Twaalf jaar lang, van 1933 tot 1945, was hij president van de Verenigde Staten, de tweeëndertigste en langstzittende Amerikaanse president in de geschiedenis. Bij zijn aantreden verkeerde de natie in grote economische malaise. De toekomst zag er voor miljoenen Amerikanen tijdens de Grote Depressie niet rooskleurig uit. Velen leefden onder het bestaansminimum nadat ze hun werk verloren hadden. Franklin Delano Roosevelt (kortweg: FDR) bracht hen nieuwe hoop. De charmante en sociaal bevlogen president, die zelf afkomstig was uit een elitair milieu, wilde het leven van de gewone Amerikanen weer draaglijk maken. Daartoe waren naar zijn mening revolutionaire maatregelen noodzakelijk. Hij wilde meer zijn dan enkel een afstandelijke bestuurder. "Het presidentschap is geen administratieve functie", zo verklaarde hij kort na zijn ambtsaanvaarding. "Het is een plaats van waaruit moreel leiderschap uitgeoefend wordt."
President Roosevelt kreeg ook te maken met een nieuwe wereldoorlog. De Verenigde Staten waren tijdens de Eerste Wereldoorlog de westelijke geallieerden in 1917 te hulp geschoten, maar toen Roosevelt aantrad, heerste er in het land een isolationistische stemming. Weinig Amerikanen waren bereid hun zoons opnieuw op te offeren voor vrede in Europa. De president weigerde echter, ondanks stevige tegenwerking in het Congres, met lede ogen toe te zien hoe bevriende democratieën in Europa onder de voeten gelopen werden door nazi-Duitsland. Door middel van wapenleveranties aan de geallieerde strijdmachten steunde hij de geallieerde zaak. Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 ging de VS ook zelf deelnemen aan de oorlog. Na de Verenigde Staten door de Grote Depressie geloodst te hebben, stond FDR vanaf 1941 aan het roer van een wereldmacht in oorlog.
Omringd door bos en vlakbij de oostelijke oever van de Hudson in de staat New York bevindt zich het landgoed Springwood. Het ruim drie vierkante kilometer grote terrein is gelegen in het stadje Hyde Park, dat ongeveer 130 kilometer ten noorden van de metropool New York gelegen is in de Hudsonvallei. Springwood was de centrale plek in het leven van Franklin Roosevelt. Behalve zijn geboorteplaats was het ook de plek waar hij een groot deel van zijn leven woonde en de locatie van zijn laatste rustplaats. Zijn vader, James Roosevelt (1828-1900), kocht het landgoed in 1866. Met zijn vrouw, Sara Ann Delano (1854-1941), betrok hij het 15 kamers tellende en in Italianiserende stijl opgetrokken landhuis. Tijdens het presidentschap van zijn zoon zou het gebouw, dat meermaals gerenoveerd en uitgebreid werd, bekend staan als "The Summer White House".
In Springwood leefde de familie Roosevelt een leven dat vergelijkbaar was met dat van de Britse aristocratie. James Roosevelt bracht veel tijd door in de paardenstallen en de renbaan op zijn landgoed. Gedurende zijn werkzame leven was hij zakenman en voorzitter van de Delaware & Hudson Railroad, een particuliere spoorwegonderneming die een spoorwegnetwerk beheerde dat New York verbond met Montreal en Québec in Canada. Daarnaast was hij de eigenaar van flink wat grond in Manhattan. Franklin Delano Roosevelt, geboren op 30 januari 1882 in Hyde Park, was het enige kind van hem en zijn veel jongere vrouw Sara. Uit een eerder huwelijk had hij een zoon James, geboren in 1854, wiens kinderen ongeveer dezelfde leeftijd hadden als Franklin.
De geschiedenis van de familie Roosevelt in de Verenigde Staten begon in Manhattan. In de 17e eeuw vestigde de Zeeuw Claes Maartenszen van ’t Rosenvelt zich hier in wat toen nog de Nederlandse nederzetting Nieuw Amsterdam was. Zijn zoon, Nicolas, liet het patroniem Maartenszen vallen en nam de naam Rosenvelt aan die later verengelst werd tot Roosevelt. Via de twee zonen van Nicolas, Jacobus en Johannes, splitste de familie zich in twee hoofdtakken, die vernoemd werden naar de vestigingsplek van de families: de Hyde Park-tak (Jacobus) en de Oyster Bay-tak (Johannes). Niet alleen de Hyde Park-tak, maar ook de Oyster Bay-tak bracht een president voort, namelijk Theodore Roosevelt, de 26e president van de Verenigde Staten die van 1901 tot 1909 in het Witte Huis zetelde. Zowel Theodore als Franklin behoorde tot de achtste generatie van Roosevelts in de Verenigde Staten.
Het was dus in de welvarende omgeving van Hyde Park waar de fundamenten gelegd werden van de opmars van Franklin Roosevelt, in de voetsporen van zijn verre familielid. De jonge Franklin genoot hier een zeer beschermde opvoeding onder de hoede van zijn liefhebbende, maar overheersende moeder. Sara Roosevelt zou tot haar dood in 1941 een grote rol blijven spelen in het leven van haar zoon. Zijn ouderlijk huis Springwood, waar Sara tot haar dood de scepter zwaaide, bleef levenslang een vertrouwde haven voor Franklin. Zelfs toen hij president was, gaf zijn moeder hem nog financiële steun (het hoge ambt verdiende toen nog niet zoveel als tegenwoordig). Het was ook hier waar hij tot zijn veertiende levensjaar thuisonderwijs kreeg van verschillende gouvernantes. In zijn vrije tijd hield hij zich onder meer bezig met vogels spotten en postzegels verzamelen. Die laatste hobby zou hij ook tijdens zijn volwassen leven en het presidentschap voortzetten.
Op veertienjarige leeftijd verliet Franklin de beschermde omgeving van het familielandgoed om vier jaar onderwijs te volgen aan de episcopale school in Groton, Massachusetts. Na al die jaren thuisonderwijs genoten te hebben was de overstap naar de elitaire kostschool een grote overgang voor de jonge Roosevelt. Het sociale contact met zijn medeleerlingen kostte hem moeite en hij was aanvankelijk een buitenbeentje. Hij was geen slechte leerling, maar blonk ook niet uit. Zijn schoolresultaten waren desondanks voldoende om in 1900 de overstap te maken naar Harvard College, een onderdeel van Harvard University speciaal voor bachelorstudenten. Ook daar profileerde hij zich niet als een intellectueel hoogvlieger. Evenmin was hij een verdienstelijk sportman: hij werd uit het football-team van de universiteit gezet omdat hij niet atletisch genoeg was. Sociaal gezien ging het Roosevelt beter af. Hij was lid van verscheidene studentenclubs, hoewel hij tot zijn teleurstelling niet toegelaten werd tot de meest prestigieuze Porcellian Club, waartoe zijn oom Theodore wel behoord had. Ook leverde Roosevelt als verslaggever bijdragen aan The Harvard Crimson en werd hij later hoofdredacteur van deze universiteitskrant.
In 1903 studeerde Roosevelt af aan Harvard met een bachelorgraad in geschiedenis. Zijn vader maakte dit belangrijke moment in het leven van zijn zoon niet mee, want hij was in 1900 overleden. In het jaar voor zijn afstuderen had Roosevelt echter wel zijn toekomstige vrouw ontmoet, de twee jaar jongere Anna Eleanor Roosevelt. Het wat onzekere en extraverte meisje was een ver familielid, een nichtje van Theodore Roosevelt, die sinds 1901 president was. Ze was goed opgeleid, bereisd en bovendien van respectabele afkomst, dus een goede huwelijkspartner voor de Harvardstudent. Het stel trad op 17 maart 1905 in het huwelijk. Omdat haar ouders niet meer leefden gaf niemand minder dan haar oom de president haar weg tijdens de huwelijksplechtigheid. Theodore Roosevelt maakte een blijvende indruk op Franklin. Hij zou hem later "the greatest man I knew" noemen. Hoewel zijn verre familielid behoorde tot de Republikeinse partij en Franklin zelf tot de Democratische partij toetrad, was de 26e president een rolmodel voor hem.
Er ging nog heel wat tijd voorbij voordat Franklin hetzelfde ambt als dat van de oom van zijn echtgenote zou bekleden. In zijn jongere jaren had hij een politieke carrière nooit geambieerd. Eigenlijk had hij in dienst willen treden van de marine. Zijn beschermende ouders staken daar echter een stokje voor, omdat ze hun enige kind liever niet te lang of te ver van huis wilden hebben. Zijn vader wilde dat Franklin net als hij in de zakenwereld zou gaan werken. Na Harvard studeerde hij vanaf 1904 verder aan de Columbia Law School in New York, waar hij zijn opleiding niet afmaakte. In 2008 zouden hem en Theodore Roosevelt, die zijn opleiding hier eveneens niet helemaal afrondde, overigens alsnog postuum een doctorsgraad in de rechten door deze universiteit worden verleend. Omdat Franklin in 1907 wel met succes zijn zogenoemde bar-examen van de staat New York aflegde, mocht hij als jurist actief zijn. Hij werd aangenomen bij het prestigieuze advocatenkantoor Carter, Ledyard & Milburn op Wallstreet. Al snel was het hem echter duidelijk dat een carrière in de advocatuur niet zijn passie was.
Geïnspireerd door oom Theodore koos Roosevelt voor een carrière in de politiek. In 1910 deed hij voor de Democraten mee aan de verkiezingen voor de senaat van de staat New York. Na een actieve campagne, gefinancierd door zijn moeder, werd hij in de senaat verkozen tot vertegenwoordiger van de counties Dutchess, Columbia en Putnam. In de senaat voerde hij succesvolle oppositie tegen de zogenaamde Tammany Hall, een machtige factie binnen het Democratische partijapparaat in de staat New York, die minder hervormingsgezind was dan hijzelf en waarbinnen corruptie geen uitzondering was. Het lukte Roosevelt in 1911 om de benoeming in de Amerikaanse federale senaat van de kandidaat van Tammany Hall te blokkeren. In deze tijd leerde hij ook de voormalig politiek journalist Louis McHenry Howe kennen, die de daaropvolgende jaren een onmisbare rol zou spelen in zijn politieke carrière. De slonzig geklede en onverzorgde Howe leek in niets op de charmante, vitale dandy die Roosevelt was, maar als zijn spindoctor bracht hij de politicus naar grote hoogten. Al vanaf het begin zou Howe in Roosevelt de toekomstige president van de Verenigde Staten hebben gezien.
In 1912 werd Roosevelt herkozen in de senaat van New York. Datzelfde jaar steunde hij de campagne van Woodrow Wilson, de Democratische presidentskandidaat. Wilson won met 42% van de stemmen en benoemde de eenendertigjarige Roosevelt, als beloning voor zijn steun, in maart 1913 tot onderminister van Marine, een functie die Theodore Roosevelt eveneens bekleed had voorafgaand aan zijn presidentschap. Terwijl hij in het centrum van de macht verkeerde, deed Roosevelt belangrijke politieke contacten op in Washington. Hij en zijn vrouw waren graag geziene gasten binnen de hogere kringen van de hoofdstad. Roosevelt was ook populair binnen de marine. Al sinds zijn jeugd een liefhebber van zeilen, scheepvaart en de marine, toonde hij zich geïnteresseerd in het wel en wee van de marinemensen. Hij was een groot pleitbezorger van een slagvaardige marine en ging vaak in tegen de opdrachten van zijn chef, minister Josephus Daniels, die een meer pacifistische koers voer, maar desondanks Roosevelts eigengereidheid accepteerde. Daniels zou tijdens het presidentschap van zijn vroegere ondergeschikte benoemd worden tot ambassadeur in Mexico.
