Met de oprichting van de Proefvliegafdeeling KNIL (PVA-KNIL) in 1914, werd een aanvang gemaakt met het ontstaan van de Luchtvaartafdeeling-KNIL (LA-KNIL) en de vorming van de uiteindelijke Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (ML-KNIL). Dit zelfstandige wapen zou de militaire luchtvaart in Nederlands-Indië vormen tot haar opheffing in 1950.
In december 1911 ontving Luitenant Hein te Poorten de opdracht om te komen tot de organisatie van een Nederlandsch Indische [militaire] Vliegafdeeling". Luitenant ter Poorten, op dat moment aanwezig in Nederland, reisde in 1912 naar België om daar een drietal vliegtuigen aan te schaffen voor het KNIL. Uiteindelijk werden twee toestellen aangeschaft van De Brouckere. De toestellen werden geleverd maar onbruikbaar geacht voor inzet in Nederlands-Indië. Naast deze toestellen waren drie Farman HF.20/22 toestellen besteld, waarvan twee toestellen werden geleverd, maar eveneens niet in Nederlands-Indië werden ingezet.[1][2][3]
Bij Koninklijk Besluit werd vervolgens op 18 juli 1914 in Nederlands-Indië, naar voorbeeld van de Luchtvaartafdeeling in Nederland, bij het KNIL een 'Proefvliegtuigafdeeling' opgericht, de Proefvliegafdeeling KNIL (PVA-KNIL). Vooruitlopend op de oprichting, was op 30 mei 1914 een voorlopige eenheid ter voorbereiding op de Proefvliegafdeeling ingericht met 17 manschappen, maar nog zonder vliegtuigen.[4]
Nadat aanvankelijk was getracht vanuit Nederland vliegtuigen naar Nederlands-Indië te krijgen wat, mede vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, mislukte, werd een andere aanpak gekozen. Voor de invulling van het vliegtuigbestand van de Proefvliegafdeeling werd vervolgens gekeken naar de neutrale Verenigde Staten. Twee leden van de nieuwe eenheid, Commandant Kapitein Visscher en luitenant Hein ter Poorten, onderzochten de mogelijkheden en in mei 1915 bestelden zij twee Glenn-Martin TA, Tractor Army (TA) toestellen. Deze TA-1 en TA-2 werden aangedreven door een 125 pk Hall Scott motor en door het Japanse vrachtschip s.s. Shinyo Maru (1911) naar Nederlands-Indië vervoerd. De twee toestellen waren uitgerust met drijvers aangezien de Proefvliegafdeeling nog geen vliegveld bezat. Op 6 november 1915 vond de eerste vlucht plaats door ter Poorten vanuit de haven van Tandjong Priok.[5]
Eind 1915 waren er bij de Proefvliegafdeeling slechts twee piloten, Hein ter Poorten en P.W. Ockerse en waren twee piloten in opleiding in Nederland. Ten noorden van Bandoeng was men begonnen met de aanleg van een eerste militair vliegveld. Dit zou het vliegveld Kalidjati bij Pamanoekan worden. Toen begin 1916 het vliegveld open ging werd de TA-1 uitgerust met een wielstel. Tijdens een proefvlucht op 14 februari 1916 verongelukte het toestel echter, waarbij ter Poorten gewond raakte en zijn passagier Luitenant-generaal J.P. Michielsen om het leven kwam. Rond dezelfde tijd als dit ongeval kwam de derde piloot van de Proefvliegafdeeling, Hilgers, ook aan in Nederlands-Indië.
