Bijna 600 jaar na de Engelse invasie van Normandië tijdens de Honderdjarige Oorlog in 1346 werd Caen wederom van de kaart geveegd. Koning Edward III beval na de snelle Engelse verovering van Caen de complete vernietiging van de stad en al haar inwoners, waarbij enkel de religiueze plaatsen gespaard dienden te worden. Zo overleefden de twee beroemde abdijen, de Abbaye-aux-Hommes en de Abbaye-aux-Dames, die door Willem de Veroveraar waren gesticht, de branden. 600 jaar later waren de branden terug, nu veroorzaakt door viermotorige bommenwerpers in plaats van voetsoldaten. Wederom bleven de abdijen gespaard... De Engelse invasie in 1346 kwam als een complete verrassing voor de Fransen, net als de geallieerde invasie van 1944 voor de Duitsers. Ook toen was Caen het belangrijkste doel. "Het lijkt er op dat de Overlord-planners hun geschiedenis kenden", aldus de Britse historicus Norman Scarfe.
Situatie voorafgaand aan operatie Charnwood
Caen was één van de doelen van operatie Overlord, de codenaam voor de geallieerde landingen in Normandië. Caen en het ten westen daarvan gelegen vliegveld Carpiquet moesten op D-Day, 6 juni 1944, veroverd worden door de Canadese en Britse troepen die op Juno en Sword Beach landden. Caen was een belangrijk verkeersknooppunt en de gebieden erachter waren uitermate geschikt voor de bouw van de geplande vliegvelden voor de geallieerde luchtmacht.
Door de hevige verdediging van Carpiquet in de dagen na D-Day duurde het ruim een maand alvorens Caen in geallieerde handen was. In deze maand werden er verschillende operaties uitgevoerd om Caen te veroveren. Operatie Perch werd ten westen van Caen op 12 juni gelanceerd. Als deze succesvol was zou operatie Wild Oats gestart worden, hierbij zouden de troepen van de Britse 1st Airborne Division ten westen van Caen gedropt worden. Perch was echter geen succes en Wild Oats werd daardoor geannuleerd.
De volgende grote operatie voor de verovering van Caen begon eind juni. Operatie Epsom had als doel het bereiken van de hoger gelegen gebieden aan de weg naar Falaise, ten zuiden van Caen. Hiervoor dienden de rivieren de Odon en de Orne ten zuidwesten van Caen overgestoken te worden. Dit omsingelde de Duitse eenheden in en rond Carpiquet bijna.
Operatie Epsom werd op 30 juni stopgezet nadat de Duitsers de strategisch gelegen Hill 112 weer hadden veroverd op de geallieerden. De volgende poging tot het veroveren van Caen volgde op 7 juli, dit werd operatie Charnwood. Deze operatie werd voorafgegaan door operatie Windsor, een aanval tegen het dorp en vliegveld van Carpiquet, gelegen ten westen van Caen. Operatie Windsor was maar gedeeltelijk succesvol, de zuidelijke en oostelijke delen van het vliegveld bleven in Duitse handen.
Op 7 juli lag de frontlijn dan ook nog ver van Caen verwijderd. In het westen was het dorp Carpiquet en het noordelijke gedeelte van het vliegveld Carpiquet tijdens operatie Windsor veroverd. Ten zuiden van Carpiquet waren de dorpen Verson en Fontaine-Etoupefour nog in Duitse handen en hetzelfde gold voor de dorpen Franqueville en Gruchy ten noorden van Carpiquet. De Canadezen hadden dan ook een uitstulping in de frontlijn veroverd. Vanaf Gruchy liep de Duitse frontlijn via Buron, Galmanche, La Bijude en Lebisey naar het Kanaal van Caen. Al deze dorpen waren aan de vooravond van operatie Charnwood nog in Duitse handen. Cambes, tussen Galmanche en La Bijude in, was al wel in geallieerde handen.
De Duitse verdediging
Ten zuiden en westen van Verson, gelegen ten zuiden van het vliegveld, lagen de troepen van het Duitse II. SS-Panzerkorps. Vanaf Verson werd het front verdedigd door de eenheden van de 12. SS-Panzer-Division "Hitlerjugend" onder het I. SS-Panzerkorps, aangevuld met een versterkt regiment van de 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte-SS Adolf Hitler". Vanaf Cambes en verder naar het oosten tot het kanaal van Caen lag de nieuw gearriveerde 16. Luftwaffen-Feld-Division, onder bevel van het LXXXVI Armeekorps. Deze divisie had de frontlijn overgenomen van de 21. Panzer-Division, die één van haar Panzer- Bataillons had achtergelaten ter versterking van de Luftwaffe- divisie. De grens tussen de Hitlerjugend-divisie en de Luftwaffe- divisie werd gevormd door de spoorlijn van Caen naar Luc-sur-Mer, deze liep vanuit Caen via Épron, Cambes, Mathieu en Douvres-la-Délivrande naar Luc-sur-Mer om vervolgens naar het westen af te buigen naar Courseulles-sur-Mer. Caen zelf viel onder de verantwoording van de Luftwaffe- divisie.
