Dit artikel geeft een geschiedkundig overzicht van tankconstructie in Japan. Daarbij komt de historische achtergrond van Japanse tanks aan bod. Zodoende kunnen Japanse tanks in een historische context geplaatst worden. De belangrijkste Japanse tanks met technische specificaties komen aan bod.
Japan had na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), toen tanks voor het eerst waren ingezet aan het front, geen enkele ervaring met tankontwerp of productie. Daarom werden in Europese landen ontwikkelde tanks door Japan gekocht om ervaring op te doen met tankconstructie. Omdat de leidende landen Groot-Brittannië en Frankrijk waren wat betreft de inzet en bouw van tanks besloot de Japanse legertop om tankmodellen uit die landen te kopen. De eerste door Japan gekochte tanks waren lichte en middelzware tanks. Bijvoorbeeld de Franse Renault FT-17 tank (eerste tank ter wereld met een draaibare koepel) en de Britse 'Mark' series. Anders dan andere landen hechtte Japan wat betreft wapens veel waarde aan de constructie van vliegtuigen en schepen. Tanks waren wat dat betreft van secundair belang. Na de Eerste Wereldoorlog werden in Japan vooral lichte en middelzware tanks geproduceerd: die tanks konden in relatief grote aantallen geproduceerd worden en waren geschikt om infanterie te ondersteunen. De eerste gebouwde Japanse tanks (1930-1943) hadden een overwegend offensieve taak: zij moesten vijandelijke troepen aanvallen en overrompelen. De laatste geproduceerde Japanse tanks (1943-1945) hadden een overwegend defensieve taak. Zwaardere tankmodellen hield Japan achter de hand om geallieerde invasies van eilanden in de Pacific tegen te houden en het thuisland te verdedigen tegen mogelijke grondaanvallen. Alle Japanse tanks werden ingezet in Zuidoost-Azië, bijvoorbeeld in Nederlands-Indië, Birma en op verschillende eilanden in de Pacific.
Zoals gezegd kocht Japan aan het eind van de Eerste Wereldoorlog verschillende buitenlandse tankmodellen zoals de Britse zware Mark IV tank en de Franse Renault FT-17. Die tankaankopen vonden plaats in 1918 en 1919. Genoemde tanks werden in Japan getest en in 1925 zouden verschillende tankbataljons opgericht worden. Dat liep echter vertraging op omdat niet genoeg tanks beschikbaar waren om die bataljons uit te rusten. In 1929 kocht Japan een tiental Renault NC1 tanks. Ook werden in dat jaar Britse tanks gekocht. Net als de Amerikanen en de Fransen baseerden de Japanners hun tanktactieken op infanterieondersteuning. Tanks moesten infanterie ondersteunen en werden zelden gebruikt als zelfstandig opererende wapens. Tijdens gevechten met Chinese troepen tijdens de Chinees-Japanse oorlog bewezen Japanse tanks zich. Niet zozeer omdat de tanks zo goed waren, maar omdat de Chinezen veel te weinig pantservoertuigen en antitankwapens hadden. In 1939 bleek dat Japanse tanks zeer kwetsbaar waren tijdens gevechten met Sovjettanks zoals de lichte BT tanks. Het Sovjet 45mm kanon (45mm 20-K) had geen moeite om de dunne pantserplaten van Japanse tanks te doorboren. Toch bleven de Japanners grotendeels vasthouden aan de idee dat tanks infanterie moesten ondersteunen. Ondanks het feit dat de bepantsering en bewapening van Japanse tanks tussen 1930 en 1945 verbeterde, bleven Japanse tanks kwetsbaar voor geallieerde tanks en antitankwapens (het merendeel van de Japanse tanks waren licht gepantserde voertuigen). Tevens waren de tropische regenwouden van Zuidoost-Azië over het algemeen niet geschikt voor tanks. Het terrein is vaak bergachtig en moeilijk toegankelijk. De geïsoleerde ligging van Japan droeg bij aan de idee van de Japanse legertop dat vliegtuigen en schepen geschikte wapens zijn om expansiepolitiek uit te voeren. Genoemde factoren zorgden ervoor dat het Japans Keizerlijk Leger er van afzag om veel geld uit te geven aan tanks. Een beslissing die desastreuze consequenties zou hebben voor het Japanse leger.
De ontwikkeling en productie van het tankwapen in Japan werd gekenmerkt door frontervaringen. Zo werden bij sommige tanks verbeteringen aangebracht in de vorm van sterkere kanonnen of zwaardere bepantsering. Over het algemeen kan worden gesteld dat Japanse tanks innovatieve ontwerpen waren die inspeelden op de vereiste doelstellingen, namelijk het ondersteunen van infanterie en verkenningstaken uitvoeren. Met het beperkte financiële budget dat Japan voor tanks beschikbaar stelde werden talloze interessante tanks geproduceerd. Standaardisatie zien we terugkomen wat betreft bewapening, motoren en onderstellen van Japanse tanks. Die functionele aanpak zorgde ervoor dat Japan met relatief weinig middelen toch duizenden (6490) tanks kon produceren. Een misvatting is dat Japanse tanks 'slecht' waren ten opzichte van West-Europese tanks. Naarmate de oorlog vorderde produceerde Japan verschillende goed bewapende tanks. Feit is dat die tanks niet in grote aantallen gebouwd werden en te laat werden ingezet om de Amerikaanse en Britse tanks die na 1941 in toenemende aantallen in Zuidoost-Azië verschenen tegen te houden.
Na de Eerste Wereldoorlog trachten veel Europese landen hun cavalerie te mechaniseren. Japan gebruikte gepantserde auto’s maar die waren niet erg succesvol gezien het jungleterrein in Zuidoost-Azië. Vaak waren de voertuigen ook matig gepantserd en bewapend. De eerste Japanse tanks waren in feite kopieën van westerse tanks. Soms werden modificaties uitgevoerd. Ook de benaming van tanks verschilde. De Franse Renault FT-17 werd bijvoorbeeld 'Type 79' genoemd. In 1922 kocht Japan een aantal Franse tanks, waaronder de FT-17. De tanks waren licht gepantserd en bewapend.
