"Gisterenavond heb ik een colonne uitgestuurd naar een plaats die 65 km ten oosten van Frankfurt ligt, waar naar verluidt John en ongeveer 900 andere krijgsgevangenen zich bevinden. Ik ben vreselijk nerveus, want iedereen, behalve ik, vindt het een te groot risico. Ik hoop dat het werkt. Al Stiller gaat mee. Als ik die colonne verlies, wordt dat waarschijnlijk een nieuw incident. Maar ik raak hem niet kwijt", aldus Lieutenant-general George Patton in een brief aan zijn vrouw, gedateerd 27 maart 1945.
Helaas liep de bevrijdingsoperatie op een totale mislukking uit en ging een groot deel van de deelnemende troepen verloren. Patton zelf gaf later ook toe dat het een foute beslissing was om troepen naar Hammelburg te sturen: "Ik kan zeggen dat ik tijdens de campagne in Europa geen fouten heb gemaakt, het enige falen was het zenden van een commando naar Hammelburg."
Kamp Oflag (Offizierslager) XIII-B was een drie kilometer ten zuiden van Hammelburg in Noord-Beieren gelegen krijgsgevangenenkamp voor officieren. Oorspronkelijk was het bedoeld voor Servische officieren, die door de Duitsers krijgsgevangen waren genomen tijdens de Joegoslavische campagne in 1941. Later in de oorlog werden er ook Amerikaanse officieren ondergebracht. In maart 1945 was de situatie van de geïnterneerden in het kamp slecht: de sanitaire voorzieningen waren van een laag niveau en de gevangenen kregen slechts een karig voedselrantsoen. Na het Ardennenoffensief in december 1944 nam het aantal geïnterneerden in het kamp ook nog eens sterk toe. In de eerste dagen van dit, overigens later mislukte, offensief hadden de Duitsers namelijk veel Amerikanen gevangen genomen. Ook de strenge winter van 1944-1945 zorgde ervoor dat de omstandigheden in Oflag XIII-B allesbehalve aangenaam waren.
Op 22 maart 1945 stak een divisie van Patton’s Third Army de Rijn over bij Oppenheim tussen Mainz en Worms. Hij was hiermee de eerste geallieerde generaal die deze rivier overschreed. Tot zijn grote genoegen stak Patton hiermee zijn grote rivaal de Britse Field Marshal Bernard Montgomery de loef af. Uit onbekende bron (waarschijnlijk het Zwitserse Rode Kruis, de militaire inlichtingendienst of wellicht een illegale radiozender in het krijgsgevangenenkamp) vernam Patton dat zijn schoonzoon, Lieutenant Colonel John K. Waters, die in 1943 krijgsgevangen was genomen in Tunesië, in het kamp in Hammelburg verbleef en hij besloot een poging te doen hem te bevrijden. Patton stond bekend om zijn uitstekende beheersing van de moderne oorlogsvoering. Maar ook vanwege zijn impulsiviteit, zijn sterke aanvalsdrang en het feit dat hij graag risico's nam. Deze eigenschappen hadden hem in Sicilië en tijdens de strijd in de Ardennen veel roem opgeleverd, maar af en toe veroorzaakte hij veel ophef met zijn opvallende gedragingen. De Amerikaan Charles Macdonald, de plaatsvervangend chef-historicus van het Amerikaanse leger, schreef in zijn boek "A Time for Trumpets" (1984) dat Patton zich wellicht een "extravagance" (buitensporigheid) toestond na de succesvolle oversteek van de Rijn. Misschien was hij ook overmoedig geworden door zijn eerdere successen.
Een paar dagen na de succesvolle oversteek nam Patton op 25 maart contact op met de commandant van de 4th Armored Division, Brigadier General William Hoge, met het verzoek om troepen te leveren voor een verrassingsaanval op het kamp. Het doel was om de daar aanwezige Amerikaanse krijgsgevangenen te bevrijden. Patton zelf was zeer enthousiast over het plan voor de operatie. Tegen Hoge zei hij naar verluidt: "This is going to make MacArthur’s raid on Cabanatuan peanuts!" (Op 30 januari 1945 had een Amerikaans/Filipijnse eenheid 512 geallieerde krijgsgevangenen bevrijd uit een Japans gevangenenkamp te Cabanatuan, op Luzon, het grootste eiland van de Filippijnen.) Hoge deelde het enthousiasme van Patton echter niet. Zijn divisie was als gevolg van de strijd in de voorgaande maanden aanzienlijk uitgedund en was aan versterking toe. Bovendien zag de commandant van de divisie het niet zitten om zijn troepen te wagen aan een dergelijk risicovolle onderneming, nu de oorlog toch al zo goed als voorbij was. Patton was echter onvermurwbaar en eiste dat Hoge troepen zou vrijmaken voor de raid. Ook verzekerde hij dat alle verliezen die de divisie als gevolg van de aanval zou leiden, zouden worden vervangen. Hoge ging daarop schoorvoetend overstag.