De 16. Luftwaffen-Feld-Division lag dus in positie tussen de spoorlijn en het kanaal. Het front liep aldaar van La Bijude, via Lebisey en Herouville naar het kanaal. De divisie verdedigde ook een belangrijke heuvel ten noorden van Caen, Point 64, van waaruit het hele gebied van de divisie overzien kon worden. De heuvel is gelegen op de plek waar de wegen vanuit Epron en Lebisey samenkomen om verder te gaan richting Caen. Vanwege de uitbreidingen van Caen ligt de heuvel tegenwoordig in Caen, op de kruising van de D60 en de Rue de Lion-sur-Mer. De divisie stond onder bevel van Generalleutnant Karl Sievers.
De Hitlerjugend- divisie was als volgt gelegerd: het 1. SS-Panzergrenadier-Regiment, 1. SS-Panzer-Division "Leibstandarte SS Adolf Hitler" verdedigde de lijn tussen Franqueville, via Les Jumeaux, naar het westerlijke deel van Eterville. Het II. Bataillon, 26. SS-Panzergrenadier-Regiment lag in St. Germain-la Blanche-Herbe. Vanaf Franqueville via Buron naar La Bijude lag het 26. SS-Panzergrenadier-Regiment. Het III. Bataillon, 26. SS-Panzergrenadier-Regiment tezamen met de divisionele Begleitkompanie lagen in reserve in het noordwestelijke deel van Caen. Het I. Bataillon, 26. SS-Panzergrenadier-Regiment had zware verliezen geleden tijdens operatie Windsor en lag te rusten ten zuiden van Caen. Hier lagen ook de 12.SS-Aufklärung-Abteilung (het verkenningsbataljon) en een deel van de divisionele artillerie. Negen tanks van het type PzKpfw IV van de 5. Kompanie lagen in de buurt van Buron en Gruchy, vijf PzKpfw IVs van de 9. Kompanie lagen aan de oostelijke rand van het vliegveld van Carpiquet. Elf tanks van het type PzKpfw Panther van de 1., 2. en 4. Kompanies lagen tussen Bretteville en Eterville. De 3. Kompanie was net opnieuw uitgerust en lag in reserve nabij de Abbaye d'Ardenne, zij beschikten over 18 PzKpfw IVs en 17 Panthers. Het hoofdkwartier van SS-Standartenführer Kurt "Panzermeyer" Meyer, de commandant van de 12. SS, was gevestigd in de Abbaye-aux-Dames, in het centrum van Caen.
Het plan
Het Britse I Corps, onder bevel van Lieutenant General John Crocker, kreeg als taak om het grondoffensief van operatie Charnwood uit te voeren. Het korps bestond onder andere uit de Britse 3rd Infantry Division, de eveneens Britse 59th Infantry Division en de Canadese 3rd Infantry Division. Deze divisies stonden respectievelijk onder het commando van Major General Lashmer Whistler, Major General Lewis Lyne en Major General Rodney Keller. De infanterie-eenheden werden ondersteund door de tanks van de 27th British Armoured Brigade en de 2nd Canadian Armoured Brigade. Daarnaast was er nog een andere Armoured Brigade, de 33rd, in reserve op korpsniveau. Gespecialiseerde tanks van de Britse 79th Armoured Division werden ook ingezet. Deze eenheden werden ondersteund door artillerie van de 3rd en 4th Army Groups Royal Artillery en de artillerie van de Britse Guards Armoured Division en de 51st Infantry Division. Ook de schepen voor de kust lagen nog binnen bereik waardoor er ondersteuning gegeven kon worden door het slagschip HMS Rodney, de monitor HMS Roberts (F40) en twee kruisers, de HMS Belfast en HMS Emerald. Een luchtbombardement zou ter ondersteuning worden uitgevoerd.
Enkele dagen voor het begin van operatie Windsor, op 2 juli, had generaal Crocker al de eerste vergadering over operatie Charnwood. Op 5 juli, twee dagen voor het bombardement, werd het definitieve bevel voor de operatie door Crocker gegeven. Het doel van de operatie was het veroveren van het noordelijke gedeelte van Caen. Hierbij moest een lijn bereikt worden die liep langs de rivier de Orne in het zuiden via het Kanaal van Caen in het oosten. In Caen zelf moesten bruggenhoofden worden veroverd over de Orne. Een deel van de Canadese 3rd Infantry Division bevond zich aan de vooravond van operatie Charnwood in en rond het net veroverde vliegveld van Carpiquet, zij vielen dus vanuit het westen Caen aan. De rest van de divisie lag nog ten noorden van het vliegveld en viel in zuidelijke richting aan, om later naar het westen, richting Caen, af te buigen. In het midden lag de 59th Infantry Division en aan de oostkant (maar nog altijd ten noorden van Caen) lag de Britse 3rd Infantry Division.
