"Ik liep langs die schroothoop en daar lag een buis die … precies dezelfde grote had als de granaat die we aan het omvormen waren tot een raket. Ik zei: Dat is het antwoord! Leg de buis op de schouder van een soldaat met de raket erin en daar gaat hij", aldus Edward Uhl, de uitvinder van de bazooka. Een van de meest originele wapens ontwikkeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was een van de eerste effectieve antitankwapens die kon worden ingezet door de infanterie. Het was ook het eerste draagbare wapen dat gebruik maakte van rakettechnologie.
In 1918 experimenteerde de Amerikaanse wetenschapper en uitvinder dr. Robert Goddard met een kleine raketlanceerder waarmee een lichtgewicht projectiel kon worden afgevuurd. Goddard was werkzaam op Clark University en hield zich onder meer bezig met het onderzoek naar de voortstuwing van raketten. Als nevenproject ontwikkelde hij de raketlanceerder. Zijn collega dr. Clarence Hickman demonstreerde het wapen met succes op 6 november 1918 voor het 'US Army Signal Corps' op Aberdeen Proving Ground. In eerste instantie zagen de Amerikanen er geen heil in omdat een mortier een zwaardere granaat met een kleinere voortstuwingslading kon afvuren. En nog een ander voordeel was dat een mortier een indirect vurend wapen is, waardoor de schutter geen direct zicht hoeft te hebben op het doel in tegenstelling tot de raketlanceerder van Goddard. Doordat de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 ten einde kwam en Goddard te kampen kreeg met tbc, stagneerde de ontwikkeling van het wapen.
Ondertussen werd vanaf midden jaren 30 in de Verenigde Staten, net als elders op de wereld, wel gewerkt aan een andere vinding, de holle lading. Het principe van de holle lading houdt in dat in een cilindervormig explosief een kegelvormige uitsparing wordt gemaakt. Hierdoor wordt de implosiekracht van het explosief geconcentreerd op één plek, het zogenaamde Munroe effect. Doordat de uitsparing is bekleed met zacht metaal ontstaat na de ontploffing, door de concentratie van kracht, een stekel, ook wel 'Carrot' (wortel) genoemd, die met grote snelheid (13 km/s) inwerkt op het doel. Het effect van de holle lading werd al beschreven in 1792, maar werd voor het eerst militair succesvol toegepast door de Duitsers in 1940 tijdens de strijd om Fort Eben-Emael. De Zwitserse militair Henry Mohaupt slaagde er in om met deze vinding een handgranaat de maken, die in staat was om 60 mm pantserstaal te doorboren. Hij demonstreerde deze granaat (de M10) in 1940 aan het Amerikaanse leger. De granaat was echter, mede door de grote en het gewicht van 1,6 kilo moeilijk te hanteren en hij kon ook niet afgevuurd worden met een geweer.
Een kleinere versie van de granaat, de M9 kon wel met een geweer worden afgeschoten, maar dit wapen kon dan weer niet effectief tegen tanks worden ingezet. Terwijl het Amerikaanse leger wel behoefte had aan een effectief lichtgewicht antitankwapen dat kon worden gebruikt door de infanterie. Colonel Leslie Skinner, hoofd van 'Rocket Branch' bij het 'Ordnance Department', was geïntrigeerd door de granaat en onderzocht of er een manier was om deze te kunnen afvuren. Skinner experimenteerde al langere tijd met het doel om een raket te ontwikkelen die effectief op het slagveld kon worden gebruikt. Tijdens dit onderzoek kwam hij in contact met Lieutenant Edward Uhl, die eveneens werkzaam was bij het 'Ordnance Corps'. Uhl kwam vervolgens op het idee om de M10 granaat vanuit een buis te lanceren en werkte dit verder uit tot de 'Rocket Launcher', mede gebaseerd op het eerdere ontwerp van Goddard. Skinner ontwierp vervolgens een miniatuurraket waar de granaat op kon worden bevestigd. Deze werd gelanceerd vanuit een buis, zodat de militair die het wapen afvuurde beschermd werd tegen de vrijkomende gassen en hitte.
In mei 1942 werd het wapen getest op Aberdeen Proving Ground als onderdeel van een competitie om te bepalen welk wapen het best geschikt was om een projectiel met een holle lading af te vuren. Met de 'Rocket Launcher' werden enkele treffers geboekt, terwijl de overige wapens (verschillende typen mortieren) de tank waarop werd geoefend geen een keer wisten te raken. 'The Chief of Research and Engineering' van het 'Ordnance Department', Major General Gladeon Barnes was aanwezig tijdens deze proefneming. Hij vuurde zelf enkele schoten af met het nieuwe wapen en verklaarde: "Het lijkt echt net op Bob Burns’ bazooka."
