Wie aan Duitse tankcommandanten uit de Tweede Wereldoorlog denkt, komt al snel op namen zoals Otto Carius, Heinz Günter, Kurt Knispel en Franz Bäke. Maar een van de meest bekende met een hoge quota aan uitgeschakelde vijandelijke voertuigen blijft Michael Wittmann. Michael Wittmann werd geboren op 22 april 1914 in Vogelthal in de Beierse Oberpfalz. Gestorven is hij op 8 augustus 1944 bij Cintheaux in het Franse Normandië. Hier volgt zijn relaas.
Na het doorlopen van de middelbare school (Volksschule) werkte Michael Wittmann in het boerenbedrijf van zijn ouders Ursula en Johann Wittmann. Later werkte hij ook bij een melkbedrijf. Zoals vele anderen in deze tijd meldde hij zich in februari 1934 vrijwillig bij de Reichsarbeitsdienst en diende daar tot 31 juli 1934. Op 30 oktober 1934 begon hij zijn militaire dienstplicht bij de 10e compagnie van het Infanterieregiment 19 in het onderdeel landmacht van de Reichswehr. Op 30 september 1936 zwaaide hij af in de rang van Gefreiter (soldaat 1ste klas), nu bij de Wehrmacht; immers in maart 1935 was de Reichswehr geherstructureerd tot Wehrmacht. Daarna werkte hij korte tijd als railwerker in Ingolstadt.
Op 1 oktober 1936 diende hij een verzoek in tot toetreding bij de lokale SS-eenheid in Ingolstadt; hierop volgde op 1 november de indeling in de 1e Sturm van de 92ste SS-Standarte. Hij werd officieel lid van de NSDAP op 1 maart 1938 (lidmaatschapsnummer 5508244). Op 5 april 1938 kwam hij in opleiding bij de 17e compagnie van de Waffen-SS Leibstandarte Adolf Hitler (LAH), waar hij de rang van SS-Mann kreeg. Op 9 november 1938 volgde de promotie tot SS-Sturmmann (soldaat 1ste klas). In 1938 nam hij met zijn Panzer-Späh-Kompanie (tankverkenningscompagnie) deel aan de bezetting van Oostenrijk en het Sudetenland. Op 20 april 1939 werd hij bevorderd tot SS-Unterscharführer (onderofficier).
Op 1 september 1939 bij de aanval op Polen (Fall Weiss) diende Wittmann bij een verkenningafdeling als commandant op een Panzer Späh Wagen (Sd Kfz 232). Vanaf april 1941, tijdens de aanval op de Balkan, was hij commandant van een van de eerste Sturmgeschütze (StuG III Ausf. A) die vanaf begin 1940 nieuw opgesteld werden bij de LAH (SS Sturmgeschütz-Batterie). Vanaf het begin nam hij deel aan Operatie Barbarossa, de aanval op Rusland vanaf 22 juni 1941. Op 12 juli 1941 ontving hij voor het vernietigen van zes Russische tanks het Eiserne Kreuz II. Klasse. Hij raakte licht gewond op 3 augustus 1941 en een tweede keer gewond op 8 oktober 1941. Het Verwundetenabzeichen in Schwarz kreeg hij op 20 augustus 1941. Het Eiserne Kreuz I. Klasse ontving hij op 8 september 1941. Van 4 juni tot 5 september 1942 ging hij naar de SS-officiersopleiding op de SS-Junkerschule in Tölz.
Op 21 december 1942 werd hij bevorderd tot Untersturmführer (luitenant). Nog diezelfde maand werd hij verplaatst naar de Panzer-Ersatz- und Ausbildungsabteiling 500, waar hij opgeleid werd tot tankcommandant van een PzKpfw VI Tiger. In januari 1943 werd hij teruggeplaatst naar het Oostfront. Na een kort intermezzo als pelotonscommandant bij de lichte Pz III Ausf. J voerde hij het commando vanaf april 1943 over een peloton PzKpfw VI Tiger-tanks. Na hernieuwde training met deze nieuwe tanks volgde de herbenoeming van zijn eenheid in 13.(schweres) SS-Panzerregiment 1 LAH. Hij vocht mee in de Slag om Charkov (februari - maart 1943) en maakte de nederlaag van Koersk mee (Operatie Citadel van 5 tot 17 juli 1943). Op 13 januari 1944 schoot hij alleen 19 Sovjettanks en drie zware SU-122’s af. Daarvoor ontving hij op 14 januari 1944 het Ritterkreuz. Wittmann zou dan een totaal van 66 vijandelijke tanks vernietigd hebben. Na nog meer tanks te hebben vernietigd ontving hij pas 16 dagen later, op 30 januari 1944, als 380ste soldaat van de Wehrmacht het Eichenlaub bij het Ritterkreuz. Vermeld werd hierbij dat hij nu 114 tanks vernietigd had. Op 1 maart 1944 trouwde hij met zijn verloofde Hildegard Burmester.