In 1917 kocht de Proefvliegafdeeling nog eens zes Glenn-Martin TT watervliegtuigen (trainingstoestellen) en acht Glenn-Martin R watervliegtuigen (verkenners). Kort daarna mengde de Verenigde Staten zich in de Eerste Wereldoorlog waardoor de verdere uitbouw van de Proefvliegafdeeling voorlopig stil kwam te liggen. In 1918 werd de afdeling hernoemd tot Vliegafdeeling KNIL (VA-KNIL) en op 21 oktober 1918 ontving het een eigen onderscheidingsteken. Pas begin jaren 1920 zou de verdere uitbouw worden aangevangen. In 1921 werd de Vliegafdeeling KNIL (VA-KNIL) omgevormd tot Luchtvaartafdeling van het KNIL (LA-KNIL).[6][7]
In 1921 werd besloten tot een verdere uitbouw van de militaire luchtvaart in Nederlands-Indië. De Proefvliegafdeeling kreeg een meer permanente structuur en organisatie en werd 1 augustus 1921 omgevormd tot de Luchtvaartafdeling van het KNIL (LA-KNIL). In maart 1922 kwam een tweede vliegveld gereed, het vliegveld Andir. Het zou echter nog tot 26 oktober 1925 duren voordat het vliegveld daadwerkelijk in gebruik kon worden genomen. Vanwege de latere vestiging van de "Technische Dienst" zou het vliegveld Andir uitgroeien tot het belangrijkste militaire vliegveld in Nederlands-Indië.[8]
In 1920 had de toen nog Proefvliegafdeeling, een grote aankoop voormalige Britse vliegtuigen bij de Aircraft Disposal Company gedaan. Totaal werden 36 stuks Avro 504 (A-22 t/m A-56) en 36 stuks Avro DH.9 toestellen (H-101 t/m H-136) aangekocht. Uit Nederland werden zes Fokker D.VII jagers (F-301 t/m F-306) aangebracht. Het vliegveld Kalidjati, dat in september 1918 was gesloten wegens gebrek aan activiteiten, werd heropend en als trainingsfaciliteit ingericht met de instelling van een "Vliegschool". Ten tijde van de gereedkomen van het tweede vliegveld, vliegveld Andir, was de vanaf dat moment aangeduide LA-KNIL een eenheid met 164 manschappen. In 1921 werd de eerste vliegeenheid formeel geformeerd als 1e Escadrille. Vanaf 1922 nam het LA-KNIL tien vliegboten in dienst van het type Vickers Viking Mk IV (V-201 t/m V-210). Deze toestellen werden aangeschaft voor verkenningspatrouilles over langere afstanden.[9]
Een tweetal Pander D lestoestellen (P-1 en P-2), werden in 1925 aangeschaft om opleidingen te Kalidjati te verzorgen. Een eigen uniform voor het LA-KNIL werd in maart 1926 ingevoerd. Vanaf deze beginperiode hield het LA-KNIL zich voornamelijk bezig met verkenningsvluchten en vluchten ten behoeve van de artillerie bezig. In november 1929 kwam echter een derde vliegveld, dit keer bij Soerabaja, gereed. Ten behoeve van de verdediging van de nabij gelegen marinehaven, kreeg het ML-KNIL opdracht een jachteskader op te richten. De verouderde Fokker D.VII jagers werden hiertoe vervangen door modernere Curtiss P-6E Hawk jachtvliegtuigen (C-307 t/m C-320). Acht toestellen werden rechtstreeks van Curtiss gekocht, terwijl de Nederlandse fabriek Aviolanda zes toestellen in licentie bouwde.[10][11]
Met de crisis van de jaren 1920 en 1930 werd besloten dat het ML-KNIL uit slechts drie eskaders zou bestaan. dit werden één jachteskader en twee verkenner eskaders. Langzaam maar zeker werd de dreiging van met name Japan in het Verre Oosten groter en zocht ook het LA-KNIL naar een zekere modernisering en uitbreiding. De tot dan toe in gebruik zijnde Fokker C.V toestellen werden vanaf 1934 vervangen door veertien Fokker C.X toestellen (FCx450 t/m FCx463) waarvan de meesten pas vanaf 1936 geleverd werden. In deze periode was het LA-KNIL opgebouwd rond drie eskaders, een jachteskader en twee verkenningseskaders.[12]
Halverwege de jaren 1930 werd een aanvang gemaakt met het vergroten en het moderniseren van de LA-KNIL. Rond 1935 besloot men een slagluchtmacht op te bouwen en zocht hiervoor naar bommenwerpers. Het Amerikaanse Glenn-Martin bood de Martin Model 139 W aan. In februari 1935 werden een reeks toestellen besteld. De eerste dertien van het type Model 139 WH-1 (M-501 t/m M-513 werd vanaf september 1939 geleverd. In april 1937 vervingen deze eerste toestellen de Fokker C-V bij de 2e Vliegtuig Afdeeling. In 1937 volgden 26 stuks van het type Model 139 WH-2 (M-514 t/m M-539). Hiermee konden in 1938 drie vliegafdelingen worden uitgerust van elk negen toestellen met twee reserve toestellen. In december 1937 werden nog eend 39 toestellen van het type Model 139 WH-3 besteld (M-540 t/m M-590) gevolgd door nog eens 40 toestellen (M-591 t/m 599 en M-5100 t/m M-5120). Het laatste toestel werd in april 1939 geleverd.[13]
In september 1938 werd voor het ML-KNIL een bestelling gedaan voor twaalf toestellen van het type Lockheed Model 212-26 (L-201 t/m L-212). De toestellen waren besteld als trainingsvliegtuig maar waren wel uitgerust met een mitrailleurkoepel. De toestellen werden in juni 1939 verscheept naar Nederlands-Indië en in oktober 1939 volgde nog een bestelling van vier toestellen van het type Lockheed Model 212A-14 (L213 t/m L-216).