Operatie Charnwood werd onderverdeeld in 5 fases. In fase 1 dienden de twee Britse divisies de dorpen Galmanche, La Bijude en het bos bij Lebisey te veroveren. In de tweede fase kwamen de Canadezen in actie, zij dienden het Château de St. Louet te veroveren evenals het dorp Authie en een stuk hoger gelegen terrein ten zuiden van Buron. In fase 3 moesten de Canadezen verder oprukken naar Franqueville en de Abbaye d'Ardenne. Tijdens deze twee fases dienden de Britse divisies verder naar het zuiden op te rukken in de richting van Caen. Fase 4 was voor alle drie de divisies gelijk: het veroveren van Caen tot aan de rivier de Orne en het kanaal van Caen. Hierbij dienden de Canadezen de nog niet veroverde delen van het vliegveld Carpiquet te veroveren. In de vijfde en laatste fase zouden de Canadezen de verovering van het vliegveld afronden en de Britten proberen bruggenhoofden veilig te stellen over de rivier de Orne.
De structuur van de luchtmacht
De geallieerde luchtmachten waren voor operatie Overlord ondergebracht in de Allied Expeditionary Air Force (AEAF), onderdeel van het Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forces (SHAEF). De AEAF stond onder bevel van Air Chief Marshal Trafford Leigh-Mallory. De AEAF bestond uit de 2nd British Tactical Air Force (onder Air Marshal Arthur Coningham) en de US Ninth Air Force. De AEAF had niet het bevel over de strategische bommenwerpers van RAF Bomber Command en de US Eighth Air Force. Na protesten van General Dwight Eisenhower dat hij de bommenwerpers nodig had voor operatie Overlord, werden deze onder operationeel bevel geplaatst van SHAEF, Leigh-Mallory van de AEAF had er geen controle over. Achter de schermen had ook Air Chief Marshal Arthur Tedder, de Deputy Supreme Commander, grote invloed op het inzetten van dit luchtwapen. Er waren veel mannen die invloed hadden op een deel van het luchtwapen, er was er echter niet één die het overkoepelende commando had. Deze mannen waren het zelden eens over hoe het luchtwapen het beste ingezet kon worden.
De inzet van zware bommenwerpers
Op de avond van 13 juni, een dag na de start van operatie Perch, vroeg Bernard Montgomery's stafchef Major General Francis ('Freddie') de Guingand of Leigh-Mallory de volgende dag naar Normandië kon komen om de inzet van de 1st Airborne Division te bespreken (operatie Wild Oats). Op deze dag vond ook de slag om Villers-Bocage plaats. Hierdoor werd operatie Wild Oats geannuleerd en werd door Montgomery ook het overleg met Leigh-Mallory afgezegd. De volgende dag vloog Leigh-Mallory toch naar Normandië om een nieuw voorstel te doen om de patstelling rond Caen te doorbreken. Hij stelde voor om middelzware en zware bommenwerpers een luchtbombardement uit te laten uitvoeren waarachter het leger kon oprukken. Leden van zijn planningstaf zouden de volgende dag, 15 juni, naar Normandië vliegen om de richtpunten vast te stellen. Montgomery ging hier mee akkoord.
Op de ochtend van 15 juni vlogen Zuckerman en Kingston-McCloughry naar Bayeux voor een verdere uitwerking van de plannen. Bernard Montgomery was bij deze bijeenkomst niet aanwezig, hij werd vertegenwoordigd door onder andere Dempsey en Crocker. Professor Solly Zuckerman was een bekende zoöloog die zich tijdens de oorlog was gaan specialiseren in luchtbombardementen. Hij werd door Tedder naar Normandië gehaald om daar te dienen als zijn wetenschappelijk adviseur. Air Commodore Edgar Kingston-McCloughry was Head of Operational Plans en Deputy Chief of Operations binnen de AEAF onder Leigh-Mallory. Lieutenant General Miles Dempsey was de commandant van het Britse Second Army en in die functie verantwoordelijk voor alle Britse en Canadese eenheden voor operatie Overlord. Lieutenant General John Crocker had het bevel over het Britse I Corps, direct onder Dempsey. Crockers troepen gingen op Juno en Sword Beach aan land en hadden als doel de verovering van Caen. Het was het Britse I Corps dat operatie Charnwood uitvoerde.
Dempsey begon de vergadering met een uitleg over de posities van de geallieerde en Duitse troepen in Normandië. Al snel kwamen echter Tedder, Coningham en Broadhurst binnengestormd. Na eerst 10 minuten met Dempsey en Crocker overlegd te hebben werden alle luchtmachtofficieren bijeengeroepen en werd hen verteld dat het ondersteunen van de grondtroepen geen taak van de strategische luchtmacht was, maar van de tactische luchtmacht onder Coningham. Kingston-McCloughry vroeg nog waarom het leger vast zat in haar huidige positie als er voldoende steun was van de tactische luchtmacht, maar dit argument werd terzijde geschoven. Tedder vond dat Coningham niet door Leigh-Mallory gepasseerd had mogen worden. Het had echter tot gevolg dat de strategische bommenwerpers pas na de volgende mislukte omsingeling van Caen (operatie Epsom) weer ter sprake kwam.
Op 6 juli besloot Bernard Montgomery om ondersteuning te vragen van de zware bommenwerpers. De verdedigingen aan de noordzijde van Caen waren namelijk in de afgelopen dagen versterkt. Tijdens de dagelijkse AEAF-vergadering op 7 juli werd dan ook al snel besloten om die avond 450 bommenwerpers van Bomber Command in te zetten. Eisenhower was zelf aanwezig bij deze vergadering, iets wat hij tot dan toe nog niet eerder had gedaan. Hij was er waarschijnlijk om zijn volledige steun uit te spreken voor de inzet van de bommenwerpers. Tedder was het er echter nog steeds niet mee eens, hij was bang dat het leger nu op elk gewenst moment de zware bommenwerpers wilde inzetten. Dit zou de bommenwerpers afhouden van hun eigenlijke strategische taken zoals het bombarderen van de Duitse oorlogsindustrie.
