“Zag ik het goed? Een vijandelijke tank reed door de boomgaard van St. Contest! Hij stopte. De commandant opende zijn luik en observeerde de omgeving. Was hij blind? Realiseerde hij zich niet dat op slechts 200 meter de pantsergrenadiers van het II. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment zich bevonden en dat de lopen van het antitankgeschut op hem gericht waren? Blijkbaar niet. Hij stak kalm zijn sigaret aan en keek naar de rook.” - SS-Standartenführer Kurt Meyer, commandant van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment.
Op 7 juni 1944, een dag na de landingen in Normandië, waren de Canadese eenheden nog op weg naar hun oorspronkelijke doelen van de dag ervoor, namelijk de weg tussen Bayeux en Caen en het vliegveld van Caen er vlak achter. Tijdens de opmars naar het vliegveld, genaamd Carpiquet naar het nabijgelegen dorp, stuitten deze troepen echter al snel op sterke tegenstand van de Duitse 12. SS-Panzer-Division "Hitlerjugend". Het was namelijk het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment van deze divisie, onder bevel van Kurt Meyer, dat tussen de landingsstranden van Juno Beach en het vliegveld de verdediging op zich had genomen.
De 9th Brigade van de Canadese 3rd Infantry Division (onder het commando van Major-General Rodney Keller) moest laat in de ochtend van 6 juni landen op Juno Beach. De brigade zou oprukken door de linies van de eenheden van de 7th en 8th Brigade van dezelfde divisie die als eerste het strand hadden bestormd. De 9th Brigade stond onder bevel van Brigadier Douglas Cunningham en bestond uit 3 regimenten: The Highland Light Infantry of Canada (Lieutenant-Colonel F. M. Griffiths), The Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders (Lieutenant-Colonel G. H. Christiansen) en The North Nova Scotia Highlanders (Lieutenant-Colonel C. Petch). Het 27th Armoured Regiment, The Sherbrooke Fusiliers Regiment, onder bevel van Lieutenant-Colonel M. B. K. Gordon, gaf de nodige tankondersteuning.
Rond 11 uur in de ochtend van 6 juni werd door generaal Keller besloten om de 9th Brigade aan land te zetten. De eenheid moest bij St. Aubin en Bernières landen maar de marine had het strand voor St. Aubin (Nan Red) al gesloten omdat er teveel vijandelijk vuur was. Hierdoor was de gehele brigade genoodzaakt om bij Bernières aan land te gaan. Rond 11:40 uur landden hier dan ook de eerste eenheden, echter, door verkeersopstoppingen rond Bernières duurde het nog tot 16:00 uur voordat de eerste eenheden oprukten naar hun verzamelpunten in de buurt Bény-sur-Mer.
Vanuit het verzamelpunt bij Bény-sur-Mer moest de brigade verder oprukken door de linies van de 7th Brigade naar haar doel voor de dag, de hogergelegen gebieden rond het vliegveld Carpiquet, net ten zuiden van de weg tussen Caen en Bayeux. Om 18:20 uur rukten de North Nova Scotia Highlanders en de Sherbrooke Fusiliers gezamenlijk op via Basly en Colomby-sur-Thaon. Beide eenheden bereikten rond 20:00 uur Villons-les-Buissons waar de Highlanders op zware tegenstand van Duitse eenheden stuitten. De eenheden groeven zich in voor de nacht omdat het onmogelijk was om het vliegveld voor het donker nog te bereiken, daarnaast waren de meeste eenheden van de 9th Brigade nog verspreid over de weg tussen Bény-sur-Mer en Villons-les-Buissons. Ook was men bang voor een tegenaanval van de 21. Panzer-Division of de 12. SS-Panzer-Division.
Het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment (SS-Standartenführer Kurt Meyer) was een onderdeel van de 12. SS-Panzer-Division "Hitlerjugend", onder bevel van SS-Brigadeführer Fritz Witt, en bevond zich net na middernacht op 6 juni in de buurt van Orbec. Hiervandaan had Meyer al opdracht gegeven voor patrouilles richting Caen. De divisie mocht niet worden ingezet zonder uitdrukkelijke toestemming van Adolf Hitler (OKW). Net na 05:00 uur werd de divisie toegewezen aan het LXXXIV Armeekorps als onderdeel van Heeresgruppe B. Om 05:45 uur ging OB West akkoord met een verzoek van Heeresgruppe B om de divisie te concentreren rond Lisieux. Rond 15:00 uur werden de Hitlerjugend- en Panzer Lehr-divisies ondergebracht in het I. SS-Panzerkorps (onder bevel van SS-Obergruppenführer Josef Dietrich) die binnen Heeresgruppe B onder de 7. Armee viel. Rond 17:40 uur kreeg Meyer te horen dat Dietrich en Witt hadden besloten om zijn regiment door te sturen naar Evrecy. Het duurde tot ver in de nacht alvorens de meeste eenheden daar aankwamen. Al deze vertragingen zorgden er voor dat het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment pas op 7 juni haar eerste tegenaanval kon inzetten.
