De Bf 108 werd door de Bayerische Flugzeugwerke ontwikkeld onder de fabrieksaanduiding M.37. Het toestel was ontwikkeld als deelnemer aan de 4e Challange de Tourisme Internationale van 1934. De, later tot Bf 108 omgedoopte, geheel metalen laagdekker was geen succes tijdens de wedstrijd, maar maakte wel indruk vanwege de uitstekende vliegeigenschappen. Deze eigenschappen vielen ook het Reichsluftfahrtministerium (RLM) op die het toestel liet produceren met aanduiding 8-108, later Bf 108
In 1933 gaf Reichsluftfahrtminister Hermann Göring aan sportvlieger en Wo1 veteraan Theo Croneiss de opdracht via de Bayerischen Flugzeugwerke te komen tot de constructie van een snel koeriersvliegtuig. Croneiss was financieel sponsor van de bij de Bayerischen Flugzeugwerke werkende Willy Messerschmitt. Officieel was de aanleiding voor het ontwerp de 4e Challange de Tourisme Internationale van 1934, een wedstrijd door Europa.
Een ontwerpteam met Robert Lusser, Richard Bauer en Hubert Bauer, onder leiding van Willy Messerschmitt, ontwikkelden een sportvliegtuig welke werd aangeduid als BFW M37. Hierbij was de BFW de fabrieksaanduiding voor Bayerischen Flugzeugwerke en stond de M voor Messerschmitt als leidende ingenieur. Het toestel was het 37e ontwerp van de fabriek welke in 1909 door Friedrich Harth was aangevangen met het ontwerp van de S1, een zweefvliegtuig.
Friedrich Harth ontwikkelde twee zweefvliegtuigen, S1 en S2, tot in 1914 Willy Messerschmitt met hem mee ging ontwerpen. Het duo ontwikkelde de zweefvliegtuigen S2 t/m S9 tot ze in 1922 de Segelflugzeugbau Harth-Messerschmitt formeerden. Onder deze noemer werden de S10 t/m S16 ontwikkeld. In 1923 verliet Harth de firma en ging Messerschmitt door met Messerschmitt Flugzeugbau GmbH. Onder deze firmanaam ontwikkelde hij de M17 en M18 tot de firma fuseerde met de Bayerische Flugzeugwerke (BFW) in 1927. Als BFW werden de typen M19 t/m M37 ontwikkeld. Hierna werd het bedrijf omgevormd tot Messerschmitt AG. De typen die voor die omvorming al in ontwikkeling waren, bleven de aanduiding Bf voor Bayerischen Flugzeugwerke, maar alle ontwerpen daarna kregen de aanduiding Me voor Messerschmitt
Het basisontwerp voor de BFW M37 was ingebracht door Richard Baer, die kort daarvoor was overgekomen van de firma Klemm. Informeel had de fabriek tevens de opdracht ontvangen te komen tot de ontwikkeling van een jachtvliegtuig voor het Reichsluftfahrtministerium (RLM). De firma was hier echte nog niet voor ingericht en besloten werd de technieken die nodig waren voor de ontwikkeling van een jachtvliegtuig te testen bij de ontwikkeling van de BFW M37.
In groot tempo lukte het om al in april 1934 het ontwerp klaar te hebben en op 13 juni 1934 was het prototype gereed. De productie kon worden opgestart
Messerschmitt Bf 108A |
Hirth HM8U motor (6 stuks) |
6: W.-Nr. 695–700 |
Messerschmitt Bf 108B |
Argus As 10C / Argus As 10E motor |
7: B-0: W.-Nr. 871–877 509: B (mogelijk plus ca 150) |
Messerschmitt Bf 108C |
Hirth HM 512 motor |
1 |
Messerschmitt Bf 108D |
verbeterde variant 108B |
246 |
Nord 1000 |
Franse naoorlogse variant 108B |
286 |
Nord 1001 Pingouin I |
Renault 6Q-11 |
|
Nord 1002 Pingouin II |
Renault 6Q-10 |
Het eerste prototype vloog zoals aangegeven in juni 1934. Het tweepersoons sportvliegtuigje werd aangedreven door een Hirth HM8U motor met een vermogen van 250 pk en aangeduid als Messerschmitt Bf 108A.