Bob Burns was in die tijd een bekende komiek. Een van zijn toneelattributen was een zelf uitgevonden en vervaarlijk uitziend blaasinstrument, gebaseerd op een trombone, die hij zijn 'Bazooka' noemde. Dit instrument leek qua uiterlijk vooral door de lange pijp sterk op de 'anti-tank Rocket Launcher 2,36 inch M1'. Sindsdien werd de Rocket Launcher M1 en opvolgende types aangeduid als 'De Bazooka'. Tegenwoordig is de term bazooka een algemene verzamelnaam voor alle vanaf de schouder afgevuurde raketwapens, zoals de Russische RPG.
De productie van het wapen werd uitbesteed aan General Electric in Bridgeport. De granaten werden vervaardigd door E.G. Budd Company. In het najaar van 1942 werd de 'M1 Rocket Launcher' officieel in gebruik genomen. Bij weinig wapens verliep het proces van eerste proefneming tot operationele inzet zo snel als bij de bazooka. Door zijn snelle productie bleek de eerste versie van de Rocket Launcher echter wel een aantal gebreken te hebben. Voor de lanceerbuizen was gebruik gemaakt van een slechte kwaliteit staal, waardoor de buizen regelmatig scheurden. Ook was de maatvoering niet goed, waardoor buizen nog al eens te krap of te ruim bleken te zijn, wat er toe kon leiden dat de raket bleef vastzitten in de loop en daar explodeerde. Het wapen was 1.371 mm lang en woog 5,8 kg. Bij de eerste exemplaren van het wapen werd een tweepotig statief geleverd. Dit werd in het veld echter zelden gebruikt, omdat het niet kon worden afgesteld en het gewicht het transport bemoeilijkte. De oorspronkelijke munitie voor het wapen was de M6-raket. Deze granaat was echter onbetrouwbaar en werd daarom snel vervangen door een verbeterde versie de M6A1 met een ander laadsysteem. De mondingssnelheid van het projectiel bedroeg 91 m/s.
De M1 Rocket Launcher werd in augustus 1943 opgevolgd door de M1A1, die een lengte had van 1.380 mm en 6,01 kg woog. Dit wapen had een simpeler ontwerp en geen voorste pistoolgreep, want deze bleek in de praktijk weinig nut te hebben. Ook had het wapen een ander hitteschild om het gezicht van de schutter te beschermen en een flitsdemper. Deze en opvolgende versies kregen ook schouderriemen om het vervoer te vergemakkelijken. Het achterste gedeelte van de lanceerbuis was omwikkeld met staaldraad om scheuren te voorkomen. Dit probleem bleef zich echter voordoen. Pas toen in de fabrieken de kwaliteit van het metaal dat werd gebruikt voor de lanceerbuizen beter werd getest, werd het probleem verholpen.
De M1 en M1A1 hadden een simpel richtvizier. Het maximale bereik bedroeg 370 meter (400 yards). Het effectieve bereik was 150 meter en het penetratievermogen van de raket was 76 mm pantserstaal. Het wapen kon ook worden geladen met de M7A3 en M10 raket, die waren gevuld met witte fosfor. De projectielen van het type M7A3 waren bedoeld als oefenexemplaren, maar werden later ook in de strijd gebruikt.
Lengte: | 137 cm |
Kaliber: | 2.36 inch / 60 mm |
Gewicht: | 5,96 kg |
Munitie: | M6 of M6A2 |
Bereik: | 140 – 370 meter |
Lengte: | 137 cm |
Kaliber: | 2.36 inch / 60 mm |
Gewicht: | 5,8 kg |
Munitie: | M6A1 |
Bereik: | 140 – 370 meter |
In oktober 1943 werd de 'M9 Rocket Launcher' in productie genomen. Dit wapen had een lengte van 1.500 mm (ingeklapt 800 mm) en een gewicht van 6,87 kg. De M9 kon in tweeën gedeeld worden door een bajonetsluiting, wat het vervoer vergemakkelijkte. Met name de luchtlandingstroepen hadden verzocht om een beter te transporteren versie van de bazooka. Ook had de M9 een verbeterd richtvizier en vlamdemper. Omdat de batterijen in de M1 en M1A1 niet altijd goed functioneerde, werd het afvuurmechanisme bij de M9 en latere versies van de bazooka veranderd in een magnetische impulsgever (een stalen kern die door een spoel beweegt waardoor dus een elektrisch stroompje wordt opgewekt) ingebouwd in de pistoolgreep. Alle houten onderdelen, de schoudersteun en het handvat, werden bij deze versie vervangen door metalen en plastic equivalenten. Door de langere loop werd de brandstof van de raketmotor opgebruikt voordat het projectiel de lanceerbuis verliet. Hierdoor werd de raket minder gevoelig voor weersomstandigheden. Ook gebruikte het wapen andere munitie, de M6A3 raket. De raket had een lengte van 493 mm, een diameter van 2,36 inch en een gewicht van 3,38 lb. (1,53 kg) inclusief de springkop van 0,5 lb (=0,225 kg). De raket had een stompere meer afgeronde neus dan zijn voorgangers om te zorgen dat hij minder makkelijk zou afketsen en verbeterde stabilisatievinnen. Het penetratievermogen bedroeg 89 tot 102 mm pantserstaal.