Op 7 juni werd er een grote Duitse tegenaanval gepland voor de 12. SS-Panzer-Division en de 21. Panzer-Division (onder het commando van Generalmajor Edgar Feuchtinger). Deze tegenaanval moest de geallieerde eenheden die geland waren op Juno en Sword vernietigen. De 12de SS divisie zou ten westen, en de 21ste divisie ten oosten van de spoorlijn Caen – Luc-sur-Mer oprukken. Deze aanval stond gepland voor 16:00 uur op 7 juni. De meest oostelijke eenheden van de 12de SS divisie waren echter niet verder gekomen dan de lijn Verson-Rots, de 21st divisie had haar meest westelijke eenheden opgesteld bij Epron. Tussen de twee divisies zat dus nog een flink gat, enkel opgevuld door de overblijfselen van de 716. Infanterie Division, onder bevel van Generalleutnant Wilhelm Richter. Rond middernacht had Meyer overleg in de commandopost van de 716de divisie met Richter en Feuchtinger. Feuchtinger dacht dat het dorp en Carpiquet al waren veroverd door de geallieerden, Meyer stuurde vervolgens verkenningseenheden uit om uit te zoeken hoe het er precies voorstond in dat gebied. Deze eenheden rapporteerden dat Carpiquet, Rots en Buron vrij waren van geallieerden maar dat Les Buissons al was bereikt (door eenheden van de North Nova Scotia Highlanders). Her en der werden nog wel kleine eenheden van de 716de divisie aangetroffen.
Vlak voor Meyer vertrok belde zijn divisiecommandant (Witt) met het bevel om het gat in het front te dichten en te voorkomen dat de geallieerden het gebied rond Carpiquet konden bereiken. Meyers 25. SS-Panzergrenadier-Regiment nam daarop defensieve posities in. Het I. Bataillon onder bevel van SS-Sturmbannführer Hans Waldmüller, samen met de 16. Pionier-Kompanie (SS-Obersturmführer Werner) namen posities rond Epron en La Folie. Het II. Bataillon lag in de buurt van St. Contest en Bitot. Het stond aanvankelijk onder bevel van SS-Sturmbannführer Hans Scappini, maar nadat hij op de 7de was gesneuveld werd hij vervangen door SS-Hauptsturmführer Heinz Schrott. Het III. Bataillon, onder het commando van SS-Sturmbannführer Karl-Heinz Milius was nog niet gearriveerd, maar zou posities innemen aan de weg tussen Caen en Bayeux ten zuidoosten van Franqueville.
Meyer plaatste zijn eigen commandopost in de Abbaye d'Ardenne, aan de weg tussen Authie en St. Germain-la-Blanche-Herbe, net ten zuiden van Cussy. Deze abdij bestond onder andere uit een kerk met twee torens in een boomgaard met een beschermende dikke stenen muur er omheen. De torens waren ideale uitkijkposten voor zowel Meyer als zijn artillerie. Zowel SS-Obersturmbannführer Max Wünsche (van het 12. SS-Panzer-Regiment) als SS-Sturmbannführer Karl Bartling van het III. Bataillon van het 12. SS-Panzerartillerie-Regiment hadden hier ook hun hoofdkwartier gevestigd.
Rond 10:00 uur kwam het II. Bataillon van het 12. SS-Panzer-Regiment, onder het commando van SS-Sturmbannführer Karl-Heinz Prinz, aan in het gebied, veel andere eenheden van de 12de SS divisie waren echter nog lang niet gearriveerd. Het I. Bataillon van het 12. SS-Panzer-Regiment (SS-Sturmbannführer Arnold Jürgensen) zat zonder brandstof ten oosten van de Orne en het 26. SS-Panzergrenadier-Regiment (onder bevel van SS-Oberführer Wilhelm Mohnke) en verscheidene artillerie-eenheden moesten de Odon (een rivier ten zuiden van de weg Villers-Bocage – Caen) nog oversteken. Het II. Bataillon van Prinz was uitgerust met PzKpfw IV's verdeeld over 5 compagnieën. De 5. Kompanie werd ingedeeld bij het III. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment in de buurt van Franqueville. De 6. en 7. Kompanie werden aan beide zijden van de abdij gepositioneerd. De 8. Kompanie werd naar het gebied van het I. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment (Epron) gestuurd. De 9. Kompanie van het regiment werd in reserve gehouden achter de 5. Kompanie (waarschijnlijk in de buurt van het vliegveld van Carpiquet). Nu was het wachten op de rest van de 12. SS-Panzer-Division en de start van het tegenoffensief om 16:00 uur.
De Canadese 9th Brigade had ondertussen haar opmars herstart om 07:45 uur. Stuart verkenningstanks reden voorop, gevolgd door C Company van de North Nova Scotia Highlanders in carriers, gevolgd door de rest van het regiment op de Shermantanks van de Sherbrooke Fusiliers. Het doel was het vliegveld van Carpiquet. Al snel kwamen de Canadezen onder vuur te liggen uit de omgeving van Villons-les-Buissons. Het dorp was rond 09:00 uur vrij van Duitsers. Rond 11:50 uur werd Buron bereikt en werd er een anti-tankkanon uitgeschakeld. Om 13:00 uur bereikte C Company Authie; de Stuarts waren toen al ten hoogte van Franqueville. Het was op dit moment dat Kurt Meyer de Sherman zag stoppen in de boomgaard van St. Contest.