Lieutenant Colonel Creighton Abrams werd belast met de planning van de operatie. Abrams had met zijn 37th Tank Batallion in december 1944 tijdens de slag om Bastogne als eerste de omsingeling van de 101st Airborne Division doorbroken. Hij wilde zelf in eerste instantie ook de leiding nemen over de uitvoering van de raid. Het oorspronkelijke plan van Abrams was om zijn complete Combat Command B, bestaande uit 4000 man en 150 voertuigen, in te zetten voor de operatie. Hiervoor gaf Patton vreemd genoeg geen toestemming. Hij eiste namelijk dat de aanvalsmacht zou bestaan uit een beperkt aantal troepen. Dit betekende ook dat Abrams de leiding over de operatie niet op zich kon nemen. Mede daardoor had Abrams weinig vertrouwen in de operatie. Hij merkte op: "We moeten ze dus op pad sturen, terwijl de rest van ons in de andere richting vertrekt. Verdomme, ik vind het helemaal niks. We vragen mannen altijd om risico's te nemen, maar dat zijn aanvaardbare risico's. Ze weten dat ze een kans hebben. Deze missie heeft geen enkele kans van slagen en dat weten we allebei. Als deze eenheid terugkomt, is het een wonder."
Uit elementen van het 37th Tank Battalion en het 10th Armored Infantry Battalion van de 4th Armored Division werd een Task Force samengesteld. Het vinden van een officier die de operatie zou kunnen leiden, vormde een probleem. De eerste kandidaat, Lieutenant Colonel Harold Cohen, was wegens zijn gezondheidstoestand (hij had veel last van aambeien) volgens George Patton niet in staat om de missie te leiden. De keuze viel vervolgens op de 23-jarige Captain Abraham (Abe) Baum. Baum was toen al een gedecoreerd officier, die in Normandië en vervolgens in de Ardennen had gevochten. Onder meer de militair historicus Richard Whitaker stelde later echter dat Baum niet de juiste kwalificaties had en dat hij niet geschikt was om een dergelijke operatie achter de vijandelijke linies te leiden. Aan zijn moed en onverschrokkenheid twijfelde niemand, het onbrak Baum echter aan de ervaring met een dergelijke operatie en aan het aanvoeren van een eenheid bestaande uit honderden manschappen en tientallen voertuigen. Er was echter niemand anders die in aanmerking kwam voor de leiding over de raid en daardoor viel de keuze op Abe Baum.
Task Force Baum bestond uit 314 militairen: 11 officieren en 303 soldaten. Er bestaat enige verwarring over het aantal deelnemende personen aan de raid. In een aantal bronnen wordt uitgegaan van 293 manschappen en officieren, de Amerikaanse auteur Alex Kershaw heeft het in zijn boek echter over 11 officieren en 303 soldaten. Deze verwarring wordt veroorzaakt doordat de Task Force was samengesteld uit elementen van verschillende eenheden. Na de vernietiging van de Task Force was het hierdoor na de oorlog moeilijk na te gaan wie er allemaal deel van hadden uitgemaakt en wie niet. In dit artikel wordt uitgegaan van 314. De eenheid kon voor de operatie beschikken over de volgende voertuigen: 10 tanks van het type M4 Sherman van de C-Company van het 37th Tank battalion onder leiding van Lieutenant William Nutto, 3 stuks mobiel geschut (het betrof hier voertuigen van het type M4A3 E8 (105 mm Howitzer), een aangepaste Sherman-tank waarop een M4 105 mm houwitser was gemonteerd) onder leiding van Sergeant Charles Graham, 6 lichte tanks van het type M-3 Stuart van de D-Company onder leiding van Lieutenant William Weaver, 28 M-3 Half-tracks onder leiding van Captain Robert Lange, 8 jeeps, 1 M29 Weasel Cargo Carrier (Medical), 1 Dodge Weapon Carrier en 1 M32 Tank Recovery Vehicle. Een van de officieren in de eenheid was Patton’s adjudant Major Stiller, die op uitdrukkelijk verzoek van Patton aan de Task Force werd toegevoegd en die als specifieke opdracht kreeg om Lieutenant Colonel Waters op te sporen en te bevrijden.
Vlak voor vertrek bezocht Patton de eenheid in de buurt van Aschaffenburg in Noordwest Beieren, het vertrekpunt van de aanval. Van hieruit moest Task Force Baum 80 kilometer afleggen naar Hammelburg. De orders van Patton luidden als volgt: "Doorbreek de verdediging van de Wehrmacht en ruk 60 mijl achter de vijandelijke linies op naar een plaats die Hammelburg heet. Daar is een krijgsgevangenenkamp gelokaliseerd, bevrijd de Amerikaanse geïnterneerden en keer daarna zo snel mogelijk terug." Hij sprak hier ook met de commandant van de Task Force. Naar verluidt beloofde Patton aan Captain Baum een Medal of Honor wanneer hij zou slagen in zijn missie. Baum zou hierop gezegd hebben dat hij zijn bevelen kende en dat het niet nodig was om hem om te kopen.
