Tanks zijn gepantserde rupsvoertuigen met een draaibare koepel, een kanon c.q. geschut, machinegeweren en rupsbanden. Zij behoren tot de klasse der pantservoertuigen en kunnen vijandelijke posities, vaak bestaande uit loopgraven met prikkeldraad, machinegeweerstellingen en bunkers aanvallen en uitschakelen. Althans, dat was een belangrijke taak van de tank die tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ingezet werd. De eerste tanks verschenen tijdens de Eerste Wereldoorlog, bijvoorbeeld op het slagveld van Cambrai in 1917 waarbij tientallen Britse tanks ingezet werden. Tanks en andere wapens zoals artillerie en vliegtuigen maakten het mogelijk dat de impasse van de loopgravenoorlog doorbroken werd. Gedurende het interbellum (1918-1939) kwamen niet alle tanks op de schroothoop terecht en ontwierpen technici experimentele tanks die mogelijk in nieuwe oorlogen ingezet konden worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) ontwikkelden technici tanks die soms in een drietal categorieën ingedeeld werden: kleine, lichte en soms snelle tanks, middelzware tanks en zware tanks. Tanks konden voor verschillende doeleinden ingezet worden. Dit artikel tracht antwoord te geven op de vragen welke functie(s) tanks tijdens beide wereldoorlogen uitvoerden en in hoeverre die functie(s) nog actueel, relevant en toepasbaar zijn op moderne tanks. Om die vragen te kunnen beantwoorden en in een historische context te plaatsen, worden enkele aspecten van de ontwikkelingshistorie, tankmodellen en technische feiten besproken.[1]
De "Groote Oorlog" (1914-1918) en het interbellum (1918-1939)
Het is overbodig uitgebreid in te gaan op de ontwikkelingshistorie van tanks. In verschillende wetenschappelijke en populairwetenschappelijke publicaties wordt uitgebreid uitgelegd waarom en hoe tanks ontwikkeld werden.[2] In sommige publicaties wordt niet alleen ingegaan op de historische context, maar worden ook gedetailleerde technologische aspecten besproken.[3] Al rond 1900 begonnen technici in verschillende landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en Rusland met het ontwerpen en bouwen van gepantserde voertuigen en tanks.[4] Het woord 'tank' werd door de Britten gebruikt om te verhullen dat de voertuigen als oorlogswapen bedoeld waren. Om de vijand te misleiden werd verwezen naar watertanks. Voldoende is om te stellen dat de moderne tank ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog waarbij de in 1916 ontworpen lichte Franse Renault FT een belangrijke impuls was tot moderne tankontwikkeling.[5] Het genoemde tankmodel had in tegenstelling tot veel andere tanks een draaibare koepel en een motor die in de achterkant van de romp gemonteerd was. Het voertuig was met een kort Puteaux SA 1918 37mm geschut uitgerust, leek wat vormgeving betreft op een tractor en was niet erg snel. Twee bemanningsleden bestaande uit commandant en chauffeur waren nodig om de tank te bedienen.[6] Groot-Brittannië ontwikkelde vooral de ‘Mark’-tanks, zoals de Mark I en Mark IV, die een lang silhouet hadden, uitgerust waren met verschillende machinegeweren (.303 in Vickers machine guns) of kanonnen (twee Hotchkiss 6 pdr QF) en leken op gepantserde ‘landschepen’.[7] Duitsland produceerde de A7V Sturmpanzerwagen, een gepantserde ‘box’ op rupsbanden met één 57mm kanon en meerdere machinegeweren. Slechts twintig van die tanks werden geproduceerd.[8] Te weinig om het geallieerde tankoverwicht tegen te houden of te vertragen, laat staan de oorlog in het voordeel van de Duitsers te beslissen. Opvallend feitje is dat veel tanks tijdens de Eerste Wereldoorlog veelkoppige bemanningen hadden.[9]
De Eerste Wereldoorlog was in bepaalde opzichten een test voor nieuwe wapens zoals tanks: welke taken moesten ze uitvoeren en welke tankmodellen waren geschikt? Wat betreft de uit te voeren taken werden tanks vooral ontwikkeld als aanvals- en ondersteuningswapen: zij moesten de impasse van de loopgravenoorlog doorbreken en de vele prikkeldraadversperringen, machinegeweeropstellingen, bunkers, geschut en andere versterkte constructies vernietigen waarbij het geschut, de machinegeweren en de rupsbanden ingezet konden worden.[10] De tank was naast een fysiek, aanvallend wapen ook een psychologisch wapen.[11] Dat had onder andere te maken met het feit dat de tank tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst werd ingezet en nauwelijks tegenmaatregelen in de vorm van antitankwapens geproduceerd en ingezet werden.[12] Tanks konden uitgeschakeld worden met behulp van artilleriegeschut of explosieven. In hoeverre zij als militair wapen een succes waren is de vraag, omdat de technologische ontwikkeling van de tank nog in de kinderschoenen stond. De Duitsers zagen aanvankelijk het belang van de tank niet in, want veldschut was in staat tanks uit te schakelen en over het algemeen waren tanks toentertijd trage en logge voertuigen die soms vast kwamen te zitten in prikkeldraad en andere versperringen. Wel zorgden ze soms voor een morele ‘boost’.[13]
Het Interbellum (11 november 1918 tot en met 1 september 1939) maakte een einde aan sommige tankontwerpen.[14] Veel bestaande tanks werden tot schroot afgedankt en het Duitse leger moest inkrimpen.[15] In het geheim ontwikkelden technici en andere pioniers nieuwe tankontwerpen die op geheime testlocaties getest werden.[16] Daarbij speelde snelheid en mobiliteit ook een grote rol. Sommige militairen zoals de Duitser Heinz Guderian (1888-1954), later één van de pioniers van het Duitse tankwapen, zagen tanks als uitermate geschikte aanvalswapens die een snelle doorbraak konden forceren en de infanterie de kans gaven door de vijandelijke linies heen te breken.[17] Het concept van de Blitzkrieg wordt in boeken regelmatig genoemd om de snelle aanvalstactieken van de Duitsers, waarbij onder andere tanks en andere pantservoertuigen, artillerie, vliegtuigen en infanterie coördinerend samenwerkten, aan te duiden.[18]
Amerikaanse soldaten met Renault FT tanks. Bron: Publiek domein.
