Het geallieerde expeditieleger aan de vooravond van Operatie Overlord, de geallieerde landing op de kust van Normandië: D-Day 6 juni 1944.
SHAEF | ||
Opperbevelhebber | General Dwight Eisenhower | |
Plaatsvervanger | Air Chief Marshal Sir Arthur W. Tedder | |
Stafchef | Lieutenant General Walter Bedell Smith | |
- Geallieerde expeditionaire zeemacht | Admiral Sir Bertram H. Ramsay | |
- Western Task Force | Rear Admiral Alan G. Kirk | |
- Eastern Task Force | Rear Admiral Sir Philip Vian | |
- Geallieerde expeditionaire luchtmacht | Air Chief Marshal Sir Trafford L. Leigh-Mallory | |
- 9de US Luchtvloot | Lieutenant General Lewis H. Brereton | |
- 2de Tactische Luchtvloot | Air Marshal Sir Arthur Coningham | |
- 21ste Legergroep | General Sir Bernard Montgomery | |
- 1ste US Leger | Lieutenant General Omar Bradley | |
- 2de Britse Leger | Lieutenant General Sir Miles C. Dempsey | |
- 8ste US Luchtvloot | Lieutenant General James Doolittle | |
- RAF Bomber Command | Air Chief Marshal Sir Arthur Harris |
De 8ste US Luchtvloot en RAF Bomber Command stonden alleen ten tijde van Overlord onder het bevel van SHAEF, de rest van de oorlog opereerden ze direct onder het bevel van de Verenigde Chefs van Staven.
Een commandant van een grote legereenheid, of het nu een divisie of een legergroep is, beschikt over een staf die zijn werk als commandant aanzienlijk lichter maakt en ondersteunt. Ook generaal Eisenhower, als Supreme Commander of the Allied Expeditionary Force had een staf tot zijn beschikking. Deze staf stond onder leiding van de stafchef.
Op de Casablanca-conferentie in januari 1943 (zie: tweede frontpolitiek) werd Lieutenant General Sir Frederick E. Morgan aangesteld als deze stafchef. Hij kreeg de titel Chief-of-Staff to the Supreme Allied Commander, dat werd afgekort tot COSSAC. Generaal Morgan kreeg begin 1943 de taak tot het opstellen van het eerste plan voor operatie Overlord (zie COSSAC plan). Morgan werkte dus aan de planning van een gigantische operatie waarvoor de bevelhebber nog niet bekend was. Bijna een jaar later, in december 1943 werd Generaal Dwight D. Eisenhower aangesteld als opperbevelhebber voor operatie Overlord en nam met zijn benoeming de planning voor de operatie van Morgan over. Bij zijn benoeming nam Eisenhower een groot deel van zijn staf mee inclusief zijn stafchef.
Lieutenant General Walter Bedell Smith was tijdens operatie Torch ook al Eisenhower’s stafchef geweest, hij werd door de nieuwe functie van Eisenhower aangesteld als Chief-of-Staff Allied Expeditionary Force. De COSSAC-titel kwam hierbij te vervallen en Morgan moest een stapje terug doen; hij werd aangesteld als Smith’s plaatsvervanger, samen met Lieutenant General Sir Humfrey M. Gale en Air Vice Marshal James M. Robb. De staf bestond verder uit een aantal secties, die hieronder een voor een behandeld zullen worden.
G-1 Personeel
De G-1 Sectie van het hoofdkwartier stond onder leiding van Major General Ray W. Barker, hij was de plaatsvervanger van generaal Morgan toen hij nog de titel COSSAC droeg. Barker, een Amerikaan, kwam uit de artillerie alvorens als stafofficier te werken aan operatie Torch en hierna de planning voor Operatie Overlord. Zijn plaatsvervanger was de Britse Brigadier R. F. R. Becker, hij werd echter in mei 1944 vervangen door Britse Brigadier Thomas J.N. Bosville.
De G-1 Sectie was verantwoordelijk voor alle zaken die met het personeel te maken hebben, waaronder zorgdragen voor een goede moraal en het aanstellen en vervangen van militairen.
G-2 Inlichtingen
Generaal Eisenhower verzocht de Britse regering in december 1943 om de Britse Major General Sir Kenneth W.D. Strong aan te stellen als hoofd van G-2. Strong was toen nog het hoofd van inlichtingen in het Middellandse-Zeegebied. Er waren echter al zoveel officieren vertrokken naar de staf van SHAEF dat de Britse regering Strong niet wilde laten gaan. De Britse Major General Sir John F.M. Whiteley werd daarop aangesteld als G-2. Hij werd echter na lang aandringen van zowel generaal Eisenhower als generaal Bedell Smith in mei 1944 vervangen door Strong. Als plaatsvervanger werd de Amerikaanse Brigadier-General Thomas J. Betts, aangesteld.
