TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

La Position Fortifiée de Liège

De versterkte stelling van Luik is wegens zijn ligging in het Franstalig gedeelte van België algemeen bekend onder zijn Franse naam, La Position Fortifiée de Liége, afgekort als PFL. Het is een uiterst complex en strategisch systeem van forten en bunkers waarvan je op het eerste gezicht niet zou aannemen dat dit zo uitgebreid is opgebouwd. Dit artikel is zeker niet volledig maar probeert een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van de PFL en met name van de bunkers in de sectoren tussen de forten ten tijde van het begin van de Tweede Wereldoorlog.

De meeste van deze bunkers zijn in de periode van 2022-2024 gelokaliseerd en gefotografeerd. Echter niet alle bunkers bestaan nog. In enkele gevallen zijn bunkers gesloopt om plaats te maken voor snelwegen of grote bouwprojecten of kon de bunker niet gefotografeerd worden omdat deze zich inmiddels op een bedrijfsterrein of een vuilstortlocatie bevond. Toch werd in de meeste gevallen om de bunkers heen gebouwd wegens de kosten die het verwijderen van de betonnen kolossen met zich meebracht.

Daardoor kunnen tegenwoordig op enigszins vreemde plaatsen bunkers worden teruggevonden. Bijvoorbeeld op een parkeerplaats van een winkelcentrum, bunker BE 5 te Boncelles. In twee gevallen is de bunker onderdeel van een huis geworden, bunker MM1 bij Battice en bunker BM 4 te Cheratte.

De zestien forten rondom Luik

De PFL is ontstaan voor de Eerste Wereldoorlog toen België zijn verdediging aan de grens met Nederland en Duitsland begon te versterken.

Na de afscheiding van België tijdens de Belgisch-Nederlandse oorlog van 1830-1831 had België nog steeds te duchten van een vijandige houding vanuit Nederland. Nederland zinde na zijn nederlaag, waarbij het grote delen van zijn grondgebied verloor, nog lang op het opnieuw inlijven van het grondgebied dat het verloren had en wat dus nu als Koninkrijk België bestond. Zelfs na de Eerste Wereldoorlog bestonden in Nederland plannen België binnen te vallen om de gebieden te heroveren. Dit werd door de geallieerden sterk ontraden waarna Nederland van de plannen afzag.

De PFL ten tijde van de Eerste Wereldoorlog bestond uit een ring van twaalf forten rondom Luik waarvan de bouw was begonnen rond 1888. De jaartallen van de bouw zijn bij forten boven de toegangspoort aangegeven. Zie onder andere de forten Pontisse, Evegnée, Loncin en Lantin.

De oude forten

Het bekendst van de oude forten is het fort van Loncin. Dit fort werd op 15 augustus 1914 door een voltreffer getroffen van een mortiergranaat (420 mm) uit de zogenaamde ‘dikke Bertha’ houwitser van de firma Krupp. Het fort werd midden in het munitiemagazijn geraakt en daardoor van binnenuit opgeblazen. Zelfs een deel van de koepels vloog letterlijk de lucht in, waarna zij ondersteboven neervielen. In het fort bevinden zich nog de stoffelijke overschotten van tientallen Belgische soldaten die zich ten tijde van de ontploffing in het fort bevonden. Ze waren ofwel op slag dood, overleden aan hun verwondingen, stikten door zuurstofgebrek of rookontwikkeling of konden zich door de instorting van het fort niet meer uit het fort bevrijden. Het fort is na de oorlog nooit meer ontruimd en is bewaard zoals het was na de ontploffing. Het fort is tot monument verklaard.

Na de Eerste Wereldoorlog kwamen daar vanwege de nieuwe dreiging uit Duitsland ter versterking nog vier uiterst moderne forten bij aan de noordoostzijde van de stad.