Op 30 maart 1939 werd de LA-KNIL een onafhankelijk wapen binnen het KNIL en kreeg het de aanduiding Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (ML-KNIL). Met de oorlogsdreiging in zowel Europa als het Verre Oosten had men ook voor het ML-KNIL modernisering en uitbreiding nodig. In september 1939 werden twintig Curtiss H75 A-7 toestellen (C-323 t/m C-342) besteld. Speciaal voor de toestellen werd op Andir de 1e Jacht Afdeling geformeerd. Eind november 1941 kwamen de eerste toestellen gereed en ten tijde van de Japanse inval waren circa 15 toestellen inzetbaar, gevolgd door nog eens vijf in februari 1942. Bij de reorganisatie die door de instelling van het ML-KNIL volgde, werd besloten het wapen ML-KNIL uit te bouwen tot vier vliegtuiggroepen, die elk bestonden uit drie vliegtuigafdelingen (eskaders/squadrons). Van deze twaalf eskaders werden drie uitgerust met jachtvliegtuigen en negen met bommenwerpers. De Vliegschool zou in oorlogstijd nog eens twee verkenningseskaders formeren.[14][15]
In 1939 kreeg de Nederlandse Regering interesse in de Curtiss-Wright CW-21 en de Curtiss-Wright CW-22 voor de Militaire Luchtvaart in Nederland. Er werden 24 CW-21 jachtvliegtuigen (CW-343 t/m CW-366) en 36 CW-22 tweezits gevechtstrainers (CF-464 t/m CF-499) besteld. De toestellen konden echter niet meer voor de Duitse inval op 10 mei 1940 worden geleverd. Nederland verzocht de toestellen nu aan Nederlands-Indië ten behoeven van het ML-KNIL te leveren. In maart 1941 kon de 2e Jacht Afdeling met de eerste 16 CW-21 toestellen worden uitgerust en bij de Japanse inval waren 17 toestellen operationeel. Van de CW-22 waren midden 1941 18 toestellen geleverd, waarmee de 1e Verkennings Afdeling en 2e Verkennings Afdeling werden uitgerust. Van een vervolgserie van 25 toestellen werden vier toestellen nog voor de val van Nederlands-Indië geleverd. De overige 21 toestellen werden naar Australië gedirigeerd en daar door de USAAF in dienst genomen bij de 35th Pursuit Group.
Toen in mei 1940 Nederland door Duitsland werd binnengevallen, had men in Nederlands-Indië grote behoefte aan jachtvliegtuigen, mede gebaseerd op de ervaringen in Nederland. Het enige land dat snel kon leveren was de Verenigde Staten. In oktober 1940 bestelde men voor het ML-KNIL 72 stuks van de Brewster B-339. De eerste 24 stuks waren van het type B-339C (B3-95 t/m B3-118) en werden vanaf maart 1941 geleverd. Vervolgens volgden 48 toestellen van het type B-339D (B3-119 t/m B3-166). In 1941 werden nog 20 toestellen besteld. Deze toestellen werden niet meer op tijd geleverd en gingen naar de USAAF en de RAAF in Australië.[16]
In aanvulling op de in 1938 bestelde Lockheed Model 212 toestellen werden vanaf 1941 een aantal bestellingen gedaan van onbewapende Lockheed Model 12 en Lockheed Model 121 toestellen (L2-27 t/m L2-46). Een aantal daarvan bereikten Nederlands-Indië voordat Japan de archipel binnenviel en veroverde. Anderen werden omgeleid naar Australië. Nog niet geleverde toestellen werden later in de Verenigde Staten gehouden en vormden de basis voor de Royal Netherlands Military Flying School in Jackson. Een aantal al in Nederlands-Indië aanwezige toestellen bleven achter terwijl anderen naar Australië of Ceylon ontkwamen.
Nadat Nederland in mei 1940 bezet was door Duitsland, moest een deel van de vliegopleiding van piloten voor het ML-KNIL in Nederlands-Indië zelf plaatsvinden. Eén van de opleidingsvliegtuigen hiervoor werd de Ryan STM. Voor het ML-KNIL werden uiteindelijk 50 toestellen aangeschaft (R-010 t/m R-069) in verschillende varianten (motorvarianten). Er waren meer toestellen besteld maar die werden vanwege de ontwikkelingen in Nederlands-Indië niet meer geleverd. De eerste toestellen werden eind 1940 geleverd. De Ryans van het ML-KNIL werden ingedeeld bij de Vlieg- en Waarnemingsschool op Vliegveld Kalidjati. De meeste toestellen werden tijdens de Japanse inval vernield of vielen in Japanse handen.