Het bombardement
Het bombardement was oorspronkelijk gepland voor de ochtend van 8 juli, net voor de grondtroepen zouden aanvallen. General Bernard Montgomery gaf als reden voor het vervroegen van het bombardement het slechte weer dat voorspeld werd voor de ochtend van de 8ste. Dit wordt echter weersproken door de officiële geschiedschrijvers van Groot-Brittannië (Major L.F. Ellis) en Canada (Colonel C.P. Stacey). Ellis geeft als reden dat er door de grote afstand tussen het bombardement en de grondtroepen geen directe ondersteuning geleverd werd. Hierdoor was het niet nodig om direct voor het begin van de aanval te bombarderen en kon het bombardement vervroegd worden naar de avond ervoor. Daarnaast zou het bombardement de Duitsers verhinderen om versterkingen en tanks door Caen aan te voeren. Stacey geeft daarnaast ook nog aan dat er helemaal geen slecht weer voorspeld was voor 8 juli en dat er ook op die dag nog bombardementsvluchten werden uitgevoerd op andere doelen.
Het doel van het bombardement was het vernietigen van de verdedigingen ten noorden van Caen. Volgens de 21st Army Group bevonden zich hier ook betonnen versterkingen, waardoor 'cratering' geaccepteerd was. Daarnaast was er de wens om de bommen met een tijdsvertraging van 6 uur te laten ontploffen zodat ze vlak voor de start van het grondoffensief zouden afgaan. De 2nd Army gaf echter aan dat er geen betonnen versterkingen waren. Zij gaf ook aan dat een tweede doel van de operatie het voorkomen van het aanvoeren van versterkingen was en het daarbij ook onmogelijk gemaakt moest worden om een tegenaanval van tanks ten noorden van Caen te vormen.
Het bombardement vond plaats tussen 21:50 en 22:30 op de avond van 7 juli. De aanval werd vooraf gegaan door 14 Mosquitos van No. 8 Group van de RAF. Dit was de Pathfinder Group van de RAF en speciaal uitgerust om markeringen te leggen voor de bommenwerpers. Master Bomber, Wing Commander S.P. Daniels, van No. 35 Squadron, leidde de Pathfinder-eenheden. Het was de taak van de Master Bomber om zowel de Pathfinders als de daarop volgende bommenwerpers op het goede doel te houden.
Bomber Command vloog met 467 bommenwerpers (Lancasters en Halifaxes) van Nos 1, 4 en 6 Groups. Juichende troepen van de Britse 3rd en 59th en de Canadese 3th Infantry Divisions keken naar het spektakel. Om deze troepen te beschermen was, uit veiligheidsoverwegingen, het richtpunt meer naar het centrum van Caen verplaatst, in plaats van op de Duitse verdedigingen aan de noordrand van de stad. Ondanks dat Caen al snel werd gehuld in stof en rook werd, mede door het aansturen van Master Bomber Daniels, de aanval zeer accuraat uitgevoerd. Rapporten over het totale tonnage aan bommen dat werd afgeworpen, noemen een hoeveelheid die varieert tussen de 2.000 en 2.600 ton. De meeste bommen werden, zoals gewenst, uitgerust met een tijdvertraging van 6 uur, zodat ze vlak voor de grondaanval zouden ontploffen. Slecht een paar Lancasters en één Mosquito gingen verloren.
Zoals gezegd werd het bombardement door de geallieerde grondtroepen met gejuich ontvangen. De 8th Canadian Infantry Brigade van de 3rd Canadian Infantry Division gaf als commentaar vlak na de aanval: "Rook en vuur zijn geweldig voor het moreel." en "Alles aan ons front lijkt te branden. Het kon niet accurater". Major-General Nigel Tapp, commandant van het Britse 7th Field Regiment, Royal Artillery, schreef dat "het geluid en aanzicht van het bombardement een geweldige impuls voor het moreel waren, officieren en soldaten sprongen juichend uit hun schuttersputjes".
Air Vice Marshal Harry Broadhurst was de commandant van No. 83 Group, onderdeel van de 2nd Tactical Air Force, en het was zijn taak om het Britse 2nd Army van Lieutenant General Miles Dempsey te ondersteunen. Tijdens Broadhursts tijd in Noord-Afrika had hij een Duits Fieseler Fi 156 "Storch" verkenningsvliegtuigje weten te bemachtigen en hier vloog hij in Normandië nog mee rond. Broadhurst en Dempsey stegen dan ook in de avond van 7 juli op om naar het bombardement te kijken. Al snel waren ze boven Caen en hadden ze een prachtig uitzicht op het bombardement. Ze werden echter ook al snel beschoten. Broadhurst dook hiervoor naar beneden en landde in een maïsveld. Ook daar werden ze echter beschoten en bestormd door Canadese troepen. Eenmaal uitgestapt werd Dempsey door een Canadese captain om zijn identificatie gevraagd. Dempsey's reactie blijft het beste onvertaald: "Don't be a bloody fool, I'm your commanding general!"