Overigens versterkte België vóór beide wereldoorlogen niet enkel zijn noordelijke en oostelijke flank met forten, maar ook de zuidelijke aan de grens met Frankrijk. Dit alles om zo een strikte neutraliteit te kunnen uitstralen. De oorlog begon op 1 september 1939 met de Duitse inval van Polen, dat op 17 september vanuit de oostzijde ook door de Sovjet-Unie werd binnengevallen. Groot-Brittannië en Frankrijk verklaarden Duitsland na een ultimatum de oorlog. Evenwel bleef het rustig na deze oorlogsverklaring van Frankrijk en Groot-Brittannië tot de aanval van Duitsland op Nederland, België en Luxemburg op 10 mei 1940 (Fall Gelb). De tussenliggende periode van ongewapend conflict werd de ‘Phoney War’ genoemd. Er werd door geen van de partijen aangevallen, noch in Europa, noch in de koloniën.

België trachtte echter net als in de Eerste Wereldoorlog neutraal te blijven. Met zijn vernieuwde grootschalige verdediging van de PFL, met vier nieuwe uiterst moderne forten aan de oostzijde, dacht de Belgische regering dat het Duitse leger van een aanval op Frankrijk via het grondgebied van België zou afzien. Het bleek ijdele hoop. Met een variant op het tijdens de Eerste Wereldoorlog al gebruikte zogenaamde ‘Von Schlieffenplan’, nu omgedoopt in Fall Gelb, werd België nu zelfs via het eveneens neutrale Nederland door het Duitse leger aan zijn noordgrens aangevallen.

De vier nieuwe forten

Het bekendst van de nieuwe forten zijn Eben-Emael en Tancrémont. Fort Eben-Emael omdat dit het grootste fort in Europa was, en onneembaar werd geacht door zowel vriend als vijand. Ondanks zijn ligging en formidabele bewapening werd het fort echter binnen één dag buiten gevecht gesteld. Door een zorgvuldig voorbereide luchtlanding met zweefvliegtuigen bovenop het fort. Mede doordat het dak zwak verdedigd was omdat de legerleiding hier geen aanval verwachtte, konden de Duitse aanvallers het fort nagenoeg uitschakelen.

Door gebruikmaking van een nieuw geheim wapen, de zogenaamde ‘Holladung’, de holle lading, werden alle geschutbunkers en observatieposten een voor een uitgeschakeld. Doordat de observatieposten van het fort een voor een werden uitgeschakeld werd het fort nagenoeg ‘blind’ en kon het min of meer enkel nog ongecoördineerd vanuit een enkele bunker ( bunker 01 bovenop het plateau) vuursteun leveren.

Fort Tancrémont werd beroemd omdat het zich pas overgaf op 29 mei 1940. Eén dag na de algehele capitulatie van het Belgische leger op 28 mei 1940. Het fort bleef heldhaftig gevecht leveren tot het moment van zijn eigen capitulatie in de middag van de 29e.

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
houwitser
Ook bekend als Haubitze (Du) of Howitser (En). Houwitser is een krombaan geschut. Schiet dus met een kromme baan en heeft daardoor een minder grote reikwijdte. Deze kan voor een 155mm houwitser toch nog bij 18 km liggen
neutraliteit
Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Bunkers

De vier hoofdlinies van de PFL

De PFL ten tijde van de Tweede Wereldoorlog was opgedeeld in vier linies die liepen van het noordelijkste punt bij Fort Eben-Emael tot aan het zuidelijkste punt bij Comblain-au-Pont. De meest noordelijkst gelegen verdedigingsbunker van deze linie was bunker O bij het dorp Kanne. De meest zuidelijkst gelegen verdedigingsbunker was bunker CS1 bij het dorp Poulseur. De linies zijn bekend als PFL-1, PFL-2, PFL-3 en PFL-4.