Ten tijde van de Japanse aanval was de ML-KNIL nog lang niet op gevechtssterkte. Van alle bestelde vliegtuigen was nog maar een klein deel afgeleverd en wat er was kon niet bepaald van grote kwaliteit worden genoemd. De operationele toestellen werden in vijf Vliegtuiggroepen verdeeld, de eerste drie voor bommenwerpers en de laatste twee voor jagers. Een zesde (Depot, Vliegtuiggroep) werd opgezet met eenzelfde doel als het 3e Luchtvaartregiment in Nederland, ondersteuning, transport en beheer trainingstoestellen. De Verkenningsafdelingen werden rechtstreeks onder commando geplaatst van de KNIL-legerleiding om zo optimale ondersteuning aan de KNIL-troepen te kunnen geven. Deze sterkte leverde derhalve ten tijde van de Japanse inval zeven bommenwerpereskaders, vier jachteskaders en twee verkenningseskaders op.[17][18]
Eind 1941 werden 24 voor de RAF bedoelde Hawker Hurricane Mk IIb toestellen zijn afgeleverd op Java. De toestellen waren op 16 februari 1942 gevechtsklaar op vliegveld Kalidjati. Met de toestellen werden twee KNIL Vliegtuigafdelingen geformeerd waarvan er één zich vooral richtte op de verdediging van Batavia. Na de overgave van het KNIL in 1942, kwam een aanzienlijk deel van het ML-KNIL personeel in krijgsgevangenschap terecht. Anderen wisten te ontkomen naar Australië. Met het in Australië aangekomen personeel werd een nieuwe ML-KNIL ingericht.
ML-KNIL |
Militaire Luchtvaart Koninklijk
Nederlands Indisch Leger (ML-KNIL) |
december 1941 |
Hoofdkwartier |
Soerabaja, Java |
Commandant Luitenant-Generaal
Ludolph Hendrik van Oyen |
Ie Vliegtuiggroep ML-KNIL (VLG-I) |
Vliegveld Andir, Bandoeng, Java |
|
1e Afdeling (1-VLG-I) |
Vliegveld Tarakan/Vliegveld
Samarinda II, Oost Borneo 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
2e Afdeling (2-VLG-I) |
Singkawan II, West Borneo 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
IIe Vliegtuiggroep ML-KNIL (VLG-II) |
Vliegveld Singosari, Malang, Java |
|
1e Afdeling (1-VLG-II) |
Malang, Java 4x Martin Model 139 WH-1 3x Martin Model 139 WH-2 12x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
2e Afdeling (2-VLG-I) |
Malang, Java 3x Martin Model 139 WH-2 8x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
IIIe Vliegtuiggroep ML-KNIL (VLG-III) |
Vliegveld Tjililitan, Meeste
Cornelis, Java |
|
1e Afdeling (1-VLG-III) |
Singapore 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
2e Afdeling (2-VLG-III) |
Vliegveld Kalidjati, Java 11x Martin Model 139 WH-2 |
|
3e Afdeling (3-VLG-III) |
Singapore 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
7e Afdeling Horizontale
Bommenwerpers (7-VLG-III) |
1x Martin Model 139 WH-2 8x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
IVe Vliegtuiggroep ML-KNIL (VLG-IV) |
Vliegveld Maospati, Madioen, Java |
|
1e Afdeling (1-VLG-IV) |
Tjilitan en Perak, Java 12x Curtiss Hawk 75A-7 |
|
2e Afdeling (2-VLG-IV) |
Andir, Java 16x Curtiss-Wright CW-21 B |
|
3e Afdeling (3-VLG-IV) |
Laha, Ambon 4x Brewster B-339 D |
|
Ve Vliegtuiggroep ML-KNIL (VLG-V) |
Vliegveld Semplak, Buitenzorg,
Java |
|
1e Afdeling (1-VLG-V) |
Samarinda II en Singkawang II Semplak, Buitenzorg, Java/Borneo 12x Brewster B-339 D |
|
2e Afdeling (2-VLG-V) |
Singkawang II, West-Borneo 5x Brewster B-339 D |
|
3e Afdeling (3-VLG-V) |
Singapore 12x Brewster B-339 D 16x Brewster B-395 / Brewster B-396 |
|
Depot Vliegtuigafdeling ML-KNIL (D-VI-A) |
Vliegveld Maospati, Madioen, Java |