Het artilleriebombardement
Nog voor de zware bommenwerpers hun aanval uitvoerden op de avond van de 7de, beschoten de schepen voor de kust al de bekende Duitse strongpoints in en rond Caen. Om 21:50 uur, terwijl de bommenwerpers overvlogen, beschoten de artillerie-eenheden de Duitse luchtafweerstellingen. Na het bombardement vlogen de lichte bommenwerpers van No. 2 Group RAF over om verdere doelen en troepenverplaatsingen aan te vallen. Rond 23:00 uur begonnen de artillerie-eenheden van het I en VIII Corps en de schepen voor de kust aan een intensief bombardement op Caen en de daarvoor gelegen versterkte dorpen. Dit ging door tot het begin van de operatie op 8 juli rond 04:20 uur; op dat moment schakelden alle artillerie-eenheden over op de doelen direct in de frontlinie. Vlak na 07:00 uur keerden de bommenwerpers weer terug, dit keer waren het 250 medium bommenwerpers van de US Ninth Air Force. Zij vielen tijdens de komende twee uur alle mogelijke vijandelijke posities aan, waaronder hoofdkwartieren, bruggen en artillerieposities. Daarnaast werden de Typhoons van de RAF Second Tactical Air Force ingezet om de gebieden achter de frontlinies onder vuur te nemen.
De Iron Sides op de flank
Direct na het overweldigende artilleriebombardement rond half vijf in de vroege ochtend van 8 juli viel de 3rd Infantry Division met één brigade, de 185th, Hérouville en Lebisey, aan. De opmars ging snel en binnen het uur was de brigade in de genoemde dorpen. Om 08:35 uur waren de bossen van Lebisey schoongeveegd van vijandelijk eenheden. De opmars van de 59th Infantry Division op de rechterflank van de 3rd Infantry verliep zo stroef dat Crocker besloot om de tanks van de 3rd Infantry Division op te laten rukken naar het hogergelegen terrein rond Point 64. Later in de ochtend werd hiervoor ook de 33rd Armoured Brigade uit de korpsreserve overgedragen aan deze divisie. Dit gebeurde echter pas na uitdrukkelijke toestemming van Dempsey.
Aan het eind van de dag was het gebied rond Lebisey geheel in Britse handen en de verdere tegenstand was verwaarloosbaar. Enkel wat artillerieschoten van de andere kant van de Orne en een korte gepantserde tegenaanval tegen Hérouville. In de avond werd, met ondersteuning van de 33rd Armoured Brigade, Point 64 genomen en had de 3rd Infantry Division eindelijk het uitzicht op Caen wat ze op D-Day al gehad moeten hebben.
De Staffordshire's vuurdoop in Normandië
De 59th (Staffordshire) Infantry Division landde op 25 juni op Juno Beach en werd voor het eerst ingezet tijdens operatie Charnwood. De divisie kwam onder het bevel van het I Corps te staan en werd in de frontlijn voor Caen tussen de Britse en de Canadese 3rd Infantry Divisions geplaatst. De divisie startte die ochtend om 04:20 uur en viel vanuit Cambes de dorpen Galmanche en La Bijude aan. Het 2nd/6th Battalion, The South Staffordshire Regiment, tijdelijk onder bevel van de 197th Infantry Brigade, viel hierbij Galmanche op de rechterflank aan. Op de linkerflank werd het 6th Battalion, The North Staffordshire Regiment, van de 176th Infantry Brigade, tegen La Bijude ingezet.
De opmars van de 2/6 South Staffords naar Galmanche verliep erg stroef, ook al waren de eerste eenheden al binnen een uur aan de rand van het dorp. Tanks van het 1st Regiment, East Riding of Yorkshire Yeomanry, van de 27 Armoured Brigade (1 ERY), ondersteunden de aanval, maar werden voornamelijk ingezet als artillerie, door ze te laten vuren van vaste posities. Toen om 07:30 uur Crocker de tweede fase liet beginnen, had de 2/6 South Staffords Galmanche nog steeds niet veroverd. Om 09:30 uur was het 1st/7th Battalion, The Royal Warwickshire Regiment, om Galmanche heen getrokken en zette het de aanval in op het volgende dorp, St. Contest. De slechte communicatie tussen de infanterie en de tanks komt duidelijk naar voren doordat de tanks van de 1 ERY wilden oprukken naar Galmanche ter ondersteuning van de Warwicks, maar tot de ontdekking kwamen dat Galmanche nog niet in zijn geheel veroverd was. St. Contest werd uiteindelijk om 15:50 uur door de Warwicks veroverd, maar Galmanche bleef een probleem. Een company van het 5th Battalion, The South Staffordshire Regiment (van de 177th Infantry Brigade), werd naar Galmanche gestuurd om haar zustereenheid te helpen. Later op de dag werd het 2nd/6th Battalion naar Anisy teruggetrokken en vervangen door het 5th Battalion. Tegen de avond was Galmanche in Britse handen, al werd het Château de Galmanche nog door Duitse troepen bezet. Een laatste aanval door een versterkte company van de 5 South Staffords voor het donker werd kon de Duitsers niet uit het Château verdrijven. In de nacht van 7 op 8 juli trokken de ongeveer 40 Duitse soldaten van de 7. Kompanie, II. SS Bataillon zich door de Britse linies terug.
