Semyon Mikhailovich Budyonny werd geboren op 25 april 1883 in een klein kozakkendorpje in de buurt van Kuban in de Kaukasus. Hij begon zijn carrière in het leger van de tsaar. Hij vocht als cavalerist in de Russisch-Japanse oorlog in 1905. Toen Rusland betrokken raakte in de Eerste Wereldoorlog kreeg Budyonny het bevel over een cavaleriebrigade in het leger van de tsaar.
Toen de Oktoberrevolutie in 1917 uitbrak, sloot Budyonny zich aan bij het Rode Leger en kreeg hij het bevel over een cavaleriedivisie. In de daaropvolgende schermutselingen onderscheidde Budyonny zich en werd gepromoveerd tot commandant van het I Cavaleriekorps waarmee hij ook zeer succesvol was tegen de Witten in de Russische Burgeroorlog. Budyonny groeide wegens zijn succesvolle verdiensten in de bloedige burgeroorlog uit tot een levende legende. Dit werd nog eens versterkt door de propaganda in de Sovjetunie die de verrichtingen van Budyonny tientallen jaren bleef verheerlijken.
Wegens zijn verdiensten tijdens de gevechten in Rusland kreeg Budyonny het bevel over het beroemde 1e Cavalerieleger dat in 1920 vocht tegen Polen. Ondanks dat de oorlog tegen Polen voor het Rode Leger niet erg succesvol was, bewees Budyonny toch een meester te zijn in mobiele oorlogvoering (met cavalerie-eenheden wel te verstaan). Na de oorlog werd Budyonny lid van de Communistische Partij en werd in 1920 opgenomen in het Centrale Comité en werd politiek actief.
In 1923 werd Budyonny, die zeer geliefd was bij zijn troepen, inspecteur der cavalerie. In het interbellum was Budyonny commandant van verscheidene militaire districten, waaronder die van de Noordelijke Kaukasus (Stalingrad) en Moskou. Op 20 november 1935 werd Budyonny samen met Kliment E. Voroshilov, Tukhachevsky, Blyukher en Yegorov bevorderd tot maarschalk van de Sovjetunie. Maar in 1937 begon Joseph V. Stalin met de zuiveringen van de militaire top in het Rode Leger. Budyonny en Kliment E. Voroshilov waren altijd loyaal geweest aan Stalin en zij waren dan ook de enige van de vijf maarschalken die de zuiveringen overleefden. De rol van Budyonny in de zuiveringen is omstreden. Er zijn bronnen die melding maken dat hij actief meewerkte met het aanwijzen van verdachte officieren, terwijl andere bronnen beweren dat hij juist alles in het werk stelde om de liquidaties te voorkomen. Hoe het ook mag zijn, Budyonny werd in ieder geval gespaard en toen de oorlogsdreiging met Duitsland naderde, werd hij benoemd tot plaatsvervangend Volkscommissaris van Defensie achter maarschalk Voroshilov.
Toen duidelijk werd dat de Duitsers hun ogen op Rusland gingen richten, kreeg Budyonny het bevel over de Zuidelijke Strategische As aan de westelijke grens van de Sovjetunie, waardoor hij moest toezien op de mobilisatie en verrichtingen van het Kiev Militair District en het Odessa Militair District (op 22 juni 1941 omgedoopt in respectievelijk het Zuidwestelijk Front en Zuidelijk Front).
Toen Operatie Barbarossa op 22 juni 1941 van start ging, wisten het Zuidwestelijk Front onder leiding van kolonel-generaal Mikhail P. Kirponos en het Zuidelijk Front onder bevel van kolonel-generaal Tyulenev de opmars van de troepen van de Duitse Legergroep Zuid onder het bevel van veldmaarschalk Von Rundstedt te vertragen. De pantserdivisies van Legergroep Midden moesten er aan te pas komen om het Zuidwestelijk Front te omsingelen. Daardoor werden de legers van Budyonny omsingeld bij Kiëv. De grootste militaire nederlaag in de geschiedenis tot dan toe werd een feit toen de omsingelde troepen zich op 19 september 1941 overgaven. Meer dan een half miljoen Russische soldaten werd krijgsgevangen genomen. Maar Budyonny stond in hoog aanzien bij Joseph V. Stalin die hem daarom uit de pocket had laten overvliegen voordat de omsingelde troepen zich hadden overgegeven. Desalniettemin onthief Stalin Budyonny uit zijn functie en verving hem door maarschalk Semyon K. Timoshenko.
Budyonny kreeg gauw een nieuwe functie. Hij werd bevelhebber van het Reserve Front dat samen met het Bryansk Front en het Westelijk Front de toegangswegen tot Moskou moesten verdedigen. Toen Operatie Typhoon van start ging, werd het Reserve Front binnen enkele dagen compleet overrompeld en opnieuw werden honderdduizenden Russische soldaten omsingeld. Budyonny wist echter aan de omsingeling te ontsnappen. Het bevel over het Reserve Front zou Budyonny's laatste functie als frontcommandant zijn.
Budyonny was een bijzondere persoonlijkheid. Hij had een grote snor en aan zijn riem had hij altijd twee revolvers met mahoniehouten kolven. Hij had datzelfde lawaaierige gedrag als de Amerikaanse generaal George Patton. Patton was echter een vooruitstrevende legeraanvoerder en dat kon van Budyonny niet gezegd worden. Hij was een ouderwetse cavalerist die op het slagveld in 1941 nog altijd de tactieken gebruikte uit de Russische Burgeroorlog. Tegen een moderne oorlogsmachine als de Duitse Wehrmacht waren deze tactieken echter waardeloos. Nu moet erbij wel vermeld worden dat Stalin tijdens de Slag om Kiëv persoonlijk bevel had gegeven aan Budyonny dat hij zijn troepen niet mocht terugtrekken. Een nieuwe generatie bevelhebbers zoals Georgy K. Zhukov, Ivan S. Konev en Konstantin K. Rokossovsky was opgestaan in het Rode Leger om commandanten als Kliment E. Voroshilov en Budyonny te vervangen.
Budyonny werd na de desastreuze nederlagen aangesteld als commandant voor de opleiding en de oefening van de rekruten van de cavalerie-eenheden. Hij kreeg deze taak omdat door de snelle uitbreiding van het Rode Leger de rekruten totaal onervaren waren op militair gebied. En aangezien het Rode Leger in de winter van 1941-1942 een groot gebrek had aan tanks en vrachtwagens, werd er opnieuw een beroep gedaan op de cavalerie voor het uitvoeren van mobiele operaties. Budyonny kreeg dus de taak om de opleiding te verzwaren. Verder bekleedde Budyonny ceremoniële functies en dook dus op tijdens de verschillende militaire parades op het Rode Plein in Moskou.
De positie van inspecteur der cavalerie behield hij ook na de oorlog totdat hij in 1954 met pensioen ging. Maarschalk Budyonny stierf in Moskou op 27 oktober 1973.