De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
Vanaf 1938 en 1939 voerde Duitsland een agressieve expansieoorlog waarbij aanvankelijk vooral snelle, relatief licht gepantserde en bewapende tanks ingezet werden. Tanks zoals de Panzerkampfwagen I en Panzerkampfwagen II waren relatief licht gepantserd, uitgerust met 7.92mm machinegeweren en 2 cm snelvuurkanonnen, hadden een volledig draaibare koepel en konden de vijand, in samenwerking met andere wapens zoals jachtbommenwerpers, overrompelen.[19] Die lichte tanktypes werden ook ondersteund door andere tankmodellen zoals de Panzerkampfwagen III en IV.[20] Verschillende ideeën wat betreft tankontwerp waren aanwezig in en buiten Europa. Groot-Brittannië zette vooral in op tanks die de infanterie moesten ondersteunen (Infantry tanks) en snellere cavalerietanks (Cruisertanks).[21] Die infanterietanks waren langzamer dan de Cruiser-tanks en hadden vaak dikkere bepantsering. De Sovjet-Unie ontwikkelde lichte, middelzware en zware tanks die allen specifieke taken hadden. Zware tanks zoals de KV-1 konden de infanterie ondersteunen, maar ook doorbraken forceren.[22] De Verenigde Staten begon in de jaren dertig met de ontwikkeling van lichte tanks en zette later, vooral tussen 1940 en 1942 in op middelzware tanks (M3 'Lee' en later M4 'Sherman') die gestandaardiseerd konden worden en zodoende sneller en relatief goedkoper geproduceerd konden worden.[23] Frankrijk werd in juni 1940 verslagen en had tevens lichtere, middelzware en zware tanks in dienst waarvan enkele leken op ontwerpen uit de Eerste Wereldoorlog.[24]
Verschillende taken
Wat alle genoemde landen deelden was het feit dat tanks als aanvalswapen ingezet konden worden om de infanterie te ondersteunen of om snelle doorbraken te forceren. Indien mogelijk zouden vijandelijke posities dan afgesneden kunnen worden en eventueel van achteren aanvallen kunnen worden. Daarbij kwamen vooral lichte, snelle tanks van pas.[25] Als defensief wapen waren vooral de beter gepantserde, vaak zwaardere tankmodellen geschikt. Zij waren uitgerust met dikkere stalen platen die antitankgranaten van antitankgeschut of ander geschut beter konden weerstaan.[26] De Tweede Wereldoorlog was veel meer een tankoorlog dan de aan het Westfront door loopgraven gedomineerde Eerste Wereldoorlog. Simpelweg omdat landen tanks massaal produceerden, tanks in het begin van de oorlog al ingezet werden en veel meer verschillende tankmodellen gebouwd werden.[27] Tanks moesten steeds meer taken (kunnen) uitvoeren.[28] Dat zien we vooral terugkomen bij middelzware tankontwerpen zoals de Sovjet T-34-76 tank en de Amerikaanse M4 Sherman die geschikt waren als aanvalswapen tegen vijandelijke infanterie en pantservoertuigen, doorbraken konden forceren, de eigen infanterie konden ondersteunen en ook nog mobiel en manoeuvreerbaar waren. Er waren echter uitzonderingen op die regel. Sommige tanks waren ontwikkeld om specifiekere taken uit te voeren zoals de tussen 1938 en 1939 ontwikkelde zware Sovjet KV-2 tank die met een 152mm M-10T houwitser was uitgerust om vanaf een afstand versterkte, vijandelijke Finse bunkers te vernietigen.[29]
De Amerikanen ontwikkelden M4 Sherman-tanks die met vlammenwerpers en schuifbladen van bulldozers uitgerust waren om zo de weg voor de infanterie vrij te maken.[30] Tanks zoals de KV-2 waren een uitzondering: het merendeel van tanks werd ontwikkeld om te voldoen aan de genoemde taken.[31] De meeste tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tanks volgden een ‘basisontwerp’: een gegoten of gelaste romp voorzien van een koepel oftewel volledig roterende toren met een hoofdgeschut c.q. kanon. Machinegeweren waren vaak naast het hoofdgeschut en in de romp aangebracht om vijandelijke infanterie en andere, lichte doelwitten uit te schakelen. Sommige (zware) tankmodellen hadden één machinegeweer aan de achterkant van de koepel gemonteerd om aanvallende infanterie uit te schakelen. Dat sloot aan bij de gedachte dat die zware tanks van kortbij de infanterie konden ondersteunen, maar ook in staat waren vijandelijke stellingen aan te vallen en posities te doorbreken waarbij zij met mitrailleurs konden vuren.[32]
Wapenwedloop
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog waren tanks geen onoverwinnelijke wapens: zij konden met behulp van artillerie of houwitsers vernietigd worden. Omdat houwitsers granaten vanaf grote hoogte af kunnen vuren werden was het voor tanks vaak gevaarlijk om (frontaal) aan te vallen. Desondanks gebeurde dat regelmatig.[33] Ook veldgeschut vormde een bedreiging.[34] De meeste tanks tijdens de Grote Oorlog waren voorzien van een staaldikte tussen 10 en 30mm.[35] Die pantserplaten boden over het algemeen voldoende bescherming tegen klein kaliber munitie, scherven van (kleine) granaten en kartetsmunitie, maar soms onvoldoende tegen grotere granaten of specifiek ontworpen antitankpatronen van antitankgeweren.[36] Bepantsering in de vorm van staalplaten werd steeds belangrijker om nieuwe gevaren het hoofd te kunnen bieden. Vanaf de jaren dertig werden specifiek ontworpen antitankkanonnen ontwikkeld die bedoeld waren om tanks vanaf langere afstanden te vernietigen.[37] De Duitsers ontwikkelden het bekende 3.7 cm PaK 36 geschut dat lichte en middelzware tanks met pantsergranaten kon vernietigen.[38] De wapenwedloop tussen antitankgeschut en tanks leidde ertoe dat antitankgeschut steeds groter en zwaarder werd totdat het fysiek gezien niet meer mogelijk was om de wapens met mankracht te verplaatsen en rupsvoertuigen ingezet werden die de wapens konden transporteren en wegslepen.[39]
Bij het doorboren van staal spelen verschillende factoren een rol. De dikte en kwaliteit van het staal, de hoek waarin het staal gemonteerd is en het type staal zijn slechts enkele aspecten. Om tanks te vernietigen werden vooral pantsergranaten ingezet.[40] Tanks gebruikten vooral pantsergranaten om vijandelijke tanks en andere voertuigen uit te schakelen. Naar gelang het kaliber (diameter geschut) werden verschillende antitankgranaten ontwikkeld.[41] Sommige landen hadden de voordelen van schuin gemonteerde pantserplaten al vroeg (h)erkend, andere landen liepen in dat opzicht wat achter. Vooral de Sovjet T-34 tank (T-34-76 en T-34-85), maar ook de Duitse Panther (Panzerkampfwagen V ‘Panther Ausf. D, A en G) waren succesvol wat betreft schuin vormgegeven pantserplaten. Wat overigens niet betekent dat de bepantsering ‘beter’ of sterker is vergeleken met tanks die verticaal gemonteerde pantserplaten hadden.[42]