Type 79 Renault FT-17 |
Gewicht: 6.6 ton |
Afmetingen: 5 meter lang, 2.25 meter hoog, 1.75 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 22mm (koepel en romp) |
Bewapening: 1 x 3.7 cm (37mm) Puteaux kanon |
Motor: Renault 4 cilinder van 39pk |
Snelheid: 8 km/u |
Productieaantal: enkele tanks door Japan gekocht |
Bemanning: 2 man |
Japan kocht tevens een aantal Franse Renault NC-1 tanks. Een aantal modificaties waren door Renault aangebracht. Zo verschilden de wielen met die van de Renault FT-17 tank. Type 89 Renault ‘Etsu B’ werden de tanks door Japan genoemd. Genoemde tanks waren niet populair bij de Japanse grondtroepen. De bewapening en bepantsering waren onvoldoende.
Type 89 Renault ‘Etsu / Otsu B’ |
Gewicht: 6.987 ton |
Afmetingen: 4.39 meter lang, 2.13 meter hoog, 1.7 meter breed |
Bepantsering: 20 tot 30mm |
Bewapening: 1 x 5.7 cm (57mm) kanon, 1 x machinegeweer |
Motor: 6 cilinder watergekoelde benzinemotor |
Snelheid: 42.2 km/u |
Productieaantal: enkele tanks door Japan gekocht |
Bemanning: 2 man |
Generaal Suzuki, hoofd van het Technische Bureau, protesteerde tegen de gang van zaken dat buitenlandse tankontwerpen door Japan in de jaren twintig werden gekocht. Japan moest zelf eigen tankmodellen kunnen produceren. Autoriteiten in Japan waren tegen dat plan omdat te weinig fabrieken beschikbaar waren om tanks te produceren. Ook ontbrak het Japanse ingenieurs wat betreft tankconstructie aan ervaring. Desondanks overtuigde generaal Suzuki de Japanse legerleiding. Eigen tankconstructie geschiedde. In 1927 werd de eerste Japanse tank gebouwd. De ‘Experimentele Tank Nummer 1’ (Type 87 ‘Chi-I’) was een middelzware tank waarvan het ontwerp begon in juni 1925. Een team van ingenieurs werkte aan de ontwikkeling. Het ontwerp van het voertuig was klaar in mei 1926 en het prototype was klaar in februari 1927. Osaka Arsenal fabriceerde het prototype. Het voertuig woog ongeveer twintig ton. De gebruikte motor was te zwak om het voertuig snel voort te stuwen. Het prototype maakte weinig indruk op Japanse militairen en een nieuwe tank moest worden ontworpen. Het nieuwe ontwerp was gebaseerd op de Vickers middelzware C tank die gekocht was door het Japanse leger in maart 1927. Naast het Osaka Legerarsenaal zou wapenfabrikant Sagami (Sagami Arsenal) toezien op de verdere productie van voertuigen en tanks. De Type 87 Chi-I had een complex aandrijvingssysteem. Het aandrijvingssysteem werd de standaard op latere Japanse tanks zoals de lichte tank Type 95 'Ha-Go' en de middelzware tank Type 97 'Chi-Ha'. Het Japanse leger concludeerde in 1927 dat de Type 87 Chi-I te zwaar en te langzaam was om te kunnen dienen in nieuwe oorlogen. Ook was de bepantsering van ‘Chi-I’ van slechte kwaliteit.
Type 87 Experimentele Tank Nummer 1 ‘Chi-I’ |
Gewicht: 12 ton |
Afmetingen: 6.03 meter lang, 2.78 meter hoog, 2.4 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 15mm |
Bewapening: 1 x 5.7 cm (57mm) kanon, 2 x 7.2mm machinegeweer |
Motor: V-type 8 cilinder watergekoeld van 140pk |
Snelheid: 20 km/u |
Productieaantal: 1 prototype |
Bemanning: 5 man |
Een nieuwe tank werd ontworpen. Die tank zou ongeveer 12.8 ton wegen en sterkere bepantsering krijgen. Aankoop van Japan van enkele Britse Vickers Mark C tanks zorgde ervoor dat die nieuwe tank gebouwd kon worden. Aanduiding van het voertuig was Type 89 ‘I-Go’ of Type 89 'Chi-Ro' (Type 89-tank). Het prototype van de tank heette ‘Type 89 Experimentele Tank Nummer 2 Chi-Ro’. Genoemd prototype was lichter dan Type 87 Experimentele Tank Nummer 1 en sterker gepantserd. Verschillende koepels die bij Type 87 waren aangebracht werden bij de nieuwe tank weggelaten. De kwaliteit van het gebruikte staal voor de pantserplaten was duidelijk verbeterd ten opzichte van Type 87. In 1929 was het voertuig klaar om getest te worden. Duidelijk werd dat Type 89 superieur was aan alle beschikbare Japanse tanks. De Japanse legertop besloot daarom dat de tank de standaard middelzware tank van het Japanse leger zou worden.
Twee verschillende varianten van het voertuig werden geproduceerd: Type 89A 'I-Go Kō' en Type 89B 'I-Go Otsu'. Het eerste type had een watergekoelde benzinemotor, het tweede een luchtgekoelde zescilinder dieselmotor en sterkere bepantsering. Type 89A bereikte een snelheid van 15.5 km/u. Slechts 113 Type 89A tanks werden geproduceerd. Type 89B was de eerste in massa geproduceerde tank met een dieselmotor. Dieselmotoren hebben het voordeel dat ze makkelijker te starten zijn in koude klimaatomstandigheden. Ook had Type 89B een andere koepel dan Type 89A. Sommige Type 89 tanks werden tevens uitgerust met nachtlichten en radio (Type 94 Mk 4 Hei radio). De romp van Type 89 was voorzien van bouten. Het pantser bedroeg 17mm staal dat aan de voorkant van koepel en romp was bevestigd. De voorkant van de koepel was voorzien van 17 tot 25mm staal. De bestuurder zat aan de voorkant van de tank (rechts) met de machinegeweerschutter aan zijn linkerkant. Motor en transmissie bevonden zich in de achterkant van de romp. Aandrijving bestond uit negen kleine wielen met een groot aandrijfwiel aan de voorkant en een kleiner wiel aan de achterkant. Vijf kleine toprollers waren aangebracht onder de bovenkant van de rupsbanden (Type 89B had vier toprollers). De tank werd ingezet tegen China, tegen Sovjettroepen en tegen de Amerikanen in de Pacific. Tegen de Chinezen presteerde de tank goed. Dat kwam met name omdat de Chinezen geen sterke tanks en antitankwapens hadden. Tegen de met M4 Sherman tanks uitgeruste Amerikaanse troepen presteerde Type 89 minder goed gezien de zwakke bepantsering van de tank. Sommige Type 89 tanks werden met zand bedekt en gebruikt als statische bunkers.