Deskundigen hebben later aangevoerd dat de missie eigenlijk op voorhand al tot mislukken gedoemd was. Zo was de periode van amper 24 uur die was uitgetrokken voor de planning, veel te kort. In dit beperkte tijdsbestek konden de officieren bijvoorbeeld nauwelijks gebriefd worden voorafgaand aan de missie. Ook waren de inlichtingen over het terrein en de sterkte van de Duitse troepen slecht en onvolledig. Bovendien was de precieze positie van het eigenlijke kamp en het aantal gevangenen dat er werd vastgehouden, niet bekend.
Een andere nadelige factor voor Task Force Baum was het feit dat zij weinig brandstof ter beschikking kreeg. Zij moest heen en terug een afstand van in totaal bijna 160 kilometer afleggen. (Hiermee zou het overigens een van de verste achter de vijandelijke linies gesitueerde operaties uit de Amerikaanse krijgsgeschiedenis ooit worden.) Daarom was het maar de vraag of de eenheid, zelfs bij het beste scenario, überhaupt kon terugkeren naar de Amerikaanse linies. Patton gaf aan dat de eenheid maar moest putten uit de vijandelijke brandstofvoorraden die zij zou buitmaken tijdens de operatie, ervan uitgaande dat de Task Force ook daadwerkelijk de kracht had om Duitse voertuigen en/of brandstofreserves te veroveren. Het was op voorhand ook duidelijk dat de deelnemende voertuigen aan de raid niet de capaciteit hadden om de verwachte honderden gevangenen te vervoeren. De krijgsgevangenen die geen plaats konden bemachtigen aan boord van de tanks en half-tracks, moesten maar in buitgemaakte voertuigen of te voet de Amerikaanse linies zien te bereiken. Zodoende moesten zij wel kilometers vijandelijk gebied doorkruisen, wat een hele opgave zou zijn. Temeer omdat de leden van Task Force Baum geen benodigdheden konden uitdelen aan deze krijgsgevangenen, zoals kaarten, een kompas, voedsel en/of wapens, omdat zij hier zelf amper genoeg van hadden.
De leden van de eenheid waren ook nog eens allesbehalve fit. Alle deelnemende militairen aan Task Force Baum hadden reeds dagen hard gevochten en stonden al langere tijd bloot aan grote spanning. De meeste van hen hadden de voorafgaande dagen nauwelijks geslapen. Het laatste bezwaar vormde de onzekerheid over de luchtsteun. Een dergelijke operatie als de voorgenomen raid op het krijgsgevangenenkamp in Hammelburg, was eigenlijk onmogelijk zonder accurate steun van de United States Army Air Force (USAAF). Dergelijke steun werd wel toegezegd, maar kon niet worden gegarandeerd.
Onder deze lang niet volmaakte omstandigheden ging de aanval op 26 maart 1945 om 22:30 uur van start. Onder dekking van artillerievuur vanuit de Amerikaanse stellingen en met hulp van de B-Company van het 37th Tank Battalion en de B-Company van het 10th Infantry Battalion, rukte de eenheid op door het dorp Schweinheim naar Reichsstrasse 26.
Task Force Baum en de ondersteunende eenheden kwamen onder zwaar vijandelijk vuur van de 413. Infanterie Division te liggen, waarbij verschillende voertuigen verloren gingen. Een van de M4 Shermans van de B-Company werd uitgeschakeld door een Duitse Panzerfaust en blokkeerde daardoor de route voor de andere voertuigen. Corporal Lester Powell klom in de brandende tank en wist deze naar de kant te rijden. Ook slaagde Powell er in om het enige bemanningslid dat de inslag had overleefd, uit het brandende voertuig te slepen. Bij zijn moedige actie werd Powell getroffen door vijandelijk vuur, waarbij hij zwaar gewond raakte. Hij werd voor zijn daden later onderscheiden met een Silver Star. Een moment later werd wederom een Sherman getroffen, wat opnieuw voor vertraging zorgde bij de opmars. .
De eenheid maakte een pad vrij door de stad Schweinheim en volgde vervolgens de Reichsstrasse 26 en een aantal secundaire wegen. In een aantal steden waar zij doorheen reden, hingen mensen ten teken van overgave witte lakens uit hun ramen. Zij dachten namelijk dat de Task Force de speerpunt vormde van een grotere Amerikaanse opmars. (Naar verluidt werd een aantal mensen die tekenen van overgave hadden gegeven, later doodgeschoten door leden van de SS.) In andere bronnen wordt echter vermeld dat deze witte lakens werden opgehangen als valstrik voor de eenheid.