Sovjet T-34-76 tanks (T-34-76 Model 1942) in een Sovjetfabriek. De T-34-76 was een tank die een zeer grote invloed uitoefende op tankontwikkeling. Bron:
RIA Novosti archive, image #1274
Tanks werden tijdens het wereldwijde conflict steeds beter bewapend en gepantserd. Zo waren de tankmodellen die tussen 1930 en 1940 ontwikkeld werden vooral met machinegeweren, 20, 37, 50 of 75mm geschut bewapend. De Sovjets vormden een uitzondering en ontwikkelden toentertijd, naast de met 20-K (45 mm) oftewel 45 mm Tank gun M1932 (20-K) kanonnen bewapende lichte T-26 en BT-tanks, al tanks met 76.2mm geschut (T-34-76 en KV-1). Anders dan de Amerikanen en de Sovjets hanteerden de Duitsers een gedachtegoed dat ervan uitging dat sommige middelzware tanks andere tanks moesten vernietigen en andere tankmodellen vooral geschikt waren als ondersteuningsvoertuig om de infanterie tijdens gevechten te ondersteunen. Zo moest de tussen 1935 en 1937 ontwikkelde Panzerkampfwagen III, aanvankelijk bewapend met de 3.7 cm KwK 36 L/45 (Ausf. B en E), 5 cm KwK 38 L/42 (Ausf. F, J) en later 5 cm KwK 39 L/60 (Ausf. J1, L en M), de in 1936 ontwikkelde Panzerkampfwagen IV met 7.5 cm KwK 37 L/24 ondersteunen en voor antitankvuurkracht zorgen waarbij het 3.7 en later 5 cm geschut speciaal als antitankwapen ontwikkeld en geproduceerd werd. In 1942 tot en met 1945 hadden veel versies van de Panzerkampfwagen IV (Ausf. F2, G, H en J) een lang 7.5 cm KwK 40 L/43 of KwK 40 L/48 geschut dat de Panzerkampfwagen III eigenlijk overbodig maakte. Het genoemde geschut kon alle Sovjet- en Amerikaanse tanks uitschakelen. De Sovjets hadden geen tanks die speciaal ontwikkeld werden om andere tanks te vernietigen: er was vanaf 1940 geen sprake van twee middelzware tanks waarvan één een tankvernietiger was en de ander een ondersteuningsvoertuig (zoals bij de Duitsers).[43] Wel was vanaf 1940 en 1941 sprake van één middelzware tank (T-34-76) die samen met de zwaardere KV-1 vijandelijke doelwitten aanviel en ook vijandelijke tanks kon vernietigen.[44] Tijdens de oorlog werden verschillende tanks ingezet die eigenlijk niet geschikt meer waren als succesvol aanvalswapen. Voorbeelden daarvan zijn veel lichte tanks die door hun dunne bepantsering en matige bewapening snel uitgeschakeld konden worden. Ook middelzware tanks die op de lange termijn niet heel erg effectief waren, bijvoorbeeld door ontwerpfouten of overbelasting van onderstellen, werden vaak uit dienst gehaald.[45] Wat overigens niet betekent dat technische onderdelen nutteloos waren: integendeel. Vaak werden op basis van de verouderde rompen en onderstellen van tanks nieuwe tankjagers ontwikkeld die met antitankgeschut uitgerust waren. Die lichte tanks werden vaak ingezet als verkenningswapen, ook aan het begin van de oorlog. Ook middelzware tanks vielen soms ten prooi aan veroudering.[46]
Het 7,5 cm KwK 37 L/24 kanon van de Panzerkampfwagen IV was eigenlijk niet bedoeld als antitankwapen. Toch kon het kanon met pantsergranaten en holle lading vijandelijke tanks en andere pantservoertuigen vernietigen. Vooral in 1941 bleek dat het wapen te zwak was om het op te nemen tegen de middelzware Sovjet T-34-76 en KV-1 tanks.Nieuwere Panzerkampfwagen IV voertuigen kregen het langere 7,5 cm KwK 40 L/43 of L/48 geschut. Bron:
Bundesarchiv, Bild 101I-783-0117-113 / Dörner / CC-BY-SA 3.0
Van één universele tank, een tank die de genoemde taken (en andere) kon uitvoeren in combinatie met een goede balans van vuurkracht, bepantsering en mobiliteit was eigenlijk al sprake bij de tussen 1937 en 1940 ontworpen T-34 (T-34-76), maar eigenlijk ook bij de vanaf 1940 ontworpen Amerikaanse M4 Sherman-tank en de vanaf 1936 ontworpen Duitse Panzerkampfwagen IV en vanaf 1943 ingezette Panzerkampfwagen V Panther.[47] Elk tankmodel had sterke en minder sterke aspecten: zo was het pantser van veel middelzware tanks vaak niet erg dik, maar waren de modellen over het algemeen mobiel. De zwaardere tanktypes c.q. zware tanks waren relatief traag, maar waren geschikter als voertuigen die wat meer schade konden incasseren en dus beter geschikt waren om vijandelijke stellingen of bunkers te beschadigen en uit te schakelen. Vooral de Sovjet-Unie en Hitler-Duitsland ontwikkelden steeds zwaardere en met steeds grotere kanonnen bewapende tanks om de oorlog te kunnen winnen.[48] Toch bleven het tankontwerpen die niet ‘perfect’ waren.[49] Na de oorlog zouden alle landen nog steeds de nadruk leggen op bepantsering, vuurkracht en mobiliteit, maar nu met veel meer nadruk op gestandaardiseerde tankmodellen die alle genoemde factoren in hoge mate nastreefden.[50]
Een Amerikaanse M4A1 Sherman-tank met een M3 75mm kanon. Duitse middelzware tanks zoals de Panzerkampfwagen III en IV (alle versies)konden relatief eenvoudig met 75mm M61 pantsermunitie vernietigd worden. De tank werd evenals de T-34 in zeer grote aantallen geproduceerd.Bron: publiek domein, Bron:
U.S. Army of Military History
Terugblik
Tanks hadden tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog vaak één of twee taken: het ondersteunen van de infanterie of het forceren van doorbraken (waarbij mobiliteit van pas kwam). Sommige landen ontwikkelden tanks die speciaal voor de eerste - het ondersteunen van infanterie - of de andere rol - het bewerkstelligen van (snelle) doorbraken en penetratie in het achterland - ontwikkeld werden. Andere landen ontwikkelden tanks die voldeden aan beide taken (Sovjet-Unie, T-34-76 en T-34-85). Echter, om het steeds gevaarlijkere slagveld te kunnen overleven werden bepantsering, vuurkracht en snelheid steeds belangrijker. De wapenwedloop wat betreft tankontwikkeling zorgde ervoor dat alle landen steeds meer focusten op die factoren waarbij de Verenigde Staten vooral kozen voor massaproductie en steeds betere bewapening van één specifiek model (M4 Sherman). De Sovjet-Unie aanvankelijk lichte tanks produceerde waarbij het concept van snelle tanks naar voren kwam (BT-series), naast steeds beter bewapende middelzware tanks (T-34-76 en T-34-85) ook zwaardere tanks produceerde (KV, JS). Hitler-Duitsland ging aanvankelijk uit van een ideologie die de bouw van snelle tanks aanmoedigde (Panzerkampfwagen I en II), later overging naar meer nadruk op middelzware tanks (Panzerkampfwagen III, IV en V) en tijdens het eind van de oorlog (1943-1945) een combinatie van zwaardere middelzware en zware tanks (Panzerkampfwagen VI) aanhield waarbij vooral de zware tanks steeds groter, beter gepantserd en krachtiger bewapend werden.
Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe tanksoorten ontwikkeld waarbij de driedeling van lichte, middelzware en zware tanks in feite verdween en opging in één standaardmodel: de ‘Main Battle Tank’ (MBT).[51]
Een modernere Sovjet T-72A tank. Het voertuig werd voortdurend verbeterd en is bewapend met een 125mm kanon. Bron:
Publiek domein
Over tankontwikkeling, de functies van tanks en andere aspecten
In hoeverre zijn de eerdergenoemde functies: het ondersteunen van de infanterie of het bewerkstelligen van snelle doorbraken nog steeds actueel, relevant en toepasbaar op moderne tanks? Wat betreft het ondersteunen van de infanterie zien we dat moderne tanks nog steeds waarde hebben. De moderne Leopard en Abrams-tanks bieden extra bescherming voor de bemanningsleden tegen vijandelijke pantsergranaten, raketten en andere dreigingen zoals mijnen en kunnen infanteriesoldaten van dichtbij of van veraf ondersteunen door middel van het afgeven van mitrailleur- of kanonvuur. Anders dan tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog worden tegenwoordig dodelijkere wapens ingezet zoals RPG’s (Rocket-propelled grenade launchers) die tanks vanaf korte of middellange afstanden kunnen beschadigen en zelfs uitschakelen. Daarentegen zijn de technologische vernieuwingen in en rondom tanks zo veranderd, dat zij in veel opzichten niet meer lijken op de tanks van vroeger.[52] Moderne tanks zijn soms uitgerust met op afstand bestuurbare machinegeweren en zijn veel mobieler en sneller dan hun voorgangers uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog.[53] Uitgerust met moderne computersystemen zijn zij in staat dreigingen sneller te detecteren en uit te schakelen, ook op kortere afstand.[54] De tweede functie c.q. taak had betrekking op het bewerkstelligen van (snelle) doorbraken van vijandelijke linies. Vanwege de technologische ontwikkelingen zijn moderne tanks uitgerust met grootkaliber langeafstandskanonnen die vijandelijke doelwitten zoals versterkte verdedigingsstellingen en gebouwen snel kunnen vernietigen.[55] Van statische verdedigingslinies zoals de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog is tegenwoordig vaak geen sprake. Moderne tanks voldoen aan de functie om een snelle doorbraak van statische of steeds veranderende vijandelijke linies of posities te bewerkstelligen en daarbij vijandelijke doelwitten op grote afstand te vernietigen.[56] In tegenstelling tot beide wereldoorlogen worden nieuwe wapens ingezet om de tanks voor en tijdens zo’n doorbraak te ondersteunen: vooral drones en moderne straalvliegtuigen zijn tegenwoordig belangrijk.[57] En niet te vergeten zijn de vele computersystemen die grondoorlogen nauwkeurig in kaart kunnen brengen waardoor scenario’s soms beter ingeschat kunnen worden.[58] Ondanks de vele technologische vernieuwingen blijven de belangrijkste taken van tanks onveranderd. Zelfs na meer dan honderd jaar!
Noten
- Zie voor gedetailleerde artikelen over tankontwikkeling en andere militair-technische onderwerpen de overige publicaties van de auteur.
- Gezaghebbende publicaties over tanks zijn bijvoorbeeld boeken van David Fletcher, George Forty, Hilary Doyle, Horst Scheibert, Peter Chamberlain, Ralf Raths, Roger Ford, Steven J. Zaloga, Wolfgang Fleischer en Wolfgang Schneider. Ook op internet zijn sites te vinden die de ontwikkeling en inzet van tanks behandelen.
- Zie onder andere Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might, (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002); Chamberlain. P. & Doyle. H, Encyclopedia of German Tanks of World War Two (Leicester, Silverdale Books, 2004); Chamberlain. P. & Ellis. C, Duitse tanks 1939-1945 (Huizen, Classics,1978), Fleischer. W, Russian Tanks and armored vehicles 1917-1945 (Atglen, Schiffer Military History, 1999); K.J. Macksey, Tanks, Duitslands gepantserde vuist (Demoniah, 1990); Scheibert. H, Pantservoertuigen (Agora/ De Krijger, 2009); Scheibert. H, Stalin's Giants: The Kv-I and Kv-II (Atglen, Schiffer Publishing, 1997).
- In Rusland leefden tussen 1900 en 1930 verschillende ingenieurs en technici die zich bezighielden met de bouw van tanks. Ook in Duitsland waren er toentertijd verschillende personen die zich bezighielden met tankconstructie. Een van de eerste, op papier getekende tanks was het voertuig van de Russische ingenieur Nikolay Lebedenko die vanaf 1914 een gigantische ‘tank’ (Tsar Tank) ontwikkelde. Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might, (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002); Fleischer. W, Russian Tanks and armored vehicles 1917 – 1945 (Atglen, Schiffer Military History, 1999); Milsom. J, Russian Tanks, 1900-1970 - The Complete Illustrated History of Soviet Armoured Theory and Design (Arms and Armour Press, 1970).
- Zaloga. S, The Renault FT Light Tank. Vanguard 46. (London, Osprey Publishing Ltd, 1988).
- Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 44).
- De idee van landschepen was overigens wijdverbreid: ook in Rusland en in Duitsland waren er tussen 1900 en 1930 militairen en technici die tanks met meerdere koepels wilden uitrustten en belang hechtten aan meerdere machinegeweren tegen infanterie. Verschillende tankontwerpen weerspiegelen dat gedachtegoed zoals de Britse middelzware Independent A1E1, de Sovjet middelzware T-28 en zware T-35 tank en het Duitse Neubaufahrzeug (Panzerkampfwagen Neubaufahrzeug). Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002); Milsom. J, Russian Tanks, 1900-1970 - The Complete Illustrated History of Soviet Armoured Theory and Design (Arms and Armour Press, 1970); Anderson. T, Tanks of the Second World War (Barnsley, Pen and Sword Military, 2017).
- De tank woog ongeveer dertig ton en was bewapend met een 5.7 cm Maxim-Nordenfelt kanon met 180 tot 300 granaten en zes 7.9mm machinegeweren met 36.000 patronen. Zie Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 98).