De Canadezen vallen aan
Om 06:30 uur beval generaal Crocker de tweede fase van de operatie. Deze fase diende een uur later te beginnen. Om 07:30 uur viel de 3rd Infantry Division aan. Op de rechterflank van de 59th Infantry Division was de aanval gericht tegen de dorpen Gruchy en Buron. Buron werd aangevallen door de Highland Light Infantry of Canada (HLI) en Gruchy door de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders (SDG). Beide eenheden vielen onder het bevel van de 9th Brigade van Brigadier Ben Cunningham. Het laatste regiment van de brigade was de North Nova Scotia Highlanders (NNSH). Zij zouden in de tweede fase oprukken naar Authie en Franqueville.
Om 09:45 uur werd door B Company van de SDG aangegeven dat Gruchy veroverd was. Dit lukte echter pas na een 'charge' van ongeveer 15 Brenguncarriers van het 7th Reconnaissance Regiment, 17th Duke of York's Royal Canadian Hussars. Een Kompanie van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment werd hierbij volledig vernietigd. Om 09:55 uur beval generaal Keller de 9th Brigade om de aanval voort te zetten op het Château de St. Louet en Authie. De SDG rukte pas om 14:30 uur op naar het Château, waarschijnlijk door het hevige verzet dat nog werd geboden in en rond Buron. De NNSH trok rond 15:30 Authie binnen, maar kwam direct onder zwaar artillerievuur te liggen. Ook Château de St. Louet werd rond die tijd veroverd. De bijbehorende tanks trokken door naar Franqueville maar kwamen aldaar onder vuur te liggen van de Bogensberger Zug, 3. Panzerkompanie en verloor enkele Shermans.
Het III Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment hield ondertussen nog met moeite stand in Buron. De Canadezen waren hier om 08:30 uur al aan de rand van het dorp, maar kwamen door hevig verzet niet verder. De Duitse bataljonscommandant Hauptmann Steger had nog radiocontact met het regimentshoofdkwartier in de Abbaye d'Ardenne. Hij vertelde de daar aanwezige divisiecommandant Meyer dat het grootste gedeelte van zijn bataljon gedood was en dat de geallieerde tanks net buiten het dorp stonden. Meyer beval SS-Obersturmführer Von Ribbentrop een tegenaanval in te zetten met de I. en II. Zug van zijn 3. Panzerkompanie. Deze aanval werd om 17:30 uur ingezet.
SS-Unterscharführer Heinz Freiberg had het bevel over één van de Panthers: "Op hoge snelheid reden we over open terrein naar de dorpsmuur van Buron. Mijn tank reed in de meest rechterpositie. Toen we door een opening van de muur reden, waren er plotseling twee explosies. De tank van Sepp Trattning en iemand anders brandde. We vuurden direct onze machinegeweren op de opening in de muur." Freiberg werd zelf ook onder vuur genomen en verliet met zijn mannen de tank. Er werd door de Duitsers een aantal tanks, carriers en anti-tankgeschutten uitgeschakeld tegen een verlies van 7 Panthers. Het bataljon van Steger kon niet meer gered worden. Aan het eind van de dag waren er slechts 100 soldaten en onderofficieren over, alle officieren waren gedood, gewond of vermist.
Om half zeven in de avond werd door de 7th Brigade de derde fase van de operatie in gang gezet. Er werd door de linies van de 9th Brigade opgerukt naar Cussy en de Abbaye d'Ardenne. Om 20:30 uur werd Cussy veroverd, waarbij 6 Duitse tanks tijdens een tegenaanval werden uitgeschakeld. De Regina Rifles van de 7th Brigade waren er in de avond in geslaagd om, ondanks extreme verliezen, de muren van de abdij te bereiken. Zij bleven buiten de muren omdat er een Duitse artillerieaanval werd verwacht vanwege het terugtrekken van de Duitse troepen. Deze aanval volgde dan ook snel. Pas de volgende morgen werd de Abbaye d'Ardenne ingenomen.
Tegen de avond dacht generaal Keller een mogelijkheid te zien om de bruggen over de Orne te veroveren voordat deze vernietigd zouden worden. Hiervoor stuurde hij gepantserde wagens van de Inns of Court Regiment, tezamen met delen van het 7th Canadian Reconnaissance Regiment, richting Caen. Langs de snelweg en door St. German-la-Blanche-Herbe rukten zij op naar de buitenwijken van Caen. In de invallende duisternis werden zij echter opgehouden door mijnen en Duitse sluipschutters en kwamen daardoor niet verder.
De avond valt
Aan het eind van de dag op 8 juli naderden de Canadese en de Britse 3rd Infantry Division elkaar in de richting van Caen. De 59th werd nog tegengehouden door de zware verdediging van de Duitsers. Generaal Crocker besloot dan ook om de verovering van Caen over te laten aan de 3rd British en 3rd Canadian Infantry Divisions. De 59th kreeg de opdracht om enkel de zware verdediging op haar eigen front uit te schakelen, maar niet verder de stad in te trekken; het diende enkel de dorpen Malon, Bitot, La Folie en Couvre-Chef te veroveren.