Type 89 ‘I-Go’/’Chi-Ro’ (Type 89A & Type 89B) |
Gewicht: 11.5 tot 12.79 ton |
Afmetingen: 4.3 meter (A) tot 5.73 meter (B) lang, 2.2 meter (A) tot 2.56 meter (B) hoog, 2.15 meter breed |
Bepantsering: maximaal 17mm (romp), 17 tot 25mm (koepel) |
Bewapening: 1 x 5.7 cm (57mm) Type 90 kanon (100 granaten), 2 x 6.5mm Type 91 machinegeweer (2.745 patronen) |
Motor: Daimler 6 cilinder van 100pk (A) of Mitsubishi A6120VD luchtgekoelde dieselmotor van 120pk (B) |
Snelheid: 26 tot 30 km/u |
Productieaantal: 404 stuks |
Bemanning: 4 man |
Naast de ontwikkeling van genoemde voertuigen besloot de Japanse legertop in 1929 dat kleine voertuigen ontwikkeld moesten worden voor snelle operaties. De eerste poging resulteerde in de Type 92 (door sommige bronnen Type 94 genoemd). Een klein voertuig dat ontworpen was voor verkenningstaken en infanterieondersteuning. Al in 1928 kocht Japan Britse Carden-Loyd Machine Gun Carrier Mark VI voertuigen die geschikt zouden zijn voor verkenningstaken. De Carden-Loyd werd in Japan Type 88 genoemd. Het voertuig was licht gepantserd (9mm maximaal) en bewapend (Vickers 7.7mm machinegeweer). De focus van de Japanse legertop op lichte voertuigen had onder andere te maken met de snelle en goedkope productiemogelijkheden. De voertuigen waren tevens makkelijk te onderhouden. Een hele serie op tank gelijkende voertuigen (‘tankette’) werd in Japan geproduceerd. Die voertuigen waren totaal niet geschikt als aanvalswapens omdat ze erg licht gepantserd en bewapend waren. Antitankwapens konden eenvoudig het dunne pantser doorboren. De belangrijkste door Japan geproduceerde ‘tankettes’ zijn Type 88, Type 94 en Type 97. Type 94 werd in 1934 voltooid door Tokyo Gas and Electric Industry. Type 94 werd in 1935 bij het Japanse leger in dienst genomen. Een van de meest bekende tankettes is Type 97 'Te-Ke'. Het voertuig was een verbeterde Type 94 en had een vrij krachtige bewapening. Bewapening bestond uit een 37mm Type 94 kanon of een Type 97 7.7mm machinegeweer. Het voertuig was licht gepantserd (4 tot 12mm). Tijdens de jaren dertig werd duidelijk dat tankettes te zwak zijn om te dienen in oorlogen. Daarom besloot de Japanse legertop de ontwikkeling en productie van de slecht gepantserde voertuigen stop te zetten.
De Slag om Halhin Gol of Khalkin Gol was de beslissende slag van de Sovjet-Japanse Grensoorlog in 1939. Na de bezetting van Mantsjoerije en Korea, probeerde Japan gebieden van de Sovjet-Unie te veroveren. Het eerste conflict was de Slag om het Chasanmeer in 1938 in het zuiden van Kraj Primorski. In 1939 was Mantsjoerije een satellietstaat van Japan. De Japanners noemden de staat 'Mantsjoekwo'. Volgens de Japanners lag de grens van Mantsjoekwo en Mongolië bij de rivier de Halha (Halhin Gol). Volgens de Mongolen en Sovjets lag de grens op zestien kilometer ten oosten van de rivier, ten oosten van het dorp Nomonhan. Die meningsverschillen zorgden voor grensconflicten en uiteindelijk oorlog tussen Japan enerzijds en de Mongolen en Sovjets anderzijds.
Op 11 mei 1939 stak een zeventig tot negentig man sterke Mongoolse cavalerieenheid het betwiste gebied binnen. Aldaar aangekomen kwamen ze een Japanse eenheid tegen die hen het gebied uit joeg. Een verkenningseenheid van het Kanto-leger (Kantogun) onder leiding van luitenant-kolonel Yaozo Azuma trok naar het gebied om de Mongolen op 14 mei aan te vallen. De eenheid leed lichte verliezen en moest zich terugtrekken. Joseph V. Stalin hoorde dit nieuws en gaf bevel aan het opperbevel van het Rode Leger om de Japanners aan te vallen. Hij besloot om Georgy K. Zhukov en het beste Sovjetlegermateriaal in te zetten. Samen met de Mongolen bouwden de Sovjets een grote legermacht op in het gebied. Toen de Japanners terugkwamen werden ze aangevallen door een overmacht aan infanterietroepen en tanks. Op 28 en 29 mei werd de eenheid van Azuma verslagen. De Japanners besloten destijds dat het niet de moeite waard was om meer soldaten en legermateriaal op te offeren. Op 1 juli 1939 begon echter een nieuw Japans offensief omdat de Sovjets en Mongolen niet ophielden met het aanvallen van Mantsjoekwaanse eenheden. Toentertijd staken Japanse troepen de Halharivier op. Op 3 juli stokte de aanval echter en werden de Japanse eenheden weer teruggedreven over de rivier. Stalin zorgde ervoor dat Zhukov bevoorraad werd en hij liet versterkingen aanvoeren. In augustus zette Zhukov de aanval in. Hij zette ongeveer 50.000 Sovjet en Mongoolse troepen in. Ongeveer vijfhonderd Sovjettanks en tweehonderd vliegtuigen werden ingezet tegen de Japanners. Twee complete Japanse divisies werden omsingeld en de rest van de troepen werd uiteengejaagd. Op 27 augustus probeerden de Japanse troepen uit te breken, maar dat lukte niet. De Japanners bleven doorvechten en de slag eindigde op 31 augustus met de volledige vernietiging van de Japanse troepen. Na de aanval viel het Rode Leger de overgebleven Japanse troepen aan en joeg hen terug naar Mantsjoekwo. Uiteindelijk werd een wapenstilstand getekend.
Tijdens de slag zette Japan drieënzeventig tanks in verdeeld over het Derde en Vierde Tankregiment. De Sovjets hadden beschikking over 498 tot 550 tanks. Het grote voordeel van de Sovjettanks was dat ze over het algemeen zeer krachtige kanonnen hadden met een kaliber van 45mm die nauwkeurig waren tot op grote afstand. De Japanse tanks waren bewapend met 37 en 57mm kanonnen met een kleiner bereik. Dat zorgde ervoor dat veel Japanse tanks uitgeschakeld werden door Sovjettanks. In totaal verloren de Japanners tweeënveertig tanks tijdens de slag. Beide kampen leden tijdens de slag grote verliezen wat betreft soldaten en materiaal.
