Inleiding
Het gebrek aan effectiviteit van antitankwapens als de Panzerbuchse 38/39 (PzB 38 en PzB 39) tegenover nieuwe Sovjettanks, zoals de T-34 tank, aan het oostfront, bracht de Duitsers er in 1942 toe om aan de ontwikkeling te beginnen van nieuwe antitankwapens voor gebruik door infanterie eenheden aan het front. Er werden vele proeven gedaan en uiteindelijk zouden twee wapens gebruikt worden, de Panzerfaust en de Panzerschreck.
De ontwikkeling van de Panzerfaust, begon bij het Duitse HASAG in Leipzig door Dr. Langweiler, met de zogenaamde Faustpatrone. Hiertoe werden de basisprincipes van een terugstootloos kanon en een raket met elkaar gecombineerd. Het bestond uit een simpele holle buis, waarin een kleine explosieve lading was aangebracht en waarop een granaat met een holle lading werd gemonteerd. Door het tegengestelde effect van de naar achteren wegschietende explosiegassen, werd de granaat voorwaarts weggeschoten.
Het systeem bleek een succes en al snel werd de eerste versie geproduceerd.
Het eerste wapen dat op deze systematiek werd geproduceerd, was de "Panzerfaust 30 klein", ook wel "Panzerfaust I" of "Faustpatrone klein, 30m" genaamd. Het wapen had een gewicht van 3,2 kg en een lengte van 98,50 cm. De granaat zelf had een lengte van 36 cm en een wapenkop met een diameter van 10 cm. De metalen buis had een lengte van 80 cm en een doorsnede van 3,3 cm. Aan de granaat zelf was een houden stang bevestigd met opvouwbare, metalen stabilisatievinnen. De granaat kon met 28 m/s, over een afstand van 30 m, pantserstaal doorboren met een dikte van 140 mm.
Er werden 20000 exemplaren besteld en de eerste 500 werden door HASAG geleverd in augustus 1943 en het wapen werd tot in 1945 gefabriceerd.
De "Faustpatrone klein" had echter twee belangrijke problemen. Ten eerste bezat het geen richttoestel en ten tweede kaatste het, door de vorm van de granaat, vaak af tegen het schuine pantser van tanks zoals de T-34. Hierdoor was men ten tijde van de levering van de eerste exemplaren al begonnen met de ontwikkeling van de opvolger. Met totaal gewicht van 5,1 kg en een lengte van 104,50 cm was het nieuwe wapen wat forser dan haar voorganger. De vuurbuis kreeg een diameter van 4,4 cm en schoot een granaat af met een lengte van 49,50 cm met 30 m/s. Augustus 1943 kon de productie van de nieuwe variant beginnen en er werden meteen 50.000 exemplaren besteld.
Het nieuwe wapen was nadrukkelijk aangepast ten opzichte van de negatieve aspecten van haar voorganger. Er was een richttoestel aangebracht en de granaat had een andere vorm gekregen, waardoor afketsen voordat de explosie plaatsvond werd tegengegaan. De diameter van de granaat was vergroot naar 14 cm waardoor het contactpunt zelf een grotere diameter kreeg. De nieuwe granaat kon, geschoten vanaf 30 m, een pantser doorboren met een dikte van maximaal 200 mm.
Het wapen werd geproduceerd tot augustus 1944.
De ontwikkeling in oorlogvoering, waarbij het Duitse leger steeds vaker in verdedigende posities werd gedwongen, vroeg al snel om een variant van de Panzerfaust, dat vanaf een grotere afstand effectief kon zijn. Hiertoe werd het explosieve materiaal om de granaat af te schieten, danig vergroot in hoeveelheid. De vuursnelheid ging hiermee naar 45 m/s, waardoor een afstand van 60 m effectief werd. De vuurbuis moest hierdoor wel worden vergroot tot een diameter van 5 cm.
Het richt- en vuursysteem van het wapen werden eveneens verbeterd. Het 6,1 kg wegende wapen kon nu ingesteld worden voor afstanden van 30, 60 of 80 meter. Deze aldus verkregen versie, de Panzerfaust 60, zou de meest gebruikte versie van het wapen worden.
De productie begon in september 1944, waarbij aanvankelijk een hoeveelheid van 400.000 exemplaren per maand zouden moeten worden geproduceerd. Pas in oktober kon de fabriek hieraan voldoen, toen echter de vraag al was opgeschroefd naar 1,5 miljoen exemplaren per maand. Door het inschakelen van meerdere fabrieken kon in december 1944 een productie van bijna 1,3 miljoen Panzerfausten per maand worden bereikt.