Na de landing van de geallieerden op 6 juni 1944 in Normandië in Frankrijk (Operatie Overlord) werd zijn eenheid overgeplaatst naar het nieuwe westelijk front. Hij was nu compagnieleider van de 2de Kompanie bij de 1. SS-Panzer-Division. Zijn meest bekende actie vond plaats op 13 juni 1944 tijdens de aanval van zijn compagnie (bestaande uit zes PzKpfw VI Tigers en een PzKpfw IV) op Villers-Bocage, een klein dorpje een paar kilometer ten zuidoosten van Caen. Om de linker flank van het I. SS Panzer Korps te beveiligen leidde hij een aanval op twee bataillons van de Britse 7th Armoured Division ("Desert Rats") die op de weg Caen - Villers-Bocage aan het oprukken waren. Zonder enige infanterie-ondersteuning bracht hij de Britten zware verliezen toe. Maar hij moest later op die dag zijn PzKpfw VI Tiger na een treffer in de rupsband achterlaten. Deze treffer werd afgevuurd door een Brits antitankgeschut in het dorp Villers-Bocage. Te voet ontkwamen hij en zijn bemanning 15 km naar de Duitse linies waar Wittmann zich bij de Panzer Lehr Division terugmeldde. Op die dag heeft Wittmann in zijn eentje naar alle waarschijnlijkheid 12 Britse tanks, één verkennersvoertuig, tien half-tracks en vier Bren-Carriers vernietigd. Daarvoor ontving hij op 22 juni 1944 als 71ste soldaat van de Wehrmacht de Schwertern bij het Ritterkreuz. Hij werd zelfs persoonlijk ontvangen door Adolf Hitler. Een aangeboden overplaatsing naar de functie als opleider op de krijgsschool werd door hem afgewezen. Hij wilde terug naar zijn gevechtseenheid. Kort daarna volgde de promotie tot Hauptsturmführer (kapitein).
Op 8 augustus 1944 werd hij ingezet aan de weg (route nationale 158) tussen Caen en Falaise bij Cintheaux. De Duitsers kregen de melding dat Britse eenheden in de loop van de nacht het dorp St. Aignan-de-Cramesnil met zijn strategische heuvels bezet hadden (Operatie Totalize). Er werd aan de Duitse kant een tegenaanval bevolen en Wittmann reed zonder voorafgaande verkenning met zijn PzKpfw VI Tiger en twee andere Tigers richting het noorden. Vervolgens kwam hij waarschijnlijk door geflankeerd vuur van noordoostelijk opgestelde drie M4 Shermans en een M4 Sherman Firefly van A Squadron 1st Northhamptonshire Yeomanry om het leven. Deze tanks waren zo opgesteld - in een boomgaard en naar het zuiden beschermd door een verderop gelegen bos - dat zij voor de over open terrein in noordelijke richting aanvallende PzKpfw VI Tiger pas op het laatste moment te zien waren, waardoor de Britse tanks het voordeel van verrassing hadden en aldus ook het eerste schot losten.