In de jaren twintig en dertig experimenteerden enkele Europese landen met de idee van ‘tanklandschepen’: (zware) tanks met meerdere koepels die verschillende doelen tegelijk aan konden vallen. Niet alleen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, maar ook Japan bouwde enkele tanks die meerdere koepels hadden. In 1931 en 1934 werden in Japanse enkele prototype zware tanks geproduceerd. De eerder genoemde Type 87 Experimentele Tank Nummer 1 vormde de basis voor zware Japanse tanks. Type 91 was de eerste zware Japanse tank. Genoemde tank had drie koepels en was bewapend met een 70mm kanon en 6.5mm machinegeweren. De Type 91 woog achttien ton en had een BMW IV 6 cilinder motor. De in 1934 gebouwde en verbeterde Type 95 had nog een extra 37mm kanon. Type 95 was geïnspireerd door Duitse en Italiaanse tankontwerpen. Slechts vier prototypes werden in 1934 gebouwd. De tank bleek te langzaam en te log voor snelle oorlogvoering. Ook waren de financiële kosten van Type 95 erg hoog.
Type 91 zware tank | Type 95 zware tank |
Gewicht: 18 ton | Gewicht: 26 ton |
Afmetingen: 6.3 meter lang, 2.57 meter hoog, 2.47 meter breed | Afmetingen: 6.47 meter lang, 2.9 meter hoog, 2.7 meter breed |
Bepantsering: 20mm | Bepantsering: 12 tot 35mm |
Bewapening: 1 x 7 cm (70mm) kanon, 3 x machinegeweer | Bewapening: 1 x Type 94 7 cm (70mm) kanon, 1x Type 94 3.7 cm (37mm) kanon, 2 x machinegeweer |
Motor: BMW IV 6 cilinder motor van 224pk | Motor: 6 cilinder watergekoelde motor van 290pk |
Snelheid: 25 km/u | Snelheid: 22 km/u |
Productieaantal: 1 prototype | Productieaantal: 4 prototypes |
Bemanning: 5 man | Bemanning: 5 man |
De eerder genoemde Type 89 middelzware tank was de sterkste in grote aantallen geproduceerde Japanse tank tussen 1934 en 1936. Echter de bepantsering van de tank was relatief zwak (17mm). Daarom besloot de Japanse legertop dat een nieuwe middelzware tank moest worden ontworpen om toekomstige dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Het Generale Staf Kwartier was niet blij met de voorstellen van het departement van ingenieurs om een nieuwe tank te produceren waarbij gelet werd op kwaliteit en niet zozeer op kosten. In 1930 lagen er bij de Japanse legertop plannen op tafel om de Type 89B (Type 89 ‘I-Go’) middelzware tank te vervangen. De Japanse legerstaf (Generale Staf Office) en het ingenieursbureau bouwden beiden prototypes. Twee prototypetanks werden gebouwd. Mitsubishi (Mitsubishi Heavy Industries) bouwde het ontwerp van het ingenieursbureau en Osaka bouwde het ontwerp van de legerstaf. De Type 97 Experimentele Middelzware Tank ‘Chi-Ni’ (ontwerp legerstaf) had schuine pantserplaten en was redelijk snel. Daardoor was de tank geschikt voor verkenningstaken. Een groot nadeel van de tank was de eenmanskoepel waarbij de commandant meerdere taken moest uitvoeren (commanderen, laden, richten, vuren).
Het Generale Staf Kwartier stelde dat de 'Chi-Ni' goedkoop kon worden geproduceerd. Het Mitsubishi prototype was echter zwaarder, sterker en had een krachtigere motor. De tank was geschikter om te dienen als offensief wapen. Gekozen werd voor Mitsubishi en de tank werd gestandaardiseerd als Type 97 Middelzware Tank 'Chi Ha' (Type 97-tank). Vergeleken met de ‘Chi-Ni’ was de tank sterker. Ongeveer 2.092 tot 3.000 Type 97 tanks zijn geproduceerd door Mitsubishi (Tokyo Engineering Works) en andere fabrieken zoals Hitachi Ltd, Kobe Seikosho, Tokyo Gasu Denki Kogyo Kaisha en Nippon Seikosho. Het pantser varieerde in dikte (8 tot 25mm). Hoofdbewapening bestond uit een Type 97 57mm kanon (aanvankelijk Type 90) met een elevatie van elf graden naar boven en negen graden naar onder. Machinegeweren met een kaliber van 7.7mm (Type 97) waren geïnstalleerd in romp en koepel. Het kanon was voorzien van 160 granaten en de machinegeweren van 2350 patronen. De tank woog ongeveer 15.000 kilogram en had een luchtgekoelde 12 cilinder Mitsubishi Type 97 dieselmotor (fabrieksaanduiding Mitsubishi SA12200VD) die 170 paardenkracht leverde. Maximale snelheid bedroeg achtendertig kilometer per uur. De tank had vier bemanningsleden en een driemanskoepel waardoor taken goed verdeeld werden. De tank had zes loopwielen aan elke kant en drie toprollers (twee grote en één klein wiel). Daarnaast had de tank een groot aandrijfwiel dat aan de voorkant van de tank was bevestigd en een kleiner wiel dat aan de achterkant was bevestigd.