Daarnaast bestonden nog twee aparte linies in de stad Visé en het dorp Argenteau, beide ten noorden van Luik. Deze waren speciaal in het leven geroepen omdat deze positie de meest kwetsbare was gebleken tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het Duitse leger wist in 1940 door het zogenaamde gat van Visé in een cirkelbeweging alsnog de stad Luik aan te vallen, buiten bereik van het geschut van de forten.

In totaal bestonden deze zes sectoren uit 312 bunkers.

La Position Avencée

Vervolgens kende de PFL nog de zogenaamde ‘Position Avencée’, vooruitgeschoven posities van kleinere bunkers die uitgerust konden worden met zware mitrailleurs. Deze bunkers werden bemand door de soldaten van het Régiment Cyclystes Frontières, het regiment grenswielrijders uit de kazernes van o.a. Hombourg, Henri-Chapelle, Visé en Malmedy. Zij verplaatsten zich per fiets vanuit hun kazernes naar deze kleine vooruitgeschoven bunkers.

Niet alle bunkers van de vooruitgeschoven posities waren bezet bij het uitbreken van de oorlog. Wat ook gold voor de bunkers uit de sectoren horende bij de forten. Immers bij alarmering werden de vooruitgeschoven posities ingenomen en werden de soldaten van het Regiment de la Fortresse de Liège, (RFL) die deels in de forten gelegerd waren, naar de bunkers gestuurd. In niet alle gevallen konden de bunkers dus voordat het Duitse leger met zijn Blitzkrieg doorbrak en Luik naderde, bemand worden. Zouden alle bunkers bezet zijn geweest, dan hadden de Duitser zeer waarschijnlijk veel langer opgehouden kunnen worden.

De vooruitgeschoven bunkers van ‘La Position Avencée’ bestonden in totaal uit 65 bunkers.

Centraux Téléphoniques Fortifiées

Een laatste groep van bunkers binnen de PFL betreft de zogenaamde ‘Centraux Téléphoniques Fortifiées’ (CTF), ofwel communicatiebunkers. Deze bunkers waren specifiek bedoeld om het telefoonverkeer, ofwel de verbindingen, te regelen tussen alle bunkers binnen de PFL en de forten. Zie bijvoorbeeld bunker CTF 21 te Saint-André.

Dit betrof nog eens 34 bunkers.

Hieraan gekoppeld waren weer een aantal grotere communicatiebunkers zoals bunker ‘Centre de Renseignements Avancée’ (CRA), een vooruitgeschoven inlichtingencentrum te Fléron (inmiddels gesloopt) en ‘Centre Provinciaux de Renseignements et d’Alarme’ (CPRA), de grootste (provinciale) inlichtingen- en alarmeringsbunker, bij de Citadelle van Luik.

In totaliteit komen we nu op een totaal van 412 bunkers voor enkel de PFL. Maar zoals aangegeven zijn sommige bunkers ondertussen gesloopt.

Niet verwonderlijk dat de Belgen niet opkijken van een bunker meer of minder in het landschap. Temeer daar langs de kanalen, zoals het Albert-kanaal, en bij sluizen zich ook tal van bunkers bevinden. Om de zoveel duizend meter staat soms wel een bunker. En daarnaast zijn er ook nog de bunkers van de versterkte vestingen van Namur en Antwerpen, ofwel La Position Fortifiée de Namur (PFN) en La Position Fortifiée d’Anvers (PFA). Een ongelooflijk aantal bunkers om de neutraliteit van België mede te kunnen garanderen.

Definitielijst

Blitzkrieg
De Nederlandse betekenis van dit Duitse woord is 'bliksemoorlog'. Zeer snel verlopende veldtocht. In tegenstelling tot een loopgravenoorlog is de Blitzkrieg erg snel en beweeglijk. Lucht- en grondstrijdkrachten werken nauw samen. Voor het eerst toegepast door de Duitsers (september 1939 in Polen)
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
neutraliteit
Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
regiment
Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

De bunkers van de PLF nader bezien

De bewapening van de bunkers kon bestaan uit één mitrailleur, twee mitrailleurs of één mitrailleur en een 47 mm antitank kanon. De mitrailleur kon op een stelling/affuit bevestigd worden die reeds ingebouwd was in de bunker. Er waren twee types: type ‘Chardome’ en type ‘F.R.C., Fonderie Royal des Canons’.