Vlak bij de stad Lohr (halverwege Hammelburg) stuitte de eenheid op een wegversperring. Een van de Sherman's werd uitgeschakeld door de inslag van een Panzerfaust. De overige voertuigen wisten de wegversperring te passeren. Vervolgens vernietigde zij een aantal vrachtwagens die stukken luchtafweergeschut vervoerden. Op de weg van Lohr naar Gemünden beschoten de tanks met hun boordkannomen twee passerende treinen en namen zij een aantal rijnaken op de rivier de Main onder vuur. Ook nam de eenheid acht treinen onder vuur op het rangeerterrein in het stadje Gemünden. In deze stad moest de Task Force de Saale oversteken. Baum wist van te voren dat de aanwezige brug hier zwaar verdedigd zou worden door Duitse eenheden. Het was echter ook de snelste weg naar Hammelburg, dus ondernam hij een poging om de brug te veroveren. Later zei hij hier zelf over: "Er waren van tevoren geen alternatieve routes geselecteerd en het vertraagde ons een tijdje totdat we gehergroepeerd waren." Vlakbij de brug werd een van de M3's uitgeschakeld, waardoor deze de weg versperde voor de overige voertuigen. Toen Baum en Nutto rond 09:00 uur de situatie ter plaatse opnamen, sloeg er een projectiel in van een Panzerfaust. Nutto werd zwaar verwond door scherven van de granaat en Baum raakte gewond aan zijn rechterhand- en knie. een infanterist slaagde er in de brug over te steken. Vervolgens werd deze echter opgeblazen door Duitse genisten. De eenheid moest daardoor noodgewongen Reichssrasse 26 verlaten en op zoek gaan naar een andere route. De eenheid vertrok in noordelijke richting langs de rivier de Saale in de hoop daar een plaats te vinden waar zij de rivier konden oversteken. De eenheid had op dat moment al twee tanks en 18 manschappen (dood, gewond of krijgsgevangen) verloren. Na het vertrek van de Amerikaanse colonne inspecteerde een Duitse Oberfeldwebel de uitgeschakelde M3. Hij vond hierin een kaart, waaruit kon worden afgeleid dat Hammelburg het doel was van de Amerikaanse aanval. Alle in de buurt beschikbare Duitse eenheden werden vervolgens naar deze plaats gedirigeerd en de burgerbevolking in de plaats werd geëvacueerd.
Van een Duitse gevangene vernam Baum dat er nog een andere (noordelijker gelegen) plaats was waar de Saale overgestoken kon worden. Deze brug bevond zich in Burgsinn. Duitse troepen hadden opdracht gekregen om alle bruggen op de route van de Task Force op te blazen. Dat was echter niet gebeurd in Burgsinn, omdat men ervan uitging dat deze geen panservoertuigen kon dragen. De brug bleek het gewicht echter wel te kunnen houden en de eenheid wist zonder al te veel problemen de rivier te passeren. Vervolgens trok zij in oostelijke richting op naar Gräfendorf.
Major Stiller concludeerde dat de Task Force ver achterliep op schema en dat er een snellere route naar Hammelburg gevonden zou moeten worden. In het daarop volgende gesprek werd het Baum duidelijk dat het enige doel van de operatie het bevrijden van Patton's schoonzoon was. Baum zou vervolgens hebben overwogen om de missie af te breken, omdat hij het riskeren van 300 mensenlevens wel erg veel vond voor het redden van een enkel persoon. Maar hij besloot na beraad dat hij niet kon ingaan tegen bevelen van hogerhand.
Baum meldde via de radio aan het hoofdkwartier: "Task Force Baum heeft de rivier de Saale overgestoken in Gräfendorf en beweegt zich nu door het terrein in de richting van het gevangenenkamp, de rivier en een spoorlijn volgend." Vlak daarna werd Task Force Baum gespot door een Duits verkenningsvliegtuig. De Duitsers waren hierdoor op de hoogte van de positie van de Task Force en zij informeerden de kampautoriteiten van Oflag XIII-B. Ook trokken zij sterke eenheden van het 7. Armee samen in het gebied. De Belgische historica Ingrid Baraître schrijft dat de Duitsers waarschijnlijk dachten dat Task Force Baum de voorste eenheid vormde van een grotere Amerikaanse aanvalsmacht en dat zij daarom veel versterkingen naar het gebied lieten komen. De eenheid kreeg met nog meer pech te maken, toen een van de Sherman's moest worden vernietigd, omdat een van de rupsbanden er afliep.
Met behulp van plaatselijke burgers navigeerde de eenheid naar het krijgsgevangenenkamp. Na nog een aantal oriëntatieproblemen bereikte zij uiteindelijk de heuvels rond Hammelburg. Hier werd zij wederom aangevallen, deze keer door Panzerjägerabteilung 251, een onderdeel van de 251. Infanterie Division, bestaande uit negen Panzerjäger van het type Hetzer. Deze eenheid stond onder het commando van Hauptmann Heinrich Köhl. Door snel optreden van Technical Sergeant Charles Graham, de leider van de drie M4(105)'s, kon de aanval afgeslagen worden. Graham dirigeerde zijn sectie naar hoger terrein en nam de eenheid onder vuur. Tijdens deze manoeuvre zag Graham een klein konvooi van drie Hanomag-halfrupsvoertuigen, dat zich bewoog over Reichsstrasse 27 in de richting van de Hetzers. Hij liet het vuur verleggen en vernietigde de Hanomag's die brandstof aan boort hadden die was bedoeld voor de tankjagers. De Task Force verloor zelf twee Sherman's, een M3 Stuart, vijf half-tracks en twee jeeps en liep twee uur vertraging op. Graham werd voor zijn moedige optreden onderscheiden met de Silver Star.