Type 97 'Chi-Ha' |
Gewicht: 15 ton |
Afmetingen: 5.516 meter lang, 2.23 meter hoog, 2.33 meter breed |
Bepantsering: 25mm maximaal |
Bewapening: 1 x 5.7 cm (57mm) Type 90 kanon of Type 97 5.7 cm (57mm) kanon (120-160 granaten), 2 x Type 97 7.7mm machinegeweer (2.350 patronen) |
Motor: Mitsubishi V-type 12 cilinder (SA12200VD) luchtgekoelde dieselmotor van 170pk |
Snelheid: 38 km/u |
Productieaantal: 2.092 stuks (Type 97 'Chi-Ha' en Type 97 'Shinhoto Chi-Ha') |
Bemanning: 4 man |
Type 97 was op het moment van introductie in 1937 een van de beste tanks ter wereld. Het silhouet was laag en compact en de tank had een radioantenne (vaak moesten tanks nog met vlaggen communiceren). De tank had tevens geen moeite met moeilijk begaanbaar terrein. Het penetratievermogen van het Type 90 57mm en Type 97 57mm kanon was echter gering (maximaal ongeveer 20mm). Gezien de ontwikkelingen op tankgebied werd later bij de Japanse legertop duidelijk dat het 57mm wapen te zwak was om nieuwe vijandelijke tanks te vernietigen. In 1939 werd duidelijk tijdens gevechten met Sovjettanks (Slag om Khalkin Gol of Halhin Gol) dat krachtige tankbewapening een vereiste was. Die krachtigere bewapening verscheen in 1942. In dat jaar werd een verbeterde Type 97 Chi-Ha geïntroduceerd met een Type 1 47mm kanon ('Shinhoto Chi-Ha' oftewel Type 97-'Kai'). Die tank had hetzelfde onderstel en romp als Type 97. Mitsubishi ontwikkelde een nieuwe, grotere koepel voor de tank. Granaten uit het Type 1 47mm kanon hadden een mondingssnelheid van achthonderd tot achthonderdtweeëntwintig meter per seconde: veel sneller dan de driehonderd tot driehonderdtachtig meter per seconde van het 57mm Type 90 of Type 97 kanon. Het kanon kon ongeveer 70 mm staal tot op een afstand van honderd meter doorboren en 30 mm staal tot op een afstand van twee kilometer (hoek van negentig graden). Het kanon vuurde 47×285R munitie af tot een maximaal bereik van 6.900 meter. De munitie bestond uit Type 91 'APHE' en Type 1 'HE'. Type 97 werd tot en met 1945 ingezet tegen geallieerde (Amerikaanse en Britse) troepen, met name op eilanden in de Pacific. Verschillende andere voertuigen zijn gebaseerd op het onderstel en de romp van Type 97, waaronder tankjagers, mijnenveegtanks en bulldozers.
Type 97 Shinhoto Chi-Ha tanks werden voor het eerst ingezet tegen Amerikaanse troepen tijdens de slag om Corregidor in 1942. Het 47mm kanon was vooral effectief tegen het pantser van M3 'Stuart' lichte tanks. Alleen de zij- en achterkant van M4 Sherman middelzware tank waren kwetsbaar voor het Japanse 47mm wapen. Tijdens de Slag om Saipan werden zesendertig Type 97 tanks van het 9de Tankregiment ondersteund door Type 95 lichte tanks. De Japanse tankaanval was gericht op het Amerikaanse 6de Marineregiment en werd gestopt door machinegeweren, mortieren, bazooka's, artillerie en marinegeschut. Zelden zette het Japanse leger tanks zo massaal in als tijdens die aanval. Dat kwam door het moeilijk begaanbare terrein van veel eilanden in de Pacific. Tijdens de Slag om Okinawa werden Japanse tanks verslagen door Amerikaanse troepen die ondersteund werden door achthonderd tanks. Tegen de Sovjets in augustus 1945 werden Japanse tanks in grote getale vernietigd omdat zij onvoldoende gepantserd en bewapend waren om het op te nemen tegen Sovjettanks als de T-34 tank en de IS-1 model 1943 en IS-2 model 1944.
Type 97 'Shinhoto Chi-Ha' |
Gewicht: 15.8 ton |
Afmetingen: 5.5 meter lang, 2.38 meter hoog, 2.33 meter breed |
Bepantsering: 25mm maximaal (sommige bronnen noemen 26mm) |
Bewapening: 1 x Type 1 4.7 cm (47mm) kanon (104 granaten), 2 x 7.7mm Type 97 machinegeweer |
Motor: Mitsubishi V-type 12 cilinder (SA12200VD) luchtgekoelde dieselmotor van 170pk |
Snelheid: 38 km/u |
Productieaantal: 930 stuks |
Bemanning: 5 man |
Een van de meest bekende (lichte) Japanse tanks van de jaren dertig is de Type 95 'Ha-Go' (Type 95-tank). Type 95 werd ook wel 'Ke-Go' genoemd. Grote aantallen van die tank werden tussen 1935 en 1943 geproduceerd. De Type 95 'Ha Go' was een van de betere tanks van het Japanse leger. De eerste twee prototypes van de Type 95 werden in 1934 gebouwd door Mitsubishi. De prototypetanks werden getest in China en Japan en kregen de aanduiding ‘Ha-Go’. Meer dan 1.100 Type 95-tanks werden gebouwd tot en met 1943 (sommige bronnen stellen dat productie doorging tot 1945 met een totaal productieaantal van 2.300 stuks). De romp en koepel van de tank waren met bouten versterkt en de bepantsering varieerde in dikte van 6 tot 12mm (mantel 30mm). De bestuurder zat aan de voorkant aan de rechterkant van de romp. Naast hem zat een tankbemanningslid die het Type 97 7.7mm machinegeweer bediende. De koepel was in het midden aangebracht en was uitgerust met een Type 94 37mm kanon (later Type 98). Een tweede Type 97 7.7mm machinegeweer was aan de achterkant van de koepel aangebracht. Aanvankelijk had de Type 95 slechts één Type 91 6.5mm machinegeweer. In totaal waren 2.970 patronen voor de machinegeweren en 119 tot 130 granaten voor het kanon beschikbaar.
Een groot nadeel van de Ha-Go was dat de commandant naast zijn gewone taken het kanon moest bedienen (net zoals in sommige Franse tanks). Tijdens gevechten tegen Chinese troepen was de tank bruikbaar. Echter, tegen Amerikaanse middelzware tanks zoals de M4 Sherman was Type 95 vrijwel nutteloos. Alleen de zijkant en achterkant van de Sherman konden met het Type 94 37mm kanon doorboord worden. Dat kon alleen indien de Type 95 dichtbij stond. De koepel van Type 95 werd handmatig bediend. Sommige late Type 95 modellen waren uitgerust met Type 99 rooklanceerinrichtingen. Type 95 werd gebruikt door infanterie als ondersteuningsvoertuig. Het voertuig was snel en vrij beweeglijk. Opvallend gegeven is dat het interieur van de tank bedekt werd met asbest om te temperatuur in de tank laag te houden en de driekoppige bemanning te beschermen tegen letsel (indien de tank op onverhard terrein reed). Aandrijving van de tank bestond uit acht wielen (twee per bogie, draaistel) aan elke kant en twee toprollers onder de bovenkant van de rupsbanden. Twee grotere wielen bevonden zich aan de voorkant en achterkant van de rupsbanden. Het Type 94 37mm kanon was geschikt om pantsergranaten af te vuren. De tankmunitie bestond aanvankelijk uit Type 94 'APHE' die met een snelheid van 575 meter per seconde (m/s) afgevuurd werd (volgens Japanse schiettesten en andere bronnen had het wapen tot op korte afstand een maximale penetratie van ongeveer 30 mm staal). Later werd iets sterkere tankmunitie ontwikkeld. De Type 95 had vier versnellingen vooruit en één achteruit. Verschillende andere tanks waren gebaseerd op de Type 95, onder andere de Type 2 'Ka-Mi'. Verschillende Japanse tankregimenten werden uitgerust met Type 95 tanks, waaronder de Eerste Onafhankelijke Gemixte Brigade, het Vierde Tankregiment, het Eerste Tankregiment, het Zesde Tankregiment, het Zevende Tankregiment en het Tweede Tankregiment. Verschillende Type 95 tanks zijn tegenwoordig te bezichtigen in musea. Onder andere in 'The Tank Museum' (Bovington, UK).