Gedurende de presidentsverkiezingen van 1916 steunde Roosevelt opnieuw de zittende president, die herkozen werd met een zeer krappe meerderheid. Ondanks dat Wilson tijdens zijn eerste termijn Amerika buiten de Eerste Wereldoorlog had weten te houden, verklaarde hij op 2 april 1917 Duitsland de oorlog. De Amerikaanse troepen gaven aan het front in Europa al snel de doorslag voor de geallieerden. In juli 1918 bracht Roosevelt een bezoek aan het front in Frankrijk. In Groot-Brittannië maakte hij in diezelfde tijd oppervlakkig kennis met Winston Churchill, die toen minister van Munitie was en tijdens de volgende wereldoorlog als premier een belangrijke bondgenoot zou vinden in Roosevelt. Ook sprak Roosevelt met de Britse koning en marineleiding over de deelname van de Amerikaanse marine aan de oorlog. Aan het thuisfront maakte ook Eleanor zich nuttig. Ze werd actief voor het Rode Kruis en bezocht legerhospitalen. Tijdens de griepepidemie van 1918 verzorgde ze als vrijwilligster zieken in Washington.
Het echtpaar Roosevelt kreeg zes kinderen. In 1906 was hun eerste en enige dochter Anna geboren, het volgende jaar gevold door hun eerste zoon James. De geboorte van Franklin jr. vond plaats in 1909; hij stierf acht maanden later. 1910, 1914 en 1916 waren achtereenvolgens de geboortejaren van Elliott, Franklin jr. en John. Het huwelijk van het kinderrijke echtpaar werd in 1918 zwaar op de proef gesteld, toen Eleanor de geheime affaire van haar man met haar particulier secretaresse Lucy Mercer Rutherford ontdekte. Dat gebeurde nadat Franklin in september was teruggekeerd uit Europa en hij herstelde van een longontsteking die hij daar opgelopen had. In zijn koffer ontdekte Eleanor liefdesbrieven van Lucy. De bedrogen echtgenote was diep gekwetst en stelde een scheiding voor. Franklin, maar ook zijn moeder, vreesde dat dit het einde kon betekenen van zijn politieke carrière en beloofde Eleanor dat hij Lucy nooit meer zou zien. Het huwelijk hield stand, maar sprake van intimiteit zou er niet meer zijn. Veel meer dan als een echtpaar gingen Eleanor en Franklin voortaan door het leven als politiek tweespan. Zijn belofte aan zijn vrouw zou Franklin breken, want in het geheim bleef hij contact houden met zijn minnares. Het vermoeden bestaat dat hij daarnaast ook andere buitenechtelijke relaties had.
Niet lang na de huwelijkscrisis vertrok Roosevelt, vergezeld door zijn vrouw, opnieuw naar Europa. Daar was door Duitsland op 11 november 1918 de capitulatie ondertekend waarmee er een einde gekomen was aan de Grote Oorlog. Terwijl Roosevelt toezag op de demobilisatie van de Amerikaanse marine stak zijn echtgenote gewonde Amerikaanse militairen in legerhospitalen een hart onder de riem. In februari kwam er aan hun rondreis langs de voormalige slagvelden en hun bezoek aan Londen een einde. Het echtpaar keerde terug naar de Verenigde Staten aan boord van de SS George Washington, samen met president Wilson. Wilson en Roosevelt waren warme pleitbezorgers van de Volkenbond, de supranationale organisatie die een einde moest maken aan alle toekomstige oorlogen. De president faalde er tot zijn teleurstelling in om de twee derde meerderheid in de senaat te behalen die vereist was voor de toetreding van de VS tot de Volkenbond. De daaropvolgende periode, tot de Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941, voer Amerika een isolationistische koers; het land hield zich zoveel mogelijk afzijdig van de wereldpolitiek.
Al in 1914 had Roosevelt tevergeefs geprobeerd verkozen te worden tot senator in het Congres in Washington voor de staat New York. In plaats van voor hem werd er tijdens de Democratische voorverkiezing gekozen voor een kandidaat die gesteund werd door Tammany Hall. Gedurende zijn functioneren als onderminister in Washington legde hij de nodige contacten binnen het Witte Huis. Dat gaf hem meer kansen op een hogere functie. In 1920 verliet hij het ministerie van Marine en was hij de running mate van de Democratische kandidaat James Cox tijdens de presidentsverkiezing van 1920. Toetreding tot de Volkenbond was een belangrijk verkiezingsthema voor de Democraten. Het Amerikaanse volk snakte na afloop van de oorlog echter naar een terugkeer naar normale omstandigheden en voelde niets voor meer Amerikaanse bemoeienis met het buitenland. Dat de sociaal bevlogen Eleanor zich op aanraden van spindoctor Howe in de campagne mengde, mocht niet baten. De Democraten leden een forse nederlaag: de Republikeinse presidentskandidaat Warren Harding won met 61% van de stemmen.
Na voor de tweede keer een belangrijke positie misgelopen te zijn, stapte Roosevelt noodgedwongen uit de politiek en keerde hij terug in de New Yorkse zakenwereld. Hij ging werken als vicepresident van de vestiging in Wall Street van de Fidelity & Deposit Company of Maryland. Daarnaast werkte hij als juridisch adviseur. Om bij te komen van de drukte van Wall Street genoot Roosevelt met zijn gezin in de zomer van 1921 van een vakantie op Campobello Island, een Canadees eiland vlakbij de kust van Amerika’s meest noordoostelijke staat Maine. Op het natuurrijke eiland, dat sinds het einde van de 19e eeuw een populair vakantieadres was voor welvarende Canadezen en Amerikanen, bevond zich het zomerhuis van de Roosevelts, waar Franklin als kind al met zijn ouders vakantie doorbracht. In die tijd deed hij zijn voorliefde op voor zeilen en zwemmen.
Roosevelts verblijf op Campobello Island kende die zomer van 1921 een dramatische afloop. Na op 10 augustus teruggekeerd te zijn van een zeiltripje voelde hij zich niet lekker, waardoor hij besloot in bed uit te rusten. Zijn toestand verslechterde: hij kreeg hoge koorts en had erge pijn in zijn onderrug en benen. Nadat hij binnen enkele dagen beide benen niet meer kon bewegen en verlamd was vanaf zijn middel, werd twee weken later de diagnose kinderverlamming (polio) gesteld. Tegenwoordig wordt aangenomen dat het Syndroom van Guillain-Barré de werkelijke veroorzaker was van de verlamming van de toen negenendertigjarige Roosevelt, een vrij zeldzame spierziekte die plotseling kan optreden en tot verlamming kan leiden. Een periode van zeven jaar revalidatie lag in het verschiet, maar zelfstandig lopen zou Roosevelt nooit meer. Vanwege de angst om niet snel genoeg te kunnen vluchten, zou hij vervolgens levenslang angst hebben voor brand.
Met hydrotherapie probeerde Roosevelt zijn toestand te verbeteren. Vanaf 1924 was hij een frequent bezoeker van het kuuroord Warm Springs in het westen van Georgia, waar de natuurlijke warme bronnen een heilzame werking zouden hebben op poliopatiënten. In 1926 kocht hij het verwaarloosde kuurhotel dat hij omvormde in een hydrotherapiecentrum voor poliopatiënten, het tegenwoordige Roosevelt Warm Springs Institute for Rehabilitation. Hij stelde het centrum open voor andere patiënten, waaronder veel kinderen. In 1932 zou hij in het kuuroord een cottage laten bouwen, dat voor hem tijdens zijn presidentschap een vertrouwd toevluchtsoord zou worden, waardoor het ook wel bekend stond als "Little White House". Hij zou er in 1945 overlijden. Door de bewoners van Warm Springs werd Mr. Roosevelt, zoals hij genoemd werd voordat hij verkozen werd tot president, op handen gedragen. De opening van zijn instituut zorgde voor een opleving van hun stadje. De inwoners waren blij met de persoonlijke aandacht die Roosevelt had voor hen en voor de armoede en het slechte onderwijs waarmee ze kampten. Zelf genoot hij volop van het contact met de gewone bevolking en de kinderen in zijn gezondheidsinstituut. In Warm Springs verkeerde hij voor het eerst langdurig buiten elitaire kringen.
Hydrotherapie bracht Roosevelt geen genezing, maar zorgde er wel voor dat hij zich fitter voelde. Met behulp van metalen beugels om zijn benen leerde hij staan en kon hij ook kleine stukjes lopen, meestal gesteund door één van zijn zoons of een medewerker of met behulp van een wandelstok. Ondanks zijn beperking bleef autorijden een favoriete bezigheid van Roosevelt, ook tijdens zijn presidentschap, toen de snelheidsduivel het de Secret Service moeilijk maakte hem tijdens zijn autoritjes op plattelandsweggetjes bij te houden. De auto’s waarin hij reed, waren speciaal voor hem aangepast. Een rolstoel gebruikte hij ook, maar publiekelijk liet hij zich daarin niet zien. Hij wilde niet bekend staan als hulpbehoevend en zou ook tijdens zijn presidentschap vrijwel nooit spreken over zijn verlamming. Zijn relatie met de binnenlandse pers was zo goed dat journalisten zijn zwijgzaamheid over zijn handicap respecteerden. Amerikaanse journalisten schreven niet over zijn aandoening en ook op foto’s of videobeelden werd zijn handicap evenmin aan het Amerikaanse publiek getoond. Er bestaan voor zover bekend slechts twee foto’s van hem in een rolstoel. Zo kon het zijn dat veel Amerikanen nauwelijks op de hoogte waren van de handicap van hun president.
Terwijl haar man hard aan zijn herstel werkte, nam Eleanor de honneurs voor hem waar. Louis Howe had haar aangeraden om haar gezicht zo vaak mogelijk te laten zien, onder meer binnen de Democratische vrouwenbeweging, om te voorkomen dat de naam Roosevelt in de vergetelheid zou raken. Met Howe’s hulp leerde ze speechen en ontwikkelde de eens zo schuchtere vrouw zich tot een gewaardeerde persoonlijkheid binnen de Democratische partij. Franklin zelf keerde nog tijdens zijn herstelperiode terug in de New Yorkse zakenwereld en startte in 1924 een nieuw juridisch bureau, samen met zakenpartner Basil O'Connor.
Datzelfde jaar verscheen hij ook weer voor het eerst sinds zijn ziekte op het politieke toneel. Tijdens de Democratische conventie in Madison Square Garden in New York hield hij een speech, waarbij hij steunde op het sprekersgestoelte om niet om te vallen. De enthousiast ontvangen toespraak, waarin hij de presidentskandidatuur steunde van Alfred E. Smith, de gouverneur van de staat New York, kwam bekend te staan als de "Happy Warrior Speech", omdat Roosevelt de presidentskandidaat aanduidde als "the Happy Warrior of the political battlefield", een verwijzing naar een gedicht van de Brit William Wordsworth uit 1806. Ondanks de steun van Roosevelt verloor Smith in 1924 de Democratische nominatie voor het presidentschap aan de onbekende senator John W. Davis, die op zijn beurt tijdens de presidentsverkiezingen verpletterend werd verslagen door de Republikein Calvin Coolidge. Overigens had Roosevelt zijn kritiek op Tammany Hall inmiddels verzacht: Smith had met deze groep namelijk nauwe banden.
Hernieuwde steun van de Roosevelt bracht Smith ook vier jaar later niet in het Witte Huis. Weliswaar verkreeg Smith nu wel de Democratische nominatie, maar op 6 november 1928 won de Republikein Herbert Hoover met nooit eerder vertoonde cijfers de verkiezingen. Hij kreeg ruim 21 miljoen stemmen en 444 kiesmannen versus ruim 15 miljoen stemmen en 87 kiesmannen voor Smith. Meer succes had Roosevelt dat jaar zelf bij de gouverneursverkiezingen voor de staat New York. Na door de Democratische partij van de staat New York en op voorspraak van Smith voorgedragen te zijn als gouverneurskandidaat won hij met een minimale meerderheid van 0,6% de verkiezingen van zijn Republikeinse tegenstander Albert Ottinger. Op nieuwjaarsdag 1929 namen de Roosevelts hun intrek in de gouverneurswoning in staatshoofdstad Albany, ruim 200 kilometer ten noorden van de stad New York. Gedurende twee termijnen van twee jaar zou Franklin het gouverneurschap bekleden, tijdens de verkiezingen voor zijn tweede termijn wel gesteund door een overtuigende meerderheid van kiezers.