Een aantal type bunkers komt voor in de PFL. De bunker kon uit meerdere ruimtes, twee verdiepingen of uit meerdere gelijkvloerse geschutkamers bestaan. Veruit in de meeste gevallen betrof het bunkers van slechts één ruimte. Al naar gelang de ligging werd bijvoorbeeld met de ingang van de bunker geschoven waardoor de toegang dan eens links, dan eens rechts of via een trap naar beneden liep.

Een groot verschil is er wel tussen de verdedigingsbunker en de observatiebunker. De laatste was voorzien van een gietijzeren observatiekoepel. Er bestonden drie type koepels: de FM-koepel, Fusile-Mitrailleur, de Guet-koepel en de S.O.M.-koepel van de Parijse firma Société d’Optique Mecanique, een speciale observatiekoepel voor de artillerie voorzien van periscoop. Dit type koepel is te zien op kazemat Maastricht 2 en Eben-Emael.htm"> bunker 01 van fort Eben-Emael.

Het type FM was voorzien van een ingebouwde mitrailleur die door soldaten die lager in de bunker zaten bediend kon worden. De dikte van het gietijzer was 20 cm, de binnendiameter was 1,20 m. De koepel was bestand tegen inslagen van 150 mm granaten. Dit type had drie uitvoeringen waarvan twee met periscoop waarvan ook de dikte van het gietijzer met respectievelijk 27 en 33,5 cm afweek van de eerste uitvoering. Zie de van het fort Battice voor een voorbeeld van het type F.M. met periscoop, die zwaar beschadigd raakte tijdens de meidagen van 1940 bij de aanval op fort Battice.

Het type Guet was eveneens van 20 cm dik gietijzer maar was iets kleiner met een binnendiameter van 80 cm. Het gietijzer zal ongetwijfeld met andere metalen zijn bijgemengd om zo minder kwetsbaar te worden voor enerzijds weersinvloeden maar anderzijds om qua hardheid bestand te zijn tegen projectielen.


Gietijzeren stuk pantser bij fort Loncin. Foto genomen bij fort Loncin 2024. Bron: Ed Lewandowski

Een voorbeeld van hoe diep projectielen uitwerken, is te vinden op een stuk gietijzer dat voor het museum van fort Loncin ligt. Vermoedelijk is op dit stuk een aantal testen uitgevoerd om te zien wat het penetratievermogen van projectielen was vanaf bepaalde afstand.

De koepel van het type S.O.M. had een maximale dikte van 30 cm aan de bovenzijde. Deze koepel had ook twee uitvoeringen met een dikte van 30 of 36 cm. Het type S.O.M. was bijvoorbeeld aanwezig op bunker MM12 te Thimister-Clermont en PL19 die zich in een afgravingsgebied voor de cementindustrie bevindt.

Deze koepels waren in trek bij de Duitse bezetter. Ze werden veelal uit de bunkers gesloopt om opnieuw gebruikt te kunnen worden in de Atlantikwall. Of ze werden omgesmolten om het ijzer opnieuw voor de wapenindustrie te kunnen gebruiken. Een voorbeeld van een poging de koepel van het type ‘guet’ uit een bunker te halen is nog steeds zichtbaar bij bunker Vesdre te Pepinster. Het is uiteindelijk niet gelukt, en de koepel is achtergebleven waar hij nu nog steeds staat. Daar waar de koepels de oorlog doorstaan hebben, zijn ze later in veel gevallen alsnog door het Belgische leger ontmanteld toen de forten en bunkers hun strategische waarde voor de verdediging van België hadden verloren. Het fort Aubin-Neufchâteau is hier een voorbeeld van.