Het succes van de Panzerfaust 60 betekende echter geenszins dat de ontwikkeling van het wapen niet voortging. Door vergroting van de diameter van de vuurbuis tot 6 cm verkreeg men een krachtiger wapen dat met een tweetrapsontsteking een granaat over een afstand van 100 m met een snelheid van 60 m/s kon afvuren. Aangenomen wordt dat de lengte van het wapen gelijk bleef alhoewel sommige bronnen vermelden dat deze werd vergroot tot 115 cm. Een belangrijkste verschil tussen de Panzerfaust 60 en de Panzerfaust 100 zat echter in de explosieve lading. Om de 60 op scherp te zetten, moest de bediener de kop afnemen en een explosieve Zündladung 34 plaatsen. De 100 werd al op scherp vanuit de fabriek afgeleverd.
Het nieuwe wapen woog 6,8 kg en kon worden ingesteld voor afstanden van 50, 100 en 150 m. De productie begon in november 1944, maar haalde nooit aanzienlijk grote hoeveelheden.
In januari 1945 begon HASAG met een aanzienlijk herontwerp van het wapen. Voor het eerst werd uitgegaan van een herbruikbaar wapen, waar de vorige versies werden weggegooid na gebruik. Het nieuwe wapen kon zeker 10 keer worden hergebruikt. Met een lengte van 56 cm, werd eveneens een volkomen nieuw projectiel gebruikt, waarmee pantserstaal van grotere dikten dan 200 mm kon worden doorboord. Het wapen kon met een snelheid van 85 m/s worden afgeschoten over een effectieve afstand van 150 m. Pas in maart 1945 kon worden gestart met de productie. Alhoewel er aanvankelijk 100.000 werden besteld, hadden nog maar enkele exemplaren de troepen bereikt toen Duitsland moest capituleren.
De laatste werkelijke ontwikkeling in de Panzerfaustfamilie heeft het stadium van productie nooit bereikt omdat het pas in september 1945 in productie zou worden genomen. Door het aanbrengen van explosief materiaal voor de aandrijving in zowel de buis als de granaat, kon een vuursnelheid van 150 m/s worden bereikt.
Naast deze operationele versies zijn er in de loop der oorlogsjaren diverse ontwikkelingen getest, zonder dat deze daadwerkelijk operationeel zijn ingevoerd. Hierbij werd vooral getracht om de steeds dikker wordende bepantsering van vooral de Sovjettanks het hoofd te kunnen bieden. Daarnaast werd getracht een werkelijk raketwapen te ontwikkelen en werd getracht de Panzerfaust geschikt te maken voor gebruik op voertuigen en vliegtuigen. Geen van deze wapens is echter verder gekomen dan het stadium van experimenteren.
Op de stalen afvuurbuis, bevond zich een eenvoudig richt en vuur mechanisme. De granaat bestond uit een kop van dunwandig staal en een houten staart met daaraan de uitklapbare vinnen. De afvuurlading zat in een papieren huls in de afvuurbuis, achter de granaat en onder het afvuurmechanisme. Het voorste vizier werd gevormd door een pin op de granaat. Om te kunnen vuren diende een veiligheidspen te worden verwijderd waardoor de trekker vrijkwam en het achterste vizier omhoog werd geklapt. Dit vizier had bij de latere modellen verschillende indicaties voor afstanden. De Panzerfaust werd nu onder de arm geslagen en op het doel gericht. Vuren gebeurde door de trekker naar beneden te drukken, waardoor het slaghoedje door een slagpin tot ontploffing werd gebracht. Het was aldus een simpel te bedienen wapen, dat zeker niet ongevaarlijk was in het gebruik. Met name de steekvlam die naar achter toe werd uitgeworpen, kon tot de nodige slachtoffers leiden.
De Panzerfaust heeft haar effectiviteit tijdens de oorlog voldoende bewezen. In handen van een kundig en vastberaden soldaat was het een geducht wapen. Met name het aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in het leven geroepen Duitse volksleger, de Volkssturm, kreeg grote hoeveelheden van dit wapen toebedeeld.
Type: |
30k
|
30
|
60
|
100
|
150
|
Totale lengte [cm]: |
98,50
|
104,50
|
104,50
|
115?
|
800
|
Totaal gewicht [kg]: |
3,2
|
5,1
|
6,1
|
6,8
|
6,7
|
Lengte granaat [mm]: |
360
|
495
|
495
|
495
|
560
|
Diameter granaat [mm]: |
100
|
140
|
150
|
150
|
150
|
Mondingssnelheid [m/s]: |
28
|
30
|
45
|
60
|
81
|
Effectieve bereik [m]: |
30
|
30
|
60
|
100
|
150
|
Maximale penetratie [mm]: |
140
|
200
|
200
|
200
|
+200
|