Het gouverneurschap vormde voor Roosevelt een belangrijke leerschool voor het presidentschap. Gedurende zijn eerste termijn crashte op 24 oktober 1929 de Amerikaanse aandelenbeurs, een dag die bekend is komen te staan als Zwarte Donderdag. Jarenlange speculatie op de beurs met geleend geld, gestimuleerd door de economische hausse van de jaren twintig, had de koersen tot onhoudbare hoogten gestuwd. De werkelijke economische toestand in de Verenigde Staten stond niet in relatie tot de almaar stijgende aandelenkoersen. Productieoverschotten in de industrie en landbouw, een stijgende werkloosheid en een daling van de woningbouw waren tekenen aan de wand dat de "Roaring Twenties" ten einde waren. De Amerikaanse beurskrach veroorzaakte uiteindelijk een mondiale economische crisis, die de geschiedenisboeken ingegaan is als de Grote Depressie.
De crisis uitte zich in een afname van de industriële productie en een verdere toename van de werkloosheid. Om de gevolgen van de economische malaise voor de inwoners van de staat New York te verzachten, voerde Roosevelt een actief sociaal beleid. Hij voerde een belastingverlaging in voor boeren en maakte elektriciteit goedkoper voor de consument. In zijn tweede termijn richtte hij de Temporary Emergency Relief Administration (TERA) op, onder aanvoering van zijn adviseur Harry Hopkins, die ook tijdens Roosevelts presidentschap zou fungeren als diens belangrijkste raadgever. TERA voorzag 10% van de gezinnen in de staat van steun. Door middel van de bouw van publieke werken zette Roosevelt werklozen weer aan het werk. Eveneens werden door hem wetten ingevoerd op het gebied van pensioen- en werkloosheidsverzekering. Al deze sociale maatregelen vormden de voorbode van de latere zogenoemde New Deal: het sociaaleconomische herstelprogramma dat Roosevelt als president zou lanceren. Te midden van alle crisismaatregelen waren er ook ceremoniële verplichtingen: op 4 februari 1932 opende gouverneur Roosevelt in Lake Placid de derde Olympische Winterspelen.
Na Roosevelts tweede termijn als gouverneur van de staat New York was de economische toestand in de Verenigde Staten verder verslechterd. Waren er in 1930 vier miljoen werklozen, een jaar later was dat aantal verdubbeld. In het daaropvolgende jaar, tijdens de winter van 1932-1933, zou opnieuw een verdubbeling van de werkloosheidcijfers volgen. Omdat Amerikanen massaal probeerden hun spaargeld van de wankele banken te halen, sloten steeds meer banken hun deuren vanwege liquiditeitsproblemen. Alles leek erop dat de Verenigde Staten op de rand van de financiële afgrond wankelden. Het herstel van de economie speelde daarom een belangrijke rol tijdens de presidentscampagne van 1932. De Democratische partij ging met Roosevelt als presidentskandidaat de strijd aan met de zittende Republikeinse president Herbert Hoover. Die werd door veel Amerikanen schuldig geacht aan de crisis. De overal in Amerika ontstane sloppenwijken, waarin honderdduizenden slachtoffers van de crisis onder erbarmelijke omstandigheden leefden, stonden bekend als Hoovervilles. Spannend was de politieke strijd tussen de frisse nieuwkomer Roosevelt en de impopulaire president niet.
Onder aanvoering van mannetjesmaker Louis Howe voerde Roosevelt een energieke campagne. Zijn running mate was John Nance Garner, de voorzitter van het federale Huis van Afgevaardigden. Met de trein en het vliegtuig reisde Roosevelt door het land om zoveel mogelijk kiezers te bereiken. In het bijzonder richtte hij zich op de gewone man, die het meest geraakt was door de crisis. "He’s Ready! Are You?", zo stond gedrukt op zijn verkiezingsposters. Met de kreet "Return the government to the people" presenteerde hij zich als een man van het volk, wat hem ondanks zijn elitaire afkomst goed afging. Met zijn natuurlijke charme, gevoel voor humor en vastberaden uitstraling wist hij veel kiezers in te palmen. Populair was hij in het bijzonder onder minderheden, waaronder Afro-Amerikanen, die hard getroffen waren door de crisis. Van een vastomlijnd politiek programma was echter nog geen sprake. Tijdens de Democratische conventie in Chicago, waar Roosevelt zijn oude rivaal Alfred Smith in de race om de nominatie verslagen had, beloofde hij weliswaar een "new deal for the American people", maar pas tijdens zijn presidentschap zou de New Deal (nu met hoofdletters) tot ontwikkeling komen. Opvallend genoeg stelde Roosevelt zich tijdens de campagne zelfs conservatief op: hij drong aan op bezuinigingen om het overheidstekort te verkleinen.
Roosevelt won op 8 november 1932 de presidentsverkiezing met vlag en wimpel van Hoover. Hij verkreeg 22,8 miljoen stemmen versus 15,7 miljoen voor zijn Republikeinse opponent. Met 472 kiesmannen tegen 59 stond de deur van het Witte Huis wijd open voor de 51-jarige Democraat. Zowel in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden werd hij gesteund door een ruime Democratische meerderheid. Gedurende de vier maanden durende periode tussen zijn verkiezing en inauguratie weigerde Roosevelt om met de gefrustreerde Hoover samen te werken, omdat hij niet bereid was Republikeins beleid te ondersteunen. Gedurende diezelfde zogenoemde "lame duck"-periode overleefde de bijna-president een aanslag tijdens een bezoek aan Miami, Florida, op 15 februari 1933. Terwijl hij zojuist een speech gegeven had, werd er in zijn richting geschoten door de Italiaans-Amerikaanse anarchist Giuseppe Zangara. Roosevelt bleef ongedeerd, vijf anderen raakten gewond. Eén van hen, Anton Cermak, de Democratische burgemeester van Chicago, overleed later aan zijn verwondingen. Mogelijk was Cermak het werkelijke doelwit geweest, vanwege de strenge aanpak van de criminaliteit die hij voorstond in zijn stad.
Op 4 maart 1933 was het dan zo ver. Het zag zwart van de mensen op het terrein voor de oostzijde van het Capitool in Washington DC waar de inauguratie van de nieuwe president zou plaatsvinden. Tien miljoen Amerikanen zaten bij hun radio te wachten op de uitzending van de plechtigheid. Geholpen door zijn zoon daalde Roosevelt voorzichtig de trappen af naar de plek waar hij de eed op de grondwet zou afleggen. Met zijn hand op een in 1686 in Amsterdam gedrukte Bijbel, een gekoesterd familiestuk dat had toebehoord aan zijn voorvader Jacobus Roosevelt, zwoer hij zijn trouw aan de grondwet. De woorden die hij sprak tijdens zijn inauguratietoespraak zouden legendarisch worden. "The only thing we have to fear is fear itself", zo sprak hij het Amerikaanse volk bemoedigend toe. President Roosevelt begon schijnbaar onbevreesd aan zijn presidentschap, vastberaden om de Verenigde Staten uit de crisis te loodsen.
Voor de nieuwe bewoner van het Witte Huis was er geen tijd om zich eerst eens rustig te bezinnen op een aanpak van de crisis. Direct handelen was noodzakelijk, omdat door de sluiting van steeds meer banken een ineenstorting van het complete geldsysteem dreigde. Op het moment dat Roosevelt aantrad waren in 38 staten de banken gesloten. Tijdens zijn inauguratie had hij al aangekondigd dat alle banken voor onbepaalde tijd zouden moeten sluiten, zodat het ministerie van Financiën orde op zaken kon stellen. Deze "Bank Holiday" ging in op 6 maart 1933 en duurde officieel vier dagen. De op 9 maart tijdens een speciale zitting van het Congres in rap tempo tot stand gekomen Emergency Banking Act maakte uitstel van opening mogelijk en gaf de president in crisistijd meer macht over de bankenwereld. Later dat jaar, in juni 1933, werd de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) opgericht, een federale waakhond die door toezicht op banktegoeden een toekomstige bankencrisis moest voorkomen.
Om de Amerikanen weer de zekerheid te geven dat hun geld op de bank in goede handen was, sprak Roosevelt op 12 maart het volk vanuit het Witte Huis toe tijdens zijn eerste "praatje bij de haard", waarvan er gedurende zijn presidentschap nog negenentwintig zouden volgen en die naar schatting door 60% van de bevolking beluisterd werden. "Ik kan u verzekeren dat het veiliger is om uw geld op een heropende bank te zetten dan het onder het matras te bewaren", zo stelde de president het volk gerust. Mede door zijn woorden en door de overheidsgarantie van $2.500,- op spaargeld werd het vertrouwen hersteld en kwam er een einde aan de bankrun. Daarmee was een financiële catastrofe weliswaar voorkomen, maar voor een herstel van de economie en een vermindering van de enorme werkloosheid was veel meer nodig. Sprake van een vastomlijnd herstelprogramma was er niet: de komende jaren zouden verschillende experimentele maatregelen ingevoerd worden die allemaal onderdeel uitmaakten van Roosevelts alomvattende New Deal.
Een lettersoep, zo werden in de media de nieuwe organisaties en wetten genoemd die gezamenlijk de New Deal vormden, vanwege de afkortingen waaronder ze bekend stonden. Gedurende de eerste 100 dagen van zijn presidentschap wist Roosevelt in dit kader veel tot stand te brengen. De in mei opgerichte Federal Emergency Relief Administration (FERA) was mede een voortzetting van het werklozenprogramma van voorganger Hoover (Emergency Relief Administration; ERA) en was geïnspireerd op de Temporary Emergency Relief Administration (TERA) die door Roosevelt in de staat New York was opgezet als steunorganisatie voor werklozen. FERA diende hetzelfde doel en topadviseur Harry Hopkins, die ook TERA had aangevoerd, werd aangewezen als de leider van de organisatie. De oprichting van gaarkeukens voor werklozen en het uitdelen van brood aan gezinnen die getroffen waren door de crisis vormden belangrijke taken van de organisatie. Onderdeel van FERA was de in november ingestelde Civil Works Administration (CWA), die werklozen van tijdelijk werk voorzag, onder andere bij renovatie- en bouwwerkzaamheden aan bruggen, wegen, vliegvelden, scholen, sportvelden.
Een ander onderdeel van de "lettersoep" en Roosevelts favoriete instelling was het in maart opgezette Civilian Conservation Corps (CCC), dat tot 1942 ongeschoolde en werkloze jongemannen van 18 tot 25 jaar tegen betaling van 1 dollar per dag aan het werk zette bij de ontwikkeling en het behoud van nationale parken en reservaten. Een ander werkverschaffingsproject werd ten uitvoer gebracht door de in mei 1933 ingestelde Tennessee Valley Authority (TVA). Het doel was de bouw van 29 stuwdammen voor het opwekken van goedkope energie zodat de economisch sterk achtergebleven Tennesseevallei, die zeven staten omvatte, geïndustrialiseerd werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou de aldus opgewekte stroom van nut zijn bij de fabricage van aluminium, een onmisbaar materiaal voor de vliegtuigindustrie.
