Op 20 september 1944 veroverden de Geallieerden de Verkeers- en Spoorbrug bij Nijmegen. Na deze verovering ondernamen de Duitsers een elftal pogingen de bruggen te vernietigen. Gedurende de nacht van 12 op 13 januari 1945 vond met totaal 21 Biber mini onderzeeboten vanuit Emmerik de voor zover bekend laatste aanval op de bruggen ondernomen, waarbij dit keer de verkeersbrug het doel was. De aanval mislukte en ten minste zes Bibers gingen verloren
De aanval met Biber éénpersoons onderzeeboten vanuit Emmerich op de Nijmeegse verkeersbrug over de Waal heeft in de loop van de geschiedenis diverse verhalen opgeleverd. Bij die verhalen verschillen veelal de data tussen 11, 12, 13 en 14 januari 1944, het aantal deelnemende Biber onderzeeboten tussen de vier en eenentwintig en het aantal met de Biber ondernomen aanvallen van één tot drie. Dit artikel pretendeert niet tot het definitieve verhaal te komen maar hierin wordt geprobeerd op basis van de vele verhalen en bronnen een meest haalbare versie te presenteren.
De meest duidelijke datumvaststelling en melding van betrokken eenheden wordt door Hartwig Kobelt gegeven in zijn boek "Marine-Einsatzkommandos". Hier wordt nadrukkelijk de datum van 12 op 13 januari 1945 gegeven en als eenheden de MEK 40 en K-Flotille 266. De website Mass, Stapstenen van maritieme geschiedenis houdt de datum van 13 januari 1944 en vermeld hierbij het aantal van vijf Bibers gestationeerd in Emmerich. Onduidelijk is echter waarop dit is gebaseerd. Een wat beter gedocumenteerd artikel over deze aanval is samengesteld op Wikipedia, dat het dichtste bij komt van de diverse bronnen die voor dat artikel en ook voor dit artikel hier zijn gebruikt. Uit al deze bronnen kan gefilterd worden dat het naar alle waarschijnlijkheid ging om een aanval uitgevoerd in de nacht van 12 op 13 januari 1945 waarbij de Bibers in twee aanvalsgolven werden ingezet, een golf van 17 boten en gevolgd door een golf van vier boten. Als we kijken naar primaire bronnen lijkt de informatie schaars. Het Kriegstagebuch der Seekriegsleitung vermeld op 13 januari 1945 een "KK-Einsatz"tegen de Nijmeegse bruggen, waarbij wordt vermeld dat nog geen nadere data bekend zijn. De volgende dag, 14 januari 1945, wordt vermeld dat de vanwege aanvallen op posities van de Kriegsmarine nog geen informatie bekend is. Hetzelfde verslag meld op 15 januari dat de leider van de aanval gemeld heeft dat deze is mislukt. In het verslag wordt melding gemaakt van een eerste golf van 17 Biber onderzeeboten.[1][2][3]
De aanval in januari werd uitgevoerd door manschappen van Marine-Einsatz-Kommando 40 (MEK 40) onder bevel van Kapitänleutnant Hermann Büschkämper en de K-Flotille 266. De MEK 40 zou drijvende mijnen de rivier af laten stromen en K-Flotille 266 zou met een groep van 17 Biber onderzeeboten de torpedonetten aanvallen, waarna of waarvan vier Bibers de verkeersbrug zelf zouden aanvallen.[4]
De K-Flotille 266 was gestationeerd in Rotterdam en had 30 Biber onderzeeboten ter beschikking. Na Market Garden werden een aantal Bibers van de eenheid over de weg naar Emmerik getransporteerd om van daaruit ingezet te worden op de rivieren. Ook ontving de eenheid een aantal boten met pas getrainde bemanning uit Lübeck, die eveneens over de weg werden vervoerd. De K-Flotille 266 maakte deel uit van het Lehrkommando 250 (standort Lübeck) en stond onder bevel van Oberleutnant zur See Udo Heckmann.
De laatste vier Bibers voor de aanval op de brug zelf, werden bemand door Kapitänleutnant Noack, Obergefreiter Josef van Heek, een Oberfahnrich en nog een Obergefreiter. Het is onduidelijk of deze laatste vier Bibers deel uitmaakten van de groep van 17 Bibers of dat dit een tweede aanvalsgolf was, aanvullend op de 17 van de eerste golf, waarmee het totaal ingezette Bibers op 21 zou komen. Het Kriegstagebuch der Seekriegsleitung vermeld 'slechts' de inzet van 17 Biber onderzeeboten.[5]
Na de deels geslaagde aanval door kikvorsmannen op 28/29 september 1944, waarbij een deel van de spoorbrug werd vernield, hadden de Geallieerden de beveiliging rond de bruggen verdubbeld met vier sets anti-onderzeeboot netten. Daarnaast was door het Canadian Forestry Corps een versperring geconstrueerd die dwars over de Waal was gelegd.