Het kamp werd bewaakt door eenheden van de Volkssturm en de Wehrmacht. Bij nadering van de eenheid besloten de leider van de krijgsgevangenen, Colonel Paul Goode, en de Duitse kampautoriteiten dat er een onderhandelingsdelegatie naar de Task Force zou worden gestuurd om te voorkomen dat er strijd zou worden geleverd om het kamp. Deze delegatie stond onder leiding van John Waters. Toen zij het kamp verlieten dacht een niet-geïnformeerde Duitse militair dat de gevangenen een ontsnappingspoging deden en loste hij een schot met zijn geweer. Waters werd hierdoor onder de heup geraakt en de kogel verliet zijn lichaam een paar millimeter onder zijn stuitje. De gevangenen moesten hierdoor noodgedwongen met de zwaargewonde Waters terugkeren naar het kamp. Het leven van de officier kon door accuraat optreden van de Servische arts Radovan Danich worden gered.
Op 27 maart om 15:50 kwamen de Amerikaanse troepen aan in het krijgsgevangenenkamp in Hammelburg. De Task Force bestond toen nog uit slechts 12 tanks, 3 stuks mobiel geschut en 22 half-tracks. De in het krijgsgevangenenkamp geïnterneerde Lieutenant Herndon Inge jr. beschrijft de aankomst van de eenheid als volgt:
"We zagen een aantal tanks van Task Force Baum verschijnen over de heuvel ten westen van het kamp, terwijl ze met hun kanonnen in onze richting vuurden. Een aantal Duitse gevechtsvoertuigen vluchtte voor hen van de heuvel en passeerde het kamp. Toen de Amerikaanse Sherman tanks aan het hoofd van de colonne de compound naderden, gingen de gevangenen naar binnen in de barakken, terwijl de granaten op ons afkwamen.
Enkele Amerikaanse tanks verschenen bij het kamp en vuurden hun geschut af in de richting van waaruit zij tegenstand verwachten. De granaten vlogen gierend over en de oorverdovende explosies echoden tussen de gebouwen. Zwarte rook steeg op boven het kamp toen een gebouw werd geraakt, dat spoedig in vlammen opging. Ongeveer om 14:30 uur braken twee van de grote Sherman tanks door de dubbele prikkeldraadomheining, terwijl ze de draad meesleepten en de hekpalen uit de grond trokken. De bestrating kraakte onder het gewicht van de tanks.
De Amerikaanse tanks op de heuvel vuurden nog steeds, rondom het kamp bleven de granaten exploderen. Gevoelens van vreugde verspreidden zich snel onder alle Amerikaanse krijgsgevangen in het gevangenenkamp."
De aanwezige gevangenen raakten bij het dichterbij komen van de Amerikaanse troepen hevig opgewonden, want zij dachten dat zij bevrijd zouden worden. Toen echter bleek dat de colonne een achter de Duitse linies opererende eenheid was en geen voorhoede van een grotere Amerikaanse opmars, bekoelde het enthousiasme. De teleurstelling nam toe toen bleek dat de eenheid alleen in staat was om hogere officieren mee terug te nemen naar de eigen linies.
De Task Force ging ervan uit dat er in het krijgsgevangenenkamp slechts 300 Amerikanen zouden zijn ondergebracht. Toen bleek dat het er meer dan 1500 waren (er worden verschillende aantallen genoemd, die variëren van 1400 tot 1500) was dit een grote schok voor de eenheid. Zoveel gevangenen kon zij bij lange na niet meenemen, temeer door de verliezen die zij had geleden. Waarom Task Force Baum slechts 300 krijgsgevangenen verwachtte is niet geheel duidelijk. Het kan zijn dat de genoemde getallen expres te laag werden voorgesteld, om de mannen niet te ontmoedigen en de operatie haalbaar te laten lijken. Waarschijnlijker is het echter dat de inlichtingendienst zich daadwerkelijk schromelijk in het aantal had vergist.
Baum maakte duidelijk dat hij maar 50 tot 60 man kon meenemen met de voertuigen. De andere gevangenen werden voor de keuze gesteld om of te wachten tot het kamp bevrijd zou worden door de 3rd Army of om op eigen houtje een poging te doen om de Amerikaanse linies te bereiken. Er vonden hierna chaotische taferelen plaats. Baum schreef later: "Het leek wel Times Square op Oudjaarsavond." Een groep van de gevangenen besloot om achter te blijven in het kamp en te wachten op de hoofdmacht van de Amerikanen. Er bleef echter nog een grote groep van 300 man over die samen met de Task Force wilde uitbreken. Zo veel mannen konden de voertuigen niet herbergen en dit zorgde ervoor dat de militairen van Task Force Baum in bepaalde gevallen zelfs lichamelijk geweld moesten gebruiken om de gevangenen van de tanks te verwijderen.
Een andere tegenvaller voltrok zich toen Major Stiller erachter kwam dat Lieutenant Colonel John Waters zwaar gewond was geraakt bij de eerdere onderhandelingsmissie. Waters, de schoonzoon van Patton om wie de raid eigenlijk te doen was geweest, kon door deze verwonding aan zijn rug niet vervoerd worden. Vanuit het oogpunt van Patton en Stiller was de missie hiermee eigenlijk dus al mislukt.
