Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
De Duitsers zouden de grondleggers genoemd kunnen worden van de mobiele en gemechaniseerde oorlogsvoering. Het waren de Britten die de tank uitgevonden hebben en ook zij waren het die de eerste theorieën over mobiele oorlogsvoering formuleerden, Sir Basil Liddell Hart en generaal-majoor Fuller deden dit onder andere. Maar die ideeën vonden geen weerklank in de ouderwetse en arrogante Britse legertop en er gebeurde weinig mee. Het waren jonge Duitse officieren als Lutz, von Thoma, Harpe, Nehring en Guderian die in Kazan en Lipetsk in Rusland hun opleiding volgden en die aan de basis van de Duitse pantserdivisies stonden. Rusland en Duitsland deden gezamelijk onderzoek naar pantseroorlogvoering, het verdrag van Versailles was nog van kracht dus Duitsland mocht op zijn grondgebied geen tanks hebben.Toen Hitler afrekende met Versailles (en nog een heleboel meer) kregen de Duitse tankpioniers ruim baan van hem omdat hij zelf erg veel interesse had in de mogelijkheden van deze nog relatief nieuwe wapens. Een productielijn werd spoedig opgezet en deze bracht een reeks voertuigen voort onder de gezamelijke noemer "Panzerkampfwagens". De eerste 2 types waren te licht en werden al ver voor de oorlog als minderwaardig bestempeld, niet in de laatste plaats door de Duitsers zelf. Toch maakten deze types de hoofdmacht uit van de gepantserde nazi oorlogsmachine toen deze Polen en West-Europa aanviel. Het derde type (de PzKpfw III) voldeed wel aan de eisen en men besloot begin jaren dertig de toekomstige pantserdivisies rond deze tank te formeren. Een belangrijke ondersteunende rol werd weggelegd voor een ander type tank dat nog ontwikkeld moest worden, een pantservoertuig dat min of meer de weg vrij moest maken voor- en de flanken moest verdedigen van de PzKpfw III's. En dit type zou de PzKpfw IV worden.
Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
De PzKpfw IV werd oorspronkelijk ontworpen in 1934 in opdracht van de Wehrmacht om een tank te ontwikkelen voor het geven van ondersteuning aan de pantserdivisies en de infanterie bij aanvallen op versterkte posities. Een tank die dus in staat moest zijn om bunkers en anti-tankkanonnen uit te schakelen met hoog-explosieve munitie. De machine mocht niet meer dan 24 ton wegen, moest als bewapening een 75 mm L/24 kanon met korte loop krijgen en een bemanning van 5 man kunnen herbergen. Er waren 3 grote bedrijven die meedingden naar de lucratieve order van de Wehrmacht: MAN, Krupps en Rheinmetall-Borsig. Het was deze laatste firma die tegen het eind van 1934 een houten model had gemaakt en aan het begin van 1935 de eerste prototypen afleverde. Deze machines werden getest in Kummersdorf en wogen 18 ton, hadden een motor met 320 pk en konden 30 km/u over het terrein halen. Deze voertuigen waren echter nauwelijks bepantserd met staal van slechts 14 mm maximale dikte. Een apart detail is dat deze tanks standaard 140 granaten voor het kanon konden vervoeren.MAN leverde eveneens een prototype af. Deze was gelijk aan die van Rheinmetall-Borsig maar had een andere vering. De tank van Krupps was gebaseerd op de protoypen van de PzKpfw II en werd alleen maar op papier uitgewekt in eerste instantie. Hun testresultaten met verschillende proefmodellen leverde de fabriek uiteindelijk wel de order op. In 1936 begon de productie van de PzKpfw IV in de Krupps fabrieken te Maagdenburg.