De Rocket Launcher M9 werd in september 1944 vervangen door een verbeterde versie, de M9A1. Dit wapen had een ander koppelingsmechanisme voor de lanceerbuis en een nieuw Polaroid T90 optisch richtvizier. Door alle modificaties en verbeteringen had het wapen inmiddels wel een lengte van 1.550 mm en een gewicht van 7,20 kg gekregen. In de zomer van 1945 werd een aluminium versie van de M9A1, de 'M18 Rocket Launcher' in productie genomen. Dit wapen had een gewicht van 4,8 kilo. Deze bazooka is nog kortstondig ingezet aan het einde van de campagne in de Pacific. Na het einde van de oorlog werd de productie gestaakt.
Lengte: | 155 cm |
Kaliber: | 2.36 inch / 60 mm |
Gewicht: | 6,5 kg |
Munitie: | M6A3 |
Bereik: | 110 – 460 meter |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er (van juni 1942 tot mei 1945) in totaal 476.628 bazooka's (112.790 M1’s, 59.932 M1A1’s, 26.087 M9’s, 277.819 M9A1’s en 500 M18’s) geproduceerd tezamen met 15.603.000 raketten.
De Amerikanen verstrekten tijdens de oorlog ook bazooka’s aan hun bondgenoten. De Vrije Fransen van Generaal Charles de Gaulle kregen er 11.350, de Russen ongeveer 3000 en Groot-Brittannië meer dan 2100. De 'Rocket Launchers' werden ook boven bezet gebied gedropt voor het verzet. De Jong schrijft bijvoorbeeld in zijn standaardwerk dat het verzet in Amsterdam in november 1944 kon beschikken over dertig bazooka’s. Veel landen namen de bazooka na de Tweede Wereldoorlog op in hun arsenaal. Dit waren onder meer Argentinië, België, West-Duitsland, Frankrijk, Nederland, Pakistan, de Volksrepubliek China en Zuid-Korea. België, Brazilië en Spanje ontwikkelde een eigen variant van de bazooka.
In oktober 1944 werd begonnen met de ontwikkeling van de 3,5 inch 'Rocket Launcher M20'. Saillant detail was dat deze verbeterde versie van de bazooka gedeeltelijk was gebaseerd op de Duitse 'Panzerschreck'. De Duitsers hadden in 1943 enkele bazooka’s buitgemaakt in Tunesië een ook aan het Oostfront. (Een aantal bazooka’s waren aan de Russen geleverd in het kader van het 'Lend-Lease-programma'). Zij zagen de voordelen van het wapen. Al snel kwamen ze met hun eigen versie, de RP43 serie(Raketenpanzerbüchse), oftewel de "Panzerschreck" of "Ofenrohr" genaamd. Mede dankzij zijn grotere diameter 88 in plaats van 60 mm, bleek dit wapen op sommige gebieden succesvoller te zijn dan de Amerikaanse tegenhanger, alhoewel het minder accuraat was en een kleiner bereik had. Bazooka’s die werden buitgemaakt namen de Duitsers op in hun arsenaal onder de naam "6 cm Raketenpanzerbuchse 788(a)."
De M20 "Super Bazooka" was eind 1944 gereed, maar werd niet direct in productie genomen, omdat de hoge militairen ervan uitgingen dat de oudere versies van het wapen nog voldeden. Uiteindelijk werd deze Bazooka niet eerder in productie genomen dan in 1951, toen tijdens de Koreaanse oorlog bleek dat de M1 en de M9A1 weinig effect hadden tegen de tanks van het type T-34-85 die door het communistische Noord-Korea werden ingezet. Ook in de eerste fase van de Vietnamoorlog maakte de Amerikaanse troepen nog gebruik van de M20 bazooka. Later gingen zij gebruik maken van de 'M27 Recoilless Rifle' en vanaf 1963 de 'M72 LAW' antitankraket.