De Type 95 werd ingezet in Zuidoost-Azië, onder andere in Birma. Britse troepen hadden nauwelijks tanks in Zuidoost-Azië gestationeerd (december 1941). Dat kwam omdat zij van mening waren dat regenwouden grotendeels ondoordringbaar zijn voor tanks. Aanvankelijk waren Type 95 tanks succesvolle voertuigen omdat ze snel en vrij licht waren en daardoor relatief eenvoudig getransporteerd konden worden. Tijdens gevechten met Amerikaanse troepen in 1941 toonde Type 95 aan dat het in staat was om Amerikaanse lichte tanks zoals de M3 'Stuart' te vernietigen. Op 22 december 1941 vielen Type 95 lichte tanks van het Japanse leger (4de Tankregiment) een Amerikaans tankpeleton aan. Dat peleton bestond uit vijf M3 lichte tanks. Type 95 tanks openden het vuur op de Amerikaanse voertuigen en vernietigden een M3 lichte tank. De andere vier Amerikaanse voertuigen werden verschillende keren getroffen toen zij zich terugtrokken. In augustus 1942 werden twee Type 95 tanks gebruikt om de Japanse landingsoperatie op Milne Bay te ondersteunen. Aanvankelijk waren de tanks succesvol omdat Australische kleefbommen niet aan het pantser van de tanks bleven plakken door het vochtige klimaat. Door de hevige regenval konden de Japanse tanks echter niet meer oprukken. Beide tanks kwamen in modder vast te zitten en werden door Japanse troepen achtergelaten. Naarmate de oorlog vorderde werd de Type 95 steeds ongeschikter om het op te nemen tegen nieuwe Britse en Amerikaanse tanks. Zelfs machinegeweerkogels, bijvoorbeeld van de Amerikaanse 12.7mm (.50), bleken in staat het dunne pantser van de tank te doorboren. In 1944 was de Type 95 tank hopeloos verouderd en ongeschikt om het op te nemen tegen Amerikaanse M4 Sherman middelzware of M5 Stuart lichte tanks. Twee jaar eerder, na de introductie van de M4 Sherman, werden op 21 juli tien Type 95 tanks door bazooka's en M4 Sherman tanks vernietigd. Zeven Type 95 tanks werden vernietigd op 24 juli 1942 en vijftien stuks tijdens de Slag om Peleliu op 15 september 1942. Tijdens de slag om Okinawa namen dertien Type 95 en veertien Type 97 tanks het op tegen achthonderd Amerikaanse tanks, waarvan het merendeel M4 Sherman tanks. Veel Japanse tanks gingen verloren.
Type 95 'Ha-Go' |
Gewicht: 7.4-7.7 ton |
Afmetingen: 4.38 meter lang, 2.13-2.18 meter hoog, 2.06-2.07 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 12mm (sommige bronnen noemen 14mm) |
Bewapening: 1 x Type 94 3.7 cm (37mm) kanon of Type 98 3.7 cm (37mm) kanon (119-130 granaten), 1 x Type 91 6.5mm machinegeweer of 2 x Type 97 7.7mm machinegeweer |
Motor: Mitsubishi NVD 6120 luchtgekoelde dieselmotor van 120pk |
Snelheid: 40-45 km/u |
Productieaantal: 2.300 stuks |
Bemanning: 3 man |
Japanse troepen wilden de Type 95 verbeteren. Type 98 'Ke-Ni' werd ontworpen om Type 95 te vervangen. Productie begon pas in 1942. Type 98 had dikker pantser, een sterker kanon, was sneller en had een tweemanskoepel. Een productiecontract werd verleend aan Hino Motoren. In totaal werden 104 Type 98 lichte tanks geproduceerd. De bepantsering van de tank was nog steeds erg dun.
Wat betreft middelzware tanks vormde de Slag bij Khalkin Gol (Halhin Gol) de stimulans tot verdere ontwikkeling van tanks. De eerder genoemde Type 97 'Shinhoto Chi-Ha' was één van de verbeterpogingen. Afgezien van bewapening had die tank 25mm frontaal staal. Die pantserplaten moesten verdikt worden. Een nieuwe tank werd in 1940 voltooid. Het nieuwe model heette Type 1 'Chi-He'. Verbeteringen bestonden uit 50mm frontaal staal dat aan de voorkant van koepel en romp¨was bevestigd. De zijkanten van de tank waren voorzien van 20 tot 25mm staal. De tank werd bewapend met het Type 1 47mm kanon (hetzelfde wapen als Type 97 'Shinhoto Chi-Ha'). Vergeleken met Type 97 was Type 1 iets langer en groter. De motor was tevens krachtiger. Productie van de tank begon pas in 1943 omdat de Japanse marine prioriteit had. Geen enkele Type Chi-He middelzware tank heeft deelgenomen aan gevechten. In totaal werden slechts 170 Type 1 tanks gebouwd.