Rond de bruggen lagen afweerposities van de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders en het 4th Battalion, The Lincolnshire Regiment. Deze hadden luchtafweer en pantserafweergeschut tot hun beschikking naast de nodige mitrailleurstellingen.
Op 12 januari 1945 lieten de manschappen van MEK 40, 54 land-luchtmijnen, die waren omgebouwd om als drijvende mijnen in de Waal te worden losgelaten, in het water van de Waal glijden. De mijnen werden in drie batches om het half uur losgelaten. Tijdzekeringen moesten verzekeren dat elke set netten na elkaar werden opgeblazen.[6]
Zeventien Biber minionderzeeboten van K-Flotille 266 vertrokken uit Emmerik met als taak door middel van hun torpedo's, twee per onderzeeboot, de netten extra te beschadigen. De periscopen van de onderzeeboten waren voorzien van struikgewas om er uit te zien als drijvende bosjes takken. Hiermee trachtte men ontdekking te voorkomen. De torpedo's van deze schepen waren voorzien van weerhaken zodat ze in de netten bleven hangen tot ze zouden exploderen. Met behulp van een sleepvaartuig zouden nog eens 19 mijnen worden losgelaten. Deze werden echter voortijdig ontdekt en door geallieerd afweervuur onklaar gemaakt.[7]
Doordat de mijnen veel eerder de netten bereikten en explodeerden waren de verdedigers rond de bruggen gealarmeerd en de Biber onderzeeboten kwamen onder zwaar afweervuur te liggen. Uiteindelijk lukte het om drie van de vier sets netten te doorbreken.
Vervolgens volgde een groep van vier Biber onderzeeboten (aanvullend of als onderdeel van de zeventien). Deze groep sleepte boomstammen voorzien van explosieven achter zich aan. Totaal drie ton aan explosieven voorzien van foto-elektrische cellen zouden moeten afgaan zodra ze in de schaduw van de verkeersbrug terecht kwamen. De boomstammen werden op ongeveer 1 km van de brug in de laatste bocht in de Waal voor de bruggen, losgelaten.
Door de eerste commotie met de mijnen en de eerste groep onderzeeboten, schoten de verdedigers op alles wat ze op de rivier zagen, dus ook de boomstammen. Alle explosieve ladingen werden hierbij vernietigd. Alleen werd in de boom een gat van 50 meter geslagen die de volgende dag alweer was hersteld.
Tijdens de tocht naar Nijmegen liepen zeven Biber onderzeeboten vroegtijdig aan de grond. Twee raakten dusdanig beschadigd dat ze voor de aanval vernietigd moesten worden. Van de 17 tot 21 Bibers wisten slechts acht tot bij de bruggen door te dringen. Twee Bibers gingen voortijdig verloren waardoor zes van de 17-21 Biber mini onderzeeboten verloren gingen tijdens de aanval. Zestien 'piloten' keerden terug en acht 'piloten' van de Bibers kwamen om het leven, de meesten door onderkoeling.[8]
Zes Biber onderzeeboten gingen bij de aanval verloren en acht 'piloten' kwamen om het leven.
Biber met nummer 210 gevonden. De Biber bleef bij Spijk haken aan de sleeptros toen deze even slap hing in het water. In Emmerik werd de onderzeeboot geborgen Deze maakte vrijwel zeker deel uit van de aanval en van K-Flotilla 266. Dit exemplaar bevind zich nu in het Rheinmuseum Emmerich.
In september 2009 werd bij laag water op een strand langs de Waal bij Gendt, een aanzienlijk deel van een Biber onderzeeboot opgegraven. Nadat de onderzeeboot eerst in Groesbeek in het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 werd tentoongesteld, kreeg het een permanente positie in Fort Pannerden te Doornenburg. Er konden geen kentekens worden herkend, maar de kans is groot dat dit één van de bij de aanval verloren gegane onderzeeboten is geweest.
Het Oorlogsmuseum Overloon bezit een Biber met nummer 205, welke waarschijnlijk deel uitmaakte van K-Flotille 266, dezelfde eenheid die de aanval op de bruggen ondernam. Of deze onderzeeboot deel uitmaakte van die aanval is onbekend.