Door de M 4 Sherman Firefly van Sergeant Douglas Gordon, met de boordschutter Trooper Joe Ekins, van A Squadron van het 1st Northhamptonshire Yeomanry, werd op een afstand van ca. 800 m op de achterste Tiger gevuurd, die van Wittmann. Op die afstand was door het kanon (Britse 17 pounder; 7,62 cm) van de M4 Sherman Firefly ook mogelijk een PzKpfw VI Tiger in de flank effectief te raken. Ekins scoorde achter elkaar twee treffers, die waarschijnlijk de munitie of de brandstof liet exploderen, wat de toren van Wittmanns Tigertank omhoog tilde zodat deze enkele meters verder omgedraaid op de grond viel. Ook de twee andere PzKpfw VI Tigers, die met Wittmann in dezelfde richting aanvielen, werden door de M 4 Sherman Firefly ter plaatse afgeschoten. Op die dag, 8 augustus 1944, verloor s. SS Pz Rg 101 LAH in de buurt van Cramesnil alleen al in totaal zes PzKpfw VI Tigers. Samen met het verlies van Wittmann was dit een zwarte dag voor de eenheid.
Tot op heden zijn de precieze omstandigheden hoe Wittmanns tank vernietigd werd nog zeer omstreden. Er wordt o.a. ook beweerd dat een RAF Hawker Typhoon jachtbommenwerper met zijn raketten de tank van Wittmann beschoten heeft en achter op de motorplaat geraakt moet hebben, waar nauwelijks bepantsering was. Zodoende kwam het tot een explosie. Voor deze bewering is geen schriftelijk bewijs te vinden. Verder worden ook de andere noordwestelijk en noordelijk opgestelde Canadese (4th Canadian Armoured Division) en Poolse (1st Polish Armoured Division) als mogelijke verantwoordelijken voor het uitschakelen van Wittmanns tank aangewezen. Als andere oorzaak wordt een directe artillerie treffer (Duits of geallieerd) aangehaald. Het tegenwoordig meest onderbouwde geaccepteerde scenario blijft het toeschrijven van het succes aan de M4 Sherman Firefly van schutter Trooper Joe Ekins. Officieel golden Wittmann en zijn bemanning tot 1983 nog als vermist. Pas in dat jaar vond in opdracht van de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge in een veld in de buurt van Gaumesnil aan de rand van de route nationale 158 een opgraving plaats waarbij de overblijfselen van Wittmann en zijn bemanning gevonden werden. Wittmann werd duidelijk geïdentificeerd. Hij en zijn bemanning werden later begraven op het Soldatenfriedhof La Cambe.
Zo kwam een einde aan een van de meest bekende, hoog gedecoreerde en als held gestileerde soldaat van de Waffen-SS en de Duitse tanktroepen uit de periode 1933-1945. Over zijn quota heersen zeer uiteenlopende aantallen. Volgens kritische hedendaagse beoordelingen en nabeschouwingen zou hij 138 vijandelijke tanks en 132 stuks antitankgeschut hebben uitgeschakeld. Volgens tankdeskundigen is het uitschakelen van een antitankgeschut een veel grotere prestatie dan een tank. Wittmann werd door het naziregime gebruikt en als nationale held gevierd. Door bepaalde neo-nazistische groepen en auteurs wordt hij tot vandaag aan toe als held gevierd. Wittmann voerde de rol uit waarvoor hij goed en lang opgeleid werd en wat hij ook het beste kon: met tactische en technische kennis het handwerk van een tankcommandant uitoefenen.
Als lid van de tankbemanning van een PzKpfw VI Tiger had hij twee grote voordelen ten opzichte van geallieerde tanks : de frontale bepantsering was niet te penetreren en het 8.8 cm KwK 36 boordkanon was in die tijd (tot medio 1944) het beste tankkanon op het slagveld. Over zijn kunnen als leider wordt hedendaags nog kritisch gedacht. Zijn aanval in één enkele PzKpfw VI Tiger bij het dorp Villers-Bocage op een met tanks, infanterie en antitankgeschutten uitgeruste vijand wordt merendeels als zeer gedurfd gezien. Over hoe Wittmann over de mensenverachtende politiek van het Derde Rijk of de Jodenvervolging dacht, is niets bekend. Dat hij zelfs - na zijn verplichte diensttijd bij de landmacht van de Wehrmacht - later ook nog vrijwillig voor de SS tekende en tevens lid van de NSDAP werd, daarvoor had hij zijn redenen die wij vandaag niet kennen. Dat de eenheid waarin hij diende, de Waffen-SS Leibstandarte Adolf Hitler, van 1939 tot 1945 oorlogswreedheden en oorlogsmisdaden beging in Polen, Frankrijk, Italië, België en Rusland is tegenwoordig een bekend feit.