|
1e Afdeling (D-VI-A) |
19x Lockheed L-18-40 2x Lockheed L-212 3x Curtiss-Wright CW-22 3x Fokker C.X 1x Bücker Jungmann Bü-131 2x Ryan STM-2 |
|
Technische Trainingsschool |
Andir/Bandoeng, Java |
|
Vliegschool |
Kalidjati/Bandoeng, Java (Jacht
en Verkenning) Singosari/Malang, Java (Bommenwerpers) |
|
onder
Commando KNIL |
Luitenant-Generaal Hein ter Poorten |
|
Verkenningsafdeling 1 (VkA-1) |
Tjikembar, Java 12x Curtiss-Wright CW-22 1x Fokker C.X |
|
Verkenningsafdeling 2 (VkA-2) |
Djokjakarta, Java 11x Curtiss-Wright CW-22 2x Fokker C.X |
|
1e Militair Departement KNIL | Verkenningsafdeling 3 (VkA-3) |
Kalidjati, Java 12x Koolhoven F.K.51 |
2e Militair Departement
KNIL |
Verkenningsafdeling 4 (VkA-4) |
Kalidjati, Java 12x Lockheed L.212 |
3e Militair Departement
KNIL |
Verkenningsafdeling 5 (VkA-5) |
Kalidjati, Java 12x Koolhoven F.K.51 |
ML-KNIL 12 december 1941 |
||
Hoofdkwartier |
Commandant Luitenant-Generaal
Ludolph Hendrik van Oyen |
Soerabaja, Java |
ML-KNIL Inspecteur |
Luitenant-generaal Ludolph Hendrik van Oyen | Soerabaja, Java |
Luchtdepot |
vliegveld Maospati, Madioen |
|
Vliegschool |
vliegveld Kalidjati, Soebang |
|
Vliegschool |
vliegveld Singosari, Malang |
|
Technische Opleidingsschool |
vliegveld Andir, Bandoeng |
|
ML-KNIL Bevelhebber
vliegdienst |
Kolonel Emile Toussaint Kengen |
Soerabaja, Java |
1e Afdeling, Vliegtuiggroep II
(1-VLG-II) |
1e Luitenant H.M.E. van Leyden vliegveld Malang, Java 3x Martin model 139 WH-2 8x Martin model 139 WH-3a |
|
2e Afdeling, Vliegtuiggroep II
(2-VLG-II) |
Kapitein Dirk Lucas Asjes vliegveld Malang, Java 3x Martin model 139 WH-2 8x Martin model 139 WH-3 |
|
1e Afdeling, Vliegtuiggroep IV
(1-VLG-IV) |
1e Luitenant Max Willem van der Poel vliegveld Tjililitan, Java 9x Curtiss Hawk 75A-7 vliegveld Perak, Java 4x Curtiss Hawk 75A-7 |
|
2e Afdeling, Vliegtuiggroep IV
(2-VLG-IV) |
1e Luitenant Ricardo Antonio Dionicio Anemaet vliegveld Andir, Java 6x Curtiss-Wright CW-21 B vliegveld Perak, Java 3x Curtiss-Wright CW-21 B |
|
3e Afdeling, Vliegtuiggroep IV
(3-VLG-IV) |
? vliegveld Madioen, Java 16x Brewster B-339 |
|
Depot Vliegtuigafdeling ML-KNIL
(D-VI-A) |
Kapitein S. de Mul vliegveld Andir, Java 12x Lockheed L-18-40 2x Lockheed L-212 3x Curtiss-Wright CW-22 3x Fokker C.X 1x Bücker Jungmann Bü-131 2x Ryan STM-2 |
|
Luchtcommandant Singkawan II |
Kapitein C. Terluin West Borneo |
|
- 2e
Afdeling, Vliegtuiggroep I (2-VLG-I) |
Kapitein R. de Senerpont Domis vliegveld Singkawan II 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
- 1e
afdeling, Vliegtuiggroep V (1-VLG-V) |
1e Luitenant Andrias Antonius Marinus van Rest vliegveld Singkawan II 5x Brewster B-339 D |
|
Luchtcommandant Samarinda II |
Majoor Leonard Charles August van Dam Oost Borneo |
|
- 1e
Afdeling, Vliegtuiggroep I (1-VLG-I) |
Kapitein Willem Frederik Hendrik van Rantwijk vliegveld Samarinda II 11x Martin Model 139 WH-3/3A |
|
- Ie sectie, 1e Afdeling, Vliegtuiggroep V (I-1-VLG-V) | 1e Luitenant Philippus Anthonius Christiaan Benjamins vliegveld Samarinda II 4x Brewster B-339 D |
|
- IIe sectie, 1e Afdeling, Vliegtuiggroep V (II-1-VLG-V) | 2e Luitenant Johannes Nicolaas Droog vliegveld Samarinda II 4x Brewster B-339 D |
|
Luchtcommando Ambon II |
Majoor C.J.J.M. Waltmann Laha, Ambon |
|
- IVe sectie,
2e Afdeling, Vliegtuiggroep IV (IV-2-VLG-IV |
1e Luitenant Frits Engelbrecht Broers vliegveld Ambon II 3x Brewster B-339 D |
|
- No.