Behalve werkverschaffingsprogramma’s werden gedurende de eerste 100 dagen van Roosevelts eerste presidentstermijn ook maatregelen genomen ter ondersteuning van de landbouw en economie. De Agricultural Adjustment Act (AAA) werd in mei door het Congres aangenomen en moest een einde maken aan de landbouwoverschotten die de opbrengstprijzen voor boeren drukten. Landbouwers kregen subsidie voor het aanhouden van braakliggend terrein en werden gebonden aan productiequota. Een controversieel onderdeel van de AAA was de vernietiging van gewassen en vee ter vermindering van het productieoverschot, terwijl veel Amerikanen indertijd honger leden. Ter regulering en hervorming van de economie door de overheid werd in juni de National Industrial Recovery Act (NIRA) aangenomen, waaruit de National Recovery Administration (NRA) en Public Works Administration (PWA) voortkwamen.
Gekenmerkt door een blauwe adelaar was de National Recovery Administration het meest zichtbare onderdeel van Roosevelts New Deal in de Amerikaanse samenleving. Het logo prijkte op posters die hingen in winkeletalages en op verpakkingen van producten. Ook was het bijvoorbeeld te zien voorafgaand aan bioscoopfilms en zelfs tijdens straatparades die ter promotie van het NRA georganiseerd werden. De blauwe adelaar maakte zichtbaar dat de winkelier, producent of filmproducent zich committeerde aan de afspraken die waren vastgelegd in de National Industrial Recovery Act. Onderdeel van deze wet was dat werknemers het recht kregen op collectieve onderhandeling (via vakbonden), minimumloon en maximum werktijden en dat kinderarbeid niet langer toegestaan was. Bedrijven werden gebonden aan regels aangaande eerlijke concurrentie en gewaarborgde prijzen. Al deze maatregelen hadden ten doel om de koopkracht en de werkgelegenheid te vergroten. "Het geheel van deze maatregelen", zo legde Roosevelt zelf uit, "heeft tot doel de industrie een gezonde winst te bezorgen en de werknemers een rechtvaardige vergoeding toe te kennen voor hun arbeid."
De Public Works Administration (aanvankelijk Federal Emergency Administration of Public Works genoemd) was opgericht ter ondersteuning van de bouwsector en stond onder leiding van minister van Binnenlandse Zaken Harold L. Ickes. De bouw van grote publieke werken, zoals dammen, bruggen, ziekenhuizen en scholen, werd uitbesteed aan noodlijdende bouwondernemingen. Van 1933 tot 1943 werd door de overheid in totaal 6 miljard dollar besteed aan contracten met constructiebedrijven, die dankzij deze overheidsopdrachten werknemers konden aanstellen, waardoor bijgedragen werd aan het verminderen van de werkloosheid. Voorbeelden van prestigieuze PWA-projecten zijn de Triborough Bridge en de Lincoln Tunnel in New York City en de Grand Coulee Dam in de staat Washington. Treinen van de Pennsylvania Railroad van New York naar Washington DC reden dankzij de PWA voortaan op elektriciteit.
"Happy Days are Here Again", met dit aanstekelijke liedje werd Roosevelts presidentscampagne in 1932 opgeluisterd. Erin verscholen lag een belofte die omstreeks 1934 inderdaad waargemaakt leek. Dankzij de New Deal waren miljoenen werklozen weer aan het werk en de gaarkeukens en andere noodmaatregelen maakten de crisis voor velen minder voelbaar. De president, die met zijn "praatjes bij de open haard" de Amerikanen op vaderlijke toon geruststellend en bemoedigend toesprak, wist het vertrouwen te winnen van velen. Hij gaf Amerika weer hoop en kansen. Maar alle positiviteit kon niet wegnemen dat de Verenigde Staten nog steeds kampten met serieuze problemen. Zo was de werkloosheid onder Roosevelts presidentschap na twee jaar weliswaar teruggelopen van 15 naar 11 miljoen, maar dat was nog steeds een groot aantal. De deflatie was weliswaar gestopt, maar sprake van structureel herstel was er omstreeks 1934 nog niet. Er kwam ook steeds meer kritiek op de New Deal. Ondernemers hekelden de overheidsbemoeienis van de National Recovery Administration. De belastingverhogingen, die Roosevelt ingevoerd had om alle herstelprogramma’s te kunnen financieren, konden evenmin op veel steun rekenen bij de Amerikaanse welvarende elite, die vond dat Roosevelt – vroeger één van hen – hen verraden had.
Ondanks de kritiek stond een groot deel van het Amerikaanse volk achter haar president, zo bleek uit de tussentijdse verkiezingen voor het Congres van november 1934. Zowel in het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat werd de Democratische meerderheid verder vergroot. Dat betekende echter niet zonder meer dat Roosevelt zonder enige tegenstand zijn beleid kon uitvoeren. Dat bleek voor het eerst in 1935, toen het federale Hooggerechtshof de National Industrial Recovery Act en de Agricultural Adjustment Act, de twee belangrijkste pijlers onder de New Deal, ongrondwettelijk verklaarde. Het hof van negen rechters, waarvan de meerderheid door Republikeinse presidenten was benoemd, was van mening dat de bemoeienis van de overheid met het bedrijfsleven de vrije economie ondermijnde. De grote macht die Roosevelt als president uitoefende was volgens het Supreme Court in strijd met de in de grondwet vastgelegde scheiding der machten. Roosevelt was verbolgen over de uitspraak van de rechters. Hij zette hen weg als "Nine Old Men", verwijzend naar hun hoge leeftijd, die blind waren voor de crisissituatie die volgens hem radicale maatregelen vereist had. Terneergeslagen was hij niet, want datzelfde jaar nog zou hij verschillende nieuwe maatregelen lanceren, die gezamenlijk ook wel de "tweede New Deal" genoemd worden.
De Federal Emergency Relief Administration werd in 1935 vervangen door de Works Progress Adminstration (WPA), vanaf 1939 de Work Projects Administration genoemd (niet te verwarren met de in 1933 opgerichte Public Works Administration) en de Social Security Administration (SSA). Net als de Civil Works Administration in 1933 en 1934 gedaan had, zette de in april 1935 opgerichte WPA, de grootste en meest ambitieuze New Deal-instelling, werklozen in bij publieke renovatie- en bouwwerkzaamheden. Tot de opheffing van de organisatie in 1943, toen werklozen ingezet werden in de oorlogsindustrie, zouden circa 8 miljoen werklozen aan het werk gezet worden door de WPA onder aanvoering van Harry Hopkins. Behalve laaggeschoolden werden door WPA middels het Federal Project Number One ook kunstenaars, musici, acteurs en schrijvers aan werk geholpen. Zo werden kunstenaars ingezet bij het maken van kunst voor openbare gebouwen en voor het vastleggen van het dagelijkse leven in Amerika.
De Social Security Act (SSA), die aan de basis lag van de Social Security Administration, werd van kracht in augustus 1935 en was het meest verstrekkende onderdeel van Roosevelts New Deal, waar Amerikanen tot op de dag van vandaag de vruchten van plukken. Waar voorheen niet of nauwelijks een sociaal vangnet bestond voor werkloosheid, ouderdom en ziekte, legde de SSA het fundament van de verzorgingsstaat, die evenwel in de Verenigde Staten nooit zo veelomvattend zou worden als in West-Europa. Voordelen waren er niet alleen voor werkloze, zieke of bejaarde Amerikanen, maar het bevorderde ook de werkgelegenheid. Doordat oudere werknemers immers gemakkelijker met pensioen konden gaan, kwam er op de arbeidsmarkt ruimte vrij voor jongeren en werklozen. Ook tegenwoordig wordt de sociale zekerheid in de Verenigde Staten nog altijd aangestuurd door de Social Security Administration.
Andere componenten van Roosevelts "tweede New Deal" waren de Rural Electrification Act, de Revenue Act, de National Labor Relations Act en de Banking Act. Dankzij de Rural Electrification Act zouden meer landbouwbedrijven aangesloten worden op het electriciteitsnetwerk. Voorafgaand aan de invoering van de wet en de oprichting van de Rural Electrification Administration beschikten nog negen op de tien agrarische ondernemingen niet over elektriciteit; in 1941 was dat al verminderd naar vier op de tien. De Revenue Act van 1935 verhoogde de belasting op hoge inkomens en de National Labor Relations Act, ook wel de Wagner Act genoemd (vernoemd naar initiatiefnemer Robert F. Wagner, de senator van de staat New York), legde onder meer het stakingsrecht en de rechten van vakbonden vast bij onderhandelingen over conflicten met werkgevers. De Banking Act van 1935 verhoogde de overheidsgarantie op spaargeld tot $5.000,- en maakte van de Federal Deposit Insurance Corporation een permanente organisatie, die tegenwoordig nog steeds bestaat.
Relief, Recovery en Reform, daar was Roosevelts New Deal-beleid op gericht. Sprake van Relief (verlichting) en Reform (hervorming) was er omstreeks 1935 inderdaad: als gevolg van diverse grensverleggende hervormingen op het gebied van sociale zekerheid ervoer de bevolking een verlichting van de crisis. De Fair Labor Standards Act (FLSA), die in 1938 tijdens zijn tweede termijn tot stand kwam, verbeterde de positie van werknemers verder door onder meer een minimumloon en een werkweek van maximaal 44 uur wettelijk vast te leggen. Herstel (Recovery) van de economie bleef echter nog steeds beperkt. Zo was de verhoging van de industriële productie ten opzichte van mei 1933 beperkt gebleven tot 22% en was de werkloosheid in 1935 nog steeds 20,1% ten opzichte van 24,9% in 1933. Het uitblijven van structureel herstel werd mede veroorzaakt doordat hogere belastingen de koopkracht drukten.
Het merendeel van het Amerikaanse volk stond echter nog steeds achter zijn president, zo bleek tijdens de presidentsverkiezingen van 1936, waarbij de president het moest stellen zonder zijn op 18 april 1936 overleden spindoctor Louis Howe. Vice-president John Nance Garner was opnieuw zijn running mate. Roosevelts overwinning op zijn Republikeinse opponent, de gouverneur van Kansas Alf Landon, was nog groter dan die op Hoover in 1932. Met 27,7 miljoen (61%) versus 16,6 miljoen stemmen behaalde hij de tot dan toe grootste overwinning in de Amerikaanse geschiedenis. 523 kiesmannen stonden achter hem, tegenover een schamele acht voor Landon. Voor het eerst had de meerderheid van de zwarte bevolking op de Democratische partij gestemd, ondanks dat de president zich nimmer uitsprak tegen de rassensegregatie, bang als hij was om conservatieve Democraten uit de Zuidelijke staten van zich te vervreemden. De erfenis van de Republikeinse president Abraham Lincoln (die de slavernij afschafte) verloor het van Roosevelts New Deal, waar de zwaar door de depressie geraakte Afro-Amerikaanse bevolking de vruchten van plukte.
Met een verder vergrote Democratische meerderheid in het Congres leek Roosevelt niets in de weg te staan om zijn beleid voort te zetten. Zelfverzekerd door de massale steun van de Amerikaanse bevolking wilde hij eerst echter nog afrekenen met het Hooggerechtshof, dat hem in 1935 dwarsgezeten had door een deel van zijn New Deal ongrondwettelijk te verklaren. Met de Judiciary Reorganization Bill van 1937 trachtte hij het aantal rechters te vergroten, zodat door hemzelf benoemde rechters voor een meerderheid konden zorgen die hem verzekerde van voldoende steun voor zijn beleid. Het kwam hem op veel kritiek te staan, van Republikeinen maar ook van leden van zijn eigen partij (nota bene onder leiding van vice-president Garner), vooral uit de conservatieve Zuidelijke staten. Hem werd verweten dat zijn wetsvoorstel, dat uiteindelijk overigens niet aangenomen werd, de grondwettelijke scheiding der machten schond. Doordat rechters in de loop der jaren stierven of met pensioen gingen, wist de president uiteindelijk toch het Supreme Court meer naar zijn hand te zetten. Gedurende zijn 12 jaar durende presidentschap kon hij acht rechters benoemen, waaronder Robert Jackson, de latere hoofdaanklager tijdens het Internationale Militaire Tribunaal in Neurenberg.