Type 1 'Chi-He' |
Gewicht: 17.2 ton |
Afmetingen: 5.5 meter lang, 2.38 meter hoog, 2.2 meter breed |
Bepantsering: 25 tot 50mm |
Bewapening: 1 x Type 1 4.7 cm (47mm) kanon, 2 × 7.7mm Type 97 machinegeweer |
Motor: Mitsubishi Type 100 luchtgekoelde V-12 dieselmotor van 240pk |
Snelheid: 44 km/u |
Productieaantal: 170 stuks |
Bemanning: 5 man |
Ondanks de krachtigere bewapening van Type 1 'Chi-He' besloten Japanse ingenieurs met een blik op de toekomst sterkere tanks te produceren. Vergeleken met andere (Europese) landen hadden de Japanse kanonnen een redelijk klein kaliber. Hitler-Duitsland had bijvoorbeeld al sinds 1940 tanks in dienst met 50mm en 75mm kanonnen en introduceerde in 1942 een zware tank met een 88mm kanon (de PzKpfw VI Tiger). De Amerikaanse M4 Sherman toonde aan dat Japanse tanks zeer kwetsbaar waren. Geregeld kwam het tot een krachtmeting tussen die tanks en Japanse lichte en middelzware tanks zoals Type 95 'Ha-Go' en Type 97 'Chi-Ha'. Het dunne pantser van beide modellen kon eenvoudig door het 75mm kanon van de M4 Sherman doorboord worden. Vanaf 1943 sleutelde Japan aan een tank met een 75mm kanon. Een gemodificeerd Type 95 75mm kanon werd aanvankelijk gebruikt als bewapening, daarna een Type 90 75mm kanon (gebaseerd op een Frans ontwerp). De diameter van de koepelring moest worden verbreed en een machinegeweer dat aan de achterkant van de koepel was gemonteerd werd weggelaten om ruimte te reserveren voor munitie. Door vertragingen wat betreft productiemogelijkheden werd pas in 1944 begonnen met massaproductie van de nieuwe tank die Type 3 'Chi-Nu' werd genoemd. Type 3 was gepantserd met 50mm staal aan de voorkant van de romp en de koepel. De motor was een Mitsubishi Type 100 luchtgekoelde V-12 diesel die 240 paardenkracht leverde (hetzelfde model als bij de Type 1 Chi-He tank). Maximale snelheid bedroeg negenendertig kilometer per uur. Slechts honderdvierenveertig Type 3 tanks zijn geproduceerd. Type 3 was gestationeerd op Japanse eilanden om die te verdedigen tegen grondaanvallen (invasies) van geallieerde troepen. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de daarop volgende Japanse capitulatie-ondertekening aan boord van USS Missouri zorgden ervoor dat de tank nooit is ingezet tegen Amerikaanse grondtroepen.
Type 3 'Chi-Nu' |
Gewicht: 19 ton |
Afmetingen: 5.64 meter lang, 2.68 meter hoog, 2.41 meter breed |
Bepantsering: 20 tot 50mm |
Bewapening: 1 x Type 3 7.5 cm (75mm) kanon, 1 × 7.7mm Type 97 machinegeweer |
Motor: Mitsubishi Type 100 luchtgekoelde V-12 dieselmotor van 240pk |
Snelheid: 39 km/u |
Productieaantal: 144-166 stuks |
Bemanning: 5 man |
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog kon Japan tanks niet meer in grote aantallen produceren. De productie van vliegtuigen en schepen vereiste grote hoeveelheden grondstoffen. Daarnaast werden de Japanners op verschillende fronten verslagen door geallieerde troepen. In een wanhoopspoging gaf Japan kostbare grondstoffen en geld uit aan goed gepantserde en bewapende tanks die slechts in kleine aantallen geproduceerd konden worden. 'Te weinig en te laat' was het motto bij de productie van Japanse tanks tussen 1943 en 1945.
Een van de pogingen van Japanse ingenieurs om een zeer krachtige tank te ontwerpen was de Type 4 'Chi-To '. In juli 1943 bezocht een Japanse delegatie Hitler-Duitsland om daar tanks te bezichtigen. De Duitse 'Tiger ' en 'Panther'-tanks maakten grote indruk op de Japanners. Besloten werd om één exemplaar van beide modellen te kopen. Echter, de Duitse voertuigen bereikten nimmer het vasteland van Japan. Oorzaken zijn onbekend. Een geheel nieuwe Japanse tank werd ontworpen die wat bewapening en bepantsering betreft equivalent moest zijn aan genoemde Duitse tanks. De grote koepel van Type 4 bestond uit drie delen. De tank had zeven loopwielen. Het voertuig werd bewapend met een krachtig Type 5 75mm kanon en twee 7.7mm machinegeweren. Granaten uit het kanon konden 75mm staal tot op een afstand van een kilometer doorboren. Het pantser was 75mm dik. Het eerste prototype was voltooid in 1944. Mitsubishi was verantwoordelijk voor productie van de tank. Gebrek aan grondstoffen en geallieerde bombardementen zorgden ervoor dat slechts zes onderstellen werden geproduceerd in 1945. Slechts twee tanks werden voltooid. Beide tanks zagen geen actie. De tanks werden in het Hamana meer (nabij Shizuoka) gedumpt om te voorkomen dat Amerikaanse troepen de tanks in handen kregen. Een van de tanks werd door Amerikaanse soldaten uit het meer gehaald.
Type 4 'Chi-To' |
Gewicht: 30 ton |
Afmetingen: 6.42 meter lang, 2.865 meter hoog, 2.87 meter breed |
Bepantsering: 35 tot 75mm |
Bewapening: 1 x Type 5 7.5 cm (75mm) kanon, 2 x Type 97 7.7mm machinegeweer |
Motor: Mitsubishi AL Type 4 luchtgekoelde V12 dieselmotor van 400pk |
Snelheid: 45-50 km/u |
Productieaantal: 2 stuks |
Bemanning: 5 man |
Andere Japanse prototypetanks of in zeer kleine aantallen geproduceerde tanks waren Type 5 'Chi-Ri' (1 prototype) en de superzware tankserie 'OI' (soms 'O-I' genoemd). Het eerstgenoemde model was een verbeterde Type 4 tank. De tank zou een Type 5 75mm kanon of een 88mm kanon krijgen. De secundaire bewapening bestond uit een 37mm kanon of machinegeweren (6.5 of 7.7mm). Slechts één incompleet exemplaar werd in mei 1945 gefabriceerd. De 'OI' waren Japanse superzware tanks die slechts op papier bestonden. De tanks zouden honderd of honderdtwintig ton moeten wegen en goed bewapend worden. Gezien het gebrek aan grondstoffen in Japan en de toenemende aanvallen van Amerikaanse bommenwerpers op Japanse infrastructuur (onder andere aanvallen op fabrieken) kunnen genoemde projecten als wanhoopspogingen omschreven worden. In feite waren het onzinnige projecten die veel grondstoffen en geld zouden kosten.