Baum besloot te wachten tot de avond voordat hij begon aan de terugtocht naar de Amerikaanse linies. Hij hoopte onder dekking van de duisternis de Duitse troepen te kunnen omzeilen. Baum wilde in westelijke richting optrekken naar het plaatsje Höllrich. Stiller drong er bij hem op aan om een meer noordelijker route te nemen naar Hammelburg en dan via de Reichsstrasse 27. Baum was het hier niet mee eens, omdat hij vreesde dat de tankjagers van het type Hetzer zich daar nog bevonden. De discussie tussen de twee heren liep hoog op en eindigde er mee dat Baum zei dat Stiller moest oplazeren en dat hij (Baum) nog steeds degene was die hier de leiding had. Terwijl de eenheid zich klaarmaakte voor vertrek, werd een van de M3 Stuart's uitgeschakeld door een Panzerfaust afgevuurd door een Duitse verkenningspatrouille. Voordat Baum zelf vertrok stuurde hij er een aantal tanks er op uit onder leiding van de enigszins opgeknapte William Nutto om de route te verkennen. De voertuigen van deze groep hadden ongeveer 200 krijgsgevangenen aan boord.
Aan de terugtocht naar de Amerikaanse linies werd omstreeks 20:00 uur begonnen. De situatie van de eenheid was niet rooskleurig. Een aantal soldaten was reeds gesneuveld, drie jeeps, vier tanks en vijf half-tracks waren verloren gegaan door de gevechten in de afgelopen uren. De meeste mannen waren uitgeput door het feit dat zij dagen niet meer hadden geslapen en een aantal van hen, onder wie ook Captain Baum, was in meer of mindere mate gewond (hij was door granaatscherven gewond aan zijn rechterhand en knie). Bovendien had de eenheid te kampen met brandstofgebrek en de beloofde luchtsteun was ook niet verkregen.
Een verkenningspatrouille die Baum vooruit had gestuurd onder leiding van Nutto , stuitte op een wegversperring van omgehakte bomen. Zij namen een andere noordwestelijker route die leiden naar de Michelsberg (codenaam Hill 340). Vanaf deze positie werden zij echter onder vuur genomen door Duitse eenheden. Baum verordoneerde vervolgens om in zuidwestelijke richting op te trekken richting Höllrich en Reichsstrasse 27. Toen Nutto meldde dat zijn patrouille de hoofdweg had gevonden in Höllrich, gaf Baum de hoofdmacht van zijn eenheid de order om te vertrekken. Samen met de hoofdmacht vertrokken nog ongeveer 400 Amerikaanse krijgsgevangenen. Een deel van hen kon meereizen op de voertuigen, het grootste deel van hen zou de tocht terug naar de Amerikaanse linies te voet moeten afleggen. Veel gevangenen vroegen aan de leden van de Task Force om wapens. Toen bleek dat deze er niet waren, was dit een grote teleurstelling voor hen.
Vlak nadat Nutto de melding had doorgegeven aan Baum werden de voertuigen van zijn patrouille onder vuur genomen door een samengestelde Duitse eenheid die grotendeels bestond uit kadetten van de Offiziersschule 17 in Grafenwöhr onder leiding van Hauptmann Franz Gehrig, welke was bewapend met Panzerfausten. Twee tanks, waaronder de M4 Sherman van Nutto, werden uitgeschakeld waarbij meerdere bemanningsleden en krijgsgevangen om het leven kwamen. Nutto werd samen met een aantal andere Amerikaanse overlevenden gevangen genomen. Later zouden de Amerikanen verklaren dat bij dezen confrontatie aan Duitse zijde ook tanks van het type PzKpfw VI Tiger waren betrokken. Uit de archieven van de Wehrmacht blijkt echter dat er op dat moment geen Tigers in Höllrich of de directe omgeving waren. De negen resterende voertuigen van de verkenningsgroep trokken zich terug en stuiten hierbij op de hoofdmacht van de Task Force. Baum gaf hierop aan de twee resterende Sherman's de opdracht om de route via Hessdorf te verkennenen. De overige voertuigen en manschappen hielden halt bij Hill 427, de Amerikaanse codenaam van een heuvel met daarboven de ruïne van het kasteel de Reussenburg (en een Duitse observatiepost). Vrijwel direct na vertrek werd een van de Sherman's uitgeschakeld door een Panzerfaust, waarna de andere tank zich zich weer spoorslags bij de Task Force voegde. Het was op dat moment iets na 03:30 uur. De Task Force bestond als gevolg van de verliezen die zij gedurende de laatste uren had geleden, nog slechts uit 3 stuks mobiel geschut, 7 tanks en 20 half-tracks. Colonel Goode besloot, de situatie van de eenheid in ogenschouw nemend, dat het beter was wanneer de gevangenen zouden terugkeren naar het kamp. Op dit moment vormden zij volgens hem een blok aan het been van de Task Force en belemmerden zij de bewegingsvrijheid. De gevangenen werd de vrije keuze gelaten, maar blijven werd sterk afgeraden. Uiteindelijk besloten 57 (Volgens Baum zelf waren het er slechts 10 tot 12) van hen toch het risico te nemen en achter te blijven bij de Task Force. De overige gevangenen keerden terug naar het kamp.