13 Squadron, RAAF |
Wing Commander John Peter Ryland vliegveld Laha, Ambon 9x Lockheed Hudson Mk II vliegveld Namlea, Boeroe eiland 3x Lockheed Hudson Mk II |
|
Vliegtuiggroep III |
Luitenant-kolonel W.J. van Gulik vliegveld SIngapore |
|
- 1e
Afdeling, Vliegtuiggroep III (1-VLG-III) |
1e Luitenant F.R. Letting vliegveld Singapore 7x Martin Model 139 WH-3 3x Martin Model 139 WH-3A |
|
- 2e
Afdeling Vliegtuiggroep III (2-VLG-III) |
1e Luitenant E.W.H. Spiekerman van Weezelenburg vliegveld Kalidjati, Java 8x Martin Model 139 WH-2 |
|
- 3e
Afdeling Vliegtuiggroep III (3-VLG-III) |
1e Luitenant A.B. Wolff vliegveld Singapore 8x Martin Model 139 WH-3A |
|
- 2e
Afdeling, Vliegtuiggroep V (2-VLG-V) |
Kapitein Jacob Pieter van Helsdingen vliegveld Singapore 12x Brewster B-339 D |
Aanvankelijk opereerden de Nederlandse eskaders onder bevel van het Australische South West Pacific Area Command (SWPAC). Er werden twee operationele eskaders in Australië opgericht. Het eerste was het No. 18 (NEI) Squadron. Deze eenheid bestond uit ML-KNIL personeel gevlucht uit Nederlands-Indië en werd aangevuld met RAAF personeel. Uitgerust met North American B-25 Mitchell bommenwerpers, werd deze eenheid ingezet in de Zuidwestelijke Pacific. No. 120 (NEI) Squadron werd op eenzelfde manier ingericht als No. 18 (NEI) Squadron maar werd uitgerust met Curtiss P-40 N Kittyhawk jachtvliegtuigen. Gestationeerd op Merauke opereerde de eenheid voornamelijk boven Nieuw Guinea.
Al in juni 1941 schafte Nederland 162 North American B-25 bommenwerpers aan ter vervanging van de Glenn-Martin Type 139 toestellen. Het contract werd op 30 juni 1941 getekend voor de aanschaf van 162 NA-90 B-25C-5 toestellen. Vanwege de dreiging rond Nederlands-Indië werd later overeen gekomen dat de USAAF een aantal toestellen uit haar eigen contract zou afstaan voor het ML-KNIL om sneller inzetbaar te zijn. De eerste toestellen werden geleverd in Bangalore, India en Brisbane, Australië. Na de val van Nederlands-Indië waren de toestellen nog steeds aanwezig in Bangalore en Brisbane. De USAAF besloot haar zendingen echter te wijzigen en het ML-KNIL kreeg 18 B-25C toestellen in Australië. De B-25 werd hierna de standaard bommenwerper voor het ML-KNIL, vliegend vanuit Australië en zou dit tot na de Tweede Wereldoorlog blijven.
Waar de B-25 de standaard bommenwerper voor het ML-KNIL werd, was dit de Curtiss P-40 als jachtvliegtuig. Vanaf mei 1945 werd de P-40 langzaam maar zeker vervangen door van de Amerikanen overgenomen North American P-51 jachtvliegtuigen (N3-600 t/m N3-640). Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef dit de standaard jager van het ML-KNIL. Een groot aantal van deze toestellen werd uiteindelijk overgedragen aan Indonesië.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog en direct na de Japanse overgave, werden de eenheden van het ML-KNIL onder bevel van het Britse South East Asian Command (SEAC) gebracht. De Nederlandse eenheden werden vooral ingezet voor het repatriëren van krijgsgevangenen en geïnterneerden. Dit werd gedaan in het kader van het Allied Prisoners of War and Internees (RAPWI) en werd voor wat betreft het Nederlandse aandeel aangestuurd door het Leger Organisatie Centrum (LOC) en het Kantoor Diplaced Persons (KDP). De operationele aansturing werd echter door de Britten ondernomen.
No. 18 Squadron werd onder Britse bevel gestationeerd te Balikpapan. Toen in november 1945 het Australische deel van de eenheid werd gedemobiliseerd, werd de eenheid overgeplaatst naar vliegveld Tjililitan.
Toen de Britten na 1946 zich uit Nederlands-Indië terugtrokken, werd het ML-KNIL weer een autonome Nederlandse luchtmacht eenheid. Ten behoeve van de uitvoering van luchtoperaties werden twee luchtvaartcommando's ingesteld. Dit waren de LUCOJA (Luchtvaartcommando Java) op Java en de LUCOSU (Luchtvaartcommando Sumatra) op Sumatra. Beide luchtvaartcommando's raakten betrokken tijdens de politionele oorlogen. In december 1949 werd Nederlands-Indië door een overdracht van het gebied Indonesië.
De al bestaande eskaders vormden de basis van de naoorlogse ML-KNIL. No. 18 Squadron opereerde vanaf november 1945 van vliegveld Tjililitan op Java. De eenheid opereerde vooral als transporteenheid voor goederen en personen, maar verleende ook luchtsteun aan Nederlandse grondtroepen. Tijdens de politionele acties werden grondaanvallen en bombardementsvluchten uitgevoerd. In mei 1950 werd de eenheid opgeheven. No. 120 Squadron kwam na de Japanse overgave terecht op Biak. Na demobilisatie van de Australische manschappen, werd het eskader in 1946 verplaatst naar Soerabaja en later naar Semarang. In 1947 werd verplaatst naar Andir vanwege de betere onderhoudsfaciliteiten. In 1949 werden de verouderde P-40 toestellen vervangen door North American P-15 jachtvliegtuigen. In 1950 werd de eenheid opgeheven en de vliegtuigen overgedragen aan de AURI.