Koepel van het type F.M. (nr 17). Foto genomen bij Fort Eben-Emael 2024. Bron: Ed Lewandowski

Koepel van het type F.M. binnenzijde. Foto genomen bij Fort Eben-Emael 2024. Bron: Ed Lewandowski

Het beton van de bunkers was aan alle zijden, inclusief plafond, 1,30 m dik en was bestand tegen inslagen van granaten tot 150 mm. Enkel aan de achterzijde waren de bunkers van iets minder zwaar gewapend beton, gezien van die zijde geen aanval verwacht werd. Zelfs de zwaarste tank van het Duitse leger, de Königstiger met zijn 88 mm kanon, kon niets uitrichten tegen deze bunkers (deze tank was er echter nog niet bij de inval van België).

De bunker kon op zich wel door een tank uitgeschakeld worden met een gericht schot in de geschutopening, waardoor de bemanning ofwel door de drukgolf, de hitte en granaatscherven ofwel door brokstukken van hun eigen kanon/mitrailleur gedood werd of gewond raakte. Enkel met zwaar veldgeschut als houwitsers of veldkanonnen, of een gerichte aanval met een duikbommenwerper zoals de Stuka, konden deze bunkers dus uitgeschakeld worden, hoewel uiterst moeizaam.

De inrichting van de bunkers was veelal hetzelfde. Er waren enkele haken aan de muur om de uitrusting aan op te hangen en plankdragers om o.a. de noodrantsoenen weg te zetten. Verder moest de bunker over voldoende munitie beschikken voor de mitrailleurs en/of het 47 mm kanon. De haken waren uiterst noodzakelijk. Voor ogen gehouden dient te worden dat in het heetst van de strijd de vloer van de bunker in enkele ogenblikken vol kwam te liggen met lege hulzen, waarover de bemanning kon struikelen en de gevechtspost buiten werking kwam. De bunkers waren standaard voorzien van twee toegangsdeuren, een deur van plaatstaal en een deur van gietijzeren spijlen.

De meeste bunkers waren niet op het elektriciteitsnet aangesloten en moesten worden verlicht met veldlampen die aan een speciaal daarvoor aangebrachte haak aan het plafond kon worden gehangen. Verder waren er aansluitingen om de verbindingsapparatuur aan te sluiten zodat verbinding gemaakt kon worden de CTF’s. Ook waren er in sommige bunkers tabellen aanwezig met daarop in graden uitgewerkte coördinaten, waardoor het 47 mm kanon snel ingesteld kon worden op van te voren bepaalde locaties zoals bijvoorbeeld het einde van de toegangsweg richting de bunker of een heuvelrug iets verderop binnen de reikwijdte van het kanon.

Tot slot waren de meeste bunkers voorzien van ventilatiegaten en zogenaamde granaatgoten. Deze granaatgoten waren voor de nabijheidsverdediging. Ze waren aan de binnenzijde voorzien van een luik. Via deze goot kon men handgranaten naar buiten laten vallen op het moment dat de vijand al bij de bunker was gekomen, om als laatste redmiddel de bunker te kunnen ontzetten en te ontsnappen. Zowel deze goten als de ventilatiegaten liepen in een soort periscoopvorm, waardoor van buiten niet rechtstreeks naar binnen geschoten kon worden, of granaten naar binnen konden worden geworpen.

De manschappen konden met hun noodrantsoenen slechts enkele dagen volhouden. Dan zouden ze moeten worden afgelost of de bunker moeten verlaten om voedsel en water te zoeken. Ook als de munitie op was en er geen aflossing kwam, zat er niets anders op dan de bunker verlaten.


Een 47 mm anti-tank veldkanon, dit type kanon werd ook (op een ander affuit) in de bunkers gebruikt. Bron: Ed Lewandowski

Idem als hiernaast. Beide foto's uit 2024. Bron: Ed Lewandowski

In enkele gevallen waren bunkers uitgerust met een eigen sta-toilet zoals bunker Mont bij Theux. Dat was conform de legerstandaarden van die tijd heel spartaans, zonder deur. Privacy was er dus niet.

