Walther von Reichenau was een vertrouweling van Adolf Hitler en mede verantwoordelijk voor het wegwerken van Ernst Röhm en de SA tijdens de "Nacht van de Lange Messen". In 1940 werd hij Generalfeldmarschall en was mede verantwoordelijk voor veel oorlogsmisdaden begaan aan het Oostfront door manschappen onder zijn leiding. In januari 1942 kreeg hij een hersenbloeding en overleed onderweg naar een ziekenhuis in Leipzig.
Walther von Reichenau werd geboren op 8 oktober 1884 in Karlsruhe, Duitsland. Hij kwam uit een typisch Pruisisch militair gezin. Zijn vader was een Generalleutnant in het Pruisische leger. In 1903, na zijn eindexamen, trad Walther von Reichenau in de voetsporen van zijn vader en ging ook het leger in. In 1904 werd hij geplaatst bij het 1.Garde-Feldartillerie-Regiment. Zijn bevordering tot Leutnant vond eveneens plaats in 1904. Na een aantal dienstjaren en een opleiding aan de Kriegsakademie vanaf 1911, volgde in 1913 de bevordering tot Oberleutnant.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij aan het Westelijk front en werd hem het IJzeren Kruis verleend. Bij aanvang van deze oorlog diende hij als Adjutant bij het 1.Garde-Feldartillerie-Regiment en werd in 1914 bevorderd tot Hauptmann. Een jaar later werd hij overgeplaatst naar de Generalstab. In 1915 diende hij als 2.Generalstabsoffizier in de 47.Reserve-Infanterie-Division en hierop aansluitend als 1.Generalstabsoffizier in de 7.Kavalerie-Schul-Division.
In 1919 trad hij in het huwelijk met Alexandrine Gräfin von Maltzan.
In de periode tussen de wapenstilstand en zijn toetreding tot de Reichswehr in 1919 diende Von Reichenau kort als Generalstabsoffizier bij de Grenzschutz (grensbewakingstroepen) in Silezië en Pommeren. Daarna maakte hij carrière binnen de Reichswehr. Hij trad toe tot de Reichswehr in de rang van Hauptmann. In de jaren 1920-1922 was hij Generalstabsoffizier bij de Wehrkreis VI, waarna hij commandant werd van de 8.Maschinengewehrkompanie. Na zijn bevordering tot Major in 1924 diende hij bij de Wehrkreis III in Berlijn. Tussen 1927 en 1929 was hij vervolgens commandant van het 8. Nachrichtenbatallion (een verbindingseenheid) in Stuttgart en als Oberstleutnant was hij tot 1931 stafchef van de Nachrichteninspektion in het Reichswehrministerium. In februari 1931 werd Von Reichenau stafchef in de Oost-Pruisische Wehrkreis I waar hij diende onder General Werner von Blomberg, een persoon die in zijn nabije toekomst een belangrijke rol in zijn carrière zou spelen. In 1932 werd hij door zijn oom Friedrich von Reichenau, een nationaalsocialist, voorgesteld aan Adolf Hitler. Walther von Reichenau was onder de indruk van de man en werd al snel lid van de NSDAP.Op 1 februari 1933 werd Von Reichenau chef van het Ministeramt (kabinet van de minister) in het Reichswehrministerium en persoonlijk adviseur van Reichswehrminister Werner von Blomberg. Via Von Blomberg kwam hij in contact met steeds meer leidende nazi's. Von Reichenau en Von Blomberg werkten vervolgens nauw samen om Kurt Hammerstein-Equord, een overtuigde anti-nazi, te dwingen af te treden als opperbevelhebber van het leger. Von Blomberg wist Hitler ervan te overtuigen om Von Reichenau op die post te benoemen, maar na heftige protesten uit het officierskorps ging rijkspresident Paul von Hindenburg daarmee niet akkoord en benoemde hij General Werner von Fritsch tot opperbevelhebber.
Op 1 februari 1934 kreeg Von Reichenau in het kader van de omvorming van de Reichswehr tot de Wehrmacht de post van chef van het Wehrmachtamt in de rang van Generalmajor. Hij was nu de belangrijkste persoon die de contacten tussen de Wehrmacht en de NSDAP onderhield. Op 30 juni van dat jaar sprak Von Reichenau zich uit ten gunste van de monopoliepositie van de Wehrmacht als enige "Waffenträger der Nation". Kortom, de Wehrmacht was in zijn optiek de enige strijdmacht in Duitsland.
Die uitspraak van Von Reichenau moet in verband worden gezien met gebeurtenissen die op 29 juni 1934 tot een climax kwamen. Al in 1933, na de machtovername door Hitler, maakten Von Reichenau en Von Blomberg zich grote zorgen over de enorme macht van de Sturmabteilung (SA). De knokploegen van de SA hadden een belangrijke rol gespeeld in het creëren van een machtsbasis waarop Hitler kon steunen op zijn weg naar de machtsovername. De SA was inmiddels uitgegroeid tot een formidabele staat in de staat en haar leider Ernst Röhm eiste steeds meer zeggenschap in militaire zaken. Zo schreef hij op 2 oktober 1933 een brief aan Von Reichenau waarin hij stelde: "Ik beschouw de Reichswehr nu alleen nog maar als een opleidingsschool voor het Duitse volk. De oorlogsvoering en dus ook de mobilisatie zijn in de toekomst taken van de SA".