- De genoemde tanks, met uitzondering van de FT, hadden een bemanning bestaande uit 8 tot 18 man. Zie Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 48-50).
- Een bekende tanktheoreticus was de Britse militair J.F.C. Fuller (1878-1966) die zeer belangrijke publicaties schreef over de inzet van tanks en één van de pioniers werd wat betreft de inzet van tanks. Na de Eerste Wereldoorlog, vooral vanaf 1920-1930 werden uitgebreidere theorieën ontwikkeld hoe tanks in te zetten, o.a. in de Sovjet-Unie. Het concept van ‘Deep Battle’ in the Field Regulations (PU-29) en het boek The Nature of Operations of Modern Armies van V.K. Triandafillov (1894-1931) benadrukte dat de vijandelijke linies en tactische verdedigingen tot een diepte van 10 tot 15 kilometer doorbroken moesten worden. Artillerie en luchtaanvallen zouden vijandelijke posities in het achterland treffen. Frontale aanvallen werden o.a. uitgevoerd door tanks. Zie https://www.britannica.com/biography/J-F-C-Fuller, Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002, 26-27).
- De invloed van de tank op het moraal was soms ook belangrijk, zie Searle. A., Pöhlmann. M., Hammond. B., Lahaie. O., Raths. R., Beach. J., Hall. B., Main. S.J., Gale. T, Genesis, Employment, Aftermath: First World War Tanks and the New Warfare, 1900-1945 (Warwick, Helion and Company, 2015).
- Antitankgeweren waren slechts in kleine aantallen voorhanden en in grotere aantallen geproduceerd antitankgeschut bestond eigenlijk nog niet.
- Tanks waren niet alleen technologische vernieuwingen, maar ook psychologische wapens: geschikt om het moraal aan het front en ‘thuis’ te stimuleren en het idee dat overwinning door middel van technologie mogelijk is. Zie https://www.firstworldwar.com/weaponry/tanks.htm & https://www.iwm.org.uk/history/firsts-of-the-first-world-war.
- De Britse ‘Mark’ series (zoals de Mark IV) werd na de Tweede Wereldoorlog vrijwel niet meer ingezet. In tegenstelling tot de Franse Renault FT die soms nog diende als patrouillevoertuig of laatste reserve (vooral in dienst van nazi-Duitsland). Zie Chamberlain. P. & Doyle. H, Encyclopedia of German Tanks of World War Two, (Leicester, Silverdale Books, 2004); Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 47).
- Niet alle tanks werden vernietigd of afgedankt. Sommige exemplaren zoals de Renault FT werden (later) opnieuw ingezet. Alleen de Reichswehr van 100,000 man was toegestaan. De constructie van tanks en andere pantservoertuigen werd verboden. Zie ook Peace Treaty of Versailles Articles 159-213 Military, Naval and Air Clauses.
- Zo werden in Kazan (Rusland) Duitse tankprototypes en Sovjetmodellen getest. Militaire theorie werd soms gedeeld. Zie Kavalerchik. B, The Tanks of Operation Barbarossa: Soviet versus German Armour on the Eastern Front (Barnsley, Pen & Sword Military, 2018).
- Verschillende militairen deelden die mening. Ook Adolf Hitler (1889-1945) zag het potentieel van tanks in en wilde tanks inzetten om zijn expansieoorlog snel en definitief te winnen. Hij liet tijdens de oorlog duizenden tanks bouwen. Chamberlain. P. & Ellis. C, Duitse tanks 1939-1945, (Huizen, Classics, 1978).
- Chamberlain. P. & Ellis. C, Duitse tanks 1939-1945, (Huizen, Classics, 1978), History, Blitzkrieg, https://www.history.com/topics/world-war-ii/blitzkrieg.
- De Panzerkampfwagen I (Ausf. A en B) waren voorzien van 13mm staal en waren uitgerust met 7.92mm MG13 machinegeweren tegen infanterie en andere, niet-gepantserde doelwitten. De Panzerkampfwagen II (Ausf. F) was uitgerust met 30 tot 35mm dik staal, had een 7.92mm MG34 machinegeweer en een 2 cm KwK 30 L/55 of 2 cm KwK 38 L/55 snelvuurkanon. Beide modellen waren vooral geschikt als verkenningsvoertuigen of als tanks om andere, zwaardere tanks zoals de Panzerkampfwagen III en Panzerkampfwagen IV te ondersteunen tijdens gevechten. Zie Chamberlain. P. & Doyle. H, Encyclopedia of German Tanks of World War Two, (Leicester, Silverdale Books, 2004); Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press).
- Tussen 1940 en 1942 vervingen de Panzerkampfwagen III en IV de Panzerkampfwagen I en II grotendeels waarbij de eerstgenoemde tanktypes soms nog ingezet werden als antitankplatform c.q. tankjagers. Zie Chamberlain. P. & Ellis. C, Duitse tanks 1939-1945, (Huizen, Classics, 1978).
- Zie o.a. Hardwick, B. (2020), WW2 British Cruiser Tanks. https://tanks-encyclopedia.com/category/ww2-british-cruiser-tanks/.
- De ontwikkeling van Sovjettanks begon zoals gezegd al rond 1900. De ontwikkeling van zwaardere tanktypes zoals de middelzware T-34-76 en de zware KV-1 vond plaats tussen 1930 en 1940. Vooral de KV-1 was goed gepantserd met 75 tot 100mm dikke stalen platen aan de voorkant van de koepel en 75mm dikke stalen platen aan alle kanten van de romp. Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002).
- De M3 Lee en M4 Sherman hadden een 75mm M2 (M2 75 mm) of M3 (M3 75mm) geschut waarbij de M3 Lee ook nog een 37mm M5 kanon had. Beide tanks hadden verschillende .30-06 Browning M1919A4 machinegeweren. De M3 Lee had in tegenstelling tot de M4 Sherman geen grote roteerbare koepel en werd relatief snel door de M4 Sherman vervangen. In Noord-Afrika toonde de M3 Lee aan dat de tank beter bewapend was dan de Duitse Panzerkampfwagen III en Panzerkampfwagen IV voertuigen. Ook had de M3 Lee dikkere bepantsering. De grootste nadelen van de tank waren het hoge silhouet en het feit dat de hoofdbewapening (M2 of M3 75mm) in een sponson c.q. aanbouw gemonteerd was. Zodoende moest de hele tank worden gedraaid om doelen buiten bereik te raken. Zie Chamberlain. P. & Ellis. C, British and American Tanks of World War Two, (Cassel, London, 2001).
- De zware Franse Char B1 tank was in 1940 één van de dikst gepantserde tanks in de wereld. Het voertuig was zo goed gepantserd dat veel Duitse tanks soms moeite hadden om de tank te vernietigen. Het voertuig was bewapend met een 47mm SA 34 of SA 35 kanon, een 75mm ABS SA 35 geschut en twee 7.5mm Reibel machinegeweren. Zie Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 60-63).