De omgeving van de bunker was militair domein en ook als zodanig afgezet met een prikkeldraadomheining en verboden gebied voor burgers. Op de hoeken van het domein kan men in veel gevallen nog steeds de paaltjes met de letters ‘DN’ en een cijfer 1 tot en met 4 terugvinden. De letters ‘DN’ staan voor ‘Defence National’, paal 1, 2 enz.


Perceelpaal DN 2 bij bunker MM 10 te Chaineux. Foto uit 2024. Bron: Ed Lewandowski

In sommige gevallen is deze prikkeldraadomheining inclusief het bijhorende poortje bewaard gebleven zoals bij bunker VM 18 te Tribomont.

De namen van de bunkers waren afgeleid van de sector waarbinnen ze zich bevonden. In sommige gevallen werd een naam aangevuld met ‘Mont’, ‘Vesdre’ of een ander bijzonder geografisch feit zoals bunker ‘MM305’, vernoemd naar de hoogte waarop deze bunker ligt.

De kleine bunkers van La Position Avancée waren uiteraard van een mindere kwaliteit vanwege hun minder belangrijke functie. Het gewapend beton was 60 cm aan de zijden die aan vijand bloot stonden tot 40 cm aan de achterzijde. Het plafond bestond uit 50 cm beton. Deze kleine bunkers waren bestand tegen inlagen van granaten tot 77 mm. Deze bunkers hadden ook maar één toegangsdeur.

Definitielijst

artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
kanon
ook bekend als Kanone (Du) en Gun (En). Wordt vaak gebruikt om allerlei geschut aan te duiden. Eigenlijk slaat de term op vlakbaan geschut. Wordt gekenmerkt door een langere loop en grotere dracht.
Kazemat
Gesloten bomvrije ruimte, uitgevoerd in steen of beton en ingericht voor het opstellen van geschut en/of andere vuurwapens. Kazematten zijn voorzien van een of meer schietgaten. Ze maken deel uit van een groter werk (rondeel, bastion, fort en dergelijke) of vormen een zelfstandig te verdedigen werk in een linie. In Nederland werd dit woord ook standaard gebruikt voor bunkers
mitrailleur
Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.

Vier linies

De eerste linie, PFL-1

De eerste linie was de buitenste ring en besloeg zeven sectoren waarvan de naam bestaat uit de naam van de dorpen die zich binnen de sector bevinden. Zij maken daarbij deel uit van de forten in hun nabijheid. De linie PFL-1 bestaat in totaal uit 178 bunkers.

De term ‘bis’ of ‘ter’ komt vaker voor in de namen van de bunkers van de PFL, en geeft aan dat het een nevenbunker is van een nabijgelegen bunker. Soms loopt de nummering niet door of ontbreken er nummers. Dan is de bunker met dat nummer nooit gebouwd en bestaat dus niet. Ook komen aanduidingen met letters voor i.p.v. met cijfers. Dat heeft geen verdere betekenis, maar was een aanvullende manier van de bunkers coderen.

  1. Comblain-Sougné (CS), 30 bunkers.
  2. Sougné-Becco (SB), 19 bunkers.
  3. Becco-Vesdre (BV), 25 bunkers.
  4. Vesdre-Manaihant (VM), 34 bunkers.
  5. Manaihant-les Margarins (MM), 20 bunkers.
  6. Les Margarins-Neufchâteau (MN), 31 bunkers.
  7. Neufchâteau-Visé (NV), 19 bunkers.

De tweede linie, PFL-2

De tweede linie besloeg eveneens zeven sectoren, met daarin twee vooruitgeschoven posities. Deze linie bestaat uit in totaal 60 bunkers.

