Aan de hand van de bazooka begon de ontwikkeling van de Panzerschreck in het voorjaar van 1943. De Duitsers hadden inmiddels een ander infanterie-antitankwapen ontwikkeld, namelijk de Panzerfaust. Dit was echter een wapen voor eenmalig gebruik. De Panzerschreck kon daarentegen herladen worden. Een ander belangrijk verschil met de Panzerfaust was dat de Panzerschreck door twee man bediend moest worden in plaats van één. Er was een schutter en een lader. Deze droegen beiden hittebestendige kleding en in sommige gevallen een gasmasker.
De verschillende modellen
De Panzerschreck had net als de Bazooka een elektrisch vuurmechanisme. De Panzerschreck was in feite niet meer dan een pijp van waaruit een miniatuurraket met holle lading werd afgevuurd. De eerste Panzerschreck die ontwikkeld werd was de Raketenpanzerbüchse 43. Deze was 1,64m lang en woog 9,25kg. Het projectiel dat gebruikt werd was de 88mm Raketenpanzerbüchsen-Granate 4322 (RPzB.Gr.4322). Deze woog 3,30kg en had een explosieve lading van 660g. Deze granaten hadden een stabilisatiering net als bij vliegtuigbommen voor het verkrijgen van een zo klein mogelijke afwijkende baan van het projectiel.
De raketlading brandde nog 2 meter nadat het de afvuurbuis verlaten had en bereikte hier ook zijn maximale snelheid van 105m/s. Van de RPzB.Gr.4322 waren twee versies ontwikkeld. Eén voor winteromstandigheden (temperaturen van -40º tot 30ºC) en een zomerversie (-5º tot 50ºC). Van de Raketenpanzerbüchse 43 werden er niet zo veel geproduceerd en ze waren dan ook niet veel op het slagveld te zien. De bemanning moest zeer voorzichtig zijn, want tijdens het afvuren kwamen hete gassen vrij zowel aan de voorkant als achterkant. Dit tezamen met de rookontwikkeling was tevens een nadeel want die gaf de positie prijs van de bemanning.
De opvolger voor de Raketenpanzerbüchse 43 was de Raketenpanzerbüchse 54. De verbeteringen ten opzichte van zijn voorganger was het beschermingsschild voor de schutter. Dit schild beschermde de schutter tegen de immense luchtstroom en de terugslag. De Raketenpanzerbüchse 54 woog 11kg en had een verbeterd bereik van 180m. Tevens was er een verbeterde granaat ontwikkeld namelijk de Raketenpanzerbüchsen-Granate 4992 (RPzB.Gr.4992). Deze waren ook weer in een winter- en een zomerversie ontwikkeld. Een pantser met een dikte van 230mm kon doorboord worden met dit projectiel. De productie van de Raketenpanzerbüchse 54 startte in oktober 1943. Van de Raketenpanzerbüchse 54 werden er 289.151 stuks geproduceerd en was de meest voorkomende Panzerschreck op het slagveld.
In december 1944 werd er gestart met de productie van het volgende model, namelijk Raketenpanzerbüchse 54/1. Deze was korter (1,35m) en was dus ook lichter (9,5kg). Het afvuurmechanisme en het vizier waren verbeterd. De levensduur van de Raketenpanzerbüchse 54/1 was 200 schoten. Van dit model werden er tot de laatste dag van de oorlog 25.744 gemaakt.
Gebruik van de Panzerschreck
Om het wapen klaar te maken om af te vuren moest het projectiel aan de achterkant van de buis gestopt worden. De schutter had twee trekkers. De eerste werd gebruikt om het ontstekingsmechanisme aan te spannen, de tweede om deze te activeren. Richten gebeurde door een klein vizier.
De Panzerschreckbemanningen werden ondergebracht in speciale Panzerzerstörergruppen. Deze bestonden uit twee maal drie Panzerschrecks.
Over het bereik van het wapen twijfelt men. Officieel sprak het Duitse Waffenamt over 700 meter maar er zijn ook berichten over een effectief bereik van maar 100-200 meter. Het bereik was natuurlijk afhankelijk van de weersomstandigheden (wind, luchtvochtigheid en de temperatuur).
Een voordeel van de Panzerschreck ten opzichte van de Panzerfaust was natuurlijk het grotere bereik. Er waren echter ook veel nadelen. De bemanning moest ten eerste goed getraind zijn voor het gebruik van het wapen. Ten tweede was het wapen zwaar om te vervoeren.
Type: | Raketenpanzerbüchse 54 (Panzerschreck 54) | |
Kaliber; | 88mm | |
Lengte; | 1640 mm | |
Gewicht; | 9,5 kg (11kg met beschermingsschild) | |
Gewicht raket; | 3,25kg | |
Mondingsnelheid; | 105 m/s | |
Effectief Bereik; | 100 - 200 m | |
Penetratie; | Maximaal 230 mm | |
Afvuursysteem; | Elektrisch |
Panzerschreck op een gepantserd voertuig
De Duitsers experimenteerden met raketwerpers op pantservoertuigen. Dit resulteerde in het ontstaan van de Panzerjäger Bren 731(e). De Brencarrier was een op de Engelsen buitgemaakt pantservoertuig. Hierop hadden de Duitsers drie Panzerschreckbuizen gemonteerd. Er zijn geen exacte cijfers bekend over het aantal omgebouwde Brencarriers maar ze zijn voornamelijk ingezet aan het oostfront.
De Duitsers bouwden ook een aantal oorspronkelijke mijnenvegers om tot gepantserd raketwerpervoertuig. Dit resulteerde in de Borgward B IVC Ausf. m RPzB 54. Ze werden maar in kleine aantallen omgebouwd en die er werden omgebouwd kwamen alle in actie aan het eind van de oorlog in de slag om Berlijn.