General der Panzertruppen Heinrich Eberbach ontving die avond Generalfeldmarschall Erwin Rommel op zijn hoofdkwartier van Panzer Gruppe West en gaf met de goedkeuring van Rommel toestemming voor het terugtrekken van alle zware wapens ten noorden van de Orne. Het noorden van Caen diende nog wel verdedigd te worden met sterke infanterie-eenheden ondersteund door genietroepen, tenzij er werd aangevallen door een superieure vijand. In dat geval diende er teruggetrokken te worden op oostelijke oevers van de Orne en in het zuidwesten via de noordelijke rand van Bretteville-sur-Odon naar de noordkant van Venoix. Meyer had toen al het bevel gegeven om in de nacht terug te trekken. Enkel het III Bataillon van de 26. SS-Panzergrenadier-Regiment bleef als infanterie achter in de sector van de 12. SS-Panzer-Division.
3rd British Infantry Division
In de ochtend van 9 juli trok de 9th Brigade ondersteund door de 33rd Armoured Brigade van de 3rd Infantry Division Caen binnen, sluipschutters en mortieren gaven wat tegenstand. De 144th RAC wist om 07:00 uur Couvre-Chef te bereiken, maar dat dorp was al verlaten door de Duitsers. Tegen het middaguur wisten de eerste eenheden van de 3rd Infantry Division door te dringen tot het centrum van Caen, de tegenstand was minimaal.
In de avond probeerde de tanks van de 1st Northamptonshire Yeomanry, voorafgegaan door een bulldozer, Caen binnen te trekken. De vele kraters en het puin vormden echter een veel te groot obstakel. Tegen 14:30 uur werd er contact gemaakt met de Canadese 3rd Infantry Division en rond 18:00 uur bereikten de troepen van I Corps de Orne en de Odon.
59th British Infantry Division
De 59th had als opdracht gekregen Caen zelf niet meer binnen te trekken, maar enkel de (zware) tegenstand voor haar front op te ruimen. De 197th Infantry Brigade bevond zich aan de rechterkant van het front, tegen de divisielijn met de 3rd Canadian Division aan. De 1/7 Royal Warwickshire werden in St. Contest afgelost door de 2/5 Lancashire Fusiliers en rukte vervolgens op naar Bitot. Het dorp werd om 13:50 uur veroverd. Rond 17:30 uur in de avond wist 5 East Lancashire eindelijk La Folie te bereiken.
Er waren die dag ook nog Duitse troepen actief in het Château van Galmanche, maar die werden uitgeschakeld door een compagnie-aanval van de 5 South Staffordshire, 177th Infantry Brigade, ondersteund door tanks en gepantserde voertuigen van de Royal Engineers.
De 176th Brigade bevond zich op het linkerfront en viel met de 6 North Staffordshire om 09:30 uur het loopgravensysteem ten westen van La Bijude aan. De tegenstand werd echter pas om 13:00 uur uitgeschakeld waarna het bataljon Malon binnentrok. A Company, 7 South Staffordshire werd naar Couvre-Chef gestuurd om dat te veroveren. 7 Royal Norfolk bleef in Epron en Auberge, maar werd door een aantal Shermans van de 3rd British Infantry Division aangevallen. Dit had echter geen slachtoffers tot gevolg.
3rd Canadian Infantry Division
Het was de eenheden van het 7th Reconnaissance Regiment, onder bevel van de Inns of Court, de vorige avond niet gelukt de bruggen over de Orne te bereiken. Op 9 juli rukten de eenheden weer op, maar het lukte pas laat in de middag (waarschijnlijk rond 17:00 uur) om bij de Orne te komen. Slechts één van de bruggen was intact gebleven, maar werd geblokkeerd door puin en lag onder vuur van de Duitsers aan de andere kant van de Orne. De gepantserde wagens lagen niet zo gek veel voor op de normale infanterie en The Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders waren het eerste bataljon dat Caen binnendrong, ondersteund door de tanks van de Sherbrooke Fusiliers. Zij waren via St. Germain richting Caen getrokken. De North Nova Scotia Highlanders waren ondertussen via de spoorlijn van Carpiquet naar Venoix opgerukt, geheel te voet, omdat de weg ernaast van mijnen was voorzien. Om 13:35 uur gaf de commandant van de 9th Brigade aan dat hij tezamen met de commandant van de SDGH's in Caen was.
De 8th Brigade had die ochtend, ondersteund door de tanks van het 10th Armoured Regiment, het vliegveld Carpiquet geheel weten te veroveren. Er werd hier weinig tegenstand ondervonden en de doelen werden om 11:15 uur bereikt. In de middag wist het North Shore (New Brunswick) Regiment het dorp Bretteville-sur-Odon te bereiken.