Behalve met de strubbelingen rond de invoer van de Judiciary Reorganization Bill kreeg Roosevelt in zijn tweede termijn ook te maken met een nieuwe economische crisis. In de tweede helft van 1937 raakten binnen vier maanden tijd 1,8 miljoen Amerikanen werkloos en nam de industriële productie af met 30%. Gedurende ongeveer een jaar was de Amerikaanse economie opnieuw in recessie. Oorzaak was het conservatieve begrotingsbeleid dat de president had uitgevoerd: doordat hij de belastingen verhoogd had en overheidsuitgaven verlaagd was de koopkracht gedaald. De economische situatie verbeterde toen Roosevelt de ideeën van de Britse econoom John Maynard Keynes overnam, waaronder de gedachte dat het in tijden van recessie beter was om als overheid geld uit te geven ten gunste van de werkgelegenheid en de koopkracht, ook al liep daardoor de staatsschuld op. De zogenoemde "Roosevelt-recessie" en Roosevelts pogingen om hem onwelgevallige conservatieve Democraten uitgeschakeld te krijgen, zorgden bij de tussentijdse Congresverkiezingen van november 1938 er echter wel voor dat Republikeinen voor het eerst sinds 1928 weer winst behaalden. De Democraten behielden weliswaar hun meerderheid in het Congres, maar desondanks was de verkiezingsuitslag een gevoelig verlies voor Roosevelt.
Niet de New Deal en evenmin het keynesianisme zorgden voor het einde van de economische crisis. Het waren internationale ontwikkelingen en de daaraan verbonden op gang gebrachte Amerikaanse oorlogsproductie die uiteindelijk de Grote Depressie de das om deden. Gedurende de eerste jaren van zijn presidentschap had Roosevelt zich nauwelijks bemoeid met buitenlandse zaken. Ten aanzien van Latijns-Amerika voerde Roosevelt een beleid van "good neigborhood policy". Tijdens de zevende Panamerikaanse conferentie in Montevideo van 9 tot 26 december 1933 hadden de Verenigde Staten door de ondertekening van de Montevideo Convention on the Rights and Duties of States zich ertoe verplicht voortaan af te zien van gewapende interventie in Latijns-Amerika, waarmee afstand genomen werd van het tot dan toe heersende standpunt dat gewapende interventie in Zuid-Amerika ter bescherming van Amerikaanse belangen rechtmatig was.
Gedurende de jaren 30 waaide er in de Verenigde Staten nog steeds een isolationistische wind. Amerikanen wilden niet nogmaals meegesleept worden in buitenlandse conflicten, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog gebeurd was. In augustus 1935 had Roosevelt de Neutrality Act getekend, die de wapenexport naar oorlogvoerende landen verbood, waardoor in oktober van dat jaar de verkoop van wapens aan Italië en Ethiopië, die met elkaar in oorlog waren, gestaakt werd (de sancties tegen Italië werden in juni 1936 opgeheven). Zowel in februari 1936 als in mei 1937 werd de neutraliteitswet verlengd en uitgebreid. Roosevelt tekende de opeenvolgende neutraliteitswetten overigens met tegenzin, maar hij zag zich daartoe gedwongen omdat hij de steun van het Congres nodig had voor zijn binnenlands beleid. Blind voor de oorlogsdreiging in Europa en de Japanse expansiedrift (het keizerrijk was in 1937 vanuit Mantsjoerije China binnengevallen) was Roosevelt aldus niet en in januari 1938 vroeg hij het Congres voor het eerst om verhoging van het bewapeningsbudget in het belang van de Amerikaanse defensie. De daaropvolgende jaren zou het militaire budget van de Verenigde Staten oplopen tot maar liefst 41% van het bruto binnenlands product in 1945. De bewapeningsindustrie maakte daarmee tijdens de oorlogsjaren een einde aan de recessie en werkloosheid.
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had Roosevelt er meermaals schriftelijk bij de Duitse dictator Adolf Hitler op aangedrongen om oorlog te voorkomen, maar zijn brieven werden in Duitsland met gehoon ontvangen. In 1938 had hij zijn ambassadeur in Duitsland teruggetrokken uit protest tegen de Kristallnacht, de geweldsuitbarsting tegen Joden in de nacht van 9 op 10 november. Toen op 1 september 1939 Duitse tanks Polen binnenrolden en twee dagen later Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland verklaarden, bleven de Verenigde Staten echter neutraal. Net zo min als Roosevelt erin geslaagd was om vrede in Europa te bewaren, kon hij iets betekenen voor Joodse vluchtelingen die als gevolg van het antisemitisme van de nazi’s Europa wilden verlaten.
Tijdens de door Roosevelt bijeengeroepen Conferentie van Evian (Frankrijk) in juli 1938 bleek enkel de Dominicaanse republiek bereid Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk op te nemen, maar wel tegen hoge geldbedragen. Dat Roosevelts eigen land Joden evenmin warm onthaalde, bleek in 1939 bijvoorbeeld toen het schip St. Louis met meer dan 900 Joodse vluchtelingen aan boord de toegang tot de Verenigde Staten geweigerd werd, waarna het moest terugkeren naar Europa. Roosevelt deed niets om de Joden op het schip te helpen, ondanks dat ze hem om hulp smeekten. Met de tussentijdse Congresverkiezingen voor de boeg, zag hij er vermoedelijk geen heil in om tegen de wens van de meerderheid van de bevolking , die niets voelde voor een minder streng toelatingsbeleid, in te gaan.
Dat Roosevelt na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog opnieuw verklaarde dat de Verenigde Staten neutraal waren, betekende niet dat zijn regering zich volstrekt afzijdig hield in het conflict. De sympathie van de president lag bij de democratische landen die door de nazi-Duitsland en Italië bedreigd werden of hiertegen vochten. Na het uitbreken van de oorlog in september 1939 slaagde hij erin het wapenembargo uit de neutraliteitswet te halen. Volgens het principe cash-and-carry, dat inhield dat goederen tegen contante betaling werden verkocht aan oorlogvoerende naties mits die zelf voor vervoer zorgden, werd oorlogsmateriaal aan de Britten geleverd. In een laatste poging om het oorlogsgeweld te beëindigen stuurde Roosevelt in de winter van 1939-1940 zijn onderminister van Buitenlandse Zaken, Sumner Welles, als gezant naar Europa. Die keerde echter met lege handen terug. Na de Duitse inval in West-Europa wist Roosevelt het Congres achter zich te krijgen om het defensiebudget fors te verhogen ten einde het leger te kunnen uitbreiden. Om de Republikeinen achter zich te krijgen benoemde hij twee vooraanstaande Republikeinen tot ministers in zijn kabinet: Frank Knox op Marine en Henry Stimson op Oorlog.
"Red onze zonen", met die kreet voerde het America First Committee, een organisatie waarin isolationisten van allerlei achtergrond zich verenigd hadden, actie tegen verdere bemoeienis van de Verenigde Staten met de oorlog in Europa. Omdat ook binnen de Republikeinse partij de isolationisten invloedrijk waren, moest Roosevelt met zijn hulp aan de Britten op kousenvoeten lopen. Van openlijke en belangeloze steun aan de Britten kon geen sprake zijn. Toen Winston Churchill, sinds mei 1940 de Britse premier, er bij Roosevelt op aandrong om torpedojagers te leveren, die noodzakelijk waren voor het beveiligen van konvooiroutes, vroeg hij een tegenprestatie van de Britten om de isolationisten tevreden te stemmen. In ruil voor vijftig oude destroyers uit de Eerste Wereldoorlog kreeg hij van de Britten de toezegging dat de Verenigde Staten voor 99 jaar gebruik mochten maken van Britse marinebases, onder andere op Newfoundland en de Bahama’s (het Destroyers for Bases Agreement). Een andere reden voor Roosevelts behoedzame handelen was de presidentsverkiezing van 1940. Hoewel het sinds George Washington een ongeschreven traditie was dat presidenten na twee termijnen het stokje overdroegen aan een ander had Roosevelt besloten om voor een derde termijn te gaan, wat toen nog door de constitutie toegestaan werd.
"Uw jongens zullen niet naar een buitenlandse oorlog gestuurd worden", zo verzekerde Roosevelt bezorgde vaders en moeders voorafgaand aan de verkiezingen van 5 november 1940. Hoewel hij minder stemmen kreeg dan in 1936 won hij de verkiezing met 27,2 miljoen kiezers versus 22,3 miljoen voor de Republikein Wendell Willkie, een zakenman en voormalig Democraat die nota bene Roosevelt nog in de verkiezingen van 1932 had gesteund. Met 449 kiesmannen voor Roosevelt en 82 voor Wilkie en nog altijd een Democratische meerderheid in het Congres kon Roosevelt beginnen aan zijn derde termijn. Vice-president werd de liberale Henry A. Wallace, sinds 1933 minister van Landbouw onder Roosevelt; na de conservatieve John Nance Garner werd de benoeming van Wallace gezien als een politieke verschuiving naar links.
Voor vier jaar verzekerd van zijn positie durfde Roosevelt openlijker de kant van de Britten en hun bondgenoten te kiezen. Tijdens een radiotoespraak op 29 december 1940 wees hij erop dat als Groot-Brittannië zou vallen, Amerika evenmin veilig zou zijn gezien de steeds grotere afstanden die met bommenwerpers gevlogen konden worden. Hij waarschuwde de Amerikanen dat de natie zich moest voorbereiden op gevaar. "Wij kunnen niet aan het gevaar ontsnappen door in bed te duiken en de lakens over onze hoofden te trekken", zo sprak hij. Het was niet zijn doel om actief deel te nemen aan de oorlog, maar door wapens te leveren aan de geallieerden moesten de Verenigde Staten fungeren als "Arsenaal van de Democratie".
Roosevelts buitenlandbeleid was niet alleen gericht op Amerikaanse materiele steun aan de geallieerde oorlogsinspanningen, maar hij had ook de lange termijn op het oog. Na de Eerste Wereldoorlog was hij een groot voorstander geweest van de Volkenbond. De Verenigde Staten waren echter nimmer toegetreden en met het aanbreken van een nieuwe wereldoorlog had de organisatie gefaald in haar ambitieuze doelstelling om een einde aan alle oorlogen te maken. Roosevelt bleef echter voorstander van een internationale organisatie die geschillen tussen naties op vreedzame wijze kon oplossen en hij betoonde zich een warm pleitbezorger van internationale mensenrechten. In zijn State of the Union van 6 januari 1941 presenteerde Roosevelt de vier pijlers waarop volgens hem iedereen op de wereld recht had. Deze zogenoemde Four Freedoms waren: vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van angst. Deze fundamentele mensenrechten zouden na zijn dood in 1948 opgenomen worden in de Universele verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties.
Terwijl nazi-Duitsland heerste over een groot deel van Europa leken Roosevelts vier vrijheden verder weg dan ooit. Het was aan Groot-Brittannië, gesteund door andere landen van het Gemenebest, om nazi-Duitsland te verslaan. Omdat de Britse behoefte aan oorlogsmateriaal groot bleef, maar het land eind 1940 niet langer in staat was dit te bekostigen, stelde Roosevelt het Congres voor om door Amerika geproduceerde wapens voortaan uit te lenen aan de Britten. De Lend-Lease Act werd, ondanks tegenstand van isolationisten binnen de Republikeinse partij, aangenomen en op 11 maart 1941 ondertekend door de president. Voortaan had hij de macht om te beslissen aan welke landen hij legermateriaal wilde leveren wanneer hij dit in het belang van de Verenigde Staten vond. In totaal zouden tot het einde van de oorlog voor $50,1 biljoen aan voorraden verscheept worden, niet alleen naar het Verenigd Koninkrijk, maar ook naar China, Frankrijk, de Sovjet-Unie (na de Duitse inval in juni 1941) en kleinere geallieerde landen. Lend-Lease vormde het begin van de definitieve breuk van de Amerikaanse overheid met het isolationistische beleid dat sinds de Eerste Wereldoorlog de overhand had.