- Vooral de lichte, snelle tanks zoals de Panzerkampfwagen I en II, de BT-series (b.v. BT-7) en de Amerikaanse M3 Stuart konden na een doorbraak van vijandelijke linies (waarbij zwaardere tanks die doorbraak bewerkstelligden), vijandelijke eenheden snel aanvallen en overrompelen. Verkenningstaken waren ook mogelijk. De praktijk toonde echter aan dat lichte tanks vaak niet erg goed gepantserd waren en dus snel uitgeschakeld konden worden. Zo maakte de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) duidelijk dat vooral antitankgeschut een grote bedreiging voor lichte tanks vormde. Een belangrijke impuls om zwaardere tanks te ontwikkelen en te produceren had dan ook te maken met de inzet van het antitankgeschut. Aanvankelijk had dat antitankgeschut vaak een kaliber van 3.7 cm. Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002).
- Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002, 107-126).
- Tijdens het conflict werden tientallen soorten tanks ingezet. De zwaarste en best gepantserde tankmodellen werden door de Sovjet-Unie (KV-1, KV-2, KV-85, JS-1/IS-1, JS-2/IS-2), Hitler-Duitsland (Panzerkampfwagen V Panther, Panzerkampfwagen VI Tiger Ausf. E, Panzerkampfwagen VI Ausf. B Tiger II) en de Verenigde Staten ingezet (M26 Pershing). Zie de genoemde publicaties voor meer informatie wat betreft ontwikkeling en techniek.
- De taken en functies van tanks namen toe: zo moesten zij op den duur niet alleen infanterie ondersteunen of (snelle) doorbraken forceren, maar ook beide functies succesvol kunnen uitvoeren. Zodoende konden tanks als multifunctioneel wapen ingezet worden. Zie de genoemde publicaties voor meer informatie.
- Vóór de Winteroorlog (1939-1940) bouwden de Finnen verschillende bunkers. De Finnen noemden de gehele verdedigingslinie de 'Mannerheim-linja' (Mannerheim-linie). Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002,119).
- Chamberlain. P. & Ellis. C, British and American Tanks of World War Two, (Cassel, London, 2001).
- Zowel de KV-2 als de speciale M4 Sherman-tanks, waaronder de vlammenwerperversies, de mijnenruimers en de bulldozers, waren in bepaalde opzichten ondersteuningsvoertuigen waarbij andere tanks en pantservoertuigen de taak hadden door de vijandelijke linies te breken in samenwerking met andere wapens zoals artillerie, vliegtuigen en infanterie.
- Veel Duitse tanks hadden geen machinegeweren aan de achterkant van de koepel. Ook bij Amerikaanse tanks waren die aan de achterkant vaak niet aangebracht. Bij de genoemde landen hadden tanks meestal aan de voorkant mitrailleurs. Waarom de Sovjets soms tanks met achterwaarts vurende mitrailleurs in de koepel hadden en de andere landen vrijwel niet is de auteur niet duidelijk. Wel dient opgemerkt te worden dat bij de Duitse en Amerikaanse tanks (1942-1945) soms een draaibare torenmitrailleur was aangebracht.
- Zie de Slag Bij Cambrai waarbij meer dan 400 Britse tanks ingezet werden en tientallen tanks vernietigd werden (of vast kwamen te zitten).
- De bovenkant van de romp en koepel van tanks was vaak niet voorzien van dikke staalplaten. Zodoende konden antitankgranaten of munitie van zwaar krombaangeschut (houwitsers) relatief eenvoudig het aan de bovenkant gemonteerde tankpantser doorboren. Een voorbeeld is de Duitse A7V Sturmpanzerwagen die slechts 15 tot 30mm dikke staalplaten heeft. Vaak te dun om grotere granaten tegen te houden of af te laten ketsen.
- Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press); Forty. G, Tanks of World Wars I & II (Leicester, Anness Publishing, 2007).
- Het Duitse Tankgewehr M1918 werd speciaal ontwikkeld om tanks en andere pantservoertuigen uit te schakelen. De 13.2 mm TuF (Tank und Flieger) munitie kon op een afstand van honderd meter ongeveer 20mm staal doorboren. Een goed gemikt schot kon het pantser doorboren, kwetsbare onderdelen raken of bemanningsleden uitschakelen. Zie ook http://www.antitank.co.uk/ww1_anti-tank_rifles1.htm
- De introductie van het antitankgeweer zorgde ervoor dat de infanterie een wapen kreeg om tanks aan te vallen. Omdat antitankgeweren groot en zwaar zijn en een niet heel groot kaliber (kunnen) hebben schakelden landen over op antitankgeschut c.q. antitankkanonnen. Hitler-Duitsland ontwikkelde vooral 3.7, 5 en 7.5 cm antitankgeschut (soms geschreven als 3.7, 5 en 7.5 cm antitankgeschut). De Sovjet-Unie zette in op 45mm, 57mm en 76mm geschut en de Verenigde Staten gebruikten onder andere 37, 57 en 76.2mm wapens. De gebruikte (pantser)munitie was soms voorzien van een explosieve inhoud om de (interne) schade, na het doorboren van staal, te vergroten.
- De 3.7 cm PaK 36 (3.7-cm-PaK 36) kon met behulp van mankracht verplaatst worden en was vooral geschikt tegen lichte en middelzware tanks (zij- en achterkant). Met wolfraammunitie kon het geschut dikker staal doorboren. Vanaf 1941 werd in de Sovjet-Unie echter duidelijk dat de standaard pantsergranaten van het geschut vaak te weinig penetratievermogen hadden om de frontale bepantsering van de Sovjet T-34-76 en KV tanks te doorboren. Ook de zijkanten van de genoemde tanks kon vaak niet op middellange of grote afstand doorboord worden. Naarmate de oorlog vorderde bleek dat het kanon veel te zwak was om het op te nemen tegen nieuwere tanks en besloten de Duitsers 5-cm-PaK 38 en 7.5-cm-PaK 40 antitankgeschut te ontwikkelen. Net zoals bij de 3.7 cm-PaK 36 bleek dat de pantsermunitie van het 5-cm-PaK 38 geschut vaak niet goed in staat was om het KV en T-34-76 pantser op grotere afstanden te doorboren. Alleen de 7.5-cm-PaK 40 was een betere langetermijnoplossing omdat de 7.5 cm pantsergranaten de frontale bepantsering van de T-34-76 en de KV-series op een kilometer of verder konden doorboren. Zie Fleischer. W, Die deutsche Panzerjägertruppe: Katalog der Waffen, Munition und Fahrzeuge, Bildband 1935- 1945 (Eggolsheim, Dörfler Verlag GmbH, 2003).