Ter uitbreiding van het ML-KNIL, werden vanaf 1945 een aantal nieuwe eenheden geformeerd. Samengesteld met bevrijde krijgsgevangenen en oorlogsvrijwilligers, werd in 1945 het No. 6 Squadron Artillerie Verkennings Afdeling (ARVA) opgericht. De belangrijkste vliegtuigen werden de Piper Cub en de Auster Mk III. Vanaf maart 1946 was de eenheid operationeel, ging verkenningsvluchten uitvoeren en werd ingezet voor artillerie waarnemingen. De eenheid werd op 1 maart 1950 opgeheven. In 1946 volgde, eveneens bemand met ex-krijgsgevangenen wed in 1946 het No. 16 Squadron opgericht en uitgerust met North-American B-25 bommenwerpers die waren omgebouwd om tot grondondersteuningstoestel. In 1948 werd de eenheid wegens personeelsgebrek opgeheven. Eveneens in 1946 werd het No. 17 Squadron Verkenning en Artillerie Waarneming (VARWA) opgericht. Ook hier werden veel ex-krijgsgevangenen ingezet. De eenheid werd uitgerust met de Piper Cub L4J. Dit eskader werd op 25 april 1950 opgeheven. Ter aanvulling van het No. 120 Squadron, werden nog twee jachteskaders, uitgerust met North American P-51 jachtvliegtuigen in 1946 opgericht, No. 121 Squadron en No. 122 Squadron. Ook voor deze eskaders weden veel ex-krijgsgevangenen ingezet. Beide eskaders werden in 1950 opgeheven. Het laatste volwaardige eskader dat bij het ML-KNIL werd ingezet van No. 322 Squadron. Dit voormalige Nederlandse RAF eskader was in 1945 opgeheven maar werd in 1946 op vliegveld Twente opnieuw geactiveerd, speciaal voor inzet in Nederlands-Indië. De personele bezetting bestond uit oorlogsveteranen, oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen en werd uitgerust met de Supermarine Spitfire Mk IX. Pas in december 1948 werd het eskader operationeel in Nederlands-Indië. Al in 1949 werd de eenheid weer teruggetrokken naar Nederland, waar het in november van dat jaar aankwam. Een laatste eenheid welke nog bij het ML-KNIL opereerde was de in 1947 opgerichte Photo Verkennings Afdeling (PVA). Deze eenheid gebruikte twee tot verkenners omgebouwde FB-25 bommenwerpers, enkele Piper Cub's en FP-51 verkenners. De eenheid werd op 1 maart 1950 opgeheven.
In mei 1946 besloot men op Java een elementaire vliegopleiding te starten. Hiervoor werden uit Australië een vijftig tal Commonwealth CA-6 Wackets aangekocht, waarvan uiteindelijk dertig toestellen werden geleverd (B3-01 t/m B3-30). De tijdens de soevereiniteit overdracht nog aanwezig toestellen werden in 1950 overgedragen aan Indonesië. De toestellen waren niet erg betrouwbaar en vanaf maart 1947 werden vanuit Nederland totaal 28 North American AT-16 Harvard toestellen (B-401 t/m B-428) gestuurd. Vanaf augustus 1948 werden de toestellen ingezet en uiteindelijk kamen ook deze toestellen bij de AURI, de Indonesische Luchtmacht, terecht. In 1948 verkreeg het ML-KNIL een Noorduyn Norseman C-64 A die als T-400 bij No. 20 Squadron in dienst werd genomen.
Het ML-KNIL werd op 1 januari 1950 formeel opgeheven en alle materieel, vliegvelden en eigendommen gingen over naar de Indonesische luchtmacht, de Angkatan Udura Republik Indonesia (AURI).