Het officierskorps van het leger ergerde zich meer en meer aan de groeiende macht van de SA en Von Reichenau vreesde een militaire staatsgreep tegen Hitler. Als dat werkelijkheid zou worden, zou de carrière van Von Reichenau voorbij zijn. Daarom smeedde hij samen met Hermann Göring en Heinrich Himmler een complot tegen Röhm en de SA. Er werd besloten dat Himmler aan Reinhard Heydrich, de chef van de Sicherheitsdienst, zou vragen om een "dossier" over Röhm aan te leggen. Hierin werd onder andere gesproken over grote bedragen die Röhm van de Franse regering had ontvangen om Hitler af te zetten. Aanvankelijk was Hitler niet overtuigd, maar gemor onder industriëlen over Röhm's "socialistische" opvattingen over de economie en het feit dat Röhm homoseksueel was, overtuigden Hitler. Op 29 juni 1934, in de zogenaamde "Nacht van de Lange Messen", werden Röhm en vele andere SA-kopstukken opgepakt en vermoord. Von Reichenau stelde zich daarna tot doel om het leger zo snel mogelijk integraal deel te laten uitmaken van het nazi-regime. Geen wonder dat hij de "politieke generaal" werd genoemd.
Op 1 oktober 1935 promoveerde hij tot Generalleutnant en kreeg het bevel over het VII.Artilleriekommando te München. Als chef van het Wehrmachtamt werd hij opgevolgd door Wilhelm Keitel. Een jaar later volgde de bevordering tot General der Artillerie. Toen in 1938 Werner von Blomberg het veld moest ruimen, wilde Adolf Hitler dat Walther von Reichenau de positie als opperbevelhebber op zich nam, maar na verzet van oudgedienden als Gerd von Rundstedt en Franz Halder, trok Hitler zijn besluit in. In plaats hiervan kreeg hij het bevel over de Heeresgruppe 4 in Leipzig als opvolger van Heinrich von Brauchitsch, die tot opperbevelhebber van het leger werd benoemd. Vervolgens nam Von Reichenau deel aan de bezetting van het Sudetenland.
Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog, voerde Walther von Reichenau het bevel over de 10.Armee tijdens de invasie van Polen. Hier werd hij op 1 oktober 1939 bevorderd tot Generaloberst. In mei 1940 leidde hij de 10.Armee tijdens Fall Gelb. Hier aanvaardde hij de capitulatie van België. Op 19 juli van dat jaar werd hij door Adolf Hitler gepromoveerd tot Generalfeldmarschall.
Tijdens Operatie Barbarossa voerde hij wederom het bevel over de 10.Armee en veroverde Kiev en Kharkov. Tijdens de operaties in de Sovjet-Unie toonde Von Reichenau zijn aard als NSDAP-lid en fanatiek antisemiet. Hij steunde openlijk de inzet van de SS-Einsatzgruppen tegen de Joodse burgers in de bezette delen van de Sovjet-Unie. Berucht is zijn zogenaamde "Reichenau-Befehl" van 10 oktober 1941 waarin hij zijn soldaten opriep om de "Weltanschauungskrieg" van Hitler te steunen en begrip te hebben voor de "gerechtvaardigde vernietiging van de Joodse Untermenschen". Mede hierdoor was hij één van Hitler's favoriete officieren. In november 1941 deed Hitler wederom een poging om Von Reichenau tot opperbevelhebber te benoemen na het ontslag van Walther von Brauchitsch, maar opnieuw moest hij buigen voor de mening van de overige bevelhebbers in de Wehrmacht, die Von Reichenau te politiek beladen vonden. Hij benoemde uiteindelijk Franz Halder. Von Reichenau werd wel de nieuwe opperbevelhebber van Heeresgruppe Süd in plaats van de uit de gratie geraakte Gerd von Rundstedt.
Om fit te blijven liep Von Reichenau dagelijks hard door de bossen. Op 12 januari 1942 rende hij kilometerslang bij temperaturen van min 40 graden. Na terugkeer voelde hij zich niet goed en later op die dag kreeg hij een zware hartaanval. Na vijf dagen bewusteloos te zijn geweest werd besloten om hem voor behandeling naar Leipzig te vliegen. Het vliegtuig verongelukte op 17 januari 1942 echter bij een tussenlanding in Poltawa (Oekraïne). Von Reichenau stierf aan zijn daarbij opgelopen zware verwondingen. Hij werd begraven op het Invalidenfriedhof in Berlijn.