De Bf 108A productieserie was nagenoeg gelijk aan het prototype. Totaal werden zes toestellen gebouwd (W.-Nr. 695–700)[1], aanvankelijk met de Hirth Motor. Eén toestel werd uitgerust met een 217 pk Argus As17B motor en een andere met een 158 pk Siemens Halske Sh14 motor.[2]
Type: | Messerschmitt BFW M 37 / Bf 108A |
Taak: |
Communicatievliegtuig /
Verbindingsvliegtuig |
Bemanning: |
1 (1 passagier) |
Spanwijdte: |
10,31 meter |
Vleugeloppervlakte: |
13,3 m2 |
Lengte: |
8,60 meter |
Hoogte: |
2,02 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 550 kg Startgewicht: 1.050 kg |
Motor: |
Hirth HM 8 U drie bladige propeller |
Snelheid: |
Max. snelheid: 290 km/u |
Bereik: |
700 km |
Plafond: |
6.000 meter |
Bewapening: |
geen |
Productie: |
1 + 5 |
Deze tweede serie werd het succestype van de 108. Het aantal passagiers werd met twee uitgebreid en het toestel kwam in productie zowel als privétoestel en als verbindingstoestel voor de Luftwaffe. Naast deze taak is het toestel veelvuldig gebruikt voor de omscholing van piloten voor de Messerschmitt Bf 109. De 108B werd aangedreven door de iets grotere Argus AS 10 motor. De slede onder de staart werd vervangen door een staartwiel.[3]
Aanvankelijk werden zeven voorserie toestellen geproduceerd, aangeduid als Bf 108B-0 (W.-Nr. 871–877). Er werden op zeker 509 exemplaren van deze versie gebouwd (van ca. 150 toestellen is de productieplaats of type niet duidelijk).[4]
Deze versie is op bijna ieder oorlogstoneel ingezet. De meeste Luftwaffe-eenheden hadden wel een Taifun in hun bestand als verbindingstoestel en VIP transportvliegtuig.Op basis van de uitrusting kan de B-serie in vier typen worden ingedeeld. De Bf 108B-0 waren de zeven voorserie toestellen. De Bf 108B-1 werd ingericht als particulier sportvliegtuig en de Bf 108B-2 als verbindings- en opleidingstoestel voor de Luftwaffe. BIj de Luftwaffe werden alle toestellen echter aangeduid met Bf 108B. De laatste te onderscheiden variant was de Bf 108B trop, bedoeld voor inzet in de tropen. Hiertoe was het toestel uitgerust met zandfilters, zonwerende ramen en dergelijke. Door het hogere eigen gewicht dat ontstond, konden deze toestellen één passagier minder meevoeren.
Het particuliere toestel van pilote Elly Beinhorn (D-IGNY), kreeg de bijnaam "Taifun", waarna deze naam algemeen werd geadopteerd voor de Messerschmitt Bf 108.[5] Eén Messerschmitt Bf 108B was als VH-UZI in Australië terecht gekomen bij Guinea Airways te Adelaide. In juli 1940 kocht dhr. de Sturler uit Soerabaja het toestel en nam het als PK-SAD in gebruik. Vanaf november 1941 was het toestel in gebruik bij de Technische Dienst van de Militaire Luchtvaart KNIL en op 1 februari 1942 nam men het toestel over en als MT928 in dienst. In 1942 viel het te Andir in Japanse handen.[6]
Type: | Messerschmitt Bf 108B |
Taak: |
Communicatievliegtuig /
Verbindingsvliegtuig |
Bemanning: |
1 (3 passagier) |
Spanwijdte: |
10,62 meter |
Vleugeloppervlakte: |
16,4 m2 |
Lengte: |
8,29 meter |
Hoogte: |
2,85 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 880 kg Startgewicht: 1.380 kg |
Motor: |
Argus AS 10 C/E twee bladige propeller |
Snelheid: |
Max. snelheid: 303 km/u Kruissnelheid: 265 km/u |
Bereik: |
1.000 km |
Plafond: |
5.000 meter |
Bewapening: |
geen |
Productie: |
ca 885 |
Dit type ontstond voornamelijk door de ombouw van de Bf 108B met een Hirth HM 512 motor met een vermogen van 400 pk.[7] Hier is slechts een enkel proefexemplaar van gebouwd. Dit toestel, de D-IELE, nam in 1936 deel aan de Olympiarundflug.