C.E. Visscher | Kapitein der Infanterie |
1915 - 1917 |
C.L. Vogelesang |
Kapitein der Genie |
1917 - 1919 |
C. van Houten |
Kapitein |
1919 - 1921 |
J.A. Roukens |
Kapitein |
1921 - 1924 |
Paul-Francois Hoeksema de Groot |
Kapitein |
1924 - 1927 |
J. Beumer |
Majoor |
1927 - 1928 |
J.H. Wesseling |
Luitenant-kolonel |
1928 - 1932 |
Gustav Adolf Ilgen |
Majoor |
1932 - 1934 |
Ludolph Hendrik van
Oyen |
Majoor / Generaal-majoor |
1934 - 1945 |
Emile Toussaint Kengen |
Generaal-majoor |
1945 - 1946 |
P.J. de Broekert |
Kolonel |
1946 - 1948 |
Christiaan Willem van der Eem |
Kolonel / Generaal-majoor |
1948 - 1950 |
Type: |
Aantal bekend: |
Nummerreeks |
De Brouckere |
2 (1914-1915) |
K-1 t/m K-2 |
Farman HF.20/22 |
2 (1914-1917) |
K-3 t/m K-4 |
Martin TA |
2 (1915-1917) |
TA-1 t/m TA-2 |
Martin TT |
4 (1916-1918) |
TT-3 t/m TT-6 |
Martin R |
8 (1917-1920) |
R-7 t/m R-14 |
AVRO 504K AVRO 504K (eigenbouw) |
35 (1919-?) 15 (1925-?) |
A-22 t/m A 56 AL-57 t/m AL-73 |
de Havilland DH.9 |
49 (1919-?) |
H-101 t/m H-149 |
Fokker D.VII |
6 (1920-1928) |
F-301 t/m F-306 |
Vickers Viking |
10 (1922-1925) |
V-201 t/m V-210 |
Fokker S.IV |
1 (1924-?) |
FS-58 |
Morane Saulnier AR |
1 (1924-1934) |
M-59 |
Fokker D.C.I |
10 (1925-1936) |
FDx401 t/m FDx410 |
Pander D |
2 (1925-1931) |
P1 t/m P2 |
Fokker C.IV |
9 (1926-1936 |
FCx411 t/m FCx420 |
Fokker C.V e |
18 (1926-1940) |
C.Ve 416 t/m C.Ve 441 |
Koolhoven F.K.31 |
4 (1926-1930) |
K.421 t/m K.424 |
Curtiss P-6 Hawk I |
15 (1930-1937) |
C-307 t/m C-320 |
Fokker C.V d |
8 (1930-1940) |
C.Vd 441 tm C.Vd 449 |
Fokker C.X |
14 (1935-1941) |
FCx450 t/m FCx463 |
Fokker F.VII |
2 (1936-1942) |
FTA-1 t/m FTA-2 |
Martin Model 139 |
118 (1936-1942) |
M-501 t/m M-617 |
Douglas DC-3 |
6 (1937 - 1942) |
civiele registratie |
Fokker D.XXI |
1 (1937-1941) |
FD-322 (niet operationeel) |
Koolhoven F.K.51 |
45 (1937-1942) |
K-1 t/m K-45 |
Bücker Bu-131 |
6 (1940-1942) |
BJ-001 t/m BJ-006 |
Curtiss H75 Hawk |
20 (1940-1942) |
C-323 t/m C-342 |
WACO EGC-7 |
1 (1940-1942) |
WT903 |
Brewster B-339 |
72 (1941-1942) |
B3-95 t/m B3-166 |
Curtiss-Wright CW-21 |
24 (1941-1942) |
CW-343 t/m CW-366 |
Curtiss-Wright CW-22 | 36 (1941-1942) 25 (niet geleverd) |
CF-464 t/m CF-499 CF-4100 t/m CF-4124 |
de Havilland DH.82 |
6 (1941-1942) |
civiele registratie |
Fairchild 24 |
1 (1941-1942) |
FAT-926 |
Lockheed 12 |
20 (1941-1954) |
L2-27 t/m L2-46 |
Lockheed 212 |
16 (1941-1944) |
L-201 t/m L-216 |
Lockheed L-18 |
26 (1941-?) |
LT9-06 t/m LT9-36 |
Miles Hawk |
1 (1941-1942) |
MH-007 |
Piper J-4 Cub Coupe |
4 (1941-1942) |
civiele registratie |
Ryan STM |
50 (1941-1942) |
R010 t/m R069 |
WACO UKC |
1 (1941-1942) |
WT927 |
Hawker Hurricane Mk II |
39 (1942) |
RAF registraties |
Messerschmitt Bf 108 |
1 (1942) |
MT-928 |
North American B-25 Mitchell |
150? (1942-1950) |
N5-122 t/m N5-266 |
Douglas C-47 |
56 (1943-1950) |
DT-937 t/m DT-992 |
Curtiss P-40 Warhawk |
67 (1944-1949) |
C3-500 t/m C3-566 |
Taylorcraft L2 |
2 (1944-1949) |
TCO-10 t/m TCO-11 |
Mitsubishi Ki-21 |
>1 (1945-1946) |
? |
Mitsubishi Ki-57 |
5(?) (1945-1947) |
801 t/m 803, 808 |
North American P-51 Mustang |
40 (1945-1950) |
N3-600 t/m N3-640 |
Tachikawa Ki-54 |
5? (1945-1947) |
? |
Yokosuka K5Y |
? (1945-?) |
? |
Auster AOP |
36 (1946-1950) |
R-50 t/m R-83 |
Douglas C-54 Skymaster | 4 (1946-1947) |
DT-994 t/m DT-997 |
Piper L-4J Cub |
80 (1946-?) |
PC-001 t/m PC-004 PC4-005 t/m PC4-028 R301 t/m R380 |
Commonwealth Wackett |
30 (1947-1950) |
B3-01 t/m B3-30 |
Supermarine Spitfire Mk IX |
20 (1947-1949) |
H-101 t/m H-120 |
Noorduyn C-64 A Norseman |
1 (1948-1950) |
T-400 |
North American AT-16 Harvard |
28 (1948-1950) |
B-401 t/m B-428 |