mondingsrem en sluitstuk: 1.605 kilogram, maximaal schietbereik: 10.500 meter, praktisch schietbereik: 1.300 meter). De Tiger II kon de T-34 met de 10.2 kilogram wegende 8.8-cm-Panzergranatpatrone 39/43 (1000m/s), met een maximale staalpenetratie van 230 tot 240 mm onder een inslaghoek van 0 graden en ongeveer 200 mm staal op een afstand van een kilometer vernietigen. De frontale koepelbepantsering (180-185mm) en de rompbepantsering (150mm) was te dik om doorboord te worden door 76.2mm antitankvuur. De enige kans van slagen voor een T-34-76 om een Tiger II uit te schakelen was om zeer dichtbij te naderen (flankeren) en op zeer korte afstand, het liefste onder een verticale (negentig graden) hoek op de zij- of achterkant te schieten. Om dat bereiken was een haast suïcidale moed vereist. De lage productieaantallen van de 'King Tiger' (489 stuks) zorgden ervoor dat de tank een zeldzaamheid op het slagveld was en daardoor overrompeld kon worden door Sovjet T-34 tanks en andere pantservoertuigen.
Tegen de Panzerkampfwagen III voertuigen die met 5 cm KwK 39 L/60 kanonnen bewapend waren maakte het T-34 model 1940, 1941 en 1942 een kans. Tegen de Panzerkampfwagen IV Ausf. F2 maakte het T-34 model 1940, 1941 en 1942 ook een kans, vooral gezien het 50 mm dikke frontale romp- en koepelpantser. Versus de nieuwere Panzerkampfwagen IV Ausf. H en J maakte het T-34 model 1940, 1941 en 1942 een kans indien de frontale koepelplaten onder vuur werden genomen (de romp was moeilijker te doorboren gezien de dikte van 80 tot 85mm staal, kwetsbare plekken in de romp konden in theorie wel doorboord worden). Tegen de Panther-tanks maakten de T-34 modellen een kans indien zij tot op korte afstand naderden (flankeren), en op de 40 tot 50mm dikke zijkanten schoten. Frontaal was het nagenoeg onmogelijk om met het 76.2mm F-34 geschut de Panther-tank te doorboren (gelukstreffers uitgesloten). Tegen de Tiger-tank maakte de T-34 een kans indien de laatste gebruik maakte van flankeren, daarbij trachtend de bepantsering onder een verticale (negentig graden) hoek te raken. Frontaal was het een eigenlijk een zelfmoordpoging om een Tiger-tank uit te schakelen. De koepel- en de rompbepantsering was nagenoeg onkwetsbaar voor BR-350 granaten. Tegen de nog zwaardere Panzerkampfwagen VI Ausf. B Tiger II (Köningstiger) was de enige optie flankeren of hopen dat de tank door vliegtuigen uitgeschakeld werd of wegens mechanische defecten of benzinetekort onbruikbaar werd.
De middelzware T-34-85 tank, soms ook 'T-34/85' genoemd, was een verbeterde T-34-76 tank die met een krachtiger 85mm D-5T of ZiS-S-53 geschut uitgerust werd. Twee versies werden gebouwd: het T-34-85 model 1943 bewapend met een 85mm D-5T geschut (1.530 kilogram, praktisch schietbereik: 1.100 meter) en het T-34-85 model 1944 bewapend met een 85mm ZiS-S-53 kanon. Omdat alle T-34-76 modellen eigenlijk te weinig antitankvuurkracht hadden om de Duitse Panther- en Tiger-tanks tot op grotere afstand te vernietigen besloot de Sovjetlegertop een nieuwe T-34 tank te ontwikkelen. Het nieuwe model had dikker pantser, 90mm aan de voorkant van de koepel, en kon verschillende munitiesoorten afvuren. De munitie bestond voornamelijk uit BR-365A, BR-365K en O-365/O-365K granaten. De BR-365A ('APHEBC', 266mm lange pantsergranaat met een ballistische kop en explosieve vulling) woog 9.02 tot 9.2 kilogram (projectiel 792-800m/s) en penetreerde ongeveer 130 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 80 mm tot op een afstand van twee kilometer. Een overzicht noemt maximaal ongeveer 140 mm tot op een afstand van honderd meter, 130 mm tot op een afstand van vijfhonderd meter en 100 mm tot op een afstand van een kilometer. Een tabel in het boek 'WWII Ballistics: Armor and Gunnery' (2001) maakt duidelijk dat de pantsergranaten van het 85 mm kanon maximaal 141 tot 145 mm staal doorboorden, op een afstand van vijfhonderd meter ongeveer 128 mm en op een afstand van een kilometer plusminus 110 mm. De explosieve inhoud van de BR-365A granaat bedroeg ongeveer 164 gram TNT. Late T-34-85 1944 modellen konden tevens BR-365P wolfraammunitie afvuren. Die granaten met een projectiellengte van 257mm hadden een mondingssnelheid van 1030 meter per seconde (m/s) en werden door de Amerikanen ook wel 'HVAP' munitie genoemd ('High-Velocity Armor-Piercing' of 'Hyper-Velocity Armor-Piercing').