Het laatste type, de Bf 108D werd in 1941 gepresenteerd. Het was in feite een Bf 108B met diverse moderniseringen. Van dit type werden er bij Messerschmitt zelf 54 toestellen geproduceerd tot 1943. Hierna ging de productie over naar de Franse bouwer Societé Nationale de Constructions Aeronautiques du Nord. Zij produceerden in ieder geval 192 toestellen. Van ca 150 toestellen is onbekend waar deze zijn geproduceerd en welk type deze waren.[8]
De Messerschmitt Bf 108 werd, zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog, ook geëxporteerd. Totaal vonden 119 toestellen hun weg naar andere landen, veelal voor militair gebruik. Van 30 toestellen is bekend dat deze aan particulieren werden verkocht. Welke typen dit waren is onduidelijk maar het zullen veelal Messerschmitt Bf 108B toestellen zijn geweest. In 1936 kochten Brazilië (1), Japan (3 tot 1939), Hongarije (7 tot 1937) en de Verenigde Staten (2 tot 1937) toestellen. In 1937 volgden Italië (1), Joegoslavië (35 tot 1940), Mantsjoerije (19 tot 1938), Noorwegen (1), Oostenrijk (1) en Roemenië (13 tot 1940). Chili (1), Groot-Brittannië ( tot 1939) en Zwitserland (21 tot 1939) volgden in 1938. In 1939 kocht Spanje nog drie toestellen en in 1940 Bulgarije zes toestellen.[9]
Na de Tweede Wereldoorlog bleef het Franse Societé Nationale de Constructions Aeronautiques du Nord de Messerschmitt Bf 108 produceren als Nord 1000, Nord 1001 en Nord 1002.
Aan het eind van de oorlog werd bij de Franse fabriek getracht de 108 te moderniseren. Dit werd een nieuw type met de aanduiding Messerschmitt Me 208. Tot productie voor de Luftwaffe is men niet meer gekomen. Het type werd na de oorlog nog wel geproduceerd door het Fransen als Nord N.1100 Noralpha en Ramier.
In 1973 werd de firma Taifun Flugzeugbau GmbH opgericht met als doel het opnieuw in productie nemen van een gemoderniseerde versie, welke werd aangeduid als de Me 108F. Het project werd echter in 1975 zonder vervolg afgesloten.
Voor zover bekend zijn zes 'zuivere' Bf 108 toestellen bewaard gebleven. De D-EBEI (Werknummer 2246) van de Deutsche Lufthansa Berlin-Stiftung, de D-ESBH (Werknummer 3701-14) van de Messerschmitt Stiftung te zien in het Flugmuseum Messerschmitt, de in privaat eigendom in Hessen bevindende D-EBFW (Werknummer 1561) en de D-ERTT van Hangar 10 op de Flughafen Heringsdorf. Bij het Herstellerunternehmen Bayerische Flugzeugwerke AG bevindt zich de D-EBFW en in Zwitserland de HB-HEB (Werknummer 1988).
Gebruik makend van de 233 pk Renault 6Q-11 motor werd het toestel door de Fransen verder gebouwd als Nord 1001 Pingouin I.
Aangedreven door een Renault 6Q-10 motor werd door Frankrijk de Nord 1002 Pingouin II geproduceerd
Totaal produceerden de Fransen 286 toestellen van de Nord 1000, 1001 en 1002. De toestellen werden voornamelijk gebruikt als verbindingstoestel voor de Franse strijdkrachten en als sportvliegtuig.