Lengte: | 152 cm |
Kaliber: | 3,5 inch / 90 mm |
Gewicht: | 6,5 kg |
Munitie: | M28A2 of T127E3/M30 WP |
Bereik: | 180 – 913 meter |
In november 1942 beleefde de bazooka zijn officiële vuurdoop tijdens operatie 'Torch', de invasie van de Amerikanen in Frans Marokko en Algerije. De meeste Amerikaanse militairen wisten amper hoe ze met het nieuwe wapen moesten omgaan, omdat zij er van tevoren niet mee hadden kunnen oefenen en ook geen instructie over hadden gehad. General Dwight Eisenhower was dan ook niet blij dat de wapens desondanks werden verspreid onder de Amerikaanse troepen. Tegen de Vichy-Franse troepen, die waren uitgerust met verouderde tanks van het type Renault R-35, die een maximale bepantsering hadden van 43 mm, werden een aantal successen geboekt met de Rocket Launcher M1. Hierdoor vatte het idee post dat de bazooka een zeer effectief wapen was tegen tanks. De Amerikaanse troepen hieven dan ook de kreet aan: "Laat de pantsers maar komen."
In sommige bronnen wordt overigens aangegeven dat er tijdens de campagne in Noord-Afrika helemaal geen successen zijn geboekt met de bazooka tegen vijandelijke tanks. Toen de Amerikaanse militairen later na de invasie van Sicilië in mei 1943 tegenover de Duitse tanks van het type 'PzKpfw V Panther' en 'PzKpfw VI Tiger' kwamen te staan, bekoelde hun enthousiasme wat. Onder meer soldaten van het '505th Parachute Infantry regiment', onder leiding van Colonel James Gavin, kwamen er achter dat de projectielen van hun bazooka’s het frontale pantser van een Tiger-tank (met een dikte van 100 mm), die zij na de strijd hadden buitgemaakt, amper hadden gebutst.
Het wapen bleek ook andere nadelen te hebben. Bij het afvuren kwamen hete gassen vrij zowel aan de voorkant als achterkant (de zogenaamde backblast, die maar liefst vijftien meter kon bedragen), waardoor de bemanning het risico liep op brandwonden. De gasvorming, tezamen met de rookontwikkeling, was eveneens een nadeel, omdat deze de positie prijs gaf van het bazooka-team. Het wapen kon niet vanuit de dekking worden afgevuurd. Voor een trefzeker schot was het nodig dat het team onbelemmerd zicht had op het doelwit. Dit betekende dat zij zich zelf ook moesten bloot geven. Ook was de 'Rocket Launcher' erg gevoelig voor zand, stof en vocht.
De bazooka had echter ook zeker zijn voordelen. De Rocket Launcher was eenvoudig te bedienen en te hanteren en werd snel populair onder de infanterie. Daar kwam bij dat snel bleek dat het een effectief wapen was tegen met beton versterkte doelen en in straatgevechten, wat onder meer duidelijk werd tijdens de slag om Aken in het najaar van 1944.
Met de bazooka konden ook successen worden geboekt tegen de zware Duitse tanks als de PzKpfw VI Tiger en PzKpfw V Panther. Het was dan wel noodzakelijk dat de afvurende militair in staat was het zwakkere pantser aan de achter-, zij-, boven- of onderkant van de tank te raken. Dit lukte alleen als de tank toevallig een steile heuvel opreed, of als de bazooka vanaf een hogere positie kon worden afgevuurd. Later in de oorlog rustten de Duitsers hun tanks uit met Schürzen, extra pantserplaten die op enkele centimeters afstand van de tank werden gemonteerd. Deze ving als het waren de kracht van de holle lading op, waardoor de explosie werd getemperd. Dit maakte dat de Panther of Tiger alleen nog kon worden uitgeschakeld met een bazooka, als de rupsbanden, aandrijfwielen of het motorcompartiment konden worden geraakt, of indien de schutter in staat was om de Duitse tank tot zeer korte afstand (dertig meter) te naderen.