De tank stond daar om de flank van de opmars naar het vliegveld te beschermen. Veel tanks rukten op van Buron naar Authie, vlak langs het front van het II. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment. Meyer besloot om direct van de geplande tegenaanval van 16:00 uur af te zien, en hij gaf het bevel om enkel op zijn commando te vuren. Zodra de eerste tanks Franqueville passeerden gaf hij het bevel aan Wünsche om aan te vallen. Al snel werden de eerste Shermantanks geraakt. De strijd brak los. De Canadese infanterie probeerde nog terug te trekken op Authie maar Meyers III Bataillon was er eerder. Al snel waren Franqueville en Authie weer in Duitse handen. Ten zuiden van Buron kwam het vervolgens tot een treffen tussen de Shermans van de Sherbrooke Fusiliers en de PzKpfw IV's van de het 12. SS-Panzer-Regiment.
Het II. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment had zich ondertussen tezamen met de tanks van de 7. Panzer-Kompanie bij de aanvallende troepen naar Buron gevoegd. St. Contest viel al snel. De commandant van het bataljon, Scappini, laste hier een korte pauze in zodat de linkerflank gelijk kon komen met zijn rechter. Hij hield een kort overleg met zijn staf, waarbij ook Meyer aanwezig was. De groep werd overvallen door drie Canadese tanks. Scappini werd hierbij dodelijk verwond. Hij werd direct vervangen door Schrott. Vervolgens werden de tanks teruggedrongen en de gehuchten Malon en Galmanche veroverd met enkel tegenstand van artillerievuur. Buron viel in de late middag en ook Gruchy werd snel terugveroverd. Cunningham besloot vervolgens om de resterende eenheden van zijn brigade terug te trekken naar hun startposities rond Villons-les-Buissons.
Ondertussen was om 16:15 uur het I. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment, ondersteund door het 16. Pionier-Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment en de PzKpfw IV's van de 8. Kompanie (II. Bataillon van het 12. SS-Panzer-Regiment) begonnen aan hun opmars richting Anguerny. Rond Cambes-en-Plaine stuitten zij echter op het 2nd Batallion van de Royal Ulster Rifles. Deze eenheid was een onderdeel van de Britse 9th Brigade die de vorige dag op Sword Beach was geland en viel onder bevel van de Britse 3rd Infantry Division. De 5 tanks van de 8. Kompanie kwamen in gevecht met de Shermans van de 1st East Riding Yeomanry en werden alle uitgeschakeld. Slechts twee ervan echter door vijandelijk vuur, een derde moest omkeren vanwege mechanische problemen, een andere gleed in een krater en de laatste werd uitgeschakeld door een afgeschoten boomtop. Ondanks het gebrek aan tankondersteuning lukte het de Duitsers om de Britten terug te dringen naar Le Bois du Mesnil.
Meyers flanken waren ondertussen zeer zwak geworden en de 21. Panzer-Division kon de rechterflank niet beveiligd krijgen. Meyer besloot daarop om niet verder op te rukken. Toen het donker werd bevonden het II. Bataillon van het 12. SS-Panzer-Regiment, tezamen met de Pionier-, Flak en Aufklärungs Kompanien zich tussen Gruchy, Authie en Franqueville. Het III. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment bevond zich in Buron, het II. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment in Galmanche (een gehucht ten noorden van St. Contest en ten zuidwesten van Cambes-en-Plaine) en het I. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment bevond zich in Cambes-en-Plaine.
De opmars naar Caen en het vliegveld van Carpiquet was in ieder geval tot staan gebracht. Zowel de Canadezen als de Duitsers verloren in de gevechten vele tanks en manschappen. Het zou nog bijna een maand duren alvorens de geallieerden de gebieden zouden veroveren. Tijdens operatie Windsor zouden wederom de Canadezen van Keller's 3rd Infantry Division het dorp en vliegveld van Carpiquet aanvallen. Deze keer met succes.
Meyer werd september 1944 in België gevangengenomen om vervolgens na de oorlog berecht te worden voor de executie van Canadese soldaten op 7 juni 1944 bij zijn hoofdkwartier, de Abbaye d'Ardenne. Meyer werd onder andere aangeklaagd voor zijn vermeende verantwoordelijkheid voor het executeren van 11 Canadese soldaten op 7 juni en voor het bevel geven tot, of het verantwoordelijk zijn voor, het executeren van 7 Canadese soldaten op 8 juni. Hij werd niet veroordeeld voor het bevel maar wel voor de verantwoordelijkheid, alsmede voor het feit dat hij zijn troepen verbood voor de gevangene te zorgen (“to deny quarter”) en kreeg daarvoor de doodstraf opgelegd. Dit werd later omgezet tot levenslang en in de jaren 50 verder teruggebracht om vervolgens in 1954 vrijgelaten te worden. Meyer overleed in 1961 op 51-jarige leeftijd.