Hauptmann Walter Eggemann, een persoonlijk vertegenwoordiger van Heinrich Himmler die beschikte over veel militaire volmachten, had met toestemming van Generalmajor Christoph von Gersdorff van het 7. Armee, inmiddels alle eenheden in de directe omgeving, waaronder de Panzerjägerabteiling 251 van Hauptmann Köln onder zijn bevel geplaatst. De Duitsers wisten dat de Amerikanen op Hill 427 zaten. De militairen in de observatiepost in de kasteelruïne onder leiding van Hauptmann Rose hielden Eggemann op de hoogte van de positie van de Amerikaanse eenheid. In de nacht legden de Duitsers een omsingeling rondom de heuvel. Baum had het plan om bij het aanbreken van de dag proberen uit te breken. Toen de eenheid om 08:10 uur de aanval inzette werd zij van alle kant bestookt door uitermate accuraat en intens Duits vuur van mortieren en machinegeweren. Vooral de negen tankjagers van het type Hetzer zaaiden dood en verderf. Net als in Höllrich verklaarde de Amerikanen dat zij het bij deze confrontatie ook moesten opnemen tegen Duitse tanks van het type PzKpfw VI Tiger. Uit Wehrmacht bronnen blijkt echter dat er op dat moment geen Tigers in de buurt waren. De verbindingsman Private John Sidles verstuurde het laatste radiobericht van Task Force Baum: "Task Force Baum omsingeld, onder zwaar vuur, verzoek om luchtsteun."
De uiteindelijke aanval bestond uit negen Hetzers en ongeveer 210 Duitse manschappen. Ook de Duitse militairen in de observatiepost mengde zich in het gevecht. Zij vielen de Amerikanen van achteren aan met Panzerfausten. Binnen drie minuten waren alle voertuigen van Task Force Baum vernietigd of veroverd door de Duitsers. De meeste Amerikaanse tanks hadden slechts een of twee schoten kunnen lossen. Om 09:00 uur hield de eenheid feitelijk op te bestaan. Baum gaf hierop zijn laatste commando als bevelvoerend officier: "Verspreiden… ga op weg in westelijke richting in groepen van twee of drie en zorg ervoor dat je niet zichtbaar bent. Zorg voor zoveel mogelijk afstand tussen jullie en hun [de Duitsers], voordat ze hier zijn. Ga nu!" De overlevenden volgden de bevelen op: ze verdeelden zich in kleine groepjes en vluchtten de bossen in, van waaruit zij probeerden hun eigen linies te bereiken. De Duitse militairen wisten de meesten, onder meer met de hulp van speurhonden, echter op te sporen. Hierna werden de gevangenen weer geïnterneerd. Er werden tegen hen geen represailles getroffen door de kampautoriteiten.
Captain Baum en Major Stiller werden dezelfde dag (28 maart 1945) nog gevangen genomen. Tijdens een vuurgevecht werd Baum door een Duitse soldaat in de lies geschoten. Uiteindelijk zou slechts 1 van de oorspronkelijk 314 leden van Task force Baum, terugkeren naar hun eigen linies, dat was de eerder genoemde Charles Graham. Die door de Amerikanen in eerste instantie werd aangezien voor een Duitser in een Amerikaans uniform en daardoor bijna werd doodgeschoten. Ook 11 ontsnapte krijgsgevangenen slaagde er in om de geallieerde linies te bereiken. Op 6 april 1945 werd het kamp in Hammelburg alsnog bevrijd door de 14th Armored Division. De meeste gevangenen waren van te voren door de Duitsers geëvacueerd naar een kamp in Neurenberg, maar een aantal van 70 zwaargewonden, waaronder Lieutenant Colonel John Waters en Captain Abe Baum, was achtergelaten. De duitsers ging ervan uit dat Stiller de raid had geleid. Zij hadden daardoor weinig aandacht voor Baum en kwamen er ook niet achter dat hij Joods was. Waters werd na de bevrijding direct per vliegtuig geëvacueerd, terwijl de andere gevangenen nog drie dagen in het kamp moesten wachten op evacuatie.
Van Task Force Baum is zeker dat negen militairen omkwamen in de strijd, 16 raakten vermist en zijn waarschijnlijk ook gesneuveld. De overige deelnemende manschappen (uitgezonderd Graham die er alsnog in slaagde zich bij zijn eenheid te voegen), waaronder 32 gewonden, werden allen krijgsgevangen genomen door de Duitsers. De Task Force had tijdens de raid wel een aantal treinen, 3 stuks mobiel geschut en 7 vrachtwagens vernietigd. Volgens een rapport van Oberst Richard Hoppe, leider van het garnizoen in Hammelburg, waren er aan Duitse zijde vier militairen gesneuveld en acht gewonden gvallen. Hoe veel krijgsgevangenen er tijdens de raid zijn omgekomen is nooit duidelijk geworden. Het moeten er echter minstens tien zijn geweest.