De G-2 Sectie verzorgde de inlichtingen voor SHAEF, maar vergaarde deze niet. Het verzamelde alleen de inlichtingen uit de diverse beschikbare bronnen, zoals de legergroepen en het Joint Intelligence Committee.
G-3 Planning
De G-3 Sectie was verantwoordelijk voor de daadwerkelijke planning van de operatie. Het was de taak van deze sectie om plannen uit te werken die de vooropgestelde doelen moesten kunnen verwezenlijken en met welke eenheden dit dan moest gebeuren.
In februari 1944 verving de Amerikaan Major General Harold R. Bull, de Britse Major General Charles A. West als G-3 van SHAEF. West werd hierna de plaatsvervanger van generaal Bull, totdat West wederom werd vervangen door de voormalige G-2, de Britse Major General Sir John F.M. Whiteley.
G-4 Bevoorrading en transport
De voormalige plaatsvervanger van de G-4 van COSSAC, de Amerikaanse Major General Robert W. Crawford werd in februari 1944 benoemd tot G-4 van SHAEF. De G-4 van COSSAC, de Britse Major General Sir Nevil C.M. Brownjohn werd Crawford’s plaatsvervanger.
De G-4 Sectie was verantwoordelijk voor de planning van alle voorraden, van voedsel, munitie en transport naar het slagveld tot het regelen van schoon drinkwater en noodbruggen voor de genie.
G-5 Burgerzaken
De Civil Affairs (Burgerzaken) Sectie was een nieuw concept in het oorlogvoeren, het was bedoeld om de burgerzaken in bevrijde landen te regelen alvorens het burgerbestuur de zaken weer op kon pakken. De Britse Lieutenant General Sir Arthur E. Grasett zou uiteindelijk de leiding krijgen over G-5, met Brigadier-General Julius C. Holmes als zijn plaatsvervanger.
Engineer Division
De Engineer Division had als voornaamste taak het coördineren van genietaken van de verschillende legergroepen en het verdelen van de geallieerde voorraden. Het lastige was dat ook de G-4 Sectie hierover ging en dat er geen duidelijke scheiding van taken was. De Britse Major General Henry B.W. Hughes stond aan het hoofd van deze divisie, met als plaatsvervanger de Amerikaan Brigadier-General Beverly C. Dunn.
Signal Division
Verantwoordelijk voor de planning en coördinatie van alle Signal(verbindingen)-eenheden onder SHAEF. Deze divisie stond onder leiding van de Brit Major General Colwyn H.H. Vulliamy en zijn plaatsvervanger, de Amerikaanse Major General Francis H. Lanahan.
Public Relation Division
Deze sectie had als taak om controle uit te oefenen op de perscensuur in het operationele gebied van SHAEF. Het was haar lastige taak om te balanceren tussen algemene geheimhouding en het inlichten van de inwoners van de geallieerde landen over de prestaties van hun troepen. Brigadier-General Thomas J. Davis stond aan het hoofd van deze divisie.
Adjutant General
De Adjutant General was verantwoordelijk voor alle inkomende en uitgaande post, het doorgeven van bevelen en het bijhouden van het archief. Generaal Davis was de eerste Adjutant General van SHAEF, maar werd eind maart 1944 door zijn plaatsvervanger Colonel Emil C. Boehnke vervangen toen hij de leiding kreeg over de Public Relation Division.
Headquarters Commandant
De commandant van het hoofdkwartier van SHAEF was Brigadier General Robert Q. Brown met als plaatsvervanger Major H.J. Rothwell. Onder zijn commando vielen bijvoorbeeld de militaire politie die aan het SHAEF-hoofdkwartier was toegewezen.
Air Defense Division
De Air Defense Division was verantwoordelijk voor het luchtafweer onder commando van SHAEF, het had echter meer een coördinerende dan een leidende rol. De divisie stond onder bevel van de Brit Major General Sir Alexander M. Cameron met als plaatsvervanger de Brit Colonel W.S.J. Carter.
Medical Division
De taak van de Medical Division was het coördineren van de medische afdelingen van de verschillende legergroepen. De divisie stond onder leiding van de Amerikaanse Major General Albert W. Kenner met als plaatsvervanger de Britse Brigadier Evelyn A. Sutton.
Psychological Warfare Division
Het was de taak van deze sectie om de Duitse soldaat te overtuigen van het gelijk van de geallieerden en van de ondergang van nazi-Duitsland. Ook moest het de Duitse soldaat overtuigen van de superioriteit van geallieerde soldaten en wapens en van de humane omstandigheden in de geallieerde krijgsgevangenkampen. Deze sectie stond onder leiding van de Amerikaan Brigadier-General Robert A. McClure.