Op 20 mei 1944 schreef Lieutenant General George Patton in een brief: "Het doel van de bazooka is niet om offensief te worden ingezet tegen tanks (to hunt tanks offensively), maar als laatste redmiddel om te voorkomen dat infanterie wordt overlopen door tanks. Het bereik moet ongeveer op 30 yards (27 meter) worden gehouden." Duitse tanks die lichter gepantserd waren, zoals de 'PzKpfw IV' (maximaal 30 mm), konden wel tamelijk eenvoudig met een bazooka worden uitgeschakeld. Ook zijn er nog behoorlijk wat voorvallen bekend waarbij een 'PzKpfw VI Tiger' (gedurende de oorlog de Duitse Tank met het dikste pantser) tot staan werd gebracht. Technical Sergeant Charles Carey werd onder meer hiervoor (postuum) onderscheiden met een Medal of Honor en op 3 april 1945 wist Sergeant John Dolan van het 319th Infantry Regiment met een bazooka twee Tigers buiten gevecht te stellen.
De inzet van de bazooka in Azië tegen tanks verliep een stuk succesvoller dan die in West-Europa. De Japanse tanks als de lichte '95 Ha-Go' en de middelzware '97 Chi-Ha' waren licht gepantserd (12 respectievelijk 25 mm maximaal) en konden daardoor vrij gemakkelijk van grote afstand met een bazooka worden uitgeschakeld. Ook tegen Japanse bunkers en versterkingen bleek het een effectief wapen, hetgeen onder meer bleek tijdens de slag om Iwo Jima in februari 1945. Tijdens deze slag wist de 19-jarige Private First Class Douglas Jacobson op 26 februari 1945 met een bazooka zestien vijandelijke posities en 75 Japanse militairen uit te schakelen, waarvoor hij werd onderscheiden met de Medal of Honor. De Japanners ontwikkelden in 1944 een wapen dat was gebaseerd op de bazooka, de 'Type 4 70 mm AT Rocket Launcher'. Dit wapen was eigenlijk bedoeld om in te zetten na de geallieerde invasie op de Japanse thuiseilanden. Doordat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de Russische invasie van Mantsjoerije in augustus 1945 een einde aan de oorlog in de Pacific maakte, is het nooit op grote schaal ingezet.
Het bazookateam bestond meestal uit twee personen, de schutter en de lader. De schutter vervoerde het wapen, de lader de projectielen. Het wapen kon worden geladen en afgevuurd door een persoon, maar dat nam enige tijd in beslag. Het was effectiever als het wapen door twee personen werd gehanteerd. Voor het afvuren legde de schutter het wapen op zijn schouder. De lader schoof het projectiel achter in de buis en verwijderde de veiligheidspin. Vervolgens schoof hij de raket volledig in de buis, totdat deze vastklikte. De lader verbond een draad van de raket met een contactpunt op het wapen om het elektrisch circuit te sluiten. (Bij latere versies van de rakket kwam deze draad te vervallen). Nadat de lader middels 'Ready' had aangegeven dat hij gereed was, kon de schutter het wapen afvuren. Met de M1/M1A1 konden ongeveer vijf schoten per minuut worden gelost. Bij de M9 was dit ongeveer tien.
In een Amerikaanse trainingsfilm werd gedemonstreerd, dat de bazooka ook kon worden gebruikt als antitankmijn. Het is niet duidelijk of deze techniek vaak is toegepast tijdens de oorlog.
Tijdens de campagne in West-Europa, werden sommige Piper Cub verkenningsvliegtuigen uitgerust met bazooka’s om op die wijze ingezet te kunnen worden tegen Duitse tanks en andere voertuigen. Major Charles Carpenter zou op deze wijze onder meer tijdens de slag om Arracourt met zijn L-4 Grasshopper uitgerust met zes bazooka’s, zes Duitse tanks, waarvan twee van het type 'PzKpfw VI Tiger' hebben vernietigd.
Al met al kan men niet anders stellen dan dat de bazooka een succesvol wapen was tijdens de Tweede Wereldoorlog. De 'Rocket Launcher' bleek zeer nuttig in de straatgevechten in West-Europa en tijdens de strijd op de eilanden in de Pacific. Het was het eerste draagbare wapen dat infanteristen konden gebruiken voor het op afstand vernietigen van niet of licht gepantserde voertuigen, bunkers, machinegeweernesten en andere versterkingen. Een van de bijnamen die de infanteristen aan de bazooka gaven was 'Shoulder 75', omdat in hun ogen het effect van de 'Rocket Launcher' gelijk was aan dat van een 75-mm kanon. General Dwight Eisenhower, de geallieerde opperbevelhebber, somde na de oorlog de vier middelen (tools of victory) op, die de geallieerden de overwinning hadden opgeleverd. Dit waren volgens hem de atoombom, de jeep, de 'C-47 Skytrain' ( een transportvliegtuig) en de bazooka.