Opmerkelijk aan de eerste versies van de PzKpfw IV was de hoge opbouw voor de commandant bovenop de koepel, deze werd door de Engelsen de "dustbin" (pendaalemmer) genoemd en vormde een dankbaar doelwit voor vijandelijke anti-tank kannoniers en andere tankbemanningen. Verder leek het ontwerp van de PzKpfw IV erg veel op een grotere versie van zijn voorganger de PzKpfw III. Beiden hadden kleine wielen en een rechthoekige romp. Ook bestond de bemanning van beide tanks uit 5 man, een chauffeur en de bediener van de radio die ook de MG34 in de romp voor zijn rekening nam zaten samen voorin. De kannonier en lader zaten voorin de koepel aan weerszijden van het kanon. De commandant had zijn plaats achterin de koepel waar hij een goed overzicht had naar alle kanten. De Duitsers waren de eersten die elke individuele tank met radio uitrustten. Dit kwam de coördinatie van de tanks op het slagveld ten goede, zeker als je bedenkt dat ook de communicatie in de tank met behulp van een radio-intercom ging. De foto's van Duitse tanksoldaten met hun keelmicrofoon rond de hals zien er ook voor deze tijd nog heel modern uit. Aan het begin van de oorlog gebruikten de Russen nog seinvlaggen om tussen tanks te communiceren. Bij deze methode moet er toch echt een bemanningslid uit de tank klauteren om op de koepel te gaan staan met zijn vlaggetjes.
Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
Ausf. A.
Het eerste productiemodel had een Maybach HL 108 TR motor met 250 pk en het gewicht van de tank was 17 ton. Het pantser was dan ook relatief dun, 14.5 mm aan de voorkant van de romp en 20 mm rond de koepel. Van de eerste 35 Ausf. A's zijn er 5 gebruikt voor verdere testen en de overige 30 hebben deelgenomen aan de invasie van Frankrijk waar ze heel redelijk hun rol van ondersteunende tank volbrachten. Al in dit stadium betreurden de Duitse generaals het feit dat de PzKpfw IV het niet op kon nemen tegen andere tanks vanwege de aard van de bewapening.
Ausf. B.
In April 1938 werd de Auf. B in productie genomen. De belangrijkste aanpassing ten opzichte van de Ausf. A was het uit 1 stalen plaat vervaardigde frontpantser van 30 mm dikte. Ook een ander type motor werd in de Ausf. B geinstalleerd, het betrof de Maybach HL 120 TR met 6 versnellingen. De koepel werd daarnaast voorzien van vluchtluiken voor noodgevallen. In totaal zijn er 50 tanks van het type B geproduceerd en ze zijn tot het einde van 1943 gebruikt door de Wehrmacht.
Ausf. C.
Tussen oktober 1938 en augustus 1939 werden er door Krupps 130 Pzkfw IV's van het type C geleverd. Er werd weer een andere motor ingebouwd, de Maybach HL 120 TRM. Ook met 6 versnellingen en een kracht van 300 pk. Deze motor zou gehandhaafd worden in alle volgende uitvoeringen die nog ontwikkeld zouden worden. Het meest opzienbarende aan dit model van de PzKpfw IV is dat het machinegeweer in de romp is komen te vervallen.
Ausf. D.
Toen vanaf oktober 1939 de PzKpfw IV Ausf. D in productie genomen werd was de oorlog daadwerkelijk begonnen, Duitse troepen waren Polen binnengevallen. De producten uit de Duitse oorlogsindustrie kregen de kans het op te nemen tegen hun tegenhangers van de geallieerden. De productie werd opgeschroefd en van het type D rolden er 229 uit de fabrieken. Aanpassingen waren wederom een dikker frontpantser en ook een nieuw model affuit voor het kanon. Ook was er snel weer een MG34 in de romp opgenomen, deze werd zefs voorzien van een extra bepantsering.
Uitvoering: | Ausf. D | |
Gewicht: | 20.000 kg | |
Bemanning: | 5 | |
Motor: | Maybach HL 120 TRM / 12-cylinder / 300pk | |
Snelheid: | 40 km/u opde weg 20 km/u in terrein | |
Bereik: | 200 km op de weg 130 km cross-country | |
Afmetingen: | Lengte: 5.92m Breedte: 2.84m Hoogte: 2.68m | |
Bewapening: | 75mm L/24 kanon en 2 x 7.92mm MG34 | |
Munitie: | 75mm - 80 granaten, 7.92mm - 2250 patronen | |
Bepantsering: | 35 mm maximaal |
Ausf. E.