Aangezien Duitse U-boten een grote bedreiging vormden op de Atlantische Oceaan nam Roosevelt ook voorzichtige stappen ter beveiliging van de Britse konvooien die Lend-Lease leveringen naar Europa vervoerden. Aanvankelijk kregen Amerikaanse marineschepen toestemming om te patrouilleren tot de 25ste meridiaan en respectievelijk in april en juli 1941 werden Groenland en IJsland door de Amerikanen bezet om te voorkomen dat de Duitsers hier uitvalsbases zouden inrichten. Nadat op 4 september de Amerikaanse torpedojager USS Greer beschoten was door de Duitse onderzeeboot U-652 verkreeg Roosevelt van het Congres toestemming om voortaan direct het vuur te openen op Duitse en Italiaanse schepen die binnendrongen in door de Amerikaanse marine bewaakte wateren. De volgende maand kreeg hij ook een meerderheid achter zijn voorstel om Amerikaanse koopvaardijschepen te bewapenen en ze regelrecht naar Engeland te laten varen. In feite waren de Verenigde Staten hiermee niet langer neutraal, maar een concrete oorlogsverklaring bleef nog achterwege.
In de zomer van 1941 verkreeg Roosevelt een minimale meerderheid (203 tegen 202) voor de verlenging van de in september 1940 ingevoerde dienstplicht. Met de oprichting van de Fair Employment Practices Commission maakte hij het voor afro-Amerikanen en andere minderheden gemakkelijker om werk te vinden in de oorlogsindustrie. Deze overheidsorganisatie zag erop toe dat bedrijven met overheidscontracten niet discrimineerden op grond van ras en religie.
De belangrijkste gebeurtenis voor Roosevelt die zomer was echter de ontmoeting die hij van 9 tot 12 augustus had met Winston Churchill aan boord van de Amerikaanse cruiser USS Augusta in Placentia Bay voor de kust van Newfoundland. Het was voor het eerst dat de twee wereldleiders elkaar persoonlijk ontmoetten, hoewel ze in 1918 wel oppervlakkig kennis met elkaar gemaakt hadden toen Churchill minister van Munitie was en Roosevelt onderminister van Marine. De president en premier deelden hun passie voor de marine en konden het goed met elkaar vinden. Tijdens de ontmoeting legden ze de basis van hun goede verstandhouding tijdens de oorlog en tekenden ze het uit acht punten tellende Atlantic Charter (Atlantisch Handvest), een intentieverklaring over naoorlogse vredelievende samenwerking tussen staten. De definitieve tekst werd op 14 augustus 1941 gepresenteerd en zou op 1 januari 1942 tijdens de Arcadia-conferentie in Washington ondertekend worden door andere geallieerde landen, inclusief Nederland en België. De tekst ("Declaration by the United Nations") vormde de basis van de in 1945 opgerichte Verenigde Naties.
7 december 1941 was een datum die volgens Roosevelt zou "voortleven in schande". Die dag werd de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op het Hawaiiaanse eiland Oahu door de Japanse Keizerlijke Marine aangevallen. Meer dan 2.000 Amerikanen lieten het leven en een groot deel van de Amerikaanse oorlogsvloot in de Pacific werd uitgeschakeld. De voorafgaande maanden waren de politieke spanningen tussen de Verenigde Staten en Japan toegenomen. Nadat de Japanners in juli 1941 heel Frans-Indochina hadden bezet, hadden de Amerikanen, net als de geallieerde landen, hun olie-uitvoer naar Japan volledig gestaakt. Geëist werd dat Japan zich terugtrok uit China en Frans-Indochina, maar in plaats daarvan besloot het keizerrijk met de aanval op Pearl Harbor de Amerikaanse Pacific Fleet uit te schakelen, zodat de Verenigde Staten de Japanse expansiedrift niet langer effectief konden tegenwerken.
Een dag later sprak Roosevelt, die nog op 6 december een beroep had gedaan op de Japanse keizer om te komen tot een vreedzame oplossing voor het conflict, in het Capitool het Amerikaanse Congres toe. Miljoenen Amerikanen luisterden naar de toespraak die live op de radio uitgezonden werd. De president veroordeelde de "plotselinge", "doelbewuste" en "lafhartige" Japanse aanval en vroeg de verzamelde senatoren en afgevaardigden om hun steun bij het verklaren van de oorlog aan Japan. Het Huis van Afgevaardigden steunde hem met 388 tegen 1 en de Senaat met 82 tegen 0 stemmen. Nadat op 11 december 1941 Duitsland en Italië als bondgenoten van Japan de oorlog hadden verklaard aan de Verenigde Staten, verklaarde Roosevelt diezelfde dag met eveneens overtuigende steun van het Congres ook deze landen de oorlog. De Verenigde Staten traden toe tot het kamp van de geallieerden.
"Vandaag bevinden wij ons, tezamen met u en de volkeren van het Britse Rijk, in hetzelfde schuitje. Maar het is een schip dat niet kan en niet zal zinken." Die woorden schreef Roosevelt na de oorlogsverklaring aan zijn Britse bondgenoot Winston Churchill. De twee wereldleiders ontmoetten elkaar opnieuw in Washington tijdens de Arcadia Conferentie van 22 december 1941 tot 14 januari 1942. Churchill logeerde bij de Roosevelts in het Witte Huis, wat de kameraadschappelijke band tussen beide mannen verder vergrootte. Tijdens de conferentie werd bepaald dat het verslaan van nazi-Duitsland, dat als de meest sterke vijand werd beschouwd, voorrang had. Pas wanneer Hitler overwonnen was, zouden de geallieerden zich volop richten op de strijd tegen Japan. Onderdeel van deze zogenoemde Europe First-strategie zou een geallieerde landing in West-Europa zijn, maar afgesproken werd om eerst de aanval te openen op Duitse en Italiaanse troepen in Noord-Afrika met wat later (november 1942) operatie Torch zou gaan heten. Om de gezamenlijke strijd beter te kunnen coördineren werd de Combined Chiefs of Staff gevormd, bestaande uit de Amerikaanse en Britse stafchefs, met Washington als hoofdkwartier.
Behalve president was Roosevelt uit hoofde van zijn functie ook automatisch opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten, maar in tegenstelling tot zijn bondgenoten Churchill en de Sovjetdictator Joseph V. Stalin bemoeide hij zich niet actief met de militaire organisatie en strategie. Dat liet hij over aan zijn militaire bevelhebbers. Zijn belangrijkste militaire adviseur en vertrouweling was George Marshall, de stafchef van het Amerikaanse leger die op 16 december 1944 gepromoveerd zou worden tot General of the Army (vijfsterrengeneraal), de hoogste Amerikaanse legerrang. Marshall was een groot voorstander van een geallieerde landing op de Franse kust vanuit Engeland en had die het liefst al in 1942 laten plaatsvinden. Ook Stalin wenste dat zijn bondgenoten spoedig een Kanaaloversteek zouden uitvoeren, in de hoop dat het voeren van een oorlog aan twee fronten in Europa Duitsland zou verzwakken. De Britten waren echter van mening dat het nog te vroeg was voor een oversteek. Het zou maandenlang een twistpunt blijven tussen de geallieerden, waarbij Roosevelt zich opwierp als bemiddelaar tussen de Britten en de Sovjets.
Een bijkomstig gevolg van de Japanse aanval op de Verenigde Staten was de internering van meer dan 110.000 personen met Japanse achtergrond die woonden aan de westkust. Gevreesd werd voor het risico dat zij spioneerden voor het Japanse keizerrijk en de Japanse zaak steunden. Tijdens de aanval op Pearl Harbor hadden drie lokale bewoners van Japanse afkomst op het Hawaïaans eiland Ni’ihau hulp geleverd aan een Japanse piloot die hier geland was na de aanval op de marinebasis, wat dit wantrouwen mede had gevoed. Met het ondertekenen van Executive Order 9066 op 19 februari 1942, die het verwijderen van "sommige of alle burgers" uit militaire zones in de VS mogelijk maakte, gaf president Roosevelt de aanzet tot de massale internering. 62% van de aldus geïnterneerde personen met een Japanse achtergrond bezat de Amerikaanse nationaliteit. Hoewel de omstandigheden in de interneringskampen (War Relocation Centers genoemd) over het algemeen betrekkelijk goed waren, vormt deze geschiedenis een smet op de reputatie van Roosevelt, die verweten wordt onschuldige mensen langdurig hun vrijheden ontnomen te hebben zonder enige vorm van proces.
Tot een haastig bijeengeroepen Tweede Conferentie van Washington tussen Roosevelt en Churchill kwam het van 19 tot 25 juni 1942. Tijdens de ontmoeting leed het Britse 8th Army een zwaar verlies aan het front in Noord-Afrika toen op 21 juni de Libische havenstad Tobroek in handen van het Duitse Afrikakorps van General der Panzertruppe Erwin Rommel viel. De Duitse generaal meldde dat hij 45.000 militairen krijgsgevangen genomen had en meer dan 1.000 tanks vernietigd. Churchill verzocht Roosevelt om hulp. Die stuurde extra oorlogsmateriaal naar de Britten in Noord-Afrika, waaronder Sherman-tanks, en benoemde Dwight Eisenhower tot geallieerd opperbevelhebber voor de landing in Noord-Afrika (operatie Torch), die op 8 november 1942 van start ging. Voor het eerst tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Amerikaanse grondtroepen aan het front ingezet. De geallieerden richtten zich op Algerije en Marokko, die onder het bewind stonden van de met de Duitsers collaborerende Vichy-Franse regering. Al op 16 november werden deze Franse koloniën door de geallieerden veroverd.
Nu de geallieerden voet aan de grond hadden in Noord-Afrika wilde Churchill een tweede campagne inzetten in Italië, te beginnen met de verovering van Sardinië en Sicilië. Hoewel zowel de Amerikaanse legerleiding als Stalin pleitte voor een spoedige Kanaaloversteek, besloten Churchill en Roosevelt tijdens de conferentie van Casablanca van 14 tot 24 januari 1943 de voorbereiding voor operatie Husky, de geallieerde landing in Italië, te starten. Het doel was om Italië zo spoedig mogelijk van het oorlogstoneel te verwijderen. Ze stelden operatie Roundup, de voorlopige naam van de geallieerde landing in West-Europa, uit tot later in 1943. Stalin was verbolgen over het uitstel van de Kanaaloversteek, maar was zelf niet in Casablanca aanwezig om zijn zegje hierover te doen. Hij had verstek laten gaan, omdat hij het front (met name de voortwoedende slag om Stalingrad) niet achter wilde laten. Aanwezig waren wel twee Franse generaals: Charles de Gaulle, de aanvoerder van de Vrije Fransen, en Henri Giraud, die eerder had gediend onder de Vichy-Franse regering en inmiddels door de geallieerden was benoemd tot bevelhebber over de Franse troepen in Noord-Afrika. De twee Fransen konden elkaar niet uitstaan, maar werden door Roosevelt en Churchill gedwongen hun geschillen bij te leggen en elkaar de hand te schudden.
