De Curtiss-Wright CW-22 was een op het Curtiss-Wright CW-21 jachtvliegtuig gebaseerde verkenner. Hoewel geen groot succes, werd het toestel gedurende en na de Tweede Wereldoorlog gebruikt door onder andere Nederlands-Indië, de U.S. Navy, de Burma Volunteer Air Force, Bolivia, Peru, Uruguay, Turkije en Japan (ex ML-NEI) als verkenner en opleidingsvliegtuig. Hierdoor werden er iets minder dan 450 exemplaren gebouwd.
De Curtiss-Wright Model 22 was een ontwerp voor een verkenner, ontwikkeld uit het Curtiss-Wright CW-21 jachtvliegtuig. Net als haar voorbeeld, was het toestel speciaal ontwikkeld voor de export. Hoewel Nederland, met 34 bestelde toestellen een grote afnemer was, was het uiteindelijke de U.S. Navy die het meeste aantal toestellen van afnam, zij het niet als verkenner maar als trainingsvliegtuig.
Net als de CW-21 werd het toestel ontwikkeld in de Curtiss-Wright fabriek in St. Louis. Het prototype, de CW-A22 met registratie NC 18067, vloog voor het eerst in 1940. Het was een iets groter evenbeeld van de CW-21 jager, eveneens met het onderstel achterwaarts opklappend in opslagruimten onder de vleugels. Het toestel werd gepresenteerd als civiel sport- of opleidingsvliegtuig en als militair verkennings- of opleidingsvliegtuig.
Een Curtiss-Wright CW-19, waarvan zowel de CW-21 als CW-22 werden afgeleid, werd door de fabriek verbouwd tot CW-22 Demonstrator en geëxporteerd naar China in de hoop van dat land een bestelling te krijgen. DE verkoop ging niet door en het toestel werd late ingelijfd bij de Burma Volunteer Air Force en later bij de Royal Air Force in India. Het toestel werd in 1946 gesloopt.
Vier CW-22 toestellen zijn bewaard gebleven. In Turkije kan CW-22B met constructienummer 2615 in het luchtmacht museum te Istanbul worden bewonderd. In de Verenigde Staten werd CW-22 constructienummer 3707 bewaard in het Fantasy of Flight, te Polk City, Florida en is SNC-1 met constructienummer 05194 te bewonderen in het National Naval Aviation Museum te Pensacola, Florida. Het laatste exemplaar een SNC-1 kan worden gezien in het Colonel Jaime Meregalli Luchtvaartmuseum in Ciudad de la Costa, Canelones, Uruguay.
Curtiss-Wright CW-A22 |
Prototype |
1 |
Curtiss-Wright CW-22 |
Productievariant, gewapend |
36 |
Curtiss-Wright CW-22B |
Verbeterde productievariant |
circa 100 |
Curtiss-Wright CW-22N (SNC-1
Falcon) |
Ongewapende trainer US Navy |
305 |
Nederland kocht 36 met een Wright R-975 Whirlwind luchtgekoelde radiaalmotor aangedreven toestellen voor het ML-KNIL. Een deel van de toestellen werd geleverd aan de Nederlanders in Australië vanwege de ontwikkelingen in Nederlands-Indië na de Japanse inval. De toestellen waren bewapend met twee machinegeweren, één vast voorwaarts vurend en één beweegbare achter in de cockpit.[1]
In september 1940 verzochte de naar London uitgeweken Nederlandse regering aan de Amerikanen om de levering van 36 CW-22 toestellen voor de Militaire Luchtvaart KNIL in Nederlands-Indië. Tussen juni en augustus 1941 kwamen de eerste 18 toestellen aan en werden ingedeeld bij de 1e Verkenningsafdeling en 2e Verkenningsafdeling met als standplaatsen Tjililitan (Andir), Tjikembar bij Soekaboemi en Magoewo bij Djokja. De toestellen werden ingezet voor opleidingsdoeleinden en verkenningsvluchten. De Nederlandse toestellen waren genummerd met CF-464 tot en met CF-499.
De CW-22B was een iets verbeterde variant welke werd verkocht aan Turkije (50 exemplaren), Nederlands-Indië (25 exemplaren) en aan diverse landen in Zuid-Amerika. De toestellen droegen eenzelfde bewapening als de CW-22.[2]
De Boliviaanse luchtmacht nam tien toestellen van dit type in gebruik en Peru een onbekend aantal. De Nederlandse regering bestelde voor Nederlands-Indië 25 toestellen van dit type. Tussen december 1941 en januari 1942 werden deze toestellen vanuit de Verenigde Staten verscheept. Slechts vier toestellen kwamen in Andir aan voor de Japanse overwinning in Nederlands-Indië. Deze zijn waarschijnlijk nog in hun kratten in Japanse handen gevallen. Op 2 maart 1942 voer de m.s. Sloterdijk de haven van Tjilatjap op Java binnen met zeven toestellen aan boord. Het schip werd direct naar Fremantle in Australië gezonden waar de toestellen van boord gingen. Ook de m.s. Tjibesar, met 14 testellen aan boord werd naar Australië gestuurd en bereikte op 4maart 1942 de haven van Albany. Vijf ML-KNIL toestellen (CF-4120 tot en met CF-4124) bleven in de Verenigde Staten en werden als SNC-1 toestellen geleverd aan de US Navy. De Nederlandse CW-22B toestellen zouden genummerd worden in de reeks CF-4100 tot en met CF-4124. De meeste in Australië afgeleverde toestellen werden uiteindelijk ingelijfd bij de United States Army Air Force in dat land.[3]
In 1940 werd een ongewapende trainingsvariant, de CW-22N, gedemonstreerd aan de US Navy. Het toestel werd voldoende bruikbaar bevonden en de Amerikaanse marine bestelde in november 1940 een totaal van 150 toestellen. Aanvullende bestellingen op latere momenten verhoogden dit aantal tot 305. Bij de US Navy werden de toestellen aangeduid als Curtiss-Wright SNC-1 Falcon.[4][5][6]
De Amerikaanse toestellen werden afgeleverd met de constructienummers 6290-6439, 05085-05234 en 32987-32991. De luchtmacht van Uruguay gebruikte tussen 1942 en 1951 totaal negen SNC-1 toestellen.
Type: | Curtiss-Wright CW-22N / SNC-1 |
Taak: |
Trainingsvliegtuig |
Bemanning: |
2 |
Spanwijdte: |
10,67 meter |
Vleugeloppervlakte: |
16,14 m2 |
Lengte: |
8,23 meter |
Hoogte: |
3,02 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 1.241 kg Max. Gewicht: 1.718 kg |
Motor: |
Wright R-975-28 Whirlwind
9-cilinder luchtgekoelde radiaalmotor 450 pk (340 kW) |
Snelheid: |
Max. snelheid: 319 km/u |
Bereik: |
1.260 km |
Plafond: |
6.600 meter |
Bewapening: |
geen |
Productie: |
305 |