In september 1940 zag de Ausf. E het levenslicht. Tot aan april 1941 werden er 233 PzKpfw IV's Ausf. E geproduceerd. De Gepack Kasten (opslagruimten) werden bij dit type aan de koepel toegevoegd en wederom werd een dikkere bepantsering gerealiseerd, 60 mm aan het front en 40 mm aan de zijkanten van de tank. Het gewicht was inmiddels opgelopen tot 22 ton. Voor de chauffeur werd het zicht vanuit de tank verbeterd en voor de commandant werd een nieuwe periscoop in de koepel gemonteerd die een nog beter overzicht verschafte. Tijdens de voorbereidingen van operatie Seelowe (zeeleuw, de invasie van Engeland) werden enkele tientallen PzKpfw III's en PzKpfw IV's Ausf. E onder de noemer Tauchpanzer (duiktank)geprepareerd voor amfibische landingen. Snorkel apparatuur en rubberen afsluitingen moesten de tanks in staat stellen onder water naar de stranden van Engeland te rijden.
Ausf. F(1).
Van april 1941 tot aan maart 1942, ongeveer een jaar lang, werd de laatste versie van de PzKpfw IV in zijn tot dan toe geldende rol geproduceerd. Dit was de Ausf. F(1) en in totaal werden er 487 machines afgeleverd aan de Wehrmacht. Er waren in de Ausf. F(1) een aantal wijzigingen doorgevoerd aan de koepel: de periscoop van de commandant zat nu meer naar voren en de luiken in de koepel waren beter verankerd. De dikte van het pantser ging ook verder omhoog, aan de voorzijde van de tank tot 80mm. De rupsbanden werden van 36 cm verbreed tot 40 cm om betere prestaties te garanderen op sneeuw en zand.
De tank vervulde echter nog steeds de rol van rijdende ondersteuning voor de infanterie omdat hij het niet op kon nemen tegen andere tanks. De standaard tank was nog steeds de PzKpfw III met een 50 mm kanon. En dit wapen bleek ongeschikt voor die taak. Het Duitse leger was inmiddels in Rusland de T34/76 tegen het lijf gelopen en die kon nauwelijks uitgeschakeld worden door de op dat moment gebruikte tanks. Om nog maar te zwijgen over de andere nieuwe Russische tank die inmiddels in akie was gekomen: de KV1. Dit was een zware tank die min of meer onkwetsbaar was voor alle Duitse wapens behalve het 88 mm luchtdoelkanon. Een maand na de aanvang van Barbarossa rapporteerde het OKW (Ober Kommando Wehrmacht) dat er 2160 PzKpfw IV's nodig zouden zijn tot het geplande einde van de campange, enkele maanden later. Er waren op dat moment niet meer dan 530 operationele tanks van dit type.
Na het vastlopen van hun offensief vlak voor de poorten van Moskou besloot Duitsland om zo snel mogelijk iets te doen aan deze situatie. Er werd begonnen aan nieuwe, zware tanks die gebruik konden maken van het 88mm kanon waarmee weer een voorsprong op de vijand kon worden genomen. Hier zouden oa de Tiger en Elefant uit voortkomen. Ook de Panther werd een mijlpaal in de geschiedenis van de tank maar die moest nog volledig ontwikkeld worden. Daar kon echter niet op gewacht worden want de nood was hoog. Er was op heel korte termijn een tank nodig die de T34/76 kon weerstaan. Deze werd inmiddels in behoorlijke aantallen aan het front ingezet door de Russen. Onder druk van de Wehrmacht om snel iets te doen werden een aantal PzKpfw IV's met 50 mm kanonnen uitgerust en ingezet, maar dit viel bar tegen. De meest voor de hand liggende maatregel was het maken van een PzKpfw IV die het lange 75mm L/43 kanon kon herbergen. En zo werd in maart 1942 de PzKpfw IV Ausf. G ontworpen.
Er volgde ook een ware stoet aan geimproviseerde nieuwe pantservoertuigen die door de Duitser geen tanks genoemd werden maar hun eigen verzamelnamen kregen: Panzerjager en Jagdpanzers (tankjagers). Niet te verwarren met Sturmgeschütze (stormgeschut) die juist bedoeld waren om de ondersteunende rol van de PzKpfw IV over te nemen. De eerste echte Panzerjager was de Nashorn (neushoorn). Ook verschenen er in de haast een serie voertuigen onder de naam Marder (marter) die bestonden uit anti-tankgeschut (veelal veroverde kanonnen van de Russen) gemonteerd op buitgemaakte Franse voertuigen, het PzKpfw II of het PzKpfw (38)t chassis. De ontwikkeling van de tankjagers zou pas eind 1943 tot wasdom komen met het verschijnen van de Jagdpanzer IV, de meest succesvolle variant gebaseerd op de PzKpfw IV.
Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
Ausf. F(2) en Ausf. G.
Het in de haast ontwikkelde type met het langere kanon kwam in eerste instantie als Ausf. F(2) uit de fabrieken maar alle tanks van dit type werden 2 maanden later Ausf. G genoemd. Ze werden gebouwd op een iets langer chassis en werden voorzien van een nog dikkere bepantsering. Ook werden de karakteristieke zijplaten (de "Schürzen" bepantsering) aan de G variant toegevoegd. Deze boden de tank wat hoognodige extra bepantsering. Heel belangrijk om hier op te merken is dat de rol van de tank met het in gebruik nemen van de F(2) en G totaal was veranderd. De PzKpfw IV was een "volwassen" tank geworden in plaats van een tank met taken ter ondersteuning van andere voertuigen. En in deze rol beviel hij uitstekend. De bemanningen waren zeer enthousiast over de prestaties van de tank. Door zijn lange voorgeschiedenis waren er grote hoeveelheden reserveonderdelen beschikbaar voor reparaties. Het kanon was zeer wel in staat om elke tank van dat moment uit te schakelen, kortom de PzKpfw IV was een zeer succesvolle tank geworden.
Tijdens de productie van de Ausf. G werd ook overgeschakeld op een nog sterker kanon: de 75mm L/48. Het verschil tussen de L/43 en de L/48 lag niet zozeer in het kaliber (beiden 75mm) maar in de mondingssnelheid van het projectiel. Met een hogere mondingssnelheid kon hetzelfde projectiel zich door een veel dikker pantser boren. Zo was ook de KV1 kwetsbaar geworden voor de PzKpfw IV. Toen de Engelsen en Amerikanen met hun Cruisers en M3 Grants het keer op keer moeten afleggen tegen de PzKpfw IV in de woestijnen van Noord Afrika gaven zij deze de naam: "Mark IV Special". Special wilde in dit geval zeggen "superieur". Ook op de bevroren toendra's van centraal Rusland was de Ausf. G te vinden en daarom kreeg dit type een speciale pomp aan boord waarmee heet water van de ene tank naar de andere kon worden overgepompt. Dit om tanks te starten die een paar uur hadden stilgestaan.
Uitvoering: | Ausf. G | |
Gewicht: | 23.500 kg | |
Bemanning: | 5 | |
Motor: | Maybach HL 120 TRM / 12-cylinder / 300pk | |
Snelheid: | 40 km/u opde weg 20 km/u in terrein | |
Bereik: | 210 km opde weg 130 km cross-country | |
Afmetingen: | Lengte: 6.63m. Breedte: 3.33m. Hoogte: 2.68m. | |
Bewapening: | 75mm L/48 kanon 2 x 7.92mm MG34 | |
Munitie: | 75mm - 87 granaten 7.92mm - 2250 patronen | |
Bepantsering: | 80 mm maximaal |
Ausf. H.
In April 1943 kwam de Ausf. H in productie. Het was het hoogtepunt van de pantseroorlogsvoering tijdens WO II en Duitsland bereidde zich voor op een laatste grote krachtsinspanning waarmee Rusland op de kniëen gedwongen moest worden (Koersk). De geallieerden waren inmiddels vanuit Afrika naar Europa overgestoken en begonnen een invasie van Hitler's bondgenoot Italië. Er waren heel veel tanks nodig om alle doelen te verwezenlijken en Goebbels riep de hele natie op om de "totale oorlog" te ondersteunen.