- Het zwaarste Duitse antitankgeschut was de 12.8-cm-PaK 44 L/55. De Sovjets hadden het 85 mm M1939 (52-K) geschut dat na modificaties als tankkanon (85mm D-5T en 85mm ZiS-S-53 in de middelzware T-34-85 tank) ingezet werd. Zie Fleischer. W, Die deutsche Panzerjägertruppe: Katalog der Waffen, Munition und Fahrzeuge, Bildband 1935- 1945 (Eggolsheim, Dörfler Verlag GmbH, 2003).
- De pantsergranaten bestonden over het algemeen uit een massief stalen lichaam met of zonder een ballistische ‘kop’ c.q. kap en met of zonder een explosieve lading. De Britten gebruikten vooral massieve pantsergranaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers, Sovjets en Amerikanen vaak pantsergranaten met een explosieve vulling. Over het algemeen bestaan een drietal soorten pantsergranaten die tijdens WOII ingezet werden: ‘AP’ (pantsergranaat zonder explosieve lading), ‘APBC’ (pantsergranaat met een ballistisch windscherm en vaak zonder een explosieve lading), ‘APCBC’ (pantsergranaat met een ballistisch windscherm, een kap en vaak een explosieve lading) en ‘APCR’ (wolfraamgranaat tegen extra dik pantser zonder explosieve lading). Daarnaast werd in zeldzame gevallen holle lading ingezet tegen tanks (‘HEAT’, ‘High-Explosive Anti-Tank’, oftewel Hohlladung). Bird. L.R & Livingston. R.D, World War Two Ballistics: Armor and Gunnery (Overmatch Press, 2001).
- Bird & Livingston, World War Two Ballistics (Overmatch Press, 2001).
- Volgens het boek 'The Tanks of Operation Barbarossa: Soviet versus German Armour on the Eastern Front' (2018) van Boris Kavalerchik vertoonde het T-34-76 pantser soms gebreken. Zo waren er soms onregelmatigheden in het pantser en konden de staalplaten scheuren. De kans dat het pantser scheurde werd vergroot indien het voertuig getroffen werd door vijandelijke pantsergranaten. De kwaliteit van het staal liet soms ook te wensen over. Dat had onder andere te maken met de snelle productietechnieken in de Sovjetfabrieken: als het mogelijk is zoveel mogelijk tanks en pantserstaal in zo kort mogelijke tijd produceren.
- De Sovjets ontwikkelden tankjagers, net zoals de VS en nazi-Duitsland, die één taak hadden: het vernietigen van vijandelijke tanks en andere pantservoertuigen.
- Beide tanks hadden overigens dezelfde bewapening: één 76.2mm geschut waarvan verschillende soorten ontwikkeld werden zoals de 76,2mm L-11 (L-11 76.2 mm L/30.5) en 76.2mm F-34 (F-34 76.2mm L/42.5) die varieerden in de lengte van het kanon wat ervoor zorgde dat pantsergranaten met een hogere mondingssnelheid afgevuurd konden worden en dikker staal konden doorboren. Alle genoemde kanonnen konden de meeste Duitse tanks vernietigen en er was geen sprake van één tank die andere tanks moesten vernietigen en één tank die daarbij moest ondersteunen (zoals bij de Duitsers in 1940 het geval was: Panzerkampfwagen III (5-cm KwK 38) en Panzerkampfwagen IV (7.5-cm KwK 37). Omdat beide tanks dezelfde bewapening hadden en de KV-1 op den duur eigenlijk niet mobiel genoeg was, besloten de Sovjets de KV-1 en KV-2 niet verder te produceren en in te zetten. De T-34-76 kreeg toentertijd (1943-1944) een krachtiger 85mm D-5T of ZiS-S-53 geschut om de nieuwste Duitse tanks op langere afstand te kunnen vernietigen. Die nieuwe T-34-tank werd 'T-34-85' genoemd. Zie Fleischer. W, Russian Tanks and armored vehicles 1917 – 1945 (Atglen, Schiffer Military History, 1999).
- Voorbeelden zijn alle versies van de Panzerkampfwagen I en II bij de Duitsers, de T-26, BT en T-28 tanks bij de Sovjets en de M3 Lee bij de Amerikanen. De M3 Lee werd overigens in de Pacific tot aan het einde van de oorlog ingezet. De Japanners hadden vrijwel geen tanks die de M3 Lee wat betreft bewapening en bepantsering evenaarden. De Sovjets hadden dat wel (T-34-76) en zij waren over het algemeen niet zo enthousiast over de M3 Lee.
- De in Finland door de Sovjets ingezette middelzware T-28 tank was eigenlijk vanaf het begin van zijn ontwikkeling en inzet (1931-1941) in sommige opzichten verouderd. De Sovjets trachtten om de tank dikkere bepantsering te geven, zo werden extra 20mm en 30mm dikke stalen platen gemonteerd, maar dat bleek op de lange termijn geen goede oplossing omdat het onderstel zodoende extra belast werd en de tank aan de zij- en achterkant alsnog niet erg sterk gepantserd was. Hoe het ook zij, de tank werd tijdens Operatie Barbarossa in 1941 vaak snel door Duitse troepen uitgeschakeld en de 20 tot 30mm dikke staalplaten waren relatief kwetsbaar voor verschillende soorten antitankmunitie. Zie Bean. T. & Fowler. W, Russian Tanks of World War II: Stalin's Armoured Might (Horsham, Ian Allan Publishing, 2002); Miller. D, The Illustrated Directory of Tanks of the World (St. Paul, Zenith Press, 220-221).
- Het T-34-76 (Model (1940, 1941 en 1942) had dikker pantser aan de zij- en achterkant van de romp dan de M4 en M4A1 Sherman-tank en alle Panzerkampfwagen IV modellen (Ausf. A tot en met Ausf. J). Het eerste Panther-model, de Ausf. D (versie D), werd tijdens de Slag om Koersk in 1943 ingezet waarbij de tank veel technische mankementen vertoonde. Zo kwamen lekken in het motorcompartiment voor en branden waren niet uitgesloten. Andere nadelen waren dat de tank zeer traag achteruit reed en het ontwerp van de mantel onder de koepel ervoor zorgde dat granaten zich relatief eenvoudig door het bovenste romppantser konden dringen. Na enkele verbeteringen ontstonden de A en G versies (Ausf. A en Ausf. G) die aan de zijkanten beter gepantserd waren en een andere vorm c.q. bevestiging rondom het geschut hadden. Zie Chamberlain. P. & Doyle. H, Encyclopedia of German Tanks of World War Two (Leicester, Silverdale Books, 2004).