Het behoeft geen uitgebreid betoog om aan te tonen dat de T-34-85 tank in staat was bijna alle Duitse tanks zoals de Panzerkampfwagen III en IV op grote afstand, zelfs aan de voorkant, uit te schakelen. Het 85mm kanon was krachtig genoeg om de frontale rompbepantsering en de koepelbepantsering van die Duitse tanks te doorboren. De Duitse Panther- en Tiger-tanks konden op een halve kilometer tot een kilometer aan de voorkant uitgeschakeld worden (bij de Panther-tank: voorkant koepel, bij de Tiger-tank: voorkant koepel en romp). De Duitse Panzerkampfwagen I tot en met IV konden aan alle kanten op nog grotere afstand uitgeschakeld worden. De Tiger II vormde een uitzondering en kon vaak alleen aan de zij- of achterkant uitgeschakeld worden. In theorie tot op een afstand van vijfhonderd meter of zelfs tot op een kilometer (onder een gunstige inslaghoek).
Tankgevechten kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog voor, maar gevechten werden vaak niet op een één op één basis uitgevochten. In combinatie met infanterie, artillerie en vliegtuigen werden tankgevechten uitgevochten. Toch moeten tanks elkaar ontmoet hebben (denk aan de Slag om Koersk). Daarbij speelden bepantsering, vuurkracht en mobiliteit een zeer grote rol. Ook was de training van tankbemanningen van doorslaggevend belang.
Dit artikel heeft laten zien dat de technische eigenschappen van de T-34 tank, het T-34 model 1940, 1941, en 1942 met name de bewapening c.q. vuurkracht en de bepantsering in juni 1941 over het algemeen beter was dan de bewapening en bepantsering van veel Duitse tanks. Het T-34 model 1940, 1941 en 1942 waren capabel om de sterkste Duitse tanks op korte, middellange of grotere afstand uit te schakelen indien de situatie dat toeliet. De T-34-76 (het model 1940, 1941, 1942 en 1943) blonk vooral uit in het feit dat de tank voor veel situaties geschikt was: om infanterie aan te vallen, om gebruik te maken van zwakke plekken in de linies en door te breken, om tanks en andere pantservoertuigen aan te vallen en als ondersteunend voertuig. De enorme productieaantallen van de T-34 tank stelde het voertuig en de Sovjetbemanningen in staat de grondoorlog tegen Hitler-Duitsland te winnen. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Sovjet-Unie ondersteund werd door de Verenigde Staten wat betreft legermateriaal en voorraden. Toch is het de T-34 tank die de Duitse troepen op kritieke momenten aanviel en zorgde dat de Sovjet-Unie voor het eerst een capabele tank had die als 'allround' wapen ingezet kon worden aan het Oostfront. Weliswaar kwalitatief niet zo goed als veel Duitse tanks (gelet op de interne apparatuur, technische 'snufjes' en afwerking van staalplaten), maar wel in staat om grote schade aan te richten bij de Duitse legereenheden. De essentiële upgrade van een 76.2mm naar een 85mm kanon zorgde ervoor dat de T-34 tank zich op bepaalde vlakken kon meten met de beste Duitse tanks zoals de Panther-tank. Hoe men ook over de T-34 tank denkt, het is een feit dat het voertuig in juni 1941 vrijwel de enige Sovjettank was die frontaal nagenoeg onkwetsbaar was voor veel Duits tank- en antitankvuur en tijdens de oorlog door jong en oud in Sovjetfabrieken, vaak onder erbarmelijke omstandigheden geproduceerd werd. Gelet op vuurkracht, bepantsering en mobiliteit kan de T-34 tank met recht een van de belangrijkste wapens genoemd worden van de Sovjet-Unie tussen 1941 en 1945. Ondanks de enorme verliezen aan mankracht en materieel wist de Sovjet-Unie Hitler-Duitsland uiteindelijk van uit het Oosten op de knieën te krijgen. De T-34 heeft in die grondoorlog, aan die Sovjetoverwinning, zeker een belangrijke bijdrage geleverd!
Overzicht levensduur enkele kanonnen
7.62 cm L-11 | 7.62 cm F-34 | 8.5 cm D-5T | 3.7-cm-Kampfwagenkanone L/45 | 5.0-cm-Kampfwagenkanone L/42 | 5.0-cm-Kampfwagenkanone 39 L/60 |
onbekend | onbekend | onbekend | 4.000 schoten | 6.000-8.000 schoten | 8.000 schoten |