  1. Flémalle-Boncelles (FB), 4 bunkers.
  2. Boncelles-Embourg (BE), 10 bunkers.
  3. Embourg-Chaudfontaine (EC), 5 bunkers.
  4. Chaudfontaine-Fléron (CF), 12 bunkers.
  5. Fléron-Evegnée (FE), 7 bunkers.
  6. Evegnée-Barchon (EB), 8 bunkers.
  7. Barchon-Meuse (BM) 7 bunkers.
  8. Position Avancée de Micheroux (Mi), 3 bunkers (deze PA hoort bij sector Fléron-Evegnée).
  9. Positon Avancée de Magnée, (Mg), 4 bunkers (deze PA hoort bij sector Chaudfontaine-Fléron).

De derde linie, PFL-3

De derde linie besloeg drie sectoren met in totaal 42 bunkers

  1. Argenteau, 10 bunkers.
  2. Visé, 17 bunkers.
  3. De permanente posten (PP) en interruptieposten (IR) in de stad Luik zelf, 15 bunkers.

De vierde linie, PFL-4

Deze sector besloeg de linkerzijde van de Maas in en te noorden van Luik met in totaal 32 bunkers.

  1. Bunkers in de pijlers van een aantal bruggen in Luik, 3 bunkers.
  2. Het eiland Monsin in de Maas bij Luik, 12 bunkers.
  3. Sector Pontisse-Lixhe (PL), 17 bunkers.

Overig

La Position Avancée

De kleinere bunkers van ‘La Position Avancée’, de vooruitgeschoven posities, zijn gebouwd in:

  1. Beusdael, 3 bunkers
  2. Hombourg, 14 bunkers
  3. Henri-Chapelle, 12 bunkers
  4. Grunhaut, 3 bunkers
  5. Dolhain, 12 bunkers
  6. Jalhay, 6 bunkers
  7. Hockai, 2 bunkers
  8. Malmedy, 6 bunkers
  9. Stavelot, 7 bunkers

Les Centraux Telephoniques Fortifiées, CTF

Naast deze linies was er zoals beschreven ook nog het netwerk van kleinere bunkers die specifiek bedoeld waren om als telefooncentrale te dienen, de Centraux Telephoniques Fortifiées, CTF. Deze waren in drie sectoren ingedeeld:

  1. 1e linie, horende bij PFL-1, CTF 13 tot en met 28
  2. 2e linie, horende bij PFL-2 en 3, CTF 1 tot en met 12
  3. De zogenaamde Rive Gauche, de linkerzijde van de Maas, CTF 35 tot en met 41

(De CTF’s 29 tot en met 34 alsmede nummer 37 zijn nooit gebouwd. Reden hiervoor is waarschijnlijk dat de oorlog uitbrak voordat ze opgeleverd konden worden.)

Apart te benoemen is de bunker bij de Citadelle van Luik die diende als ‘Centre Proviciaux de Reseignements et d’Alerte’ afgekort CPRA, die weer een centrale rol speelde in de verbindingen met de CTF’s.

Ondergrondse telefooncellen

Tot slot maakte ook een reeks van geheime ondergrondse telefooncellen onderdeel uit van de PFL. De zogenaamde Chambres de connection. Van de oorspronkelijke meer dan tweehonderd gebouwde cellen, zijn slechts een aantal bewaard gebleven. Hiervan is de telefooncel V, die zich onder het monument bij fort Embourg bevindt, de bijzonderste. Juist vanwege zijn ligging onder dit monument, had niemand in de gaten dat zich hier een geheime telefooncel bevond. Een ander voorbeeld is telefooncel T te Vaux-sous-Chèvremont.

De cellen waren in de meeste gevallen afgedekt met een putdeksel van de firma Elkington en konden door daartoe aangewezen soldaten met een speciaal stuk gereedschap worden geopend waarna zij konden afdalen om hun telefoon aan te sluiten en verbinding te zoeken met de CTF’s om posities door te geven of vuursteun te vragen.