Het resultaat en de verliezen
Het I British Corps had gedurende operatie Charnwood een totaal van 3.500 verliezen te verwerken, waarbij de 59th British en 3rd Canadian beide meer dan 1.000 verliezen telden. 80 tanks werden vernietigd of uitgeschakeld. De Duitsers verloren veel troepen: de 16. Luftwaffen-Feld-Division verloor 75% van haar sterkte en de 12. SS-Panzer-Division was gereduceerd tot een bataljon. Daarnaast werden er van de 12. SS 20 tanks en bijna al het antitankgeschut uitgeschakeld. De geallieerden wisten ongeveer 600 krijgsgevangenen te maken.
Onder de bevolking van Caen vielen door het bombardement tussen de 300 en 400 slachtoffers. George McCarthy, een verslaggever van de Daily Mirror, was vlak na de bevrijding in Caen en schreef daarover: "Het is geen prettig gezicht, een grote stad na een gevecht. Het is een verzameling van dood, vernietiging en branden. Er is een spoor van gebroken tramlijnen en telefoonkabels. Nog niet begraven doden liggen in de goot. Er liggen dode honden en weggegooide uitrustingen. Maar tussen alle ruïnes en verwoestingen juichen de bewoners ons toe en rennen de kinderen naar ons om onze handen te schudden."
De verdere verloop van de strijd
Op 8 juli werd er door het Britse Second Army besloten om op 10 juli operatie Jupiter te laten starten. Deze door het VIII Corps uit te voeren operatie, had als doel het gebied ten zuiden van Carpiquet te veroveren. Dit gebied werd gedomineerd door Hill 112 en diende tot aan de rivier de Orne veroverd te worden.
Een dag later, op 11 juli, ging aan de andere kant van Caen operatie Stack van start. Deze operatie had als doel het vernietigen van de hoge schoorstenen van Colombelles. Deze schoorstenen werden namelijk nog altijd als observatieposten gebruikt door de Duitsers. De 51st Infantry Division, ondersteund door het 148th RAC kreeg hiertoe het bevel , maar kon niet alle operationele doelen bereiken door zware tegenstand van Tiger tanks van de Schwere Panzer Abteilung 503.
Caen werd pas in zijn geheel bevrijd na operatie Goodwood, die op 18 juli begon.
Het bombardementsonderzoek
Een week na het bombardement, op 14 juli, dienden Zuckerman en Kingston-McCloughry een rapport in over het bombardement. Zij deden onderzoek naar de bijdrage die het bombardement leverde aan het succes van operatie Charnwoord. Hiervoor brachten zij op 12 en 13 juli een bezoek aan Caen en interviewden zij een aantal officieren dat bij de operaties betrokken was. Zoals reeds is aangegeven waren de 21st Army Group en de 2nd Army het al niet eens over het daadwerkelijke doel van het bombardement. 21st Army Group gaf enkel het vernietigen van de verdedigingen als doel, 2nd Army beschouwde ook het tegenhouden van de aanvoer van versterkingen als doel. Ook over de resultaten van het bombardement werden op de verschillende niveaus anders gedacht. 21st Army Group beschouwde het bombardement als doorslaggevend. Het Jäger-Regiment 31 van de 16. Luftwaffen-Feld-Division verloor haar hoofdkwartier en de 16. Luftwaffen-Feld-Division en 12. SS-Panzer-Division "Hitlerjugend" hadden niet de beschikking over de rantsoenen en munitie voor de volgende morgen. 2nd Army gaf aan dat grootste effect van het bombardement het opkrikken van het moreel van de aanvallende eenheden was, alsmede de vele Duitse eenheden die door het bombardement vernietigd zouden zijn. Zowel de 3rd British Division als de 9th British Brigade noemden het effect op het moreel het belangrijkste resultaat. Ze gaven echter beide aan dat de kraters de opmars zeer vertraagden, iets wat 2nd Army een noodzakelijk kwaad vond omdat anders de verdedigingen niet uitgeschakeld konden worden.
Zuckerman en Kingston-McCloughry gaven aan dat na onderzoek in het gebombardeerde terrein er geen Duitse geschutsposities, tanks of doden gevonden werden. Dit komt overeen met de bevindingen van de geallieerde troepen die als eerste door het terrein trokken. Ook de positie van het hoofdkwartier van het Jäger-Regiment 31 van de 16. Luftwaffen-Feld-Division is niet duidelijk. Er kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld of dit hoofdkwartier daadwerkelijk vernietigd werd. In het onderzoek werd wel de kanttekening geplaatst dat er geen definitieve conclusies getrokken kon worden totdat het gehele terrein geruimd was. De belangrijkste resultaten van het bombardement waren het opkrikken van het moreel, het mogelijk vernietigen van het genoemde hoofdkwartier en andere troepen en het voorkomen van een tegenaanval of de aanvoer van versterkingen. De belangrijkste nadelen waren de vele kraters en de vertraging die dit met zich meebracht voor de aanvallende troepen.
Of het bombardement nodig was blijkt dan ook tegenwoordig zeer moeilijk vast te stellen. Het had wel enorme voordelen voor het moreel van de troepen en dat is misschien net het zetje geweest dat ze nodig hadden voor de daadwerkelijke verovering van Caen.
Dit artikel had niet geschreven kunnen worden zonder de hulp van Barry van Veen, Frank van der Drift, Kevin Prenger, Pieter Schlebaum en Robert Jan Noks.