Na de oorlog hebben deskundigen betoogd dat de eenheid te klein in getal en te licht uitgerust was voor de taak waarvoor zij werd gesteld. George Patton zei hier zelf op 30 maart 1945 over: "Ik dacht door het sturen van een kleine aanvalsmacht, de vijand te verwarren over het daadwerkelijke doel." Dit bleek in de praktijk niet zo te zijn. Patton beweerde later ook dat de missie als primair doel had om de vijand te misleiden over het volgende aanvalsdoel van het 3rd Army en dat zij als zodanig geslaagd was. Het bevrijden van gevangenen zou volgens hem slechts als secundair doel aan de operatie zijn toegevoegd. Dit is echter volledig in tegenspraak met zijn eerdere uitspraken en waarschijnlijk gebruikte hij deze redenering alleen maar als uitvlucht om de zware verliezen goed te praten. Ook het feit dat hij Major Stiller aan de Task Force toevoegde, met als specifieke taak de opsporing van zijn schoonzoon, is in strijd met deze bewering.
In bepaalde bronnen wordt wel gesteld dat door de aanval van Task Force Baum de Duitse verdediging ontregeld raakte en dat hierdoor later de geallieerden grote vooruitgang konden boeken. Dit is echter een twijfelachtige redenatie. In maart 1945 waren de Duitse legers zo goed als verslagen en het was duidelijk dat de oorlog nog hoogstens enkele maanden zou duren. Of de Task Force de latere geallieerde opmars heeft bevorderd door het toebrengen van verliezen aan het Duitse 7. Armee is niet na te gaan, maar kan niet worden uitgesloten. Later gaf Patton een andere lezing over de operatie. Hij beweerde dat de krijgsgevangenen bevrijd moesten worden, omdat de Duitsers hen anders zouden doden. Ook dit is twijfelachtig: de nazi-autoriteiten hebben nooit bevelen geven om Amerikaanse krijgsgevangenen te doden en daarmee te voorkomen dat ze bevrijd zouden worden. Om te voorkomen dat krijgsgevangenen door de geallieerden bevrijd werden, luidde het bevel van de Duitse legerleiding dat krijgsgevangenenkampen geëvacueerd moesten worden bij nadering van de geallieerden.
De operatie werd later genoemd als een voorbeeld van nepotisme. Alleen de bevrijding van John Waters, de schoonzoon van, was het doel. Dwight Eisenhower, de opperbevelhebber van de geallieerde grondstrijdkrachten, berispte Patton om zijn opdracht voor de raid op Hammelburg en verweet hem dat hij manschappen had opgeofferd om persoonlijke belangen te dienen. Dit kwam de toch al geschade relatie tussen de twee legerleiders niet ten goede. Patton en Eisenhower waren vroeger goede vrienden geweest. Hun relatie was echter bekoeld, onder meer omdat Patton het niet had kunnen verkroppen dat de Britse Field Marshal Bernard Montgomery in september 1944 de beschikking had gekregen over bijna alle beschikbare voorraden voor zijn operatie Market Garden, waardoor Patton's 3rd Army genoodzaakt was geweest om gedurende een maand al zijn offensieve operaties sterk te verminderen. Volgens Patton - en hij was hierin overigens niet de enige - was hierdoor een grote kans verloren gegaan om de oorlog eerder te beëindigen. Dit werd na de oorlog overigens ook bevestigd door een aantal Duitse generaals die zeiden dat als Patton in september 1944 had kunnen aanvallen, hij een grote kans had gehad de Duitse legers te overrompelen. Het aanmatigende gedrag van Montgomery en het feit dat Eisenhower hier niet tegen optrad, ergerde Patton sowieso. Patton sprak over Eisenhower smalend als "the best General the British Have".
De mislukking van de raid op Hammelburg werd snel overstemd door het nieuws van het overlijden van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt op 12 april 1945. Ook het einde van de oorlog in mei 1945 en het feit dat alle informatie betreffende de raid op Hammelburg werd geclassificeerd als geheim, zorgde ervoor dat het lang duurde voordat er uitgebreide informatie over de operatie naar buiten kwam. Pas in de jaren 80 werd er voor het eerst over gepubliceerd.
Abraham Baum overleed op 3 maart 2013. Hem valt niets te verwijten. Hij werd voor een bijna onuitvoerbare opdracht gesteld en hij probeerde hier het beste van te maken. Later zei hij hier zelf over: "Ik was verrast toen Patton mij persoonlijk zijn bevel gaf voor de raid op Hammelburg. Ik dacht ‘wat in hemelsnaam doe ik hier?’" Baum werd voor zijn deelname aan de missie onderscheiden met een Distinguished Service Cross. Ook werd hij gepromoveerd tot Major. Ook zijn tegenstrever Hauptmann Walter Eggemann werd gepromoveerd, vanwege zijn verdiensten bij de vernietiging van de Task Force. Hij werd tevens voorgedragen voor het Eichenlaub bij zijn Ritterkreuz, welke onderscheiding niet meer werd toegekend, omdat de oorlog toen was geëindigd. De raid was van te voren eigenlijk al tot mislukken gedoemd . Geen enkele officier zou succes hebben gehad. De voorbereiding was gebrekkig en de strijdmacht te beperkt. Bovendien moest zij het stellen zonder de beloofde luchtsteun.