De conferentie van Casablanca bood Roosevelt de gelegenheid Amerikaanse troepen in Noord-Afrika te bezoeken. Hij was de eerste Amerikaanse president sinds Abraham Lincoln die zijn troepen aan het front opzocht. Ook aan het thuisfront zou hij meermaals Washington verlaten om militaire trainingskampen met een bezoek te verrassen. Ter aanmoediging van arbeiders liet hij ook geregeld zijn gezicht zien in fabrieken die in dienst gesteld waren van zijn Victory Program, oftewel het plan om in 1943 onder andere 125.000 vliegtuigen en 75.000 tanks van de lopende band te laten rollen. First Lady Eleanor Roosevelt zat tijdens de oorlog evenmin stil en zou over heel de wereld Amerikaanse troepen bezoeken, onder andere in Australië, Engeland en Nieuw-Zeeland. Om veiligheidsredenen maakte ze haar reizen onder de codenaam "Rover". Vooral gewond geraakte Amerikaanse militairen kregen van haar speciale aandacht. De gepassioneerde en compassievolle presidentsvrouw vervulde haar rol met verve. Als de ogen en oren van haar echtgenoot, die door zijn handicap beperkt was in zijn bewegingsvrijheid, speelde ze een onmisbare rol.
Terwijl de laatste Duitse troepen in Noord-Afrika zich op 13 mei 1943 in Tunesië overgaven, vond van 12 tot 27 mei de Derde Conferentie van Washington (codenaam Trident) plaats. Churchill en Roosevelt besloten, opnieuw tot ongenoegen van Stalin en George Marshall, de Kanaaloversteek uit te stellen tot 1944. Eerst zouden de geallieerden zich concentreren op de uitschakeling van Italië als Duitse bondgenoot. Met operatie Husky, de geallieerde landing op het Italiaanse eiland Sicilië op 10 juli 1943, begon de campagne gericht op de verovering van Italië. Op 17 augustus viel het eiland in de Middellandse zee in geallieerde handen. Diezelfde dag troffen Roosevelt en Churchill elkaar opnieuw, dit keer in Quebec, Canada. Tijdens deze strikt geheime bijeenkomst met de codenaam Quadrant, die duurde tot 24 augustus, werd besloten tot het opvoeren van bombardementen op Duitsland ter voorbereiding op de geallieerde landing in Normandië, die voortaan Overlord in plaats van Roundup genoemd zou worden.
Tijdens hun ontmoeting in Quebec kwamen de twee wereldleiders ook overeen om de samenwerking tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië bij de ontwikkeling van de atoombom op te voeren. Roosevelt had al in 1939 het S-1 Uranium Committee opgericht, nadat hij schriftelijk door de natuurkundige Albert Einstein gewaarschuwd was voor het Duitse atoomprogramma. Het comité zou in 1942 uitmondden in het Manhattan Project, de codenaam voor de ontwikkeling van een atoomwapen door de Amerikanen, gesteund door de Britten en Canadezen. Roosevelt zou de inzet van de atoombom niet meemaken, want toen in augustus 1945 op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki een atoombom afgeworpen werd met destructieve gevolgen, was hij al overleden.
Nadat de geallieerden begin september 1943 begonnen waren aan hun campagne op het Italiaanse vasteland, ontmoetten Roosevelt en Churchill elkaar van 22 tot 26 november 1943 in Caïro tijdens een conferentie met de codenaam Sextant. Ook de Chinese nationalistische leider Chiang Kai-shek was aanwezig, hetgeen de reden vormde voor de afwezigheid van Stalin. Immers, de Sovjet-Unie was niet in oorlog met Japan en contact tussen Stalin en Chiang Kai-shek zou Tokio voor het hoofd kunnen stoten. Gesproken werd over de naoorlogse verdeling van Zuid-Oost-Azië, waarbij onder meer bepaald werd dat alle door Japan sinds de Eerste Wereldoorlog verrichte annexaties ongedaan gemaakt moesten worden. Twee dagen na de conferentie in Caïro ontmoette Roosevelt in Teheran voor het eerst zijn Sovjetbondgenoot Stalin op de eerste dag van de conferentie met de codenaam Eureka, die duurde van 28 november tot 1 december 1943 en werd gehouden in de Sovjet-ambassade. Het was de eerste keer dat de "Grote Drie" elkaar ontmoetten. Toen Stalin zijn Amerikaanse ambtgenoot voor het eerst zag, zou hij verbaasd zijn geweest over diens handicap. Het stilzwijgen in Amerika over de verlamming van de president had ook buiten de Verenigde Staten zijn effect. Stalin en Roosevelt ontmoetten elkaar persoonlijk voorafgaand aan de officiële besprekingen, dit tot ongenoegen van Churchill die zich gepasseerd voelde.
Ook met Stalin kon Roosevelt goed opschieten, ondanks de grote politieke afstand tussen de meedogenloze dictator en de humane, liberale democraat. Het ontwikkelen van een goede relatie met Stalin was voor de Amerikaanse president een belangrijk streven, aangezien hij hoopte op Sovjetsteun bij het verslaan van Japan wanneer Duitsland overwonnen was. De ontmoeting zou bepalend zijn voor de toekomst van Europa. Stalin en Churchill legden er de grenzen van het naoorlogse Europa vast, waarbij besloten werd de grens van Polen naar het westen te verschuiven, zodat Stalin het oostelijke deel van dat land, dat hij in 1939 veroverd had, kon behouden. Hoewel het indruiste tegen Roosevelts Atlantisch Handvest, dat elk volk zelfbeschikkingsrecht toezegde en eiste dat territoriale aanpassingen goedgekeurd moesten worden door alle betrokken partijen, ging de Amerikaanse president akkoord. Hij toonde zich echter een gehaaid politicus door te eisen dat deze afspraak voorlopig geheim zou blijven, omdat hij met de naderende presidentsverkiezing de miljoenen Amerikanen van Poolse afkomst niet van zich wilde vervreemden.
Behalve Oost-Polen zouden ook Oost-Pruisen, Pommeren, de Baltische Staten en Bessarabië de Sovjet-Unie toekomen. In tegenstelling tot Churchill, die Stalin wantrouwde, maakte Roosevelt zich nog niet druk om het risico van een communistische gebiedsvergroting. Later, toen tijdens de Koude Oorlog de verhoudingen tussen de Amerikanen en Sovjets verkild waren, zou het Roosevelt postuum verweten worden dat hij zo toeschietelijk was geweest aan de Sovjets. Hij wist zich echter te verzekeren van Sovjetsteun bij het verslaan van Japan als Duitsland overwonnen was. Tijdens de conferentie in Teheran werd verder overeengekomen dat de geallieerden in mei 1944 zouden landen in Normandië, hoewel Churchill een sterke voorkeur had om eerst de oorlogsinspanningen in het Middellandse zeegebied op te voeren. Stalin zou de operaties van het Rode Leger op Overlord afstemmen en beloofde Japan de oorlog te verklaren 90 dagen nadat Duitsland was verslagen; bovendien steunde hij Roosevelts plan voor de oprichting van de Verenigde Naties. Roosevelt was tevreden met het resultaat van de conferentie, die hij een "historische gebeurtenis" noemde en hij prees de harmonieuze samenwerking tussen de bondgenoten.
In december spraken Roosevelt en Churchill elkaar opnieuw in Caïro, dit keer weer zonder Stalin. Deze Tweede Conferentie van Caïro vond plaats van 4 tot 6 december 1943. De Turkse president İsmet İnönü was ook aanwezig, maar de poging van Roosevelt en Churchill om Turkije zich te laten aansluiten bij de geallieerden mislukte. Pas op 23 februari 1945 sloot Turkije zich aan. In Caïro werd op 6 december ook Dwight Eisenhower benoemd tot bevelhebber van operatie Overlord. De geallieerde landing zou na enig uitstel uiteindelijk plaatsvinden op 6 juni 1944. Een dag daarvoor had Roosevelt tijdens een Fireside Chat het Amerikaanse volk verteld over de geallieerde verovering van Rome op 4 juni, maar over de nog geheime landing in Normandië gezwegen. Op de avond van 6 juni sprak de gelovige president, een aanhanger van de episcopale kerk, via de radio een gebed uit tot God om de soldaten overzee de kracht te geven om nazi-Duitsland te overwinnen. Hij bad voor een wereld van eenheid en vrede, waarin iedereen kon leven in vrijheid.
Kort na de landing in Normandië wist president Roosevelt op 22 juni 1944 een wet aangenomen te krijgen die voor de soldaten die levend zouden terugkeren naar de Verenigde Staten van groot belang was. Deze zogenoemde Servicemen's Readjustment Act, beter bekend als de G.I. Bill, verzekerde oorlogsveteranen van een sociaal vangnet dat onder andere voorzag in gratis scholing, 1 jaar werkloosheidsuitkering, een tegemoetkoming voor medische kosten, een pensioen, een lage hypotheek en een lening met een lage rente voor het opstarten van een eigen bedrijf.
De zware verantwoordelijkheid van het presidentschap in oorlogstijd eiste zichtbaar haar tol van Roosevelt. Op foto’s en filmbeelden van zijn laatste levensjaar ziet hij er grauw en futloos uit. De charmante, vrolijke campagnevoerder van voor de oorlog was veranderd in een vermoeide, zorgelijke oude man. Zijn arts had in 1944 een hoge bloeddruk en hartritmestoornis gediagnosticeerd. Vermoeidheid, gewichtsafname en een verlies aan spierkracht, gecombineerd met zijn handicap, maakten het zwaar om zijn dagelijkse plichten te vervullen. Desondanks zette hij door en beschouwde hij het als zijn plicht om zijn presidentschap voort te zetten totdat Duitsland en Japan verslagen waren. Ook zijn sterke wens om een internationale organisatie tot behoud van de vrede op te richten motiveerde hem om vol te houden. Hij zweeg in het openbaar over zijn zwakke gezondheid en zocht afleiding bij Lucy Mercer, zijn minnares sinds vele jaren wier man in maart 1944 was overleden. Zijn dochter zette hij in om ontmoetingen met Lucy te arrangeren zonder dat Eleanor erachter zou komen.
Ook al was met de landing in Normandië de kwestie rond de opening van een front in West-Europa afgedaan, tussen de geallieerde bondgenoten ontstonden daarna gaandeweg meer meningsverschillen. Terwijl Roosevelt Stalin nog steeds zag als een geschikte bondgenoot in de strijd tegen Japan na een overwinning op Duitsland, was Churchill bevreesd voor de communistische invloed in een naoorlogs Europa. Operatie Dragoon, de geallieerde landing in Zuid-Frankrijk op 15 augustus 1944, was tegen de zin van de Britse premier, wiens voorkeur het was geweest om een aanval te richten op de Balkan, waar de Duitsers hun olievoorraden vandaan haalden. Door de Balkan te bevrijden wilde Churchill ook voorkomen dat deze regio in handen zou vallen van het Rode Leger. Om diezelfde reden was Churchill er een voorstander van om de Poolse nationalisten te steunen tijdens de opstand van Warschau, die op 1 augustus 1944 begonnen was. Stalin weigerde de Polen te hulp te schieten en Roosevelt hield zich afzijdig. Toen de Sovjetleider eindelijk Amerikaanse toestellen toestemming gaf om vanuit Sovjetvliegbases wapendroppings te verrichten boven de Poolse hoofdstad was de strijd al in het voordeel van de Duitsers beslist.
Roosevelt sprak weer met Churchill van 12 tot 16 september, tijdens de Tweede Conferentie van Quebec (codenaam Octagon). Stalin liet verstek gaan. Het belangrijkste onderwerp dat ter tafel kwam was de toekomst van Duitsland. Roosevelt pleitte voor het doorvoeren van het door zijn minister van Financiën, Henry Morgenthau jr., opgestelde plan om het naoorlogse Duitsland in stukken op te delen en te reduceren tot een landbouwgebied zonder invloed op het wereldtoneel. De gedachte hierachter was dat een sterk verzwakt Duitsland nooit meer in staat zou zijn om een nieuwe oorlog te beginnen. Churchill ging na enige discussie akkoord, maar toen het rancuneuze plan na de conferentie fel bekritiseerd werd in de Amerikaanse politiek en de media verwierp Roosevelt het alsnog. Dat hij niet meteen afstand genomen had van het volgens velen onrechtvaardige plan, dat haaks stond op zijn Atlantisch Handvest en miljoenen onschuldige mensen een lage levenstandaard zou hebben opgedrongen, doet vermoeden dat de verzwakte president zijn politieke scherpte had verloren.