- De Sovjets ontwikkelden bijvoorbeeld de tussen 1944 en 1945 geproduceerde Jozef Stalin 2 die met een 122mm D-25T geschut werd uitgerust en goed gepantserd was (frontaal had de tank 100 tot 120mm dikke stalen platen). Het voertuig was geschikt als ‘stormram’ om gebouwen en stellingen aan te vallen, maar kon ook vijandelijke tanks vernietigen. Hitler bemoeide zich persoonlijk met tankontwerp en tankproductie en wilde zelfs een superzware tank laten ontwikkelden: de Panzerkampfwagen VIII ‘Maus’, een 188 ton wegend gevaarte met een 12.8 cm KwK 44 L/55 geschut. Van die tank werden slechts twee exemplaren gebouwd waarvan tegenwoordig één exemplaar in Kubinka (Rusland) te zien is.
- De wat bewapening en bepantsering betreft zware Duitse tanks hadden veel nadelen: vaak een hoog benzineverbruik, hoge kosten, veel arbeidsuren en daardoor relatief lage productieaantallen. Ook waren reserveonderdelen tussen 1944 en 1945 aan het front vaak niet in grote getalen beschikbaar. Daarentegen hadden de Sovjets vaak meer reserveonderdelen omdat de tanks in grotere aantallen gebouwd werden en alle wapens en masse uit de Staatsfabrieken rolden. Net zoals de Amerikanen konden zij tienduizenden tanks van één standaard tanktype produceren. Zie Chamberlain. P. & Ellis. C, Duitse tanks 1939-1945 (Huizen, Classics, 1978); Anderson. T, Tanks of the Second World War (Barnsley, Pen and Sword Military, 2017).
- Na de Tweede Wereldoorlog probeerden landen om slechts enkele gestandaardiseerde tankmodellen te produceren waarbij het idee van één tanktype die alle genoemde functies kon uitvoeren, met een zeer goede balans tussen vuurkracht, bepantsering en mobiliteit, steeds meer naar voren kwam (sterke frontale, zij- en achterkantbepantsering ontbrak namelijk bij de tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Amerikaanse M4 Sherman-tank (M4, M4A1, M4A2, M4A3) en in bepaalde opzichten ook bij de Sovjet T-34-76 en T-34-85). Die ‘MBT’ (Main Battle Tank) is tegenwoordig het standaardtanktype van veel landen waarbij het frontale pantser over het algemeen dikker is dan de zij- en achterkant maar die laatste twee soms dikker en sterker zijn dan bij sommige tanktypes uit WOII.
- Bij de eerste, na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tanks (1945-1960) was soms nog sprake van de categorisatie van middelzware en zware tanks (zoals de Jozef Stalin 3, de T-10 Lenin/JS-8 en het prototype Jozef Stalin 7). Andere tanks zoals de wat gewicht betreft middelzware Sovjet ‘Main Battle Tanks’ T-54 en T-55 veroverden de eerste plaats wat betreft productieaantallen en alle landen gingen steeds meer inzetten om één ‘ideaal’ tanktype te ontwikkelen waardoor alle andere tankmodellen overbodig waren. Zie Koch. F, Russian Tanks and Armored Vehicles: 1946-To the Present an Illustrated Reference (Atglen, Schiffer Pub Ltd, 1999).
- De tanks uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog waren voorzien van verschillende soorten staal (zie Bird. L.R & Livingston. R.D, World War Two Ballistics: Armor and Gunnery (Overmatch Press, 2001). Moderne tanks zijn uitgerust met staal en (gelaagd) pantser waarvan de samenstelling vaak geheim is. Extra bescherming tegen raketten en holle lading wordt met behulp van nieuwe technologie mogelijk gemaakt. ERA (Explosive Reactive Armour) is in staat om holle lading vroegtijdig te laten exploderen en zodoende te zorgen dat de (hoofd)bepantsering niet doorboord wordt. Ook NBC-installaties (tegen Nucleaire, Biologische en Chemische dreigingen) zijn vaak gemonteerd. Rookgranaten of nevelsystemen en zelfs lasersystemen zijn standaard in veel moderne gevechtstanks. Zie Ludeke. A, International Tank Development from 1970 (Barnsley, Pen & Sword Military, 2018); Koch. F, Russian Tanks and Armored Vehicles: 1946-To the Present an Illustrated Reference (Atglen, Schiffer Pub Ltd, 1999).
- De moderne Leopard 2 gevechtstank (Leopard 2A6) kan 68 kilometer per uur behalen. Zie Defensie: https://www.defensie.nl/onderwerpen/materieel/voertuigen/leopard-2a6-gevechtstank.
- Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat tanks nog steeds relatief kwetsbaar zijn als het gaat om het opereren in kleine of nauwe ruimtes zoals gevechten in dichtbebouwde dorpen of steden. Sommige moderne infanteriewapens zijn zo ontworpen dat tanks van kortbij snel beschadigd of uitgeschakeld kunnen worden. De oorlog in Syrië heeft toont aan dat tanks op kortere afstand uitgeschakeld kunnen worden met behulp van antitankraketten, drones of andere wapens. Op internet staan verschillende afbeeldingen van tanks die in Syrië vernietigd zijn. Zo zijn op internet verschillende beelden te zien van T-72 tanks die met behulp van raketwapens uitgeschakeld worden.
- Westerse tanks gebruiken onder andere 120mm L/55 Rheinmetall kanonnen om doelwitten uit te schakelen (https://www.rheinmetall-defence.com/en/rheinmetall_defence/index.php). In tegenstelling tot Westerse tanks hebben Russische tankmodellen zoals de T-72 en T-90 vaak 125mm kanonnen en automatische laadsystemen waarbij een robotarm de granaten grijpt en de kanonnen van munitie voorzien worden. Een groot nadeel van die tanks is het feit dat een vierde bemanningslid ontbreekt en de munitie onder de koepel als een carrousel gerangschikt is waardoor penetratie door een vijandelijke tankgranaat of andere munitie soms catastrofaal kan aflopen. Zie Ludeke. A, International Tank Development from 1970 (Barnsley, Pen & Sword Military, 2018); Koch. F, Russian Tanks and Armored Vehicles: 1946-To the Present an Illustrated Reference (Atglen, Schiffer Pub Ltd, 1999).
- Een bijvoorbeeld zijn de gebeurtenissen tijdens de Golfoorlog (1990-1991) waarbij M1 Abrams-tanks doelwitten op grote afstanden aanvielen en uitschakelden. Zie o.a. National Geographic. Greatest Tank Battles - The Battle of 73 Easting.
- De rol van gemoderniseerde, soms gemechaniseerde artillerie en moderne raketsystemen is ook niet te onderschatten. Zie Benjamin. M, Drone Warfare Killing by Remote Control (Brooklyn, Verso Books, 2013) en https://www.thebureauinvestigates.com/explainers/history-of-drone-warfare
- Martin. B, Computing and war, in: Peace & Change, Vol. 14 No 2 (1989), 203-222. https://doi.org/10.1111/j.1468-0130.1989.tb00123.x