De verbeteringen t.o.v. de Ausf. G bestonden uit een nieuwe versnellingsbak, een frontpantser van 85 mm en nog dikkere Schürzen. Ook is aan de koepel van dit ontwerp een houder gemonteerd voor een extra MG34 mitrailleur als bescherming tegen luchtaanvallen. Dit toont aan dat Duitsland langzaam maar zeker in de verdediging werd gedrukt en haar superioriteit in de lucht op alle fronten was kwijtgeraakt. Als verdere aanvulling op het arsenaal luchtdoelgeschut werden ook verschillende varianten op de PzKpfw IV ontwikkeld met luchtdoelkanonnen: de Wirbelwind en de Ostwind. Van het PzKpfw IV H type zijn er het meeste gemaakt: zo'n 3.700 stuks kwamen van de lopende band rollen bij Krupp, Vomag en Nibelungenwerke. Hieronder waren ook de nieuwe Panzerbefehlswagen IV's. Uitgerust met extra radio uitrusting om een hele groep tanks te coördineren werd deze tank de spin in het web van de tankbataljons.
Ausf. J.
Er is geen Ausf. I.
De laatste versie van de PzKpfw IV (de Ausf. J) toont de hopeloze tekorten waar de Duitse industrie tegen het einde van de oorlog mee te kampen had. Door constante bombardementen was de productiecapaciteit teruggevallen en er was een tekort aan staal, rubber en electronica maar het meeste nog aan benzine. De Ausf. J had een koepel die niet elektronisch maar met de hand gedraaid moest worden. Ook werden de rubberen ringen van de wielen weggelaten en kon er zo min mogelijk bedrading gebruikt worden wegens een tekort aan koper. De Schürzen werden bij de laatste PzKpfw IV's vervangen door een soort maliënkolder, een metalen net voor projectielen met een holle lading (wapens als de Duitse Panzerfaust). Tussen juni 1944 en maart 1945 zijn er toch nog 1750 stuks geproduceerd.
Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
De effectiviteit van de PzKpfw IV blijkt uit de volgende gebeurtenis vlak na de landingen in Normandië. Op 11 juni 1944 probeerde het Canadese 6e pantserregiment met haar Shermans door de Duitse linies in Normandië te breken rond Le Mesnil-Patry. Obersturmführer Hans Siegel van de 12e SS pantserdivisie "Hitlerjugend" werd naar die frontsector gestuurd met zijn eenheid PzKpfw IV's om het gat te dichten. Dit deed hij dan ook en 37 Shermans werden vernietigd tegen slechts 2 PzKpfw IV's. Niet alleen de kwaliteit van de Duitse tanks blijkt hieruit maar ook het voordeel dat de verdedigende partij heeft bij een tankslag van akie en reaktie. En de Duitsers waren inmiddels op alle fronten in de verdediging in juni 1944.
Toen de verbeterde PzKpfw IV met zijn lange kanon in een nieuwe rol aan het front verscheen en het opnam tegen zowel de Russische als de geallieerde types bleek het de beste tank van dat moment die in redelijk grote getale geproduceerd kon worden. Maar de Shermans en T34/76's waar ze het tegen op moesten nemen tijdens de oorlog waren te talrijk. De latere Sherman Firefly en ook de T34/85 konden gehakt maken van de PzKpfw IV in een later stadium van de oorlog.
Tot in maart 1945 bleven er nieuwe PzKpfw IV tanks rollen uit de gehavende Duitse fabrieken en met recht kan het de "main battle tank" van de Wehrmacht genoemd worden. De tank deed dienst van het begin tot en met het einde van de oorlog en was ook het enige Duitse voertuig waarvan productie voor de oorlog begon en dat nog ver na de oorlog werd gebruikt. Zo waren er tot in de jaren 60 PzKpfw IV's in dienst bij de Sovjetunie, Spanje, Frankrijk en Tsjechoslowakije. De PzKpfw IV kwam voor het laatst in aktie voor Syrië tijdens de oorlog met Israël in 1967.
Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
Het chassis van de PzKpfw IV werd gebruikt voor een heel scala aan varianten die de steeds veeleisender Wehrmacht in haar specialistische behoeften moest voorzien. Ook Hitler bemoeide zich regelmatig met het ontwerp van speciale voertuigen waardoor de verscheidenheid aan varianten steeds verder toenam.
De volgende speciale voertuigen zijn de bekendste:
Nashorn | Rijdende artillerie | |
Brumbär | Rijdende artillerie | |
Hummel | Rijdend anti-tank geschut | |
Jagdpanzer IV | Tankjager | |
Wirbelwind | Luchtdoelpantserwagen | |
Ostwind | Luchtdoelpantserwagen | |
PzKpfw IV Brückenleger | Bruggenleggende tank |