Op 7 november 1944 waren er in de Verenigde Staten wederom presidentsverkiezingen. Roosevelt had zich in juli verkiesbaar gesteld voor een vierde ambtstermijn met Harry Truman, een gematigd senator uit Missouri, als running mate aangezien vice-president Henry A. Wallace door invloedrijke, meer conservatieve kringen binnen de Democraten als onberekenbaar en te links werd beschouwd. De zittende president nam het op tegen de Republikein Thomas Dewey, gouverneur van de staat New York. Roosevelt beloofde in zijn campagne na de oorlog zich hard te maken voor een Second Bill of Rights, een aanvulling op de eerste tien amendementen in de grondwet, die moest voorzien in het garanderen van economische rechten voor elke Amerikaanse burger, zoals het recht op werk, een fatsoenlijk loon, medische zorg, huisvesting, sociale zekerheid en onderwijs. Opnieuw werd Roosevelt herkozen, maar dit keer was het verschil in aantal stemmen minder groot: 25,6 versus 22 miljoen. De Democratische meerderheid in het Congres bleef bestaan. De inauguratie op 20 januari 1945 was vanwege de oorlog en de gezondheidstoestand van Roosevelt een sobere en vond plaats op de zuidelijke portiek van het Witte Huis. De traditionele parade en festiviteiten bleven achterwege.
Uitgeput door de verkiezingscampagne trok Roosevelt zich terug in zijn cottage in Warm Springs. Lange tijd om uit te rusten was er niet, want van 30 januari tot 2 februari 1945 stond er weer een ontmoeting met Churchill op zijn agenda, dit keer op Malta, ter voorbereiding op de conferentie met Stalin in Jalta op de Krim. Polen bleef het belangrijkste struikelblok tussen de Amerikanen en de Britten aan de ene kant en de Sovjets aan de andere kant. De Angelsaksische leiders steunden de Poolse regering in ballingschap in Londen, terwijl Stalin de Sovjet-gezinde provisorische regering, die vanaf augustus 1944 in Lublin gevestigd was, in zijn macht had. Tijdens de conferentie van Jalta, die duurde van 4 tot 11 februari 1945, kwamen voornamelijk de naoorlogse politieke verhoudingen in Europa ter sprake. Duitsland werd verdeeld in bezettingszones en overeengekomen werd dat in bevrijde landen democratische regeringen moesten komen. Een overwinning voor Roosevelt was dat besloten werd tot een conferentie in San Francisco, die zou beginnen op 25 april 1945 en waar gesproken zou worden over de oprichting van de door de president lang gewenste wereldorganisatie, de Verenigde Naties.
Aan de in Jalta gemaakte afspraken over het naoorlogse Europa bleek Stalin zich in de praktijk niet te houden. In de door het Rode Leger bevrijde landen zou de Sovjetdictator niet-democratisch gekozen marionettenregeringen installeren die trouw waren aan Moskou. Dat was onder andere het geval in Polen, waar de Lublin-regering door Stalin aan de macht werd gebracht. De Poolse regering in ballingschap in Londen stond met lege handen en leden van het Poolse Thuisleger, het verzetsleger dat gevochten had tegen de bezetter, werden massaal opgepakt door de NKVD, de Sovjetveiligheidsdienst. De nationalistische strijders werden beschouwd als vijanden van het communisme en handlangers van het Westen. Tot kort voor zijn overlijden stuurde Roosevelt brieven naar Stalin waarin hij erop aandrong dat hij zich aan de in Jalta gemaakte afspraken zou houden, maar tevergeefs. De kiem voor de Koude Oorlog, waarin Oost-Europa decennialang werd overheerst door de Sovjet-Unie, was gelegd.
Het heen-en-weer reizen naar Jalta en de intensieve besprekingen hadden het uiterste gevergd van de verzwakte president. Voor het eerst in zijn carrière sprak hij op 1 maart 1945 het Congres zittend toe, terwijl hij verslag uitbracht over de resultaten conferentie van Jalta. Tijdens deze toespraak sprak hij één van de weinige keren over zijn handicap. "Ik hoop dat u mij wilt excuseren voor deze ongebruikelijke pose", zo zei hij, "maar ik weet dat u zal begrijpen dat het voor mij een stuk makkelijker is om niet tien pond aan staal aan de onderkant van mijn benen mee te zeulen." Enkele weken daarna, op 12 april 1945, blies de 63-jarige Franklin Roosevelt zijn laatste adem uit, terwijl hij verbleef in zijn cottage in Warm Springs. Volgens de officiële gegevens overleed hij aan een beroerte. Een pikant gegeven is dat hij stierf in het bijzijn van zijn minnares Lucy Mercer. Kunstenares Elizabeth Shoumatoff, een vriendin van Lucy, was er ook om een portret van Roosevelt te schilderen; het beroemde onafgemaakte schilderij is te bezichtigen in Warm Springs. Het was voor Eleanor Roosevelt een harde klap toen ze ontdekte dat haar man opnieuw omging met Lucy en dat hun dochter de ontmoetingen tussen haar vader en zijn minnares zelfs had geregeld.
Het stoffelijk overschot van Roosevelt werd in een met een vlag gedrapeerde doodskist op 13 april per presidentiële trein, begeleid door 2.000 militairen van Fort Benning, overgebracht naar Washington. Overal langs de spoorlijn stonden Amerikanen die rouwden om de dood van hun geliefde president. Hij had het leven gedurende de Grote Depressie voor hen weer draaglijk gemaakt. In menige huiskamer van minder bedeelde Amerikanen hing zijn portret aan de muur. Op 14 april kwam de trein met het lichaam van Roosevelt aan in Washington. De doodskist werd diezelfde dag naar de oostelijke vleugel van het Witte Huis overgebracht. Na een begrafenisdienst werd de kist, opnieuw per trein, overgebracht naar Roosevelts landgoed Springwood in Hyde Park. Begeleid door een militaire band en een bataljon kadetten van West Point werd de kist op een affuit naar de rozentuin gereden, de locatie van Roosevelts laatste rustplek. Talrijke Amerikanen waren aanwezig bij de begrafenisplechtigheid. Terwijl de kist naar beneden zakte, werd met drie saluutschoten de laatste eer bewezen aan de Amerikaanse president. Diverse wereldleiders zouden het graf bezoeken. Op 12 maart 1946, bijna een jaar na de dood van Roosevelt, bezocht Churchill het graf van zijn vriend en bondgenoot. Hij werd vergezeld door de weduwe van de president, die later op dezelfde plek begraven zou worden, net als overigens Roosevelts geliefde hond, de Schotse terriër Fala.
Bij vergelijkende onderzoeken naar het functioneren van Amerikaanse presidenten, uitgevoerd door onder meer The Wall Street Journal en The Times, eindigt Franklin Roosevelt meestal in de top drie. Hij was geen saaie beleidsmaker of sobere beheerder van de schatkist, maar een iconisch figuur van vergelijkbare statuur als zijn voorgangers George Washington en Abraham Lincoln. Hij liet zich niet leiden door het Congres, maar benutte het democratische instituut om zijn eigen doelen te verwezenlijken, zonder zich te laten afschrikken door de politieke tegenwerkingen die hij hierbij ondervond. Zijn New Deal was revolutionair en legde een stevig fundament voor een samenleving waarin voor de federale overheid een belangrijke rol is weggelegd om burgers te steunen bij ziekte, ouderdom en werkloosheid. Latere presidenten zetten zijn plannen voort, waaronder Barack Obama die, ondanks veel Republikeinse tegenstand, een zorgverzekering voor alle Amerikanen tot stand bracht.
Behalve de president die Amerika door de Grote Depressie sleepte, stond Roosevelt ook aan de basis van de Verenigde Staten als wereldmacht. Kort nadat hij overleed, op 8 mei 1945, kwam er een einde aan de oorlog in Europa en aan nazi-Duitsland. Zijn opvolger, Harry Truman, was in feite onvoorbereid op de functie die hij overnam. Hij had zich als senator op de achtergrond verdienstelijk gemaakt bij de bestrijding van corruptie in de oorlogsproductie. Het was deze onervaren politicus die de opdracht gaf tot de atoombomaanvallen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki in augustus 1945, waarna ook Japan zich gewonnen gaf. Roosevelts steun aan de Britten en de Sovjets voorafgaand aan de Amerikaanse oorlogsdeelname en zijn goede verstandhouding met Churchill en Stalin hadden een cruciale rol gespeeld in de geallieerde overwinning. De Amerikaanse president haalde zijn land uit isolationisme en was de stuwende kracht achter de Verenigde Naties, de door Roosevelt gedroomde organisatie die op 24 oktober 1945 opgericht werd. Mede via de VN zou de VS tot op de dag van vandaag zijn invloed uitoefenen op de mondiale politiek.
Na het overlijden van haar man had Eleanor nog een glansrijke toekomst voor zich. President Truman benoemde haar in de Amerikaanse afvaardiging bij de VN, waar ze als voorvechtster van mensenrechten aangewezen zou worden als voorzitster van de mensenrechtencommissie. Geïnspireerd op de door haar man geformuleerde Four Freedoms was ze de drijvende kracht achter de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die op 10 december 1948 door de algemene vergadering van de VN aangenomen zou worden. Na een onderbreking tijdens het presidentschap van Republikein Dwight Eisenhower, van 1953 tot 1961, werd ze door de Democratische president John Kennedy opnieuw benoemd binnen de Amerikaanse delegatie bij de VN. Ze zou deze positie tot 1962 bekleden. Als voorvechtster van vrouwenrechten werd ze door diezelfde president ook benoemd tot voorzitster van de presidentiele commissie voor de positie van vrouwen. Gedurende haar naoorlogse carrière reisde ze meerdere malen naar de Sovjet-Unie, waar ze sprak met Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov en zo bijdroeg aan de contacten tussen beide landen gedurende de Koude Oorlog. Op 7 november 1962 overleed in haar huis in New York de presidentsweduwe die glans gaf aan de rol van First lady, maar die ook zonder haar man een onuitwisbare rol speelde binnen de wereldpolitiek.
Het landgoed van de Roosevelts is sinds 1945 een nationale historische locatie, waar de presidentiële bibliotheek en het presidentiële archief en museum zich bevinden. Een andere locatie in de Verenigde Staten waar eer wordt bewezen aan de gewezen president is het in 1997 door president Bill Clinton in Washington D.C. geopende, 3 hectaren grote Franklin Delano Roosevelt Memorial. Op het terrein van de gedenkplaats bevinden zich meerdere beelden, waaronder één van de president met zijn hond Fala en een andere van hem in zijn rolstoel.
Ook buiten de Verenigde Staten wordt Franklin Roosevelt publiekelijk herinnerd. In het bijzijn van zijn echtgenote werd in 1948 in Londen op Grosvenor Square een beeld van hem ingehuldigd. In Nederland, de bakermat van de familie Roosevelt, is de president evenmin vergeten. Sinds 1982 reikt de in Middelburg gevestigde Roosevelt Stichting in even jaren de Four Freedoms Award uit aan personen die zich sterk hebben gemaakt voor de door Roosevelt in 1941 geformuleerde vier vrijheden. In oneven jaren wordt hetzelfde gedaan door het Franklin & Eleanor Roosevelt Institute in New York. Onder andere Harry Truman, prinses Juliana, John F. Kennedy en Nelson Mandela werden geëerd met deze onderscheiding.