Japan ontbrak het na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) aan kennis en ervaring wat betreft tankproductie. Daarom besloot de Japanse legertop om buitenlandse tankmodellen te kopen. Britse en Franse tanks waren de belangrijkste tankaankopen van Japan. De eerste in Japan ontwikkelde tanks waren kopieën van Franse Renault FT-17 en Britse tanks. De aankoop van die tanks zorgde voor de broodnodige kennis om eigen Japanse tanks te kunnen ontwikkelen.
Gebaseerd op een Brits ontwerp (Vickers Medium C) ontstond in 1927 de eerste Japanse tank, de Type 87 Experimentele Tank Nummer 1. Genoemd model was de aanzet tot verdere tankproductie. De Type 89 'I-Go' was de krachtigste middelzware Japanse tank aan het begin van de jaren dertig. Achtereenvolgens werden tussen 1930 en 1940 verschillende tanks geproduceerd waaronder de iconische middelzware tank Type 97 'Chi-Ha' en de lichte tank Type 95 'Ha-Go'. Wat betreft zware tanks werden slechts enkele prototypes gebouwd. Hoge financiële kosten en het ongunstige klimaat van Zuidoost-Azië zorgden ervoor dat die tanks niet in grote aantallen werden geproduceerd. De Japanse tankfilosofie was gebaseerd op de idee dat tanks infanterie moeten ondersteunen. Verkenningstaken horen daarbij. Daarom werd de focus bij tankproductie gelegd op het ontwerp en de bouw van lichte en middelzware tanks. De idee van licht gepantserde voertuigen (tankettes) was aanvankelijk aantrekkelijk, maar raakte al snel op de achtergrond en werd achterwege gelaten. De voertuigen waren te licht gepantserd en bewapend.
Tijdens gevechten tegen Chinese troepen toonden Japanse tanks aan dat ze geschikt waren als offensief wapen. Het ontbreken van krachtige antitankwapens en pantservoertuigen aan Chinese zijde droeg bij aan die illusie. Tijdens gevechten tegen Sovjettroepen tussen 1938 en 1939 nabij Khalkin Gol (Halhin Gol) werd duidelijk dat Japanse tanks niet ononverwinnelijk waren. Sovjettanks die met 45mm kanonnen waren bewapend konden relatief eenvoudig de Japanse pantserplaten doorboren. Het feit dat Japanse tanks destijds in kleine aantallen beschikbaar waren maakte de situatie nog rampzaliger. Verschillende pogingen werden destijds ondernomen om de beschikbare Japanse tanks te verbeteren. Zo werd besloten een 47mm kanon in de middelzware Type 97 tank te installeren. Het wapen was een grote verbetering ten opzichte van oudere wapensystemen zoals het Type 90 57mm kanon dat in de Type 89-tank was geïnstalleerd. Andere Japanse tanks verschenen met krachtigere bewapening en bepantsering. Kosten stegen en hoge productieaantallen werden niet bereikt.
In totaal produceerde Japan 6490 tanks tussen 1931 en 1945. Vergeleken met andere landen zoals de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten of Hitler-Duitsland is dat erg weinig. De Sovjet-Unie en de VS produceerden alleen al van één tanktype 35.000 (T-34 tank) tot 49.000 (M4 Sherman) stuks en Hitler-Duitsland produceerde ongeveer 8.500 tot 9.000 middelzware tanks van het type PzKpfw IV(overige tanks buiten beschouwing gelaten). Zoals eerder genoemd hechtte Japan veel meer aandacht aan vliegtuigen en schepen dan aan tanks. Dat gegeven droeg bij aan de relatief lage productieaantallen. Wat betreft kwaliteit waren Japanse tanks niet 'slecht': soms wisten zij (kleine) successen te boeken tegen geallieerde tanks. Feit is wel dat de meeste Japanse tanks te lang werden ingezet waardoor ze verouderd waren ten opzichte van geallieerde tanks. Het merendeel van de Japanse tanks, vooral de in grote getale geproduceerde Type 95 en Type 97, hadden veel moeite om nieuwe Amerikaanse tanks te vernietigen. Dat kwam door de verouderde bewapening. De meest moderne Japanse tanks werden in te kleine aantallen geproduceerd om een echte bedreiging te vormen voor geallieerde troepen. Die tanks werden door de Japanse legertop 'gereserveerd' voor speciale taken, namelijk het verdedigen van Japan tegen vijandelijke (Amerikaanse) grondaanvallen. De constante druk op Japanse fabrieken en productiefaciliteiten hinderde tank- en wapenproductie. Zodoende werd Japan uitgeput tegen een zowel kwantitatief en (geregeld) kwalitatief superieure tegenstander. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki maakten een einde aan de Japanse tankproductie. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Japanse grondleger uitgerust met Amerikaans oorlogsmateriaal (onder andere met M4A3E8 Sherman tanks en M24 Chaffee tanks). Later (1950-1960) ging Japan weer eigen tanks produceren.
Gemotoriseerd geschut en tankjagers niet meegerekend
De Japanners maakten gebruik van een eigen kalender. De historische Japanse kalender start in 660 voor Christus. Een tank die de aanduiding '89' achter de naam krijgt en in 1929 geïntroduceerd werd verwijst naar het Japanse jaar 2589. Tanks kunnen in hetzelfde jaar geïntroduceerd worden. Om minder verwarring te creëren werden door de Japanners verschillende aanduidingen bedacht zoals 'Chi' (middelzware tank), 'Te' (tankette) en 'Ke' (aanvalskanon)
lichte tanks | middelzware tanks | zware tanks |
Type 95 'Ha-Go' lichte tank - 37 mm kanon | Type 89 'I-Go' middelzware tank - 57mm kanon | Type 91 zware tank - 70mm kanon en machinegeweren |
Type 98 'Ke-Ni' lichte tank - 37mm kanon | Type 97 'Chi-Ha' middelzware tank - 57mm kanon | Type 95 zware tank - 70mm kanon, 37mm kanon of machinegeweren |
Type 4 'Ke-Nu' lichte tank - 57mm kanon | Type 97 'Shinhoto Chi-Ha' middelzware tank - 47mm kanon | OI zware tanks - 105mm kanon, 47mm kanon en machinegeweren |
Type 1 'Chi-He' middelzware tank - 47mm kanon | ||
Type 3 'Chi Nu' middelzware tank - 75mm kanon |